Regeling vervallen per 01-03-2012

Bomenverordening gemeente Hof van Twente 2006

Geldend van 25-05-2006 t/m 29-02-2012

Intitulé

Bomenverordening gemeente Hof van Twente 2006

De raad van de gemeente Hof van Twente;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

besluit:

1. in te trekken de Bomenverordening die is vastgesteld op 11 september 2001;

2. vast te stellen de Bomenverordening gemeente Hof van Twente 2006.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    boom: een houtachtig, overblijvend gewas, zowel vitaal als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.

  • b.

    houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een heg, met de onder sub a genoemde minimale dwarsdoorsnede;

  • c.

    monumentale boom: bijzondere beschermwaardige houtopstand met een relatief hoge leeftijd en met een bijzondere schoonheid- of zeldzaamheidswaarde, of een bijzondere functie voor de omgeving;

  • d.

    hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw uit de stronk (20 – 60 cm boven maaiveld) uitlopen;

  • e.

    periodiek (bij hakhout): Bij ‘natte houtsoorten’ (Els, Wilg Es, e.d.) een cyclus van 10 – 15 jaar en bij ‘droge houtsoorten’ (Eik, Berk, e.d.) een cyclus van 15 – 20 jaar;f. knotten/kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

  • f.

    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;

  • h.

    boomwaarde: de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen;

  • i.

    landbouwgrond: gronden in gebruik voor de landbouw als bedoeld in artikel 1 van de Landbouwwet;

  • j.

    vellen: kappen, rooien, verplanten, snoeien van meer dan 20 % kroonvolume of het wortelgestel, alsmede ophoging van het maaiveld binnen de kroonprojectie van de houtopstand, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

  • k.

    rooien: het geheel verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de houtopstand;

  • l.

    kappen: het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand;

  • m.

    bomen effect analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.

Artikel 2 Kapverbod

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstand die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd als bedoeld in artikel 15 van de Boswet.

  • 3. Er is in ieder geval een kapvergunning vereist voor het vellen van houtopstand dat in het kader van de herplantplicht is aangeplant, ook als er sprake is van een kleiner diameter zoals genoemd in sub a van artikel 1 in deze verordening.

  • 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      Berk (Betula), Wilg (Salix), Els (Alnus), Es (Fraxinus), Esdoorn (Acer), Populier (Populus), Lijsterbes (Sorbus), Meidoorn (Crataegus), Ceder, Den, Larix, Spar, Cypres,Conifeer, Sierkers, Sierappel, Sierpeer, Sierpruim, Fruitbomen (Appel, Peer, Pruim en Kers), Acacia (Robinia), Trompetboom (Catalpa), Valse Christusdoorn (Gleditsia), Boomhazelaar (Corylus Colurna), Walnoot (Juglans), Gouden Regen (Laburnum), Amberboom (Liquidambar), Tulpenboom (Liriodendron), Valse Tulpenboom (Magnolia) en Plataan (Platanus), tot een dwarsdoorsnede van de stam tot maximaal 40 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld, gelegen binnen de bebouwde kom of in tuinen binnen kleine kernen, waar een woonbestemming op rust ingevolge het vigerende bestemmingsplan, en voorzover deze geen onderdeel uitmaken van een groeps-, rij- en/of singelbeplanting;

    • b.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in artikelen 10, 11 en 15 van deze verordening;

    • c.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • d.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • e.

      houtopstand, die bij wijze van dunning geveld moet worden uitsluitend als verzorgingsmaatregel ten bate van het voortbestaan van de overblijvende houtopstand zodat binnen drie jaren weer sprake kan zijn van een aaneengesloten kronendak.

    • f.

      coniferenhagen.

Artikel 3 Aanvraag en vergunning

  • 1. De vergunning moet schriftelijk gemotiveerd onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2. Wanneer door of namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan burgemeester en wethouders een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen burgemeester en wethouders dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.

Artikel 4 Criteria

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen

  • 2. Een vergunning wordt geweigerd indien het belang van verlening niet opweegt tegen één of meer van de volgende waarden van behoud van de houtopstand:

    • -

      natuur- en milieuwaarden van de houtopstand;

    • -

      landschappelijke waarden van de houtopstand;

    • -

      cultuurhistorische waarden van de houtopstand;

    • -

      waarden van stads- en dorpsschoon van de houtopstand;

    • -

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

  • 3. In beginsel wordt geen vergunning verleend voor houtopstanden voorkomend op de vastgestelde lijst van monumentale bomen, als bedoeld in artikel 6.

  • 4. In beginsel wordt geen vergunning verleend indien velling in strijd is met het vigerende bestemmingsplan, de Flora- en Faunawet, de Habitatrichtlijn, of andere regelgeving inzake natuurbescherming.

  • 5. Burgemeester en wethouders verwijzen ter motivering van het besluit op grond van dit artikel naar de hieraan ten grondslag liggende beleidsregels, het Groenstructuurplan, het Landschapsontwikkelingsplan, vigerende bestemmingsplannen of andere beleidsdocumenten.

  • 6. De Burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang.

Artikel 5 Aanhouding

  • 1. De beslissing op een aanvraag om kapvergunning tot vellen kan worden aangehouden als de aanvraag is ingediend in samenhang met de realisatie van een ander vergunningplichtig werk, zolang op die andere vergunningsaanvraag niet is beslist.

  • 2. Indien de vergunning voor een ander werk als onder lid 1 bedoeld geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, kan de kapvergunning alsnog geheel of gedeeltelijk worden geweigerd.

  • 3. Een vergunning tot vellen kan worden aangehouden of geweigerd, nadat een bouw- of aanlegvergunning is verleend, indien de rechthebbende aanvrager van de vergunning tot vellen niet, of niet tijdig, of niet volledig de aanwezigheid van een beeldbepalende of anderszins waardevolle houtopstand heeft aangemeld aan burgemeester en wethouders.

Artikel 6 Monumentale bomen en bijzondere houtopstand

  • 1. De gemeente bezit een lijst met monumentale bomen en bijzondere houtopstand, waarvoor in beginsel geen kapvergunning wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties.

  • 2. De in het eerste lid genoemde lijst bevat in ieder geval de bomen voorkomende in het landelijk Register van Monumentale Bomen van de landelijke Bomenstichting, eventueel aangevuld met lokale en toekomstige monumentale bomen en andere bijzondere houtopstand.

  • 3. De regelmatig bijgewerkte lijst met monumentale bomen omvat in ieder geval een voor ieder goed herkenbare omschrijving, de standplaats, het kadastrale perceelsnummer, de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en de reden van registratie van iedere houtopstand.

  • 4. De eigenaar van een houtopstand die vermeld staat op de lijst van monumentale bomen is verplicht Burgemeester en Wethouders onmiddellijk mededeling te doen van:

    • -

      eigendomsoverdracht van de houtopstand;

    • -

      het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de houtopstand;

    • -

      de dreiging dat de houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

  • 5. De gemeente stelt een regeling vast voor het subsidiëren van kosten die noodzakelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van de monumentale bomen en bijzondere houtopstand.

  • 6. De bepalingen van dit artikel kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 genoemde minimum maat.

Artikel 7 Beslissingstermijn

Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ingekomen. Zij kunnen hun beslissing met ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 8 Standaardvoorwaarde van niet-gebruik

Een vergunning wordt verleend onder de standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik tot het moment van onherroepelijk worden van de vergunning, zijnde het moment dat:

  • a.

    de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken zonder dat er bezwaar of beroep is ingediend;

  • b.

    beslist is op een verzoek om een voorlopige voorziening;

  • c.

    beslist is op een beroep of bezwaar.

Artikel 9 Vervaltermijn vergunning

  • 1. De vergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na het onherroepelijk zijn van de vergunning gebruik is gemaakt.

  • 2. In het geval het een vergunning voor het vellen van meer dan één boom betreft, is de vergunning voor alle bomen slechts één jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één boom of enkele bomen al geveld zijn.

  • 3. In de vergunning kan een afwijkende vervaltermijn worden opgenomen, voor zover dit noodzakelijk is en de waarde van de houtopstand dit toelaat.

Artikel 10 Bijzondere vergunningvoorschriften

  • 1. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door burgemeester en wethouders te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een vergunning tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk herplantfonds.

  • 3. De verplichtingen en voorschriften van dit artikel kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 genoemde minimum maat, die in het kader van de herplantplicht geplant zijn.

  • 4. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 5. Tot aan de vergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere vergunningen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn of de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 6. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften behoren aanwijzingen ter bescherming van nabijgelegen houtopstand en voorschriften ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

  • 7. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren tot het opstellen en overleggen van een bomen effect analyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden bomen.

  • 8. Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 11 Zelfstandige herplant/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kunnen Burgemeester en Wethouders aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. De verplichtingen en voorschriften van dit artikel kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 genoemde minimum maat, met name die in het kader van de herplantplicht geplant zijn.

  • 3. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 4. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • -

      overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    • -

      een bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden. Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit

  • 5. Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 12 Schadevergoeding

Burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een vergunning tot vellen op grond van artikel 17, juncto artikel 13 vierde lid, van de Boswet.

Artikel 13 Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en nihil voor heggen en heesters.

Artikel 14 Bestrijding van iepziekte

  • 1. Dit artikel verstaat onder:

    • a.

      iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

    • b.

      iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratus (Marsch) en Scolytus pygmaeus.

  • 2. Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    • b.

      de iepen te ontbasten en de bast te vernietigen;

    • c.

      de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

  • 3.

    • a.

      Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren;

    • b.

      het verbod is niet van toepassing op geheel ontbast iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter;

    • c.

      burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder a. van dit lid gestelde verbod.

  • 4. Het niet voldoen aan de in het tweede lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Artikel 15 Bescherming publieke houtopstand

  • 1. Het is verboden om houtopstanden, die publiek eigendom zijn:

    • -

      te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

    • -

      daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente Hof van Twente opgedragen boomverzorgende taken.

  • 2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een publieke houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van burgemeester en wethouders.

Artikel 16 Uitzicht belemmerende beplanting

De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting welke aan het wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, of op te binden, of te verwijderen na aanschrijving van burgemeester en wethouders, binnen een door hen te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.

Artikel 17 Strafbepaling

  • 1. Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 4, vijfde en zesde lid, artikel 5 vierde lid, artikel 7, artikel 8 eerste en tweede lid, artikel 9 eerste, tweede, derde, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste lid, artikel 10 eerste, tweede, derde en vijfde lid, artikel 13 tweede, derde en vierde lid en artikel 14 eerste en tweede lid is gegeven, onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in artikel 10 derde lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2. Hij die handelt in strijd met artikel 2, eerste lid, dan wel een voorschrift onderscheidelijk een verplichting als bedoeld in het vorige lid niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechtelijke veroordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

Artikel 18 Opsporing

Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

Artikel 19 Overgangsbepaling

De kapvergunningsaanvragen, die zijn ingediend voor de in artikel 19 genoemde datum van inwerkingtreding, vallen onder de verordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening.

Artikel 20 Slotbepaling

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Bomenverordening gemeente Hof van Twente 2006’

  • 2. Zij treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking. Op datzelfde tijdstip vervalt de voorgaande bomenverordening ’Bomenverordening gemeente Hof van Twente’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hof van Twente d.d. 9 mei 2006.
De raad van de gemeente Hof van Twente,
de griffier, de voorzitter,
A.W. Averink, Drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten

Artikelsgewijze toelichting op de Bomenverordening gemeente Hof van Twente 2006 m.b.t. de wijzigingen t.a.v. de vervallen Bomenverordening 2001

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

  • a.

    Boom. Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming. De minimale diktemaat is de meest gangbare en meest heldere vorm van afbakening. Er is hier geen onderscheid gemaakt tussen ‘private’ en ‘publieke’ bomen in de zin van onderscheid in diameters. Dit is wel het geval in de modelverordening 2004. De gemeente Hof van Twente echter wil bij beoordeling van alle houtopstanden in principe gelijke criteria en uitgangspunten hanteren. Voor bomen is in de begripsomschrijving gekozen voor de maat van minimaal 20 cm om invulling te geven aan de wens de hoeveelheid regels en bureaucratie te verminderen en de verantwoordelijkheid en zeggenschap van burgers en samenleving te versterken.

  • b.

    Houtopstand. Het kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de vergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen.

    Hoofdbomenstructuur. Vastgestelde opbouw en onderlinge samenhang van houtopstand in een bepaald gebied, in relatie tot het desbetreffende gebied; vastgelegd in het Groenstructuurplan, Landschapsontwikkelingsplan, bestemmingsplan of ander beleidsdocument.

    Boomvormer. Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: kruidachtige - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.

  • d.

    Hakhout. Eén of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

    Houtwal. Lijnvormige bosaanplant hoofdzakelijk bestaande uit inheemse heesters, struiken en boomvormers.

    (lint) begroeiing. Vanwege de grote ecologische waarde van dergelijke begroeiingen (bijv. een meidoorn of mispelhaag) is bescherming hiervan een noodzaak. Er staat "begroeiing" in plaats van beplanting om ook spontaan opgeslagen groen bescherming te bieden.

    Bosplantsoen. Aanplant van jong bos, bestaande uit hoofdzakelijk kleine struik-/kruidachtigen, struiken en boomvormers.

    Struweel. Een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten kleine struik- en kruidachtigen en struiken.

    Heg. Een lintvormige aanplant van heesters of struiken, al dan niet in een vorm gesnoeid, met een minimale lengte van 3 meter.

    Dode bomen. Met ‘zowel vitaal als afgestorven’ is bedoeld ook het vellen van dode of bijna dode bomen vergunningplichtig te maken. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of `bij vergissing´ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.

  • g.

    Monetaire boomwaarde. De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. Het spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.

  • i.

    Vellen. Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume of het wortelgestel, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens vergunningplichtig.

  • k.

    Rooien spreekt voor zich.

  • l.

    Kappen spreekt voor zich.

  • m.

    Bomen effect analyse. Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomen effect analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.

Artikel 2: Kapverbod

1. Dit verbod is in verschillende opzichten ruimer dan het lijkt. Vellen is meer dan alleen omzagen en houtopstand is meer dan alleen een boom (zie artikel 1).

2. De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet beperkt. Deze beperking heeft inhoudelijk betrekking op de in artikel 15 lid 2 Boswet genoemde houtopstand:

a. populieren of wilgen als wegbeplantingen of éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

b. fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

c. fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

d. kweekgoed;

e. houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

- ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

- ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.

De zinsnede “die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd” bedoelt de alle hiervoor genoemde uitzonderingen conform de Memorie van Toelichting op de Boswet te beperken tot bomen met een aantoonbare economisch doel en te onderscheiden van sierbomen. Bij vrucht of fruitbomen, zijn sierbomen die vruchten dragen dus wel kapvergunningplichtig. Onder het kapverbod valt het houden en de economische exploitatie van (vrucht)bomen niet.

3. Er is in ieder geval een kapvergunning vereist voor het vellen van houtopstand dat in het kader van de herplantplicht is aangeplant, ook als er sprake is van een kleiner diameter zoals genoemd in sub a van artikel 1 in deze verordening. Dit artikel is opgenomen om duidelijk aan te geven, dat houtopstand die gehandhaafd moet blijven maar te jong is om onder de definitie ‘boom’ te vallen, ook onder het kapverbod valt.

4. Dit deel van artikel 2. is het meest drastisch gewijzigd.

a. Het aantal soorten dat vergunningvrij gekapt mag worden is vergroot en de diameter op 1,3 meter hoogte, is verruimd naar 40 cm. Daarnaast wordt wel duidelijk gesteld dat dit bomen betreft binnen de bebouwde kom of die in tuinen binnen kleine kernen staan, waar conform het vigerende bestemmingsplan een woonbestemming op rust. Dit om aan te geven dat het hier niet om bomen gaat in ‘landelijk gebied’; daar kan de waarde bepaling breder getrokken worden en is vrije kap van de in dit artikel genoemde houtopstand niet wenselijk zijn.

c. Het verbod om te kappen geldt niet voor houtopstand die als hakhout geveld wordt. Dit moet dan wel een beheermaatregel (periodiek onderhoud) zijn die al minimaal al één keer eerder heeft plaatsgevonden. Hier geldt dus dat de eerste keer dat deze onderhoudsmaatregel wordt uitgevoerd, niet onder deze uitzonderingsmaatregel valt en dus kapvergunningplichtig is.

d. Het verbod om te kappen geldt niet voor houtopstand die geknot, gekandelaberd of als leibomen (drastisch) worden gesnoeid. Dit moet dan wel een beheermaatregel (periodiek onderhoud) zijn die al minimaal al één keer eerder heeft plaatsgevonden.Hier geldt ook dat de eerste keer dat deze onderhoudsmaatregel wordt uitgevoerd, ongeacht de leeftijd van de houtopstand, niet onder deze uitzonderingsmaatregel valt en dus kapvergunningplichtig is.

f. Het verbod geldt ook niet meer voor coniferenhagen. Hiervoor is in de Hof van Twente nog nooit een kapvergunning voor geweigerd of was er sprake van een waardevolle coniferenhaag. Ook de gemeentelijke betrokkenheid in burentwist vervalt hiermee. Het betreft overigens alleen coniferenhagen omdat beukenhagen, meidoornhagen en dergelijke mogelijk wél een waarde kunnen hebben die zwaarder weegt, bijvoorbeeld een cultuurhistorische of landschappelijke waarde.

Vaak bestaat er onduidelijkheid over de termen ‘regulier of periodiek onderhoud’ en ‘hakhout’.

Daarom hier de uitleg die bedoeld wordt in deze Bomenverordening.

Regulier: de beheermaatregel die past bij houtopstand die geknot, gekandelaberd of geleid moet worden. Afhankelijk van de groei, soort houtopstand en conditie en vitaliteit e.d. zal dit om de ca. drie tot vijf jaar plaats vinden.

Periodiek: wanneer dit betrekking heeft op ‘natte houtsoorten’ (Els, Wilg, Es, e.d.) wordt hiermee een periode bedoelt van 10-15 jaar. Wanneer dit betrekking heeft op ‘droge houtsoorten’ (Eik, en Berk) een periode van 15-20 jaar. In de meeste gevallen wordt de term periodiek gebruikt wanneer hakhout wordt afgezet. Zo zijn er bijvoorbeeld hakhoutwallen of –singels.

Hakhout: houtopstand dat tenminste twee uitlopers heeft op de afgezette stobbe. Onder stobbe wordt hier verstaan een afgezaagde stam op 20-60 cm boven het maaiveld. Van belang bij hakhout is met name het ‘regeneratievermogen’, hiermee wordt niet alleen het herstellend vermogen van de houtopstand op de afgezette stobbe bedoelt, maar ook de concurrentiekracht tegen hardnekkige (en ongewenste) soorten zoals vogelkers en ratelpopulier. Deze beconcurrerende soorten dienen bestreden te worden; desnoods handmatig, om het eigenlijke hakhout maar genoeg herstellend vermogen te bieden.

Doorgeschoten hakhout: hakhout waarbij het periodiek afzetten tenminste 1 keer niet heeft plaatsgevonden. Dus dan is de periode van ‘Periodiek’ overschreden. Deze houtopstand valt daardoor dus weer onder het kapverbod.

Artikel 3: Aanvraag vergunning

1. Schriftelijke aanvraag voor de uitgebreide procedure is vanzelfsprekend noodzakelijk. Een situatieschets, op te stellen door de aanvrager, blijkt in de praktijk nodig aangezien men anders een tweede maal de kapvergunning voor een andere houtopstand zou kunnen gebruiken. Daarnaast zal de ambtenaar, die belast met de beoordeling van de aanvraag, meer duidelijkheid hebben in het veld op welke houtopstand de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 4: Criteria

Dit artikel bevat de criteria, die in ieder besluit inzake een aanvraag tot vellen genoemd moeten worden. Stilzwijgend wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of gevaarlijke bomen altijd voor vergunning in aanmerking zullen komen. Ervaring leert dat de algemene termen waarin hier genoemde weigeringsgronden gesteld zijn nadere uitwerking behoeven van criteria voor boombelang en verwijderingsbelang. Deze criteria kunnen in een afwegingsmodel worden geplaatst dat als instrument bij de beoordeling van de aanvraag wordt gehanteerd. De beslissing op de aanvraag moet waar mogelijk verwijzen naar beleidsbesluiten. Ook de door derde-belanghebbenden ingediende zienswijzen moeten meegewogen worden.

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikelen 3:46- 3:50 en 4:82 – 4:84) dient de motivering van het besluit van Burgemeester en Wethouders te verwijzen naar gemeentelijke beleidsregels, bestemmings-, groen-, bomen-, of landschapsplannen en bijbehorende (beschermings)categorieën en beleidskaarten.

Met Habitatrichtlijn is bedoeld de EU richtlijn van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (92/43)

2. - natuurwaarde: In feite is elke boom, zij het in meer en mindere mate, natuurlijk/ecologisch interessant. Een boom is natuurlijk/ecologisch waardevol als deze wat extra’s toevoegt in het ecosysteem of essentieel onderdeel vormt van een bepaalde biotoop. Als een dergelijke boom wegvalt zijn er directe gevolgen voor de omgeving. Voorbeelden zijn o.a. nestelplaats voor (zeldzame) dieren, slaapplaats voor vleermuizen, symbiose met andere flora, etc. De waarde hiervan wordt mede bepaald door de mate waarin de successie van het ecosysteem zich bevindt.

De voornaamste schade betreft in hoofdlijnen het verlies van oppervlak natuur, de aantasting van kwaliteit ervan en verlies of aantasting van biotopen van aandachtsoorten.

Flora en fauna worden verder beschermd in onder meer de Vogelwet (dat veranderd in Flora- en faunawet) en de Natuurschoonwet en zijn naast deze verordening onverminderd van kracht.

- milieuwaarde: een boom met milieuwaarde zal bij het wegvallen (kappen) effect(en) hebben op het milieu. Een voorbeeld: bij het verdwijnen van enkele bomen in een straat verdwijnt er een gedeelte van een filter. Uit jurisprudentie blijkt dat bomen een zuiverende werking hebben. Hierbij wordt niet eens zozeer de zuurstof voorziening bedoeld maar het daadwerkelijk filteren van de lucht. Het is aangetoond dat bomen stofdeeltjes uit de lucht halen. Deze slaan op de bomen neer.

Met milieuwaarde wordt daarnaast bedoeld de effecten die de boom heeft op de natuurlijke omstandigheden eromheen zoals bodem, water en lucht. Geluidhinder en verdroging worden ook gezien als aantasting van de milieuwaarde/-kwaliteit.

- landschappelijke waarde: deze waardebepaling laat zich wat makkelijker omschrijven als de twee voorgaande. Bomen hebben een belangrijke landschappelijke betekenis. Ze geven vaak letterlijk een extra dimensie aan het landschap. Hierbij valt te denken aan solitaire bomen, bomen in struwelen, bossen, houtwallen, etc. Deze uiterlijke dimensie is echter aan het achteruitgaan. Het landschap verarmt. Het wordt eenvoudiger en het eigen karakter en herkenbaarheid vervagen. Verschillende typerende landschapselementen zoals heggen en houtwallen verdwijnen. Van grote invloed hierop is de toenemende intensivering en schaalvergroting van het grondgebruik. Het tempo waarin de achteruitgang van de natuur en het landschap plaatsvindt en dus ook het verdwijnen van de bomen, moet middels deze weigeringsgrond minder sterk afnemen. Voor de exacte omschrijvingen van de diverse landschapstypen in de Hof van Twente moet het Landschapsontwikkelingsplan worden geraadpleegd.

- cultuurhistorische waarde: cultuurhistorische waarden zijn apart opgenomen, omdat een kleine of reguliere boom op een bepaalde plaats het behouden waard kan zijn vanwege de historische betekenis. De waarde kan voortvloeien uit de functie die het heeft in het landschap, de omstandigheden waarin een element is aangeplant zolang het maar door menselijke activiteiten is ontstaan. Een boom is cultuurhistorisch waardevol als deze een rol van betekenis speelt in de geschiedenis van zijn omgeving. Te denken valt hier aan bomen die herinneren aan gebeurtenissen of bomen die een bepaald punt markeren.

- waarden van stads- en dorpsschoon: deze weigeringsgrond heeft betrekking op de boom die als element onderdeel uitmaakt van de (architectonische) hoofd- of nevenstructuur in het groen. Hierbij moet worden bepaald of de boom te vervangen is. Kan een ander exemplaar op deze plaats of in zijn directe omgeving de functie overnemen, of vervalt bij het weghalen van de boom ook de groeiplaats voor een nieuwe boom.

Het gemeentelijk groenstructuurplan vervult hierbij een belangrijke rol omdat daarin de waarde van de boom als structuurelement wordt aangegeven. Hier wordt dus nadrukkelijk naar verwezen wanneer er een kapvergunning wordt verleend of geweigerd.

De (letterlijke) schoonheid van een boom of de esthetische waarde wordt bepaald door de criteria vorm, omvang en standplaats. Omdat dit een kwestie van smaak is, zal hier een zorgvuldig oordeel over gegeven moeten worden. In vergelijking met andere bomen zal deze boom meer dan gemiddeld moeten scoren om het predikaat waardevol te krijgen.

- waarden voor de recreatie en de leefbaarheid: men kan hier bijvoorbeeld denken aanbomen die algemeen gewaardeerd worden om hun schaduw, bomen die een (onbedoelde) speelfunctie hebben, etc. De waarde wordt bepaald in welke mate de boom onderdeel uitmaakt van de recreatieve situatie of leefbaarheid.

Artikel 5: Aanhouding

Dit artikel biedt meer mogelijkheden om houtopstand te bewaren/behouden wanneer ander (samenhangend) werk niet doorgaat omdat op de vergunningverlening ervan nog niet is beslist of omdat de vergunning niet wordt verleend. De praktijk heeft uitgewezen dat dit artikel zinvol is in de zin van duidelijkheid en afstemming. Daardoor blijft dit artikel gehandhaafd en uitgebreid met een derde lid dat de bescherming van echt waardevolle houtopstand moet garanderen.

Artikel 6: Monumentale bomen en bijzondere houtopstand

1. De lijst met monumentale bomen bevat bijzondere beschermwaardige bomen en andere houtopstand. De lijst kan houtopstand bevatten met een kleinere dwarsdoorsnede dan in artikel 1 genoemd. Op deze wijze kan (landschappelijk) waardevolle houtopstand, zoals beeldbepalende Rhododendrons of magnolia´s of nieuw aangeplante herdenkingsbomen met een kleinere diktemaat toch bescherming genieten.

Duurzaam behoud van houtopstand op de lijst van monumentale bomen heeft een hoge prioriteit. De houtopstand is extra beschermd doordat alleen bij hoge uitzondering een kapvergunning wordt verleend. Verder is het sterk aan te bevelen de monumentale bomen op te nemen in het bestemmingsplan op voorwaarde dat de opname precies uitgewerkt wordt in de bestemmingsplanvoorschriften en de (toekomstige) kroonprojectie zorgvuldig ingetekend wordt op de plankaart. Door het dwingend karakter van het bestemmingsplan zijn deze bomen direct in beeld bij iedere herbestemming. Er kunnen dus geen bouw- en aanlegactiviteiten plaatsvinden zonder dat dit aan de boombestemming getoetst wordt.

2. Dit artikel geeft gemeenten een aantal algemene richtlijnen waaraan een lokale monumentale bomenlijst minimaal moet voldoen. Het is belangrijk om de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en het kadastraal perceelsnummer te weten.

4. Omdat de gemeente de lijst van monumentale bomen en bijzondere houtopstanden beheert, dient de eigenaar van de boom / houtopstand de wijzigingen door te geven. De wijzigingen zoals de conditie van de houtopstand kan bepalend zijn of de houtopstand in de lijst blijft staan.

5. Het is aan te bevelen om geïnde boetes en schadevergoedingen op grond van deze verordening in het bomenfonds te storten. Dit behoort natuurlijk tot de beleidsvrijheid van de gemeente Hof van Twente per geval of dit wenselijk is en om te bepalen of er één algemeen bomenfonds is of er daarnaast nog een monumentaal bomenfonds moet zijn.

Artikel 7: Beslissingstermijn

Op zich spreekt dit artikel voor zich. Met betrekking tot het begrip aanvrager en de procedure rond de aanvraag volgt hier nog een uitleg.

Aanvragers kunnen slechts zijn: eigenaren van of zakelijk gerechtigden tot een houtopstand.

Zakelijk gerechtigden zijn in beginsel degenen die een notariële akte kunnen overleggen inzake een recht van erfpacht, pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of pootrecht betreffende de houtopstand.

Huurders hebben een persoonlijk en geen zakelijk recht. Zij moeten dus de schriftelijke toestemming voor kapaanvraag van de verhuurder, die eigenaar van de houtopstand is, overleggen. De eigenaar van een houtopstand kan bij (huur)overeenkomst of bij machtiging zijn huurders het recht tot vergunningaanvraag verlenen.

Publiekrechtelijke instanties.

Ook de gemeente zelf, waterschappen, hoogheemraadschappen of andere publiekrechtelijke instanties (Rijkswaterstaat, Staatsbosbeheer, enz) kunnen aanvrager zijn. Zij volgen dezelfde procedure als andere aanvragers. Een situatietekening is verplicht om misverstand over de exacte boom te voorkomen. Indien de aanvraag het gevolg is van een geplande verandering van de situatie is zowel een tekening nodig van de bestaande situatie als van de toekomstige situatie. Op het aanvraagformulier moet dit zijn aangegeven.

Bekendmaking en kennisgeving.

Belangrijk is het gelijktijdig kennis geven van een besluit en het verzenden aan aanvrager en belanghebbenden. Dit om belanghebbenden en aanvrager een gelijkwaardige rechtspositie te geven met gelijklopende termijnen. Dit vergt wel een goede interne afstemming van ambtelijke ondersteuning. Het is verstandig eerst zeker te zijn van de datum van publicatie van een besluit in een huis-aan-huisblad alvorens tot verzending aan de aanvrager over te gaan. Het is essentieel om de concrete datum vanaf welk moment de periode van bezwaar ingaat expliciet te noemen.

Zienswijze en bezwaar.

Na het nemen van het vergunningbesluit kunnen alleen belanghebbenden bezwaar maken. Rechtsgrondslag voor dit lid ligt onder andere vast in afdelingen 7.1 en 8.1 van de Algemene wet bestuursrecht.

Belanghebbende.

Voor uitleg van het begrip belanghebbende wordt verwezen naar afdeling 1.2, lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht.

Keuze procedures.

Indien reeds bij de aanvraag van een vergunning voor grote ingrepen in het openbaar groen, of tijdens de termijn van tervisielegging, blijkt dat er sprake is van groot maatschappelijk belang, kan de vergunningverlener besluiten tot een verlengde procedure op grond van de Algemene wet bestuursrecht en bijvoorbeeld een hoorzitting ter voorbereiding toevoegen. Daarbij kan de aanvraag ook gepubliceerd worden met de uitnodiging tot het indienen van zienswijzen en kan het voorgenomen besluit worden gepubliceerd. Ontvangen reacties worden dan meegewogen met betrekking tot het nemen van een definitief besluit. Op grond van de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is door de gemeente Hof van Twente tevens een verordening ‘Uniforme openbare voorbereidingsprocedure’ vastgesteld. Voor elke situatie wordt expliciet overwogen met welke voorbereiding het besluit op een kapvergunningaanvraag tot stand komt. Hiervoor wordt van een format gebruik gemaakt, waarin ook aandacht wordt geschonken integraliteit met andere beleidsterreinen. Dit laatste dient in dit geval in het verlengde van artikel 5: ‘Aanhouding’ te worden gezien.

Noodkap.

Direct vellen als gevolg van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid is bedoeld aan te sluiten bij de bevoegdheden van de Burgemeester op grond van de artikelen 173 en 175 van de Gemeentewet.

Artikel 8: Standaardvoorwaarde van niet gebruik

Dit artikel is bedoeld om te vermijden dat de boom al feitelijk gekapt is voordat derden kennis van de kapvergunning hebben kunnen nemen. Aansluiting is gezocht met formuleringen en systematiek uit de rechtspraak en de afstemming van de bouwvergunning op de milieuvergunning.

Artikel 9: Vervaltermijn vergunning

In principe vervalt de kapvergunning na verloop van één jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning. Dit om te voorkomen dat van oude kapvergunningen nog gebruik gemaakt wordt, terwijl de waarde van de houtopstand dit niet meer toe zou laten. Er zijn echter gevallen denkbaar waarin het vervallen van de vergunning na één jaar ongewenste gevolgen heeft. Bijvoorbeeld wanneer bij een bouwplan bij de verlening van de kapvergunning niet precies duidelijk is welke bomen behouden kunnen worden, de vervaltermijn van een jaar zou dan kunnen leiden tot het kappen van alle bomen, terwijl dat bij een langere geldigheidsduur van de vergunning niet nodig geweest zou zijn. Daarnaast kunnen er andere bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan de vervaltermijn van een jaar onwenselijk is. Indien in een vergunning een langere vervaltermijn wordt opgenomen dient dit goed gemotiveerd te worden (omdat het afwijkt van de “normale” situatie). Bovendien moet de waarde van de houtopstand het toelaten dat er een langere vervaltermijn wordt gehanteerd. Dit houdt in dat bij het verlenen van de vergunning die langere tijd geldt, zekerheid dient te bestaan dat de houtopstand gedurende deze hele termijn niet zoveel in waarde toeneemt dat kappen niet meer gerechtvaardigd zou zijn.

Artikel 10: Bijzondere vergunningsvoorschriften

Herplantplicht.

De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is. Deze uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplant. Onder het handhavingsbeleid vallen ook de richtlijnen voor het effectief uitvoeren van de strafvervolging door politie en daartoe aangestelde opsporingsambtenaren, zoals bedoeld in artikel 14.

Financiële herplant.

Let op dat een financiële herplantplicht daadwerkelijk voor herplant elders gebruikt dient te worden blijkens de rechtspraak en niet voor extra snoeien of iets dergelijks. Bovendien moet die herplant zo nabij als mogelijk uitgevoerd worden.

Natuurbescherming.

Lid 4 maakt het mogelijk op grond van de geldende natuurbeschermingsregels, waaronder de Flora- en Faunawet (wet van 25 mei 1998, Stb. 402), Europese vogel- en habitatrichtlijnen, nadere concrete voorschriften op te leggen, bijvoorbeeld het niet vellen zolang er vogels broeden in de bomen of niet vellen op zodanige wijze dat nabije beschermde soorten planten of paddestoelen vernield worden. Het niet mogen vellen in het broedseizoen dient in een vergunningsvoorschrift uitgewerkt te zijn. De bescherming van broedende vogels geldt reeds op grond van de wet (art. 12 Flora- en Faunawet), maar soms is er de behoefte van concretere afbakening van begrippen als broedseizoen of wijze van vellen. Soms geeft men onder de vergunning een uitleg hoe de aanvrager met dit onderwerp om kan gaan. Indien er aanleiding toe is, kan de uitvoering van deze bepaling wel door voorschriften bij de vergunningverlening worden geregeld.

Andere werken.

Lid 5 verwoordt de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om de vergunningverlening afhankelijk te stellen van andere vergunningplichtige werken en de uitvoering daarvan. Soms kan in een eerdere fase dan bij vergunning om te vellen al tot een aanhouding van het kapbesluit besloten worden op grond van artikel 4 van deze verordening. Uitvoering van deze bepalingen is afhankelijk van de wijze waarop de communicatie tussen de verschillende sectoren is geregeld. Ook hiervoor is een beleidsmatige uitwerking gewenst.

Artikel 11: Herplant /instandhoudingsplicht

Dit artikel is bedoeld om in het geval van illegale activiteiten m.b.t. houtopstanden of bij strafbaar gestelde feiten die deze verordening aangaan, herplant te kunnen opleggen of voorwaarden op te leggen die bedreigingen e.d. in het voortbestaan van een houtopstand wegnemen.

Artikel 12: Schadevergoeding

De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten, hoewel uit de (gepubliceerde) rechtspraak geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend is. Rechters lijken niet snel (onredelijk) nadeel aanwezig te achten indien een vergunning om te vellen geweigerd wordt.

Artikel 13: Afstand van de erfgrenslijn

De leden één en twee van artikel 42 Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek geeft het bekende verwijderingrecht voor bomen binnen twee meter en heesters en hagen binnen een halve meter van de erfgrenslijn. Maar in artikel 5:42 lid 2 is toegevoegd: "tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten". Daarom is in deze modelverordening dit artikel toegevoegd dat de erfgrensafstand aanzienlijk verkleind. Met "nihil" voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken. Vele bomen en heesters zullen door deze afstandverkleining beter beschermd, misschien wel gespaard worden. Voor bomen geldt een afstand van 0,5 m1. De juridische mogelijkheden voor burenruzies zijn hiermee enigszins verminderd.

Artikel 14: Bestrijding iepenziekte

Dit artikel is toegevoegd, hoewel reeds soortgelijke artikelen in den lande van kracht zijn; meestal met ‘ontschorsen’ in plaats van ‘ontbasten’. De bast is het levende weefsel onder de schors en het is noodzakelijk de gehele bast te verwijderen. Belangrijk is dat na velling ter plaatse wordt ontbast, om potentieel broedhout en verspreiding van de besmetting te voorkomen. Onder artikel 2 lid 3 is al kort toegelicht dat dit iepenziekte-artikel nodig is geworden nu het Besluit bestrijding iepenziekte is opgeheven en de Minister de gemeenten zelf de bevoegdheid heeft gelaten om tegen deze ziekte op te treden. Optreden is dringend gewenst om nog enige iepen in ons land over te houden (vgl. de situatie in Engeland).In het vierde lid is een bijzondere bestuursdwang bevoegdheid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuursdwang bevoegdheid opgenomen, vanwege de ernst van de zaak en noodzaak snel te kunnen handelen met name voor een afdeling "Groen".

Artikel 17: Strafbepaling

De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen of houtopstand en onverlet de mogelijkheid om bestuurlijk op te treden door het opleggen van een herplantplicht.

Ratio. De strafmaatbepalingen zijn de basis voor aangifte bij de politie en eventuele strafvervolging door justitie. De bepalingen zijn overeenkomstig de grenzen van de Gemeentewet vastgesteld. Soms kan de rechter overgaan tot bijzondere maatregelen, zoals publicatie van een vonnis of voordeeltoekenning (d.w.z. dat justitie afziet van strafvervolging indien verdachte de schade vergoedt).

Samenloop. Ook een samengaan met andere delicten (vernieling van eigendom, belediging van personen, enz.) is vaak aanleiding om een illegale kap of beschadiging door justitie aan te laten pakken.

De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheidtot het instellen door Burgemeester en Wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan publieke bomen of houtopstanden.

Schadevergoeding. De ingestelde strafvervolging staat het instellen van een privaatrechtelijke schadevordering als gevolg van waardevermindering of verlies van de boom niet in de weg. Wel blijken rechters en officieren in de praktijk terughoudend in het tweemaal juridisch aanpakken van hetzelfde feit.

Artikel 18: Opsporing

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, bevoegdheid gegeven tot opsporing behoudens de strafrechtelijke grenzen in de overige wetgeving. In hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (artikelen 5:11 – 5:20 Awb) staan de bijzondere bevoegdheden van toezichthouders, waaronder het betreden van gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.