Regeling vervallen per 14-01-2023

Bomenverordening Hof van Twente 2015

Geldend van 10-09-2015 t/m 13-01-2023

Intitulé

Bomenverordening Hof van Twente 2015

De raad van de gemeente Hof van Twente;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op

• artikel 2.2 eerste lid onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

• artikel 147 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de navolgende BOMENVERORDENING HOF VAN TWENTE 2015 onder Intrekking van de Bomenverordening gemeente Hof van Twente 2012.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    boom: een houtachtig, opgaand gewas, zowel levend als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter (omtrek 62,8 cm), gemeten op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.

  • b.

    houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, doorgeschoten hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een natuurlijk bos, een productiebos, een bosje, een bomenrij, een bomengroep, singel-beplanting, een solitaire boom, een struweel of een heg, zowel levend als afgestorven.

  • c.

    monumentale boom: bijzondere beschermwaardige houtopstand met een relatief hoge leeftijd, schoonheid- of zeldzaamheidswaarde, of een bijzondere functie voor de omgeving en opgenomen in de lijst als bedoeld in artikel 3 van deze verordening.

  • d.

    vellen: rooien, kappen, verplanten, afzetten, het snoeien van meer dan 20% van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van vorm-snoeien (knotten, kandelaberen), het ophogen van het maaiveld binnen de kroonprojectie van de houtopstand, het verrichten van handelingen, zowel boven als ondergronds, die de dood, de ernstige beschadiging of de ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

  • e.

    periodiek (bij hakhout): een cyclus van 10-15 jaar bij “natte houtsoorten” (els, wilg, es e.d.) en een cyclus van 15-20 jaar bij “droge houtsoorten”(eik, berk e.d.).

  • f.

    beschermingszone: kroon, stam- en wortelruimte van een boom, inclusief het deel dat voor de toekomstige groei noodzakelijk is.

  • g.

    boomwaarde: de in geld uitgedrukte waarde van een houtopstand zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

  • h.

    beleid: richtlijnen waar bij het maken van beslissingen en handelingen rekening mee moet worden gehouden zoals te vinden in het “Landschapsontwikkelingsplan” en het “Groenstructuurplan”.

  • i.

    Bomen Effect Analyse (BEA): een standaardbeoordeling van de gevolgen van voorgenomen werkzaamheden voor de houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.

  • j.

    Publieke houtopstand: alle bomen van overheden, zoals b.v. gemeente, provincie, water-schap of Rijkswaterstaat.

  • k.

    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • l.

    Bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Artikel 2 Kapverbod houtopstand

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt eveneens voor:

    • a.

      houtopstand die is aangelegd op basis van een her-plant- en instandhoudingsplicht op grond van de artikelen 8 en 9 van deze verordening; ook als sprake is van een kleinere diameter zoals genoemd in sub a van artikel 1 van deze verordening;

    • b.

      houtopstand die is aangelegd op grond van een overeenkomst met een publiekrechtelijk bestuursorgaan;

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstand die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze wordt geëxploiteerd als bedoeld in artikel 15 van de Boswet.

  • 4.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt, met uitzondering van monumentale bomen en publieke houtopstand, verder niet voor:

    • a.

      Bomen op de hierna volgende lijst op voorwaarde dat:

      # De dwarsdoorsnede van de stam niet meer is dan 40 centimeter (omtrek 125,6 cm) gemeten op 1.30 meter hoogte boven het maaiveld

      # De bomen geen onderdeel uitmaken van een groeps-, rij- of singelbeplanting.

Namen van de bomen

  • b.

    Houtopstand die moet worden geveld volgens de Plantenziektewet of volgens een aanschrijving van burgemeester en wethouders, dit onverminderd het bepaalde in de artikelen 8 en 9 van deze verordening.

  • c.

    Het periodiek vellen van hakhout (afzetten) voor de uitvoering van het reguliere onderhoud.

  • d.

    Het periodiek knotten of kandelaberen (vorm-snoeien) als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen voor de uitvoering van het reguliere onderhoud.

  • e.

    Houtopstand, die bij wijze van dunning geveld moet worden uitsluitend als verzorgingsmaatregel voor de bevordering van het voortbestaan van de overblijvende houtopstand zodat binnen drie jaren weer sprake kan zijn van een aaneengesloten kronen-dak.

  • f.

    Coniferenhagen.

Artikel 3 Monumentale bomen en bijzondere houtopstand

  • 1. Burgemeester en wethouders hebben een lijst met monumentale bomen vastgesteld waar geen vergunning voor wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties.

  • 2. De in het eerste lid genoemde lijst bevat in ieder geval de bomen die voorkomen in het landelijk Register van Monumentale Bomen van de Bomenstichting, aangevuld met lokale en toekomstige monumentale bomen en/of andere bijzondere houtopstanden

  • 3. De lijst bevat minimaal de volgende gegevens, voor de te beschermen monumentale boom:

    • -

      redengevende beschrijving;

    • -

      soort boom

    • -

      standplaats

    • -

      kadastrale gegevens

    • -

      eigendomsgegevens

    • -

      foto’s

  • 4. De eigenaar van een houtopstand die vermeld staat op de lijst van monumentale bomen is verplicht burgemeester en wethouders onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen van:

    • a.

      Het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de houtopstand, anders dan door velling op grond van een verleende vergunning.

    • b.

      De dreiging dat de houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

    • c.

      Eigendomsoverdracht van de houtopstand.

  • 5. Burgemeester en wethouders stellen een bijdrageregeling vast voor een tegemoetkoming in de kosten die noodzakelijk zijn voor het duurzaam in standhouden van de monumentale bomen en bijzondere houtopstand.

Artikel 4 Aanvraag

  • 1. De vergunning voor het vellen van een houtopstand moet schriftelijk en gemotiveerd, onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd door of namens, dan wel met toestemming van degene die volgens zakelijk recht of door degene die wegens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken. Alle overige indieningsvereisten staan vermeld in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (MOR) behorend bij de Wabo.

  • 2. Ingeval van een voorgenomen grootschalige bomenkap kan op de situatieschets worden volstaan met het aangeven van het gebied waarbinnen de te kappen bomen staan. Op het aanvraagformulier moet worden aangegeven voor welke boomsoorten en voor welke oppervlakte de aanvraag wordt gedaan. Voor een objectieve beoordeling kan door het bevoegd gezag een herinrichtingsplan worden gevraagd.

  • 3. Bij de aanvraag moet een overzicht van de overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project worden overlegd.

  • 4. In geval van werkzaamheden nabij te behouden bomen kan door het bevoegd gezag een Bomen Effect Analyse (BEA) worden gevraagd.

Artikel 5 Criteria

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan de vergunning om te vellen weigeren of onder voorschriften of beperkingen verlenen.

  • 2.

    En vergunning voor het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 2 lid 1, wordt onder verwijzing naar beleid geweigerd als de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand op basis van één of meer van de volgende waarden:

o natuur- en milieuwaarden;

o landschappelijke waarden;

o cultuurhistorische waarden;

o waarden van stads- en dorpsschoon;

o waarden voor recreatie en leefbaarheid.

  • 3.

    De burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, als sprake is van acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang, onverminderd het bepaalde in artikel 8 en 9.

  • 4.

    Een aanvraag om vergunning voor het vellen van houtopstanden, waarbij schaduwwerking als gevolg van plaatsen, aansluiten, installeren en hebben van zonnepanelen de reden is, zal worden geweigerd indien:

    • -

      De waarden genoemd in het tweede lid van dit artikel van toepassing zijn;

    • -

      Het boombelang in het Groenstructuurplan of het Landschapsontwikkelingsplan of in andere plannen beschreven wordt.

Artikel 6 Intrekking of wijziging

De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • 1.

    als onjuiste of onvolledige gegevens ter verkrijging van de vergunning zijn verstrekt;

  • 2.

    als van het verlenen van de vergunning, op grond van verandering van inzichten of omstandigheden opgetreden na verlening, wijziging of intrekking noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan vergunning is vereist;

  • 3.

    als aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • 4.

    als van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn of indien deze termijn ontbreekt, binnen een redelijke termijn.

Artikel 7 Beperking geldigheidsduur

  • 1. De vergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt als daarvan niet binnen maximaal één jaar na het onherroepelijk zijn van de vergunning gebruik is gemaakt.

  • 2. In bijzondere gevallen kan het bevoegd gezag een andere vervaltermijn stellen.

  • 3. In het geval het een vergunning voor het vellen van meer dan één boom betreft, is de vergunning voor alle bomen slechts één jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één boom of enkele bomen al geveld zijn, behoudens de in het tweede lid gestelde bevoegdheid tot het voorschrijven van een langere termijn.

Artikel 8 Voorschriften

  • 1. Aan de vergunning kan het voorschrift worden verbonden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door bevoegd gezag te geven aanwijzingen, moet worden herplant.

  • 2. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid, wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de her-plant en op welke wijze niet aangeslagen her-plant moet worden vervangen.

  • 3. Als niet ter plaatse kan worden her-plant, kan aan een vergunning tot vellen het voorschrift worden verbonden dat een geldelijke bijdrage gestort moet worden in de gemeentelijke kas onder het product openbaar groen algemeen.

  • 4. Aan de vergunning kan het voorschrift worden verbonden dat pas tot vellen van een houtopstand op en bij werkzaamheden of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan als andere vergunningen, ontheffingen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 5. Aan de vergunning worden aanwijzingen verbonden voor de bescherming van nabijgelegen houtopstand en voorschriften voor de bescherming van in, op en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

  • 6. Aan de vergunning kan het voorschrift worden verbonden tot het opstellen en overleggen van een bomen-effect-analyse (BEA) in geval van werkzaamheden nabij te behouden bomen.

Artikel 9 Her-plant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Als houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Als niet ter plaatse kan worden her-plant wordt een financiële bijdrage gestort in de gemeentelijke kas onder het product openbaar groen algemeen.

  • 3. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na her-plant en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 4. Als het houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • a.

      overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen of;

    • b.

      een Bomen Effect Analyse (BEA) op te stellen en binnen een voorgeschreven termijn in te dienen bij het bevoegd gezag.

  • 5. Bij het periodiek vellen van hakhout bij regulier onderhoud, moet ervoor zorg gedragen worden dat de stobben opnieuw kunnen uitlopen.

  • 6. Om bomen bij werkzaamheden te beschermen moet een boombeschermingszone worden ingesteld. Deze zone moet worden gemarkeerd door het plaatsen van hekken. In de beschermingszone blijft de bestaande situatie in beginsel gehandhaafd. Een bevoegde toezichthouder moet waken over de gestelde beschermingsregels die zijn vastgelegd in werkbestekken.

Artikel 10 Schadevergoeding

Burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een vergunning tot vellen op grond van artikel 17 van de Boswet.

Artikel 11 Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek is vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en nihil voor heggen en heesters.

Artikel 12 Bestrijding van boomziekten

  • 1. Als zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      de houtopstand te vellen;

    • b.

      volgens de richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, als het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3. Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Artikel 13 Bescherming gemeentelijke houtopstand

  • 1. Het is verboden om gemeentelijke houtopstanden:

    • a.

      te beschadigen, te bekladden of te beplakken of;

    • b.

      daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente Hof van Twente opgedragen boomverzorgende taken.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders één of meer voorwerpen in of aan een in lid 1 bedoelde houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen.

Artikel 14 Uitzicht-belemmerende beplanting

De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting welke aan het wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, of op te binden, of te verwijderen na aanschrijving van burgemeester en wethouders, binnen een door hen te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.

Artikel 15 Strafbepaling

  • 1. Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 12, tweede lid is gegeven, evenals diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2. Hij die handelt in strijd met het bij of krachtens artikel 12, tweede lid, artikel 13 eerste en tweede lid bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar worden gemaakt. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

Artikel 16 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders of door de burgemeester aangewezen ambtenaren.

Artikel 17 Opsporing

Met de opsporing van het bepaalde bij of krachtens deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door burgemeester en wethouders of door de burgemeester aangewezen ambtenaren.

Artikel 18 Overgangsbepaling

De vergunningaanvragen die zijn ingediend voor het in artikel 19 lid 2 genoemde tijdstip van inwerkingtreding van de Bomenverordening Hof van Twente 2012, vallen onder de verordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening.

Artikel 19 Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Bomenverordening Hof van Twente 2015”.

  • 2.

    Zij treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking. Op datzelfde tijdstip vervalt de voorgaande bomenverordening “Bomenverordening gemeente Hof van Twente 2012”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente
Hof van Twente d.d. 25 augustus 2015.
De raad van de gemeente Hof van Twente,
de griffier, de voorzitter,
mr. A. Venema drs. H.A.M. Nauta-van Moorsel MPM

Artikelsgewijze toelichting op de Bomenverordening Hof van Twente 2015.

Nb. Niet alle artikelen worden toegelicht.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Boom

Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de onder-grens. De minimale diktemaat is de meest gangbare en meest heldere vorm van afbakening. Voor de maat van minimaal 20 cm is gekozen om invulling te geven aan de wens de hoeveelheid regels en bureaucratie te verminderen en de verantwoordelijkheid en zeggen-schap van burgers en samenleving te versterken. Er wordt voor het kapverbod geen onderscheid gemaakt tussen levende en afgestorven houtopstand. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of bij vergissing een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te behouden vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.

Boomvormer:

Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofd-takken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: kruidachtige - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.

Bomengroep:

Twee of meerdere bomen in groepsverband.

Bomenrij:

Drie of meer bomen in een lijn langs een weg, watergang en/of kavel. Hierbij kunnen in het geval van kleine plantafstanden dunningen voor de instandhouding ervan noodzakelijk zijn.

Bosje:

Bos met bomen en struiken op een perceel kleiner dan tien are.

Bosplantsoen:

Aanplant van jong bos, bestaande uit hoofdzakelijk heesters, struiken en boomvormers.

Hakhout:

Eén of meer bomen of boomvormers, die na het afzetten tot op de stobbe, weer uitlopen en waarbij afzetten voor de instandhouding ervan noodzakelijk is.

Doorgeschoten hakhout:

Hakhout waarbij het periodiek afzetten tenminste één keer niet heeft plaatsgevonden. Deze houtopstand valt daardoor dus weer onder het kapverbod waarvoor een vergunning nodig is.

Heg:

Een lintvormige aanplant van heesters of struiken, al dan niet in een vorm gesnoeid, met een minimale lengte van 3 meter.

Hoofdbomenstructuur:

Vastgestelde opbouw en onderlinge samenhang van houtopstand in een bepaald gebied, in relatie tot het desbetreffende gebied; vastgelegd in het Groenstructuurplan, Landschapsontwikkelingsplan, bestemmingsplan of ander beleidsdocument.

Houtopstand

Dit is het kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de vergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen.

Houtwal:

Lijnvormig beplantingselement met bomen en struiken, waar dunning voor de nstandhouding ervan noodzakelijk is.

(Lint)- begroeiing:

Vanwege de grote ecologische waarde van dergelijke begroeiingen (bijv. een meidoorn- of mispelhaag) is bescherming hiervan noodzaak. Er staat “begroeiing” in plaats van beplanting om ook spontaan opgekomen groen bescherming te bieden.

Natuurlijk bos:

Gevarieerde boom – en struikbegroeiing op een perceel van minimaal tien are, waarbij dunningen voor de instandhouding ervan noodzakelijk zijn.

Productiebos:

Bomen op een perceel voor houtteelt (Bosschap).

Singelbeplanting:

Beplantingsvorm van singels, in vormen van boomvormers, struikvormers of hakhout. Een singelplanting lijkt veel op een houtwal maar heeft geen opgeworpen wal en is vaak wat smaller.

Solitaire boom:

Een volledig vrijstaande boom.

Struweel:

Een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken.

Vellen:

Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is bijvoorbeeld bij kappen of snoeien, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen).

Rooien:

Het met wortel en al verwijderen van een houtopstand.

Kappen:

Het bovengronds omleggen van een houtopstand, waarbij een stobbe achterblijft en waarbij het doel van de handeling gericht is op het definitief verwijderen van de houtopstand.

Verplanten:

Een vorm van rooien, waarbij de betreffende houtopstand elders wordt herplant.

Vormsnoeien:

Knotten, kandelaberen): het verwijderen van uitgelopen takhout op de oude snoeiplaats bij oorspronkelijk als knotboom dan wel als gekandelaberde boom onderhouden bomen.

Afzetten:

Het kappen van de houtopstand tot op de stobben zodat de overblijvende stronken weer kunnen uitlopen. Onder stobbe wordt hier verstaan een afgezaagde stam op 20-60 cm boven het maaiveld. Van belang bij hakhout is met name het ‘regeneratievermogen’ , hiermee wordt niet alleen het herstellend vermogen van de houtopstand op de afgezette stobbe bedoeld, maar ook de concurrentie van hardnekkige (en ongewenste) soorten zoals vogelkers en ratelpopulier.

Deze beconcurrerende soorten dienen bestreden te worden; desnoods handmatig, om het eigenlijke hakhout genoeg herstellend vermogen te bieden. Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals vorm-snoeien of het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het instandhouden door periodieke snoei van de door vorm-snoeien ontstane kroonvorm is niet vergunningplichtig. De eerste keer vorm-snoeien is wel vergunningplichtig omdat er dan nog geen sprake is van een periodiek. Het verwijderen van hoofdwortels, waardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstanden eveneens vergunningplichtig.

Periodiek

In de meeste gevallen wordt de term periodiek gebruikt als hakhout wordt afgezet. Als een houtopstand voor de eerste keer wordt afgezet is er nog geen sprake van een periodiek en is hiervoor een vergunning nodig.

Boomwaarde

De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB, Postbus 1010, 3990 CA Houten, (www.boomtaxateur.nl) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijs-gemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. Het spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.

Bomen Effect Analyse

Waardevolle houtopstanden kunnen (ernstig) beschadigd of vernietigd worden door werkzaamheden nabij de houtopstanden, zoals afgraven of ophogen en uitwisselen van grond, grondbewerking als ploegen of andere bodembewerking, verdichting of verharding van de bodem, aanleg van kabels, leidingen en riolen, opslag van grond, grondstoffen, bouw-materialen en afvalstoffen, lozen van vloeistoffen op en in de bodem, plaatsing van keten, toiletten, betonmolens, voertuigen, machines of tijdelijke bouwwerken, heiwerk, sloop van gebouwen of andere bouwwerken met machines, wijziging van de grondwaterstand door pompen of bronbemaling of andere veranderingen in de waterhuishouding of andere werkzaamheden die van invloed zijn op de groeiplaats van een boom. De Bomen Effect analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boom-technische kwaliteit en garandeert een goede beoor-deling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA moet uitgevoerd worden door een deskundig boomverzorger of boom-technisch adviseur. De resultaten van deze beoor-deling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond de werkzaamheden.

Bevoegd gezag

In de Wabo dient de term “bevoegd gezag” gehanteerd te worden i.p.v. burgemeester en wethouders. De Wabo schrijft voor dat de omgevingsvergunning wordt verleend door één bevoegd gezag en dat één procedure wordt doorlopen met één procedure tot rechtsbescherming mogelijkerwijs in twee instanties.

Artikel 2 Kapverbod houtopstand

Artikel 2 lid 1

Dit verbod is in verschillende opzichten ruimer dan het lijkt. Vellen is meer dan alleen omzagen en een houtopstand is meer dan alleen een boom (zie artikel 1).

Artikel 2 lid 2

Er is in ieder geval een vergunning vereist voor het vellen van houtopstand die in het kader van de herplant- en instandhoudingsplicht is aangelegd, ook als er sprake is van een kleinere diameter zoals genoemd in sub a van artikel 1 van deze verordening. Dit artikel is opgenomen om duidelijk aan te geven dat houtopstand die gehandhaafd moet blijven, maar te jong is om onder de definitie boom te vallen, ook onder het kapverbod valt. Bijvoorbeeld de rood-voor-rood regeling of een exploitatieovereenkomst.

Artikel 2 lid 3

De Boswet is alleen buiten de bebouwde kom van toepassing. De komgrenzen die de gemeente heeft vastgesteld in het kader van de Boswet moeten regelmatig worden bijgesteld vanwege uitbreidingen. De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet beperkt. Voor onderstaande houtopstanden is de gemeenteraad op grond van artikel 15 Boswet niet bevoegd regels op te stellen:

o populieren of wilgen als wegbeplantingen of éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

o fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

o fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

o kweekgoed;

o houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

  • -

    ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

  • -

    ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.

Met de zinsnede “die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd” wordt bedoeld alle hiervoor genoemde uitzonderingen volgens de Memorie van Toelichting op de Boswet. Dit betekent een beperking tot bomen met een aantoonbaar economisch doel en te onderscheiden van sierbomen. Bij vrucht- of fruitbomen, zijn sierbomen die vruchten dragen dus wel vergunningplichtig. Onder het verbod tot vellen valt het houden en de economische exploitatie van (vrucht)bomen niet.

Bepaalde houtopstanden buiten de bebouwde kom kunnen zowel onder de Boswet als onder de bepalingen van de Bomenverordening vallen. Dit betekent dat in die gevallen een formulier “Kap houtopstand” moet worden ingediend bij de Dienst Regelingen (drloket.nl) en dat vergunning moet worden gevraagd aan het gemeentebestuur. Bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen hoeven, indien de houtopstand onder de Boswet valt, naast de melding geen gemeentelijke vergunning aan te vragen. Zij die niet zijn aangesloten bij het Bosschap moeten, indien de houtopstand onder de Boswet valt, zowel een melding doen bij de Dienst Regelingen als ook een gemeentelijke vergunning aanvragen.

Artikel 2 lid 4a

Een aantal boomsoorten mag, onder voorwaarden, zonder vergunning worden gekapt. Deze bomen staan vermeld op de bomenlijst genoemd in dit artikel. Bij de naam Conifeer moet worden opgemerkt dat het gaat om alle tot het geslacht conifeer behorende soorten. Vanwege de vele soorten zijn ze niet allemaal afzonderlijk op te noemen.

Er is geen onderscheid gemaakt tussen bomen binnen of buiten de bebouwde kom. Wel geldt de voorwaarde dat de boom geen onderdeel mag uitmaken van een groeps-, rij- of singelbeplanting. Het gaat in deze bomenlijst om solitaire bomen die vrijwel nooit de status van monumentale boom bereiken.

De voorwaarde dat als de boom deel uitmaakt van een groeps- rij- en/of singelbeplanting biedt voldoende bescherming voor de instandhouding van groenstructuren die bijdragen aan de waarden voor het stads- en dorpsschoon en de landschappelijke waarden. Het hierboven gestelde is niet van toepassing op monumentale bomen en publieke bomen. Voor publieke bomen moet de vergunningplicht blijven gelden. Belanghebbenden kunnen op deze manier bezwaar aantekenen.

Artikel 2 lid 4b

Een rechthebbende van een houtopstand kan door burgemeester en wethouders worden aangeschreven als sprake is van een ziekte die, naar het oordeel van het bevoegd gezag, ernstig gevaar oplevert voor verspreiding dan wel gevaar voor de volksgezondheid. In deze aanschrijving worden de te nemen maatregelen genoemd om dit gevaar te voorkomen dan wel te verminderen en de termijn waarbinnen deze maatregelen moeten worden getroffen.

Artikel 2 lid 4c

Als het gaat om het periodiek vellen (ook wel terugzetten en/of afzetten genoemd) van hakhout is er geen vergunning nodig. Dit moet dan wel een beheersmaatregel zijn die minimaal al één keer eerder heeft plaatsgevonden.

Artikel 2 lid 4d

Het verbod om te kappen geldt niet voor houtopstand die geknot, gekandelaberd of als leibomen (drastisch) wordt gesnoeid. Het moet dan wel om een beheersmaatregel (periodiek onderhoud) gaan die minimaal al één keer eerder heeft plaatsgevonden.

Artikel 2 lid 4e

Het verbod om te kappen geldt niet voor een normale dunning ten behoeve van de overblijvende houtopstand. De voorwaarde dat er binnen drie jaar weer sprake moet zijn van een gesloten kronendak is bedoeld om kaalslag te voorkomen. Voor oude bomen die dicht op elkaar staan, geldt dat deze doorgaans niet voor dunning in aanmerking komen, omdat de situatie vaak al zolang bestaat, dat er geen sprake meer kan zijn van een verzorgings-maatregel.

Artikel 2 lid 4 f.

Het verbod geldt niet voor coniferenhagen omdat een coniferenhaag nog nooit waardevol is gebleken. Voor andere hagen geldt wel een verbod omdat bijvoorbeeld beukenhagen, meidoornhagen en dergelijke mogelijk wél een waarde hebben, bijvoorbeeld een cultuurhistorische of landschappelijke waarde.

Artikel 3 Monumentale bomen en bijzondere houtopstand

Artikel 3 lid 1

De lijst met monumentale bomen bevat bijzondere beschermwaardige bomen en andere houtopstand. De lijst kan houtopstand bevatten met een kleinere dwarsdoorsnede dan in artikel 1 genoemd. Op deze wijze kan (landschappelijk) waardevolle houtopstand, zoals beeldbepalende rhododendrons of magnolia´s of nieuw aangeplante herdenkingsbomen met een kleinere diktemaat toch bescherming genieten. Duurzaam behoud van houtopstand op de lijst van monumentale bomen heeft een hoge prioriteit. De houtopstand is extra beschermd doordat alleen bij hoge uitzondering een vergunning wordt verleend.

Artikel 3 lid 2

Dit artikel bevat een zorgvuldige motivering van de reden(en) waarom de desbetreffende houtopstand is aangewezen als monumentale boom. Een nauwgezette omschrijving voorkomt niet alleen juridische complicaties, maar creëert tevens draagvlak voor het duurzaam in stand houden van deze monumentale bomen.

De beschrijving geeft meer inzicht en duidelijkheid omtrent de natuur-, milieu-, cultuurhistorische- en andere waarden en eventuele bijzondere functies van de houtopstand. Daarnaast is geeft de beschrijving een toetsingskader voor een aanvraag om vergunning, waardoor een besluit beter gemotiveerd kan worden.

Artikel 4 Aanvraag

Artikel 4 lid 1

1.De aanvraag moet schriftelijk worden gedaan volgens een hiertoe landelijk vastgesteld formulier zodat de gemeente inzicht krijgt in alle relevante aspecten. Een situatieschets is verplicht om misverstand over de exacte boom te voorkomen. Indien de aanvraag het gevolg is van een geplande verandering van de situatie is zowel een tekening nodig van de bestaande situatie als van de toekomstige situatie. De indieningsvereisten voor een omgevingsvergunning zijn in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) in hoofdstuk 1 voorgeschreven. Buiten deze indieningsvereisten zijn in hoofdstuk 7 van deze Mor aanvullende indieningsvereisten gesteld. Deze indieningsvereisten tezamen met de in deze verordening genoemde indieningsvereisten maken dat alle informatie aanwezig is om een goede inschatting te maken ten aanzien van de beoordeling van een aanvraag.

Artikel 4 lid 2

Bij grootschalige kap kan soms redelijkerwijs niet worden verlangd dat alle te kappen bomen afzonderlijk op tekening worden aangegeven.

Artikel 4 lid 3

Op deze manier kan een goede inschatting worden gemaakt van het effect van de werkzaamheden op eventueel te behouden nabijgelegen houtopstand.

Artikel 4 lid 4

Voor een toelichting wordt verwezen naar de begripsomschrijvingen. Aanvragers kunnen slechts zijn: eigenaren van of zakelijk gerechtigden van een houtopstand. Zakelijk gerechtig-den zijn in beginsel degenen die een notariële akte kunnen overleggen betreffende een recht van erfpacht, pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of pootrecht betreffende de houtopstand. Huurders hebben een persoonlijk en geen zakelijk recht. Zij moeten dus de schriftelijke toestemming voor de aanvraag om vergunning van de verhuurder, die eigenaar van de houtopstand is, overleggen. De eigenaar van een houtopstand kan bij (huur)overeen-komst of bij machtiging zijn huurders het recht tot omgevingsvergunningaanvraag verlenen. Na ontbinding van de huurovereenkomst is de zaaksgebonden omgevingsvergunning nog van toepassing op het project. Voorschriften van de omgevingsvergunning dienen dan door de eigenaar van het perceel nagekomen te worden.

Artikel 5

Artikel 5 lid 1

Dit artikel bevat de criteria, die in ieder besluit op een aanvraag tot vellen genoemd moeten worden. Deze criteria kunnen in een afwegingsmodel worden geplaatst dat als instrument bij de beoordeling van de aanvraag wordt gehanteerd. De beslissing op de aanvraag moet waar mogelijk verwijzen naar beleidsbesluiten. Ook de door derde-belanghebbenden ingediende zienswijzen moeten meegewogen worden. Er wordt van uitgegaan dat (te) zieke of gevaarlijke bomen altijd voor vergunning in aanmerking zullen komen.

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikelen 3:46- 3:50 en 4:82 – 4:84) dient de motivering van het besluit van burgemeester en wethouders te verwijzen naar gemeentelijke beleidsregels, bestemmings-, groen-, bomen-, of landschapsplannen en bijbehorende (beschermings) categorieën en beleidskaarten.

Artikel 5 lid 2

Natuurwaarde:

In feite is elke houtopstand, zij het in meer of mindere mate, natuurlijk/ecologisch interessant. Een houtopstand is natuurlijk/ecologisch waardevol als deze iets extra’s toevoegt in het ecosysteem of essentieel onderdeel vormt van een bepaalde biotoop. Als een dergelijke houtopstand wegvalt zijn er directe gevolgen voor de omgeving. Voorbeelden zijn o.a. nestelplaats voor (zeldzame) dieren, slaapplaats voor vleermuizen, symbiose met andere flora, etc. De waarde hiervan wordt mede bepaald door de mate waarin de opeenvolging van het ecosysteem zich bevindt. De voornaamste schade betreft in hoofdlijnen het verlies van natuur, de aantasting van kwaliteit ervan en verlies of aantasting van biotopen van aandachtsoorten.

Milieuwaarde:

Een houtopstand met milieuwaarde zal bij het wegvallen (kappen) effect(en) hebben op het milieu. Een voorbeeld: bij het verdwijnen van enkele bomen in een straat verdwijnt er een filter. Uit jurisprudentie blijkt dat bomen een zuiverende werking hebben. Hierbij wordt niet eens zozeer de zuurstofvoorziening bedoeld maar het daadwerkelijk filteren van de lucht. Het is aangetoond dat bomen stofdeeltjes uit de lucht halen. Deze slaan op de bomen neer.Met milieuwaarde wordt daarnaast bedoeld de effecten die de houtopstand heeft op de natuurlijke omstandigheden eromheen zoals bodem, water en lucht. Geluidhinder en verdroging worden ook gezien als aantasting van de milieuwaarde/-kwaliteit.

Landschappelijke waarde:

Bomen hebben een belangrijke landschappelijke betekenis. Ze geven een extra dimensie aan het landschap. Hierbij valt te denken aan solitaire bomen, bomen in struwelen, bossen, houtwallen, etc. Deze uiterlijke dimensie is echter aan het achteruitgaan. Het landschap verarmt. Het wordt eenvoudiger en het eigen karakter en herkenbaarheid vervagen. Verschillende typerende landschapselementen zoals heggen en houtwallen verdwijnen.

Van grote invloed hierop is de toenemende intensivering en schaalvergroting van het grondgebruik. Het tempo waarin de achteruitgang van de natuur en het landschap plaatsvindt en dus ook het verdwijnen van de bomen, moet middels deze weigeringsgrond minder sterk afnemen. Voor de exacte omschrijvingen van de diverse landschapstypen in de Hof van Twente moet het Landschapsontwikkelingsplan worden geraadpleegd.

Cultuurhistorische waarde:

Cultuurhistorische waarden zijn apart opgenomen omdat en kleine of reguliere boom op een bepaalde plaats het behouden waard kan zijn vanwege de historische betekenis. De waarde kan voortvloeien uit de functie die het heeft in het landschap, de omstandigheden waarin een element is aangeplant zolang het maar door menselijke activiteiten is ontstaan. Een boom is cultuurhistorisch waardevol als deze een rol van betekenis speelt in de geschiedenis van zijn omgeving. Te denken valt hier aan bomen die herinneren aan gebeurtenissen of bomen die een bepaald punt markeren.

Waarden van stads- en dorpsschoon:

Deze weigeringsgrond heeft betrekking op de boom die als element onderdeel uitmaakt van de (architectonische) hoofd- of nevenstructuur in het groen.

Hierbij moet worden bepaald of de boom te vervangen is. Kan een ander exemplaar op deze plaats of in zijn directe omgeving de functie overnemen, of vervalt bij het weghalen kan de boom ook de groeiplaats voor een nieuwe boom.

Het gemeentelijk Groenstructuurplan vervult hierbij een belangrijke rol omdat daarin de waarde van de boom als structuurelement wordt aangegeven. Hier wordt dus nadrukkelijk naar verwezen wanneer er een vergunning wordt verleend of geweigerd.

De (letterlijke) schoonheid van een boom of de esthetische waarde wordt bepaald door de criteria vorm, omvang en standplaats. Omdat dit een kwestie van smaak is, zal hier een zorgvuldig oordeel over gegeven moeten worden. In vergelijking met andere bomen zal een boom die waardevol is voor het stads- en dorpsschoon meer dan gemiddeld moeten scoren om het predicaat waardevol te krijgen.

Waarden voor de recreatie en de leefbaarheid:

Men kan hier bijvoorbeeld denken aan bomen die algemeen gewaardeerd worden om hun schaduw, bomen die een (onbedoelde) speelfunctie hebben, etc. De waarde wordt bepaald door de mate waarin de boom onderdeel uitmaakt van de recreatieve situatie of leefbaarheid.

Artikel 5 lid 3

Direct vellen als gevolg van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid is bedoeld om aan te sluiten bij de bevoegdheden van de burgemeester op grond van de artikelen 173 en 175 van de Gemeentewet.

Artikel 5 lid 4

In alle gevallen waarbij een kapvergunning voor een houtopstand wordt aangevraagd die een waarde heeft zoals genoemd in lid 2 van artikel 5, wordt een kapvergunning geweigerd. De waardebepaling zoals genoemd in lid 2 van artikel 5 kan zijn beschreven in gemeentelijke beleidsplannen zoals het Groenstructuurplan of het Landschapsontwikkelingsplan. De waarde kan daarnaast beschreven staan in bijvoorbeeld – al dan niet toekomstige – bestemmings-plannen, structuurplannen, of beheersplannen.

Artikel 6 Intrekking of wijziging

In dit artikel zijn de gronden aangegeven voor intrekking, wijziging van de vergunning die gelden voor vergunning van deze verordening (art. 2.31 lid 2 Wabo). De intrekking van de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand- indien sprake van een sanctie- is geregeld in hoofdstuk 5 van de Wabo. Het gezag dat bevoegd is een omgevingsvergunning te verlenen kan deze geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

Artikel 6 lid 1

De omgevingsvergunning is verleend op grond van onjuiste of onvolledige opgave.

Artikel 6 lid 2

Tevens is het mogelijk op grond van artikel 2.33, eerste lid onder e Wabo de vergunning die van rechtswege is verleend in te trekken indien deze betrekking heeft op een activiteit die ontoelaatbaar ernstige nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving heeft of dreigt te hebben en het opleggen van voorschriften daar geen oplossing voor biedt (art. 2.31, eerste lid, aanhef en onder c, Wabo).

Artikel 6 lid 3

Niet in overeenstemming met de omgevingsvergunning is of wordt gehandeld.

De aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nageleefd. De houder van de omgevingsvergunning de voor hem geldende regels niet naleeft (art. 5.19 lid 1 Wabo).

Artikel 7 Beperking geldigheidsduur

Dit artikel blijkt nodig te zijn om misbruik van oude vergunningen tegen te gaan omdat na verloop van tijd de situatie kan wijzigen waardoor er een andere beoordeling volgt.

Artikel 8 Voorschriften

De voorschriften moeten concreet worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort en grootte. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de her-plantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de her-plantplicht noodzakelijk is. De omgevingsvergun-ning heeft een zaaksgebonden karakter (art. 2.25 Wabo). Om die reden is de vergunninghouder niet degene aan wie de vergunning wordt verleend maar degene die verantwoordelijk is voor de uitvoering. De naleving van de voorschriften m.b.t. her-plant, valt daarom tevens onder zijn verantwoording. Wanneer de vergunning gelding krijgt voor een ander dan de aanvrager of houder van de vergunning moet dit tenminste een maand van tevoren aan het bevoegd gezag worden meegedeeld. (zie hiervoor het Besluit omgevingsrecht artikel 4.8 (Bor).

Dit onder vermelding van:

o naam en adres vergunninghouder- of aanvrager

o de omgevingsvergunning of omgevingsvergunningen krachtens welke de activiteiten worden verricht;

o de naam, het adres en het telefoonnummer van degene voor wie de omgevingsvergunning zal gaan gelden;

o de contactpersoon van degene voor wie de omgevingsvergunning zal gaan gelden;

o het beoogde tijdstip dat de omgevingsvergunning zal gaan gelden voor de onder punt 3 bedoelde persoon.

Artikel 9 Her-plant-/instandhoudingsplicht

Her-plantvoorschriften zijn concreet en eenduidig en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie, en plantwijze voorschrijven. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van de her-plant.

Burgemeester en wethouders bepalen de hoogte van de financiële bijdrage. Her-plant zal zo nabij mogelijk worden uitgevoerd. Artikel 5:18 Wabo biedt de mogelijkheid, indien sprake is van een herstel- of instandhoudingsactie van het velverbod, onder oplegging van last onder bestuursdwang of onder oplegging last onder dwangsom, bij het besluit tot her-plantverplichting tevens te bepalen dat de uitvoering van het besluit tevens geldt voor de rechtsopvolger.

Artikel 10 Schadevergoeding

De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten.

Artikel 11 Afstand van de erfgrenslijn

De leden één en twee van artikel 42 Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek geeft het bekende verwijderingsrecht voor bomen binnen twee meter en heesters en hagen binnen een halve meter van de erfgrenslijn. Maar in artikel 5:42 lid 2 is in afwijking van het oude B.W. toegevoegd: "tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten". Daarom is in deze modelverordening dit artikel toegevoegd dat de erfgrensafstand aanzienlijk verkleind. Met "nihil" voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken. Vele bomen en heesters zullen door deze afstandsverkleining beter beschermd worden.

Artikel 12 Bestrijding van boomziekten

Dit artikel is bedoeld om besmettelijke boomziekten zoals de iepziekte adequaat te kunnen bestrijden. Belangrijk is dat verspreiding van potentieel broedhout en de besmetting wordt voorkomen. In het derde lid is een bijzondere bestuursdwangbevoegdheid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuursdwangbevoegdheid opgenomen vanwege de ernst van de zaak en noodzaak snel te kunnen handelen.

Artikel 15 Strafbepaling

De Wabo verbiedt in artikel 2.3 het handelen in strijd met een voorschrift uit een omgevingsvergunning. Door artikel 5.4 Invoeringswet Wabo is het handelen zonder omgevingsver-gunning f het handelen in strijd met een omgevingsvergunning strafbaar gesteld in de Wet economische delicten.

Om die reden zijn de strafbepalingen van artikel 15 van deze verordening niet van toepassing op dergelijk handelen. Overtreding van artikel 2 lid 1 en lid 2 en overtreding van voorschriften op grond van artikel 8 van de verordening heeft als strafmaat een hechtenis van maximaal 6 maanden, taakstraf en/of een geldboete tot maximaal € 18.500,- (artikel 6 Wet economische delicten).

De boomwaarde kan verhogend op de geldboete werken. Indien de boomwaarde hoger is dan een vierde gedeelte van € 18.500,- kan een geldboete worden opgelegd van maximaal € 74.000. De op grond van artikel 15 ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen of houtopstand.

Artikel 16 Toezichthouders

Voor het toezicht op de naleving en het toezicht op de uitvoering en handhaving van het verbod een houtopstand te vellen of te doen vellen zonder omgevingsvergunning (art. Wabo) zijn de aangewezen toezichthouders bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner.

Hierbij dienen toezichthouders tevens te beschikken over een machtiging met toestemming tot betreden verstrekt door burgemeester en wethouders.