Re-integratieverordening Hof van Twente 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Re-integratieverordening Hof van Twente 2020

De raad van de gemeente Hof van Twente;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op de artikelen 6 tweede lid, 7 eerste lid aanheft en onder a, 8a eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e, en tweede lid, 10a zesde lid en 10b vierde lid, van de Participatiewet;

besluit:

1. de re-integratieverordening Participatiewet gemeente Hof van Twente 2018 per 1 januari 2020 in te trekken;

2. vast te stellen de navolgende RE-INTEGRATIE VERORDENING HOF VAN TWENTE 2020 en in werking te laten treden op 1 januari 2020.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. de wet: de Participatiewet;

b. doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet;

c. grote afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar;

d. korte afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen één jaar.

HOOFDSTUK 2 BELEID EN FINANCIËN

Artikel 2 Evenwichtige verdeling en financiering

1. Het college kan ondersteuning bieden aan een persoon die behoort tot de doelgroep. deze ondersteuning is gericht op hetzij maatschappelijke participatie hetzij arbeidsinschakeling.

2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen, biedt het college maatwerk. Daarbij maakt het college de afweging of de voorziening, gelet op de omstandigheden, de mogelijkheden, capaciteiten en wensen van de belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op maatschappelijke participatie of inschakeling in arbeid. Het vastgestelde re-integratietraject wordt vastgelegd in een plan van aanpak.

3. Het college rapporteert jaarlijks aan de gemeenteraad de doeltreffendheid van het beleid.

Artikel 3 Budget en subsidieplafonds

1. Het college kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

HOOFDSTUK 3 VOORZIENINGEN

Artikel 4 Proefplaatsing

1. Het college kan een persoon, die behoort tot de doelgroep een proefplaats gericht op arbeidsinschakeling aanbieden voor zover dit gezien zijn afstand tot de arbeidsmarkt passend is.

2. Het doel van een proefplaats is het beoordelen of een persoon voldoende competenties heeft voor een beoogde arbeidsplaats.

3. De duur van de proefplaatsing is maximaal 3 maanden.

4. Er wordt een schriftelijke overeenkomst opgesteld met de beoogde werkgever en de persoon die op de proefplaats wordt geplaatst. In de overeenkomst worden de invulling van de proefplaats en de wijze van begeleiding vastgelegd.

5. Het college vergewist zich ervan voor de plaatsing dat de aansprakelijkheids- en de ongevallenrisico’s ten behoeve van de persoon zijn afgedekt.

Artikel 5 Werkervaringsplaats

1. Het college kan een persoon een werkervaringsplaats gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als deze:

a. behoort tot de doelgroep, en

b. een afstand tot de arbeidsmarkt heeft door langdurige werkloosheid.

2. Het doel van een werkervaringsplaats is het opdoen van werkervaring en/of het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

3. De duur van de werkervaringsplaats is maximaal 3 maanden en kan éénmalig met maximaal 3 maanden bij dezelfde werkgever worden verlengd.

4. Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

5. Met de werkgever die de werkervaringsplaats aanbiedt en de persoon die de werkervaringsplaats gaat invullen wordt een schriftelijke overeenkomst opgesteld. In de overeenkomst worden in ieder geval vastgelegd:

a. doel(en) van de werkervaringsplaats,

b. duur van de werkervaringsplaats en

c. de wijze waarop begeleiding plaatsvindt.

Artikel 6 Detacheringsbaan

1. Het college kan zorgen voor toeleiding van een persoon die behoort tot de doelgroep naar een dienstverband met een werkgever, gericht op arbeidsinschakeling.

2. De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een onderneming. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de werkgever en inlenende organisatie als tussen de werknemer en inlenende organisatie.

3. Een werknemer wordt uitsluitend geplaatst als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

Artikel 7 Scholing

1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep scholing aanbieden.

2. Scholing voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

a. De persoon moet de mogelijkheden en capaciteiten hebben om de scholing binnen de gestelde termijn met goed gevolg te kunnen afronden, en

b. De scholing vergroot de kansen op de arbeidsmarkt.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, lid 3, sub a van de wet.

Artikel 8 Loonkostensubsidie

1. Het college stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie.

2. Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht:

a. een persoon behoort tot de doelgroep conform artikel 7, lid 1, sub a of de doelgroep zoals beschreven in artikel 10d, lid 2 van de wet,

b. die persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, dan wel daaraan gerelateerd met deeltijdarbeid het minimum uurloon te verdienen, en

c. die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.

3. Het college laat zich bij de vaststelling of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort adviseren door een externe deskundige. Deze adviseur neemt daarbij de in het tweede lid neergelegde criteria in acht.

4. Het college verstrekt de subsidie alleen als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

5. Een deskundige adviseert het college op basis van een gevalideerde methode over de vaststelling van de loonwaarde van een persoon. De deskundige neemt daarbij de in het vijfde lid bedoelde voorschriften in acht.

6. Het college kan in overleg met de werkgever overeenkomen dat de vaststelling van de loonwaarde van een persoon gedurende maximaal de eerste zes maanden van de dienstbetrekking achterwege kan blijven (artikel 10d, lid 1, sub b van de wet en artikel 10d, lid 5 van de wet) en in deze periode een forfaitaire loonkostensubsidie verstrekken.

Artikel 9 No riskpolis

1. Het college attendeert werkgevers bij de plaatsing van personen met een arbeidsbeperking, die zijn opgenomen in het doelgroepregister Banenafspraak of een indicatie beschut werk hebben op de mogelijkheden om in geval van ziekte van de werknemer gebruik te maken van de no riskpolis van het UWV.

2. Indien na plaatsing van een persoon bij een werkgever blijkt dat sprake is van verminderde loonwaarde, informeert het college hierover het UWV, zodat de persoon wordt opgenomen in het doelgroepregister en de werkgever gebruik kan maken van de noriskpolis van het UWV.

Artikel 10 Jobcoaching

1. Aan een persoon die ingevolge artikel 6, eerste lid onder e van de wet behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of een persoon met een structurele functionele beperking kan het college persoonlijke ondersteuning (jobcoaching) aanbieden. Het gaat dan om ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken in de vorm van begeleiding op de werkplek indien hij zonder deze persoonlijke ondersteuning in redelijkheid niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.

2. Het college stelt ten aanzien van de jobcoaching nadere regels vast met betrekking tot onder meer duur en omvang van de ondersteuning.

Artikel 11 Werkplekaanpassing

1. Het college kan voor een werknemer met een structurele functionele lichamelijke arbeidsbeperking bij een werkgever een werkplekaanpassing realiseren dan wel de kosten van de aanpassing aan de werkgever vergoeden als de kosten in verhouding staan tot de duur en omvang van de arbeidsovereenkomst.

2. Een aanpassing of een vergoeding, als bedoeld in het eerste lid, wordt niet gerealiseerd voor zover de werkgever een vergoeding kan aanvragen bij een andere instantie of van de werkgever redelijkerwijs verwacht kan worden dat hij de werkplekaanpassing zelf financiert of de afschrijvingstermijn van een eerder verstrekte identieke werkplekaanpassing nog niet is verstreken.

Artikel 12 Ondersteuning bij leer-werktraject

Het college kan ondersteuning aanbieden aan een persoon uit de doelgroep ten aanzien van wie het college van oordeel is dat een leer-werktraject nodig is, voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen betreft:

a. van zestien of zeventien jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, of

b. van achttien tot zevenentwintig jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald.

Artikel 13 Maatschappelijke participatie (sociale activering)

1. Het college kan een persoon met een lange afstand tot de arbeidsmarkt die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van maatschappelijke participatie.

2. Het college stemt de duur en omvang van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

Artikel 14 Participatieplaats

1. Het college kan een persoon met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de wet onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.

2. Het college vult deze mogelijkheid in, volgens de in artikel 13 genoemde maatschappelijke participatie.

Artikel 15 Participatievoorziening beschut werk

1. Het college biedt ambtshalve of op verzoek de participatievoorziening beschut werk aan, aan een persoon van wie is vastgesteld dat deze door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat hij/zij alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, en deze persoon behoort tot de doelgroep zoals omschreven in art. 7 lid 1 sub a of artikel 10b sub 1 van de wet.

2. Het college gaat voor de realisatie en invulling van beschut werk uit van de door de rijksoverheid vastgestelde minimum taakstelling, tenzij de raad een besluit neemt tot beschikbaarstelling van (en hoeveel) additionele plekken voor beschut werk. In verband hiermee informeert het college de raad over de stand van zaken met betrekking tot beschut werk in de jaarlijkse rapportage als bedoeld in artikel 2 lid 4.

3. Het college draagt zorg voor het beheer van de wachtlijst van de door het UWV geïndiceerde ingezetenen die geen beschutte dienstbetrekking hebben en beschikbaar zijn om een dergelijke dienstbetrekking te aanvaarden, en stelt hiervoor nadere regels vast.

4. Het college kan uit de personen uit de doelgroep een voorselectie maken en wint bij het UWV advies in voor de beoordeling of zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Het college selecteert voor deze beoordeling uitsluitend personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

5. Om de in artikel 10b, eerste lid, van de wet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken worden de volgende ondersteunende voorzieningen op de arbeidsinschakeling aangeboden:

a. fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving,

b. uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

6. Voor zover nodig worden de volgende voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling aangeboden tot het moment dat de dienstbetrekking beschut werk aanvangt:

a. deelname aan vrijwilligerswerk,

b. (arbeidsmatige) dagbesteding in de zin van de wet Wmo 2015,

c. scholing als bedoeld in artikel 7,

d. maatschappelijke participatie als bedoeld in artikel 13,

e. of andere voorzieningen die bijdragen aan het participeren in de samenleving.

Artikel 16 Uitstroompremie

1. Het college kan eenmalig een uitstroompremie toekennen aan een persoon die:

- een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft,

- die behoort tot de doelgroep,

- die ten minste gedurende 6 maanden uitstroomt naar algemeen geaccepteerde arbeid en daardoor niet langer recht heeft op een uitkering en

- die gedurende een aaneengesloten periode van 12 maanden of langer een beroep heeft gedaan op een uitkering inzake de wet.

2. Het college stelt nadere regels over de hoogte alsmede de voorwaarden waaronder de premie zoals bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening Hof van Twente 2020.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020 onder gelijktijdige intrekking van de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Hof van Twente 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hof van Twente d.d. 17 december 2019.

De raad van Hof van Twente,

de plv. griffier, de voorzitter,

H.M. Meerman drs. H.A.M. Nauta-van Moorsel MPM