Regeling vervallen per 14-06-2022

Algemene subsidieverordening 2020

Geldend van 01-06-2020 t/m 13-06-2022

Intitulé

Algemene subsidieverordening 2020

De raad van de gemeente Hof van Twente;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

besluit:

vast te stellen de ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING 2020

1. De 'Algemene subsidieverordening 2019', vastgesteld op 9 april 2019, in te trekken;

2. De 'Algemene subsidieverordening 2020' vast te stellen;

3. De ingangsdatum van de 'Algemene subsidieverordening 2020' bepalen op 1 juni 2020.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. instelling: de rechtspersoon die zich ten doel stelt zonder winstoogmerk producten, prestaties en/of activiteiten te verrichten ten behoeve van ingezetenen van de gemeente;

b. Awb: Algemene wet bestuursrecht;

c. subsidie: de aanspraak als bedoeld in artikel 4:21 Awb.

d. subsidieovereenkomst: een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb tussen het college en de subsidieontvanger, waarin afspraken zijn opgenomen met betrekking tot meetbare producten, prestaties en activiteiten, die worden uitgevoerd in relatie tot de subsidie die voor een vastgesteld tijdvak is verleend;

e. subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens deze verordening;

f. activiteitenplan: het door de instelling, volgens de richtlijnen van het college, vastgestelde plan, waarin de in de betrokken subsidieperiode uit te voeren activiteiten worden vermeld met de doelstellingen, de te hanteren methode en de benodigde personele, materiële en organisatorische middelen, alsmede op welke wijze de gevraagde subsidie naar activiteiten of producten wordt toegekend;

g. rapport van feitelijke bevindingen: een door een accountant opgesteld rapport van feitelijke bevindingen inzake de verantwoording van de verleende subsidie(s). Dit rapport is bestemd voor het college, zodat deze kan vaststellen dat de subsidiegelden rechtmatig en doelmatig zijn besteed.

h. jaarrekening: een opgestelde jaarrekening conform de wetgeving op de jaarrekening (Burgerlijk Wetboek boek 2 titel 9);

i. algemene-/egalisatiereserve: een reserve bedoeld om schommelingen in de inkomsten en uitgaven op te vangen;

j. voorziening: een voorziening met een door het college bepaalde omvang bedoeld om reserveringen te doen voor investeringen op de lange termijn;

2. Met betrekking tot Europese Regelgeving: zie artikelsgewijze toelichting.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is):

a. Sport;

b. Cultuur;

c. Zorg;

d. Jeugd;

e. Accommodaties;

f. Buurtschappen;

g. Recreatie en toerisme;

h. Economie en arbeidsparticipatie;

i. Bodem en Asbest;

j. Duurzaamheid;

k. Platteland.

2. Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4.23, derde lid van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is) kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3 Subsidieregelingen

Burgemeester en wethouders stellen bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4 Staatssteunregels

1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

2. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond verlagen:

a. als het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd en;

b. als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond, dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.

4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6 Aanvraag

1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk (digitaal) ingediend bij burgemeester en wethouders met gebruikmaking van een aanvraagformulier.

2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

a. een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

b. de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

c. een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

d. als het een subsidie betreft hoger dan € 75.000 de stand van de egalisatiereserve en de voorzieningen op het moment van de aanvraag.

3. Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

Als de aanvrager een onderneming is:

4. Bij de aanvraag legt de aanvrager, naast de hiervoor vermelde gegevens, de volgende gegevens over:

a. een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

b. een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring);

5. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 7 Aanvraagtermijn

1. Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 15 september voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

2. Aanvragen om subsidie voor een eenmalige activiteit in een kalenderjaar worden ingediend tussen 1 juni en 15 september voorafgaand aan dat kalenderjaar of tussen 1 maart en 1 april in dat kalenderjaar.

3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8 Beslistermijn

1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 15 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

2. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede lid, binnen 13 weken na afloop van het betreffende tijdvak c.q. binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 9 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

a. als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

b. als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

2. Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie

in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees

Steunkader omdat:

a. subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeerd als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

b. de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

3. Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:

a. als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

b. als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

c. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

d. als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

e. als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

f. als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

g. in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

4. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 10 Verantwoording en betaling

1. Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt in het besluit tot subsidieverlening vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

2. Bij subsidies tot een bedrag van € 5.000 vindt de betaling in één keer plaats.

3. Indien een beschikking tot subsidieverlening voor een bedrag hoger dan € 5.000 wordt gegeven, wordt in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

Artikel 11 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders.

2. Een subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

a. beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

c. ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

1. Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

2. Bij subsidies hoger dan € 75.000 verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

Artikel 13 Eindverantwoording subsidies tot en met € 25.000

1. Subsidies tot en met € 25.000 worden door burgemeester en wethouders direct vastgesteld of verleend en – tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid – binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het vorige lid kan de aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

Artikel 14 Eindverantwoording subsidies tussen € 25.000 en € 75.000

1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 25.000, maar minder dan of gelijk aan € 75.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

a. bij een subsidie voor eenmalige activiteiten, binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht;

b. bij een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk voor 1 juni van het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend.

2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

b. een overzicht van de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.

3. Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 75.000

1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 75.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

a. bij een subsidie voor eenmalige activiteiten, binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht;

b. bij een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend.

2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (inhoudelijk verslag en jaarrekening);

c. een door een accountant opgesteld rapport van feitelijke bevindingen;

3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 16 Subsidievaststelling

1. Burgemeester en wethouders stellen de subsidie vast binnen 13 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 6 weken worden verdaagd.

3. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid en 15, eerste lid, aanhef en onder a of b, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 17 Reserves en voorzieningen

1. Het is de instelling aan wie een subsidie per kalenderjaar is verstrekt en die de in de beschikking genoemde activiteiten heeft gerealiseerd, toegestaan uit het exploitatieresultaat een dotatie te doen aan de algemene-/egalisatiereserve. De omvang van de algemene-/egalisatiereserve mag niet meer bedragen dan 10% van de jaarlijkse verstrekte subsidie.

2. Slechts na schriftelijke toestemming van het college is het de instelling aan wie een structurele subsidie wordt verleend, toegestaan een voorziening te vormen.

3. Het college is bevoegd om nadere regels te stellen rondom een voorziening.

4. Het college kan een lagere subsidie verlenen als de stand van de voorziening een grotere omvang heeft dan de door het college bepaalde omvang zoals bedoeld bij artikel 1 lid j.

5. De beperkingen zoals opgenomen in artikel 17 lid 1 t/m 4 zijn niet van toepassing bij een subsidie lager dan € 75.000.

Artikel 18 Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven berekeningswijze.

2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven definities.

3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 19 Hardheidsclausule

1. Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 4, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

2. Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 20 Overgangsbepaling

1. Op aanvragen om verlening van subsidie die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze Algemene subsidieverordening en waar op die datum nog niet is besloten, is deze Algemene subsidieverordening van toepassing.

2. Op aanvragen om (vaststelling van) subsidie die op basis van een eerdere Algemene subsidieverordening zijn verleend, blijft de Algemene subsidieverordening die gold ten tijde van de verlening van de subsidie, van toepassing.

Artikel 21 Slotbepalingen

1. De Algemene subsidieverordening 2019 vastgesteld op 9 april 2019 wordt ingetrokken op het moment dat de Algemene subsidieverordening 2020 inwerking treedt.

2. Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2020.

3. Deze verordening wordt aangehaald als: “Algemene subsidieverordening Hof van Twente 2020”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hof van Twente d.d. 12 mei 2020

De raad van Hof van Twente,

de griffier, de voorzitter,

mr. A. Venema drs. H.A.M. Nauta-van Moorsel MPM

Artikelsgewijze toelichting Algemene Subsidieverordening 2020

Algemeen

In deze verordening is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad en het college, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordenende bevoegdheid heeft. Het college heeft deze bevoegdheid niet. Het college is bevoegd subsidieregels op te stellen op grond van deze verordening.

In het navolgende wordt een toelichting gegeven op de relevante artikelen.

Artikel 2Reikwijdte

Eerste lid

Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening (hierna: Asv) van toepassing is. Dit betreft in beginsel alle subsidies, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen, subsidies waar overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen wettelijke grondslag nodig is en subsidies op de genoemde beleidsterreinen.

Tweede lid

Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de Asv in beginsel niet van toepassing. Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de Asv (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.

Artikel 3Subsidieregelingen

Met dit artikel verplicht de raad het college om in nadere regels, hier en verder subsidieregeling genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Voor zover het college iets wenst te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient eveneens in de subsidieregeling te gebeuren.

In andere artikelen van de Asv worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie, de wijze van verdelen van het subsidieplafond.

Artikel 4Staatssteunregels

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de Asv, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zo goed als dat bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen als de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader (lid 5).

Artikel 5Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Het college stelt de subsidieplafonds vast (lid 1); bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de door hen bepaalde wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb) en wordt er, indien van toepassing, gewezen op de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen (tweede en derde lid). De raad stelt uiteraard nog steeds de financiële kaders vast (in de begroting). Het is binnen die kaders dat het college vervolgens de subsidieplafonds kan vaststellen.

Artikel 6Aanvraag

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld. In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag overlegd dienen te worden.

Met de bepaling in het vierde lid wordt voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna VWEU). Daarom zijn een tweetal aanvraagvereisten opgenomen die specifiek voor ondernemingen gelden. Ten eerste, om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd (vierde lid, onderdeel a). Het gaat naast subsidie bijvoorbeeld om garanties, leningen, korting op de grondprijs, etc. Ten tweede, om subsidie onder de de-minimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming een de-minimisverordening gevraagd worden (vierde lid, onderdeel b). Op basis van een ingeleverde de-minimisverklaring dient het college te controleren of verlenen van de subsidie in overeenstemming is met de de-minimisverordening.

Bij subsidieregeling kan het college besluiten hiervan af te wijken (vijfde lid).

Artikel 7Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar of per boekjaar worden verstrekt, en andersoortige subsidies. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (derde lid).

Artikel 8Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar en subsidies voor éénmalige activiteiten. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (derde lid).

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen (vierde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

Artikel 9Weigerings- en intrekkingsgronden

In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld. Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstelling. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele melding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond, eerste lid, onderdeel a). In aanvulling daarop wordt met onderdeel b bepaald dat ondernemingen waartegen een terugvorderingsactie loopt niet in aanmerking komen voor subsidie.

In het tweede lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.

Onderdelen a, d en e spreken voor zichzelf. Onderdeel b geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.

Onderdeel c betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij louter om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie het college op grond van de Wet Bibob geen subsidie wenst te verlenen. Naast subsidie weigeren, kan het college in dergelijke gevallen ook een reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken (derde lid).

Onder f is een weigeringsgrond opgenomen waarmee het college een aanvraag kan weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het college óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.

Onderdeel g ten slotte geeft het college de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

Artikel 10Verantwoording en betaling

In de, door het college opgestelde, verleningsbeschikking wordt aangegeven op welke wijze de verantwoording dient plaats te vinden, hoe de betaling zal plaatsvinden bij bedragen hoger dan € 5.000.

Artikel 11Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt.

Artikel 12Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Dit artikel bevat een aanvullende bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is direct op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).

De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt. Die grondslag is in artikel 11 gegeven met betrekking tot verplichtingen in het kader van het beheer en gebruik van datgene wat met de subsidie tot stand is gebracht.

Artikel 13Eindverantwoording subsidies tot en met € 25.000

Kenmerkend voor subsidies tot en met € 25.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. Er kan wel steekproefsgewijs gecontroleerd worden.

In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 9). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.

Verder wordt het voorschot als een lump sum verstrekt en hoeft de subsidieontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen een nader bepaalde termijn ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. In het tweede lid is een afwijkende termijn opgenomen voor situaties waarin speciale rapportageverplichtingen worden opgelegd.

Artikel 14Eindverantwoording subsidies tussen € 25.000 en € 75.000

In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie tussen € 25.000 en

€ 75.000 aan het college dienen te verantwoorden; er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden (eerste lid), deze bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht (tweede lid). Ingevolge artikel 8 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend gemaakt.

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Voorts kan het college, overeenkomstig het derde lid, in een subsidieregeling aangeven andere bewijsmiddelen te verlangen dan een inhoudelijk verslag.

Artikel 15Eindverantwoording subsidies van meer dan € 75.000

Bij subsidies vanaf € 75.000 wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies; op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Het derde lid biedt de basis om in een subsidieregeling te bepalen dat er ook andere, waaronder minder, gegevens gevraagd worden.

De instelling kan bij een accountantscontrole volstaan met het aanleveren van een rapport van feitelijke bevindingen door een accountant. Hiertoe is een ‘Protocol van specifieke werkzaamheden door de accountant bij subsidies hoger dan € 75.000 opgesteld. Voor het opstellen van een dergelijk rapport is een stramien beschikbaar. Nadere informatie is te vinden op de subsidiepagina van de gemeente Hof van Twente.

Artikel 16Subsidievaststelling

Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn – voor de duur van ten hoogste de in het tweede lid nader bepaalde termijn – biedt dan uitkomst. Een besluit tot verdaging is appellabel.

Artikel 17Reserves en voorzieningen

Dit artikel bepaalt de voorschriften m.b.t. de omvang van de reserves en voorzieningen bij instellingen met een subsidie hoger dan € 75.000. De bedoeling is dat instellingen alleen voorzieningen aanleggen voor, door het college erkende, vervangingsinvesteringen en toekomstige risico’s. Het college kan, overeenkomstig het derde lid, in een subsidieregeling nadere regels stellen over een voorziening.

Artikel 18Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

Dit artikel schrijft voor dat als het college bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik maakt van uurtarieven, de berekeningswijze hiervan en de voorgeschreven definities in een subsidieregeling of bij de subsidieverlening vastgelegd dienen te worden. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, is het college hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 19Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.

Artikel 20Overgangsbepaling

Het eerste lid geeft de overgangsbepaling aan voor subsidieverzoeken die voor de inwerkingtreding van de Asv 2020 zijn ingediend.

Het tweede lid geeft de overgangsbepaling aan voor subsidies die op het moment van de inwerkingtreding van de Asv al wel zijn verleend. Op die subsidies blijft de Asv van toepassing die gold ten tijde van de verlening van de subsidie.

Voorbeeld: een subsidie is verleend in maart 2020 op basis van de Asv 2019. Op (de vaststelling van) deze subsidie blijft – ook na inwerkingtreding van de Asv 2020 – de Asv 2019 van toepassing.