Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hof van Twente 2008

Geldend van 31-10-2008 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hof van Twente 2008

De raad van de gemeente Hof van Twente;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

besluit:

vast te stellen de navolgende VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2008.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • b.

      Compensatieplicht: de algemene verplichting aan het college om personen met beperkingen, door het treffen van voorzieningen, een zodanige uitgangspositie te verschaffen dat zij in aanvaardbare mate zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

    • c.

      Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, aantoonbare beperkingen ondervindt bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie;

    • d.

      Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet;

    • e.

      Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk of financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die maatschappelijke participatie mogelijk maken;

    • f.

      Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoer-systemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

    • g.

      Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

    • h.

      Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

    • i.

      Eigen bijdrage: een vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Wmo-besluit van toepassing zijn;

    • j.

      Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom of in bruikleen wordt verstrekt dan wel in de vorm van uitvoering van huishoudelijke taken;

    • k.

      Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de persoon met beperkingen een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Wmo-besluit te stellen regels van toepassing zijn;

    • l.

      Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de persoon met beperkingen;

    • m.

      Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de persoon met beperkingen behorend;.

    • n.

      Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

    • o.

      Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoons-gebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

    • p.

      Wmo-besluit: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hof van Twente waarin aanvullende (financiële) bepalingen zijn opgenomen, vastgesteld door het college;

    • q.

      Wmo-verstrekkingenboek: door het college vastgestelde beleidsregels waarin het verstrekkingenbeleid van de gemeente in het kader van de wet uitgebreid wordt weergegeven;

    • r.

      Huisgenoot: een ieder met wie de persoon met beperkingen duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

    • s.

      Leefeenheid: alle bewoners die duurzaam gemeenschappelijk een woning bewonen met als doel een duurzaam huishouden te voeren;

    • t.

      College: het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente;

    • u.

      Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven; dan wel het feitelijk woonadres, indien het een gehandicapte met een briefadres is;

    • v.

      Hulp bij het huishouden: het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet dan wel van de leefeenheid waartoe de persoon behoort.

    • w.

      Woonvoorzieningen: een voorziening, niet zijnde een huishoudelijke voorziening of een rolstoelvoorziening, die een persoon met beperkingen in staat stelt tot het normale gebruik van de woning;

    • x.

      Vervoervoorziening: een vervoervoorziening is een voorziening die een persoon met beperkingen in staat stelt zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel.

    • y.

      Rolstoelvoorziening Een rolstoelvoorziening is een voorziening die een persoon met beperkingen in staat stelt zich in en om de woning te verplaatsen en waarvan het rijden de primaire functie is;

    • z.

      Inkomen: het verzamelinkomen of belastbaar inkomen, als bedoeld in de artikelen 4.1 en 4.2 van de Algemene maatregel van bestuur; dat relevant is voor de maximale eigen bijdrage die in een kalenderjaar verschuldigd is en de inkomensgrens;

    • aa.

      Algemene maatregel van bestuur: het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.450;

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden  omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Afbakening

  • 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voorzover:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;

    • b.

      In afwijking van het gestelde onder a. kan Hulp bij het huishouden ook worden verstrekt, indien er geen langdurige noodzaak is;

    • c.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

    • d.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      indien de persoon met beperkingen niet woonachtig is in de gemeente Hof van Twente;

    • c.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    • d.

      voor zover er aan de zijde van de persoon met beperkingen geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • e.

      voorzover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de persoon met beperkingen voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;

    • f.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening maatschappelijke ondersteuning of Verordeningen voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de persoon met beperkingen zijn toe te rekenen.

  • 3. Het college weigert de voorziening op grond van het bepaalde in lid 2 aanhef en onder e. van dit artikel niet indien:

    • a.

      zij uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven tot het maken van de kosten;

    • b.

      zij achteraf de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de reeds gerealiseer-de oplossing nog kan vaststellen, de persoon met beperkingen redelijkerwijs niet kan worden verweten de kosten reeds te hebben gemaakt en het tijdverloop tussen realisatie van de voorziening en de aanvraag niet onredelijk lang is.

Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 3 Keuzevrijheid

Het college biedt de persoon met beperkingen die aanspraak heeft op een individuele voorziening de keuze tussen een voorziening in natura of een financiële tegemoetkoming of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar persoonsgebonden budget, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan. Het college legt in het Wmo-verstrekkingenboek vast in welke situaties overwegende bezwaren tegen deze keuzevrijheid aanwezig worden geacht.

Artikel 4 Voorziening in natura

Indien de voorziening in bruikleen in natura wordt verstrekt, is de bruikleenovereenkomst gemeente Hof van Twente van toepassing.

Artikel 5 Financiële tegemoetkoming

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden, zoals genoemd in het Wmo-verstrekkingenboek, in de beschikking opgenomen.

Artikel 6 Persoonsgebonden budget

  • 1. Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura. Indien nodig wordt ook een persoonsgebonden budget toegekend voor instandhoudings-kosten, zoals vastgelegd in het Wmo-besluit;

    • c.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, wordt door het college vastgelegd in het Wmo-besluit;

  • 2. De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.

  • 3. Bij of in de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 4. Een persoonsgebonden budget voor Hulp bij het huishouden wordt per 4 weken vooraf uitbetaald. Persoonsgebonden budgetten voor andere voorzieningen worden uitbetaald nadat de budgethouder een getekende opdrachtbevestiging dan wel factuur heeft overgelegd.

  • 5. Persoonsgebonden budgetten worden ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de budgethouder.

  • 6. Het college kan steekproefsgewijs nagaan of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het toekenningsbesluit, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.

  • 7. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 7 Eigen bijdragen

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen kan een eigen bijdrage worden opgelegd. In het Wmo-besluit wordt de omvang van deze eigen bijdrage vastgelegd.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 8 Vormen van hulp bij het huishouden

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 9. Primaat van de algemene hulp bij het huishouden

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, of

    • b.

      problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg

    het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht indien

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, of

    • b.

      problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg

    het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden een onvoldoende oplossing biedt of niet beschikbaar is.

Artikel 10 Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt één of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 11 Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de voorziening hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren, afgerond in decimalen, per week.

Artikel 12 Omvang van het persoonsgebonden budget

De bedragen die per uur in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Wmo-besluit.

Artikel 13 Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op AWBZ-instellingen, hotels, pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatie-woningen en kamerverhuur.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 14 Vormen van woonvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het normale gebruik van de woning en het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 15 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 14, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, een woonvoorziening noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 14, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, een woonvoorziening noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

Artikel 16 Soorten individuele woonvoorzieningen

  • 1. De in artikel 14 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

    • a.

      een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

    • b.

      een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

    • c.

      een uitraasruimte.

  • 2. De in artikel 14 onder d. genoemde voorzieningen kunnen eveneens bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    • a.

      een verhuizing;

    • b.

      onderhoud en reparatie;

    • c.

      tijdelijke huisvesting c.q. dubbele woonlasten;

    • d.

      huurderving.

Artikel 17 Primaat van de verhuizing

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 16 lid 1 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare plotseling en onvoorzienbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 16 lid 1 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare plotseling en onvoorzienbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, het normale gebruik van de woning belemmeren en de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 16 lid 1 onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen en de in artikel 16 lid onder a. genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 4. De voorziening als bedoeld in artikel 16 lid 2 onder a. kan eveneens worden verstrekt aan een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon met beperkingen de aangepaste woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd.

Artikel 18 Woonvoorzieningen en gemeenschappelijke ruimten

Het college kan een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoons-gebonden budget verlenen voor het treffen van uitsluitend de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte indien zonder deze woonvoorziening de woonruimte voor de persoon met beperkingen ontoegankelijk blijft:

  • a.

    het verbreden van toegangsdeuren;

  • b.

    het aanbrengen van elektrische deuropeners;

  • c.

    aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw (mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel);

  • d.

    drempelhulpen of vlonders;

  • e.

    het aanbrengen van een extra trapleuning bij een portiekwoning;

  • f.

    een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw.

Artikel 19 Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan AWBZ-instellingen, hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 20 Hoofdverblijf

  • 1. Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming worden verleend in de kosten van het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZinrichting

  • 3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4. De financiële tegemoetkoming bedoeld in het tweede lid wordt verleend onder de voorwaarde, dat de gemeente waar de persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft, verklaart dat haar niet bekend is dat ten behoeve van de persoon met beperkingen reeds eerder een woning bezoekbaar is gemaakt.

  • 5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de persoon met beperkingen de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken. Een toilet wordt uitsluitend bereikbaar gemaakt indien deze ruimte reeds geschikt is voor gebruik door de persoon met beperkingen.

Artikel 21 Beperkingen

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden voor deze verhuizing aanwezig was;

  • b.

    de persoon met beperkingen niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan de voorzieningen genoemd in artikel 18;

  • d.

    en voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

De aanvraag voor een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten wordt ook geweigerd indien:

  • e.

    de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • f.

    de persoon met beperkingen voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, een aanleun- of zorgwoning, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.

Artikel 22 Terugbetaling bij verkoop (anti-speculatiebeding)

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 5 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. Deze meerwaarde van de woning dient, conform de bepalingen in het Wmo-besluit, te worden terugbetaald aan de gemeente.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 23 Vormen van vervoervoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoervoorziening;

  • b.

    een vervoervoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoermiddel;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een vervoervoorziening.

Artikel 24 Het recht op een algemene voorziening

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 23 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen:

  • a.

    het gebruik van het openbaar vervoer of

  • b.

    het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

Artikel 25 Het primaat van het collectief vervoer

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 23, onder b., c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, het gebruik of bereiken van het openbaar vervoer en het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 23, onder a., onmogelijk maken.

  • 2. Voor de bij artikel 23 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen geldt, dat zij ook in aanvulling op het gebruik van een algemene voorziening verstrekt kunnen worden, mits wordt voldaan aan de in het Wmo-verstrekkingenboek vastgelegde criteria.

Artikel 26 Algemeen gebruikelijke vervoervoorzieningen

  • 1. Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijke inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal het in het Wmo-besluit voor de diverse categorieën genoemde norminkomen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare individuele voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

  • 2. Een met een auto vergelijkbare individuele voorziening kan zijn de gesloten buitenwagen en een financiële tegemoetkoming in de kosten van individueel gebruik van een auto of taxi.

Artikel 27 Omvang in gebied en in kilometers

  • 1. Bij de te verstrekken vervoervoorziening wordt ten aanzien van de vervoerbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de persoon met beperkingen zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 2. De te verstrekken vervoervoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000 kilometer mogelijk maken.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 28 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • d.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een sportrolstoel.

Artikel 29 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik en sportrolstoel

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 28, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 28, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en indien de in artikel 28 onder a vermelde voorziening niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 3. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 28, onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 30 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In uitzondering op het gestelde in artikel 29, lid 2 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 31 Aanvraagformulier

Een aanvraag voor een voorziening dient te worden ingediend door middel van een door het college beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 32 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

De aanvraag dient te worden ingediend bij het door het college aan te wijzen loket, in welk loket zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragenzorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend.

Artikel 33 Inlichtingen, onderzoek, advies

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, de persoon met beperkingen:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te interviewen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te interviewen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college vraagt een door hen daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      het handelt om een aanvraag die een persoon betreft die nog niet eerder een aanvraag heeft ingediend en/of waarvan de noodzaak tot de gevraagde verstrekking niet middels een hoogwaardig intakegesprek door de consulent Zorg kan worden vastgesteld;

    • b.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;

    • c.

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3. De persoon met beperkingen is verplicht aan het college of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4. De persoon met beperkingen dient desgevraagd een geldig identiteitsbewijs te overleggen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht;

  • 5. Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

Artikel 34 Samenhangende afstemming

Het college legt in het Wmo-besluit regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de persoon met beperkingen.

Artikel 35 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 36 Intrekking van een voorziening

  • 1. Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 37 Terugvordering

  • 1. Ingeval een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2. In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens

  • 3. Het college kan een voorziening in natura of het daarvoor beschikbaar gestelde persoonsgebonden budget terugvorderen indien de persoon met beperkingen in gebreke blijft de eigen bijdrage binnen de gestelde termijn en na aanmaning te voldoen;

  • 4. het college ziet af van terugvordering indien na overlijden van de belanghebbende nog korte tijd (maximaal drie maanden) abusievelijk een financiële tegemoetkoming is doorbetaald.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 38 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de persoon met beperkingen of de woningeigenaar afwijken van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald, indien strikte toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 39 Gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college en voor zover dit mogelijk is, binnen de door deze verordening, het Wmo-besluit en WMO-verstrekkingenboek aangegeven grenzen.

Artikel 40 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Wmo-besluit geldende bedragen verhogen of verlagen conform de prijsontwikkelingen op basis van de consumentenprijsindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 41 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt periodiek geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft, wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens, voor het eerst 1 jaar na de inwerkingtreding van de verordening, aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 42 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2008 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hof van Twente 2007.

Artikel 43 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hof van Twente 2008.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hof van Twente d.d. 30 september 2008.
De raad van de gemeente Hof van Twente,
de griffier, de voorzitter,
A.W. Averink, H. Kok