Regeling vervallen per 12-01-2012

Maatregelenverordening WWB, IOAW/IOAZ 2010

Geldend van 01-07-2010 t/m 11-01-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2010

Intitulé

MaatregelenverordeningWWB/IOAW/IOAZ 2010 

De raad van de gemeente Hof van Twente;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

 

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en artikel 18 van de Wet werk en bijstand;

 

gelet op artikel 35, eerste lid, onderdeel b, en artikel 20, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

 

gelet op artikel 35, eerste lid, onderdeel b, en artikel 20, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

 

besluit:

vast te stellen de navolgende MaatregelenverordeningWWB/IOAW/IOAZ 2010  onder intrekking van de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2009.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), Wet inkomensvoorziening ouder en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). 

  • 2.

    Deze verordening verstaat onder:

  • a. de wet: de Wet werk en bijstand of de Wet inkomensvoorziening ouder en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • b. uitkering: de uitkering als bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 2 en 3 en hoofdstuk 4, paragraaf 1 van de WWB of de uitkering als bedoeld in artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ;

  • c. uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm danwel de netto grondslag als bedoeld in artikel 5, lid 3 tot en met 5 IOAW/IOAZ;

  • d. trajectplan: een individueel plan, gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces of deelname aan sociale activiteiten;uitkeringsgerechtigde: degene die een uitkering ontvangt of heeft ontvangen in de periode waarop de maatregelenwaardige gedraging betrekking heeft;

Hoofdstuk 2 Bepalingen aangaande het verlagen van de uitkering

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Als de uitkeringsgerechtigde naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of de artikel 30c, tweede lid en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

  • 2.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

  • 1.

    De maatregel wordt toegepast op de netto uitkeringsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien:

  • a.  aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12  van de WWB; of

  • b.  de verwijtbare gedraging van belanghebbende, in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de uitkering wordt verlaagd, het bedrag waarmee de uitkering wordt verlaagd uitgaande van de netto uitkeringsnorm en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 5 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

  • a.  elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

  • b.  de gedraging heeft plaatsgevonden meer dan één jaar vóór constatering ervan door het college, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een uitkering is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden. 

  • 2.

    Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3.

    Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 6 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkeringsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering of de bijzondere bijstand nog niet is uitbetaald.

  • 3.

    Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk na drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen.

Artikel 7 Samenloop van gedragingen

Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.

Hoofdstuk 3 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 8 Indeling in categorieën

  • 1.

    Categorie I      Verlaging 5%

    Bij de volgende gedragingen wordt de uitkering verlaagd met 5% van de uitkeringsnorm gedurende 1 maand:

  • a. het zich –bij herhaling- niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Werkplein, dan wel de inschrijving -bij herhaling- niet of niet tijdig verlengen;

  • b. het niet binnen een door het college gestelde termijn ondertekenen of het niet aan het college retourneren van een exemplaar van een trajectplan.

  • 2.

    Categorie II      Verlaging 10%

  • Bij de volgende gedragingen wordt de uitkering verlaagd met 10% van de uitkeringsnorm gedurende 1 maand:

  • a.  het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

  • b.  het niet, dan  wel niet tijdig voldoen aan een oproep om in verband met de arbeidsinschakeling op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

  • c.  het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling of een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding;

  • d.  het later terugkeren van vakantie dan ingevolge artikel 13, eerste lid, onderdeel d van de WWB danwel artikel 6, eerste lid, onderdeel a van de IOAW danwel artikel 6, derde  lid, onderdeel b van de IOAZ is toegestaan, terwijl men niet is vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen.

  • 3

    Categorie III      Verlaging 20%

    Bij de volgende gedragingen wordt de uitkering verlaagd met 20% van de uitkeringsnorm gedurende 1 maand:

  • a. gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren;

  • b. het niet dan wel in onvoldoende mate nakomen van de verplichting gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de WWB danwel artikel 37, eerste lid, onder e van de IOAW/IOAZ.

  • c. Het later terugkeren van vakantie als bedoeld in artikel 8, lid 2, onder d, van deze verordening en waarbij het reïntegratie- of integratietraject wordt geschaad.

  • 4.

    Categorie IV      Verlaging 50%

  • Bij de volgende gedragingen wordt de uitkering bij de doelgroep uitkeringsgerechtigden zonder startkwalificatie en/of arbeidsverleden verlaagd met 50% van de uitkeringsnorm gedurende 1 maand:

  • a.  het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

  • b.  gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren;

  • c.  het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de

  • mogelijkheden tot arbeidsinschakeling of een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding;

  • d.  het niet dan wel in onvoldoende mate nakomen van de verplichting gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 8, lid 3, onder b, van deze verordening.

  • 5.

    Categorie V      Verlaging 100%

  • Bij de volgende gedragingen wordt de uitkering verlaagd met 100% van de uitkeringsnorm gedurende 1 maand:

  • a.  het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • b.  het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • c.  het (vanaf de aanvangsdatum van de uitkering) volharden in het geen gebruik maken van de aangeboden voorziening gericht op arbeidsintegratie.

  • d.  het niet dan wel in onvoldoende mate nakomen van de verplichting  gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling met daaraan gekoppeld een reële kans op algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 6.

    De duur van de maatregelen als bedoeld in het eerste tot en met het vijfde lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, lid 2.

Artikel 9 Zorgtraject

Wanneer de WWB-uitkeringsgerechtigde niet dan wel in onvoldoende mate meewerkt aan de verplichting verbonden aan een zorgtraject als bedoeld in artikel 55 van de WWB stemt het college de bijstand hierop af. Het percentage en de duur van de verlaging zullen al naar gelang de ernst van de gedraging, overeenkomstig de verlaging genoemd in de artikel 8, lid 2 en 3 van deze verordening, plaatsvinden.

Hoofdstuk 4 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 10 Te laat verstrekken van gegevens

  • 1.

    Indien een uitkeringsgerechtigde de verplichting op grond van artikel 17 van de WWB danwel artikel 13 van de IOAW/IOAZ niet  tijdig is nagekomen, wordt een maatregel opgelegd van 5% van de uitkeringsnorm gedurende een maand.

  • 2.

    De duur van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.  

  • 3.

    Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Artikel 11 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de uitkering

  • 1.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de WWB danwel artikel 13 van de IOAW/IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2, lid 2, wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

  • a.  bij een benadelingsbedrag tot € 1000,-: 10% van de uitkeringsnorm gedurende een maand;

  • b.  bij een benadelingsbedrag van € 1000,- tot € 2000,-: 20% van de uitkeringsnorm gedurende een maand;

  • c.  bij een benadelingsbedrag van € 2000,- tot € 4000,-: 40% van de uitkeringsnorm gedurende een maand;

  • d.  bij een benadelingsbedrag van € 4000,- of meer: 100% van de uitkeringsnorm gedurende een maand.

  • 3.

    Indien de maatregel niet of niet volledig kan worden opgelegd over de periode dat de gedraging heeft plaatsgevonden, wordt deze maatregel opgelegd op het toekomstige recht op uitkering tot maximaal één jaar na de einddatum van de uitkeringsperiode waarin de gedraging heeft plaatsgevonden.

Artikel 12 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de uitkering

  • 1.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de WWB danwel artikel 13 van de IOAW/IOAZ niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 2, tweede lid, 5% van de uitkering gedurende een maand.

  • 2.

    Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

 

Hoofdstuk 5 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 13 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1.

    Indien een WWB-uitkeringsgerechtigde een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de WWB, wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

    a. bij een benadelingsbedrag tot € 1000,-: 10% van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    b. bij een benadelingsbedrag van € 1000,- tot € 2000,-: 20% van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    c. bij een benadelingsbedrag van € 2000,- tot € 4000,-: 40% van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    d. bij een benadelingsbedrag van € 4000,- of meer: 100% van de bijstandsnorm gedurende een maand.

Artikel 14 Zeer ernstige misdragingen

Indien een uitkeringsgerechtigde zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de WWB, danwel artikel 20, lid 2 van de Ioaw/Ioaz, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel opgelegd van minimaal 20% en maximaal 100% van de uitkeringsnorm gedurende een maand.

Artikel 15 Het handhavingsbeleid

Het college biedt periodiek een handhavingsplan aan de gemeenteraad aan met daarin het te voeren beleid op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand/IOAW/IOAZ en de te verwachten resultaten.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 16 De inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Maatregelenverordening WWB/IOAW/IOAZ 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hof van Twente d.d. 16 november 2010.
 
 
 
 
De raad van de gemeente Hof van Twente,
de griffier,                        de voorzitter,
 
 
A.W. Averink                        H. Kok
 

Toelichting

Bijlage Maatregelenverordening WWB/IOAW/IOAZ