Subsidieverordening Hollands Kroon 2013

Geldend van 04-04-2013 t/m heden

Intitulé

Subsidieverordening Hollands Kroon 2013

De gemeenteraad van Hollands Kroon,

Besluit:

vast te stellen de navolgende Subsidieverordening Hollands Kroon 2013

1. ALGEMENE BEPALINGEN

1.1Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Bij de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    gemeente: de gemeente Hollands Kroon.

  • b.

    de raad: de gemeenteraad van de gemeente Hollands Kroon.

  • c.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon.

  • d.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht.

  • e.

    instelling: een organisatie of groepering van personen die rechtspersoonlijkheid bezit en die zich zonder winstoogmerk ten doel stelt activiteiten te verrichten waarvan het gemeentebestuur de ideële of materiële waarde voor de inwoners van de gemeente erkent.

  • f.

    activiteiten: bezigheden van de instelling ter verwezenlijking van haar doelstelling.

  • g.

    activiteitensubsidie: een subsidie aan een (vrijwilligers)instelling voor activiteiten die passen bij gemeentelijke beleidsdoelstellingen in een bepaald jaar, waarbij het subsidiebedrag is gerelateerd aan activiteiten die de instelling uit voert.

  • h.

    budgetsubsidie: een subsidie die aan een (professionele) instelling wordt toegekend voor structurele activiteiten in de vorm van een budget, waarbij het subsidiebedrag is gerelateerd aan een bepaald niveau van overeengekomen activiteiten of prestaties.

  • i.

    incidentele subsidie: een subsidie die betrekking heeft op activiteiten met een eenmalig karakter en waar tijdens de vaststelling van de begroting niet in was voorzien.

  • j.

    investeringssubsidie: een eenmalige subsidie in de kosten van investeringen voor roerende en onroerende zaken, anders dan voor het regulier (klein) onderhoud.

  • k.

    subsidiejaar: het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1.

    De raad stelt vast dat voor de volgende beleidsterreinen subsidie kan worden verstrekt:

  • a.

    Burger en Bestuur;

  • b.

    Openbare Orde en veiligheid;

  • c.

    Verkeer, vervoer en waterstaat;

  • d.

    Economische zaken;

  • e.

    Onderwijs;

  • f.

    Natuur, cultuur en recreatie;

  • g.

    Sociale zaken en maatschappelijk werk;

  • h.

    Volksgezondheid;

  • i.

    Ruimtelijke ontwikkeling.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven.

Artikel 3 Bevoegdheid college

  • 1.

    Het college is bevoegd tot het verstrekken van subsidies binnen de door de raad gestelde kaders.

  • 2.

    Voor zover in deze verordening niet anders is bepaald, oefent het college de in titel 4.2 en 4.4 van de Awb genoemde bevoegdheden uit.

  • 3.

    Het college stelt beleidsregels vast ter uitvoering van deze verordening.

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De raad kan in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar bij vaststelling van de begroting voor de beleidsterreinen een subsidieplafond vaststellen.

  • 2.

    De raad bepaalt bij het vaststellen van het subsidieplafond tevens de wijze van verdeling. Indien de verdeling niet is vastgesteld, geldt de volgorde van binnenkomst van een volledige aanvraag.

  • 3.

    Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

Artikel 5 Rechtspersoonlijkheid

  • 1.

    Subsidie worden in beginsel verstrekt aan rechtspersonen.

  • 2.

    Het college kan in beleidsregels bepalen dat aan (groepen van) natuurlijke personen subsidie wordt verstrekt.

Artikel 6 Per boekjaar verstrekte subsidies

Tenzij bij deze verordening of bij subsidieverlening anders is bepaald, is op budgetsubsidies afdeling 4.2.8. van de Awb van toepassing.

2. PROCEDURE VAN SUBSIDIEAANVRAAG, -VERLENING EN –VASTSTELLING

2.1 Subsidieaanvraag

Artikel 7 Aanvraag budgetsubsidie

  • 1. Een aanvraag voor een budgetsubsidie wordt ingediend voor 1 mei voorafgaand aan het eerste subsidiejaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd.

  • 2. Een aanvraag voldoet aan de vereisten genoemd in paragraaf 4.2.8.2 van de Awb.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere dan de in het vorige lid genoemde paragraaf bedoelde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden overgelegd.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het eerste en tweede lid, indien naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd of geen aanwijsbaar belang daarmee is gediend.

Artikel 8 Aanvraag activiteitensubsidie

  • a.

    Een aanvraag voor een activiteitensubsidie wordt ingediend voor 1 mei voorafgaand aan het eerste subsidiejaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd.

  • b.

    Bij de indiening van de aanvraag dienen te worden overgelegd:

a) een activiteitenplan;

b) een begroting voor het komende jaar;

c) een balans en een staat van baten en lasten met een toelichting daarop over het voorgaande jaar.

  • c.

    Indien voor de eerste maal een activiteitensubsidie wordt aangevraagd, overlegt de aanvrager tevens:

  • a)

    een exemplaar van de statuten of huishoudelijk reglement;

  • b)

    een omschrijving van de organisatievorm, de werkwijze en het ledenbestand;

  • c)

    een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

  • d.

    Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden overgelegd.

  • e.

    Het college kan ontheffing verlenen van het eerste tot en met het derde lid, indien naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd of geen aanwijsbaar belang daarmee is gediend.

Artikel 9 Aanvraag investeringssubsidie

  • 1. Een aanvraag voor een investeringssubsidie wordt ingediend voor 1 mei voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd.

  • 2. De instelling overlegt bij de aanvraag de volgende stukken:

  • 1. een toelichting waaruit blijkt dat de te treffen voorziening zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht als noodzakelijk kan worden aangemerkt;

  • 2. ten minste twee offertes;

  • 3. een financierings- en dekkingsplan waarbij duidelijk aangegeven dient te worden hoe de instelling aan haar financiële verplichtingen denkt te voldoen.

  • 3. Het college kan van de instelling nadere gegevens over de beoogde investering verlangen.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het eerste tot en met het derde lid, indien naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd of geen aanwijsbaar belang daarmee is gediend.

Artikel 10 Aanvraag incidentele subsidie

  • 1.

    Een aanvraag voor incidentele subsidie wordt uiterlijk acht weken voor aanvang van de activiteit waar subsidie voor wordt gevraagd, ingediend bij het college.

  • 2.

    Bij de indiening van de aanvraag dienen te worden overgelegd:

a) een activiteitenplan;

b) een begroting van de activiteit waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden overgelegd.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het eerste en tweede lid, indien naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd of geen aanwijsbaar belang daarmee is gediend.

2.2 Subsidieverlening

Artikel 11 Beschikking tot verlening van budget- en activiteitensubsidie

  • 1. Het college beslist op de aanvraag voor 31 december voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie is gevraagd.

  • 2. Het college kan de subsidie verlenen voor een tijdvak van maximaal vier jaar.

Artikel 12 Beschikking tot verlening en vaststelling van incidentele subsidies

  • 1. Het college beslist op de aanvraag voor een incidentele subsidie binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college kan de beslissing met ten hoogste acht weken verdagen.

  • 3. De beschikking tot vaststelling van de subsidie valt gelijk met de beschikking tot verlening, als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 13 Beschikking tot verlening van investeringssubsidie

  • 1. Het college beslist op de aanvraag voor 31 december voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie is gevraagd.

  • 2. Het college kan bij deze beschikking verplichtingen opleggen over de aanvangsdatum en de gereedmelding van de investering.

  • 3. Het college kan de instelling verplichtingen opleggen ter zake van het dulden van gemeentelijke controle tijdens de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend.

Artikel 14 Weigeringsgronden

Het college kan, naast de in artikel 4:35 Awb genoemde gronden, de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd niet gericht zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan inwoners van de gemeente;

  • b.

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een partijpolitiek, religieus of levensbeschouwelijk karakter hebben;

  • c.

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd reeds in voldoende mate in de gemeente Hollands Kroon worden aangeboden dan wel op andere wijze aan de inwoners van de gemeente Hollands Kroon worden aangeboden;

  • d.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet of de openbare orde;

  • e.

    de aanvrager zelf in de kosten van de activiteit of activiteiten kan voorzien uit eigen middelen of middelen van derden;

  • f.

    de subsidieverstrekking op overige gronden niet past in het beleid van de gemeente.

2.3 Subsidievaststelling

Artikel 15 Aanvraag vaststelling activiteiten- en budgetsubsidie

  • 1. De instelling waaraan een budgetsubsidie is verleend, dient met inachtneming van paragraaf 4.2.8.5 van de Awb voor 1 mei van het jaar volgende op het subsidiejaar, een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het eerste lid indien naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd of geen aanwijsbaar belang daarmee is gediend.

Artikel 16 Aanvraag vaststelling activiteitensubsidie tot € 5.000,--

  • 1. Subsidies tot € 5.000,-- worden door het college:

  • a. direct vastgesteld of;

  • b. ambtshalve vastgesteld binnen 22 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 17 Aanvraag vaststelling activiteitensubsidie vanaf € 5.000,-- tot € 50.000,--

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 5.000,--, maar minder dan € 50.000,--, dient de subsidieontvanger uiterlijk 22 weken na het verricht zijn van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 18 Aanvraag vaststelling activiteitensubsidie vanaf € 50.000,--

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 50.000,--, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

  • a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

  • b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

  • c. een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

  • d. een accountantsverklaring.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 19 Aanvraag vaststelling investeringssubsidie

  • 1. De instelling waaraan een investeringssubsidie is verleend, dient binnen twaalf weken na afronding van het project waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag in ter vaststelling van de investeringssubsidie bij het college.

  • 2. De instelling overlegt bij de aanvraag ten minste informatie over de realisatie van de voorziening en over de financiering daarvan.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het eerste en tweede lid, indien naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd of geen aanwijsbaar belang daarmee is gediend.

Artikel 20 Beslissing op aanvraag subsidievaststelling

  • 1.

    Het college beslist op de aanvraag tot subsidievaststelling binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2.

    Het college kan de beschikking als genoemd in het eerste lid, met ten hoogste acht weken verdagen.

  • 3.

    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

3. SUBSIDIEVERPLICHTINGEN

Artikel 21 Verzekering

  • 1. Een instelling draagt ervoor zorg om haar roerende en onroerende zaken tegen schade door brand, storm en inbraak te verzekeren en verzekerd te houden.

  • 2. Een instelling draagt zorg voor het verzekeren van andere door het college aan te duiden risico's zoals schade voortvloeiende uit de wettelijke aansprakelijkheid van besturen, personeel en vrijwilligers.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het eerste en tweede lid, indien naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd of geen aanwijsbaar belang daarmee is gediend.

Artikel 22 Administratie en financieel beheer

  • 1. Voor zover op een subsidie afdeling 4.2.8. van de Awb niet van toepassing is, draagt de instelling er zorg voor dat de financiële administratie zodanig is ingericht dat op eenvoudige wijze inzicht kan worden verkregen in de activiteiten, de exploitatieresultaten en de vermogenspositie. Tevens dient de mate waarin de instelling eigen inkomsten genereert of door derden financieel ondersteund wordt beschreven te staan.

  • 2. Voor zover op een subsidie afdeling 4.2.8 van de Awb niet van toepassing is, houdt de instelling de administratieve gegevens gedurende 5 jaren na afloop van het subsidiejaar beschikbaar.

  • 3. Voor zover op een subsidie afdeling 4.2.8 van de Awb niet van toepassing is, kan het college subsidieontvangers verplichten een accountantsverklaring zoals bedoeld in artikel 2:393, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek over te leggen.

  • 4. De in lid 3 bedoelde verklaring geeft tevens inzicht in de naleving van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen en in het bijzonder in het daadwerkelijk verricht zijn van de activiteiten.

  • 5. Het college kan ontheffing verlenen van het eerste tot en met het vierde lid, indien naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd of geen aanwijsbaar belang daarmee is gediend.

Artikel 23 Ontbinding en liquidatie

  • 1. De instelling brengt een voornemen tot ontbinding van de rechtspersoon onverwijld ter kennis van het college.

  • 2. Bij liquidatie vervalt het gedeelte van het batig saldo van het liquidatiesaldo, indien dit redelijkerwijs kan worden toegeschreven aan de verstrekte subsidie, aan de gemeente.

  • 3. De na beëindiging van de activiteiten ter beschikking komende middelen vervallen, indien deze redelijkerwijs kunnen worden toegeschreven aan de verstrekte subsidie, aan de gemeente.

  • 4. Het college kan in voorkomende gevallen afwijken van het tweede en derde lid.

Artikel 24 Andere doelgerichte verplichtingen

  • 1. Het college kan, naast de in artikel 4:37 Awb genoemde verplichtingen, bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen met betrekking tot:

  • a. de samenwerking met andere instellingen;

  • b. het waar mogelijk afstemmen met instellingen die activiteiten verrichten ten behoeve van eenzelfde doelgroep of eenzelfde maatschappelijke problematiek;

  • c. andere elementen die van belang geacht worden voor het waarborgen van een voldoende kwaliteit en effectiviteit van de activiteiten.

  • 2. Voor zover op een subsidie afdeling 4.2.8 Awb niet van toepassing is, informeert een subsidieontvanger het college schriftelijk over omstandigheden en ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op het verstrekken van de subsidie.

Artikel 25 Sociaal Profijtbeginsel

Het college kan aan de subsidieontvanger een inspanningsverplichting opleggen om binnen de instelling plaats te bieden aan inwoners van de gemeente Hollands Kroon, die een uitkering ontvangen op grond van de Wet werk en bijstand of een andere sociale zekerheidswet, met als doel hen passend vrijwilligerswerk te laten verrichten.

5.SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 26 Intrekken oude subsidieverordeningen en overgangsbepaling

  • 1. De Algemene Subsidieverordening Hollands Kroon van 2 januari 2012, wordt ingetrokken.

  • 2. Op subsidieaanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening blijft de in het eerste lid genoemde verordening van toepassing.

Artikel 27 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

Artikel 28 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening Hollands Kroon 2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 maart 2013.
De raad voornoemd,
Griffier Voorzitter