Regeling vervallen per 01-03-2022

Regeling bijbehorende bouwwerken bij woningen

Geldend van 07-02-2013 t/m 28-02-2022

Intitulé

Regeling bijbehorende bouwwerken bij woningen

Regelingbijbehorende bouwwerken bij woningen in de gemeente Hollands Kroon

18 december 2012

Inhoudsopgave

Inleiding 3

Nadere toelichting bij toetsing 7

Artikel 1. Begrippen 9

Artikel 2. Wijze van meten 12

Artikel 3. Regeling ten aanzien van het gebied buiten de bebouwde kom 13

Artikel 4. Regeling ten aanzien van de bebouwde kom 17

Bijlage I . Lijst van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven 21

Bijlage II. Rekenvoorbeelden oppervlakte 22

Inleiding

Op 1 januari 2012 zijn de gemeenten Anna Paulowna, Niedorp, Wieringen en Wieringermeer gefuseerd tot de gemeente Hollands Kroon. De voormalige gemeenten hebben ieder verschillende regelingen ten aanzien van de bouw- en gebruiksregels van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen. Deze bouwwerken vallen allemaal onder het begrip “bijbehorend bouwwerk”.

In het “Plan van aanpak actualisatie bestemmingsplannen” (26 maart 2012) van de gemeente Hollands Kroon wordt op pagina 10 het volgende gesteld:

“Een logische eerste stap in het actualisatie proces is de afstemming van de regeling voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen. De vier oude gemeente n hebben op sommige punten afwijkende rege - lingen voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Deze verschillen dienen inzichtelijk en eenduidig gemaakt te worden. Dit wil niet zeggen dat er geen verschillen meer zullen bestaan, maar deze verschillen moeten vanuit ruimtelijk oogpunt gemotiveerd kunnen worden. Deze regeling kan in de lopende bestemmingsplannen geïmplementeerd worden en zal na 1 juli 2013 via een paraplu - bestemmingsplan ook in de overige bestemmingsplannen worden opgenomen. Tot dat moment kan het als toetsingskader dienen voor verzoeken om af te wijken van het bestemmingsplan.”

Uit bovenstaande wordt duidelijk dat de regeling zal worden opgenomen in de nieuwe ruimtelijke plannen. Daarnaast wordt de regeling als toetsingskader voor planologische afwijkingsprocedures ex artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 1˚, 2˚ en 3˚ Wabo gebruikt. De vigerende analoge, maar ook digitale ruimtelijke plannen die nog niet aan actualisatie toe zijn, worden in eerste instantie niet aangepast. In een later stadium kan de regeling in deze plannen worden meegenomen door middel van een actualisatie of door middel van een overkoepelende regeling (paraplubestemmingsplan). De nood-zaak hiertoe zal – in tegenstelling tot het genoemde in het “Plan van aanpak actualisatie bestem-mingsplannen” – in een later stadium beoordeeld worden.

De regeling heeft geen relatie met het vergunningsvrij bouwen, zoals dit in de Wet algemene be-palingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) omschreven staat.

De regeling biedt geen mogelijkheden voor een situering van hoofdgebouwen, anders dan dat deze in de vigerende en nieuwe bestemmingsplannen bepaald is.

De regeling maakt een onderscheid tussen woningen binnen en buiten de bebouwde kom. In sommi-ge bestemmingsplannen is dit onderscheid er niet, omdat de plangebieden van deze plannen zowel binnen als buiten de bebouwde kom liggen. Een goed voorbeeld hiervan is het bestemmingsplan “Wieringerwaard en Nieuwesluis”, vastgesteld door de raad van de (voormalige) gemeente Anna Paulowna op 28 november 2011. Bij afwijkingsprocedures is in de meeste gevallen eenvoudig te toetsen of het binnen of buiten de bebouwde kom is gelegen. Mochten vergelijkbare bestemmings-plannen, die zowel binnen als buiten de bebouwde kom zijn gelegen in de toekomst worden geactualiseerd, dan zal hier rekening mee moeten worden gehouden.

De regeling is niet van toepassing op:

1.Het plangebied van het bestemmingsplan “Buitengebied Wieringen 2002”:

Dit is het grondgebied van Wieringen dat gelegen is buiten de bebouwde kom. Voor het buitengebied van Wieringen gelden hoge cultuurhistorische waarden. In het bestemmingsplan dat het bestemmingsplan “Buitengebied Wieringen 2002” opvolgt, zal een afweging worden gemaakt inzake de hoeveelheid toe te laten bebouwing in relatie tot het landschap van het voormalige eiland en de daarbij specifiek geldende belangen.

2.Het beschermde dorpsgezicht van Kolhorn:

Hier is maatwerk gewenst en er zal een beheersverordening voor dit grondgebied worden opgesteld.

3.Het beschermde dorpsgezicht van Barsingerhorn :

Hier is maatwerk gewenst en er zal een beheersverordening voor dit grondgebied worden opgesteld.

Figuur 1 biedt een overzicht van de bestaande bouwregels. Figuur 2 biedt een overzicht van de bestaande gebruiksregels. In beide figuren is uitgegaan van de meest recente bestemmingsplannen van de kernen en van de buitengebieden, al dan niet formeel in procedure.

Onderstaande gegevens (figuren 1 en 2) zijn afkomstig uit de volgende bestemmingsplannen van de voormalige gemeenten:

  • -

    Anna Paulowna:

    • 1.

      “Buitengebied 2006” (status: onherroepelijk);

    • 2.

      “Wieringerwaard en Nieuwesluis” (status: onherroepelijk);

  • -

    Niedorp:

    • 1.

      “Buitengebied Niedorp 2010” (status: voorontwerp);

    • 2.

      “Nieuwe Niedorp, Winkel en Lutjewinkel” (status: voorontwerp);

  • -

    Wieringen:

    • 1.

      “Buitengebied Wieringen 2002” (status: onherroepelijk);

    • 2.

      “Hippolytushoef” (status: vastgesteld);

  • -

    Wieringermeer:

    • 1.

      “Buitengebied Wieringermeer 2009” (status: vastgesteld);

    • 2.

      “Slootdorp 2009” (status: onherroepelijk).

Uit de figuren 1 en 2 blijkt dat er de nodige verschillen tussen de bouw- en gebruiksregels van de verschillende gemeenten zijn. De voormalige gemeenten hebben ieder een verschillend karakter, waardoor er de nodige verschillen in de regels zijn. Wieringen heeft hier de meest beperkende regeling. De regelingen van de andere voormalige gemeenten zijn een stuk ruimer.

Gemeente Hollands Kroon kiest ervoor een ruime regeling vast te stellen, die de nodige ruimte biedt voor bouw- en gebruiksregels. Inwoners krijgen binnen hetgeen dat als maximaal ruimtelijk aanvaardbaar wordt geacht de ruimte om hun bouwwensen en gebruikswensen te realiseren. Per aspect wordt hierbij uitgegaan van de meest soepele regeling van de oude gemeenten, mits deze op zichzelf én cumulatief geen afbreuk doet aan de totale regeling dan wel leidt tot onevenredige beperkingen c.q. belemmeringen voor omliggende percelen.

De regeling zal één op één worden opgenomen in de nieuwe bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen. Ruimtelijke plannen die al in procedure zijn zullen hierop worden aangepast, voor zover dit mogelijk is.

Figuur 1: bouwregels aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Anna Paulowna (buiten-gebied)

Anna Paulowna (kernen)

Niedorp (buiten-gebied)

Niedorp (kernen)

Wieringen (buiten-gebied)

Wieringen (kernen)

Wieringer-meer (buiten-gebied)

Wieringer-meer (kernen)

Bouwhoogte (maximaal)

6 m

6 m

5,5 m (over-kapping 3 m)

5,5 m (over-kapping 3 m)

-

5 m

(over-kapping 3 m)

6 m (+ bij aan- en uitbouwen minimaal 1 m lager dan bouw- hoogte van woning)

8 m

(over-kapping 3 m)

Goothoogte (maximaal)

3 m

(of gelijk aan vloer 1e verd.)

3 m

3 m

(of max. 25 cm hoger dan vloer 1e verd.)

3 m

(of max. 25 cm hoger dan vloer 1e verd.)

3 m / vrijstaand bijgebouw 2,5 m / aange-bouwd bijgebouw ≤ onderste bouwlaag hoofd-gebouw

Max. 25 cm hoger dan vloer 1e verd. / vrijstaand bijgebouw 3 m)

3 m

3 m

(of gelijk aan vloer 1e verd.)

Dakhelling

minimaal 30˚

-

-

-

-

-

Aan- en uitbouwen max. 60 ˚ / bijge-bouwen en overkap-pingen tussen 18˚- 60˚

-

Afstand tot (zijdelingse) perceelgrens (minimaal)

2 m

-

1 m

1 m

-

-

-

1 m

(óf 0 m)

Oppervlakte (maximaal aantal vierkante meters)

75 m²

70m²

Tussen 50 en 150 m²

(afhan-kelijk van de perceels-grootte)

Tussen 50 en 150 m²

(afhan-kelijk van de perceels-grootte)

50 m²

Tussen 40 en 75 m²

105 m² (waarvan 30 m² aan- uitbouwen, 75 m² bijge-bouwen en overkap-pingen

100 m²

Oppervlakte (maximaal percentage)

40% van het bouw-perceel (inclusief hoofd-gebouw)

50% van het achter-erfgebied

50% van de opper-vlakte van het bouw-perceel

50% van de opper-vlakte van het bouw-perceel

-

60% van oppervlak-te van hoofd-gebouw / 50 % van het erf

50% van het bestem-mingsvlak (in aanvulling op hoofd-gebouw)

90% van oppervlak-te van hoofd-gebouw

Bebouwings-afstand achter voorgevel-rooilijn (minimaal)

4 m

1 m

1 m

1 m

3 m

1 m

0 m (beperking geldt niet voor bijge-bouwen en overkap-pingen)

2,5 m

Erkers toegestaan vóór voorgevel?

Ja, tot 1 m diep

Ja, tot 1 m diep

Ja, tot 1 m diep

Ja, tot 1 m diep

Ja, tot 1 m diep, ten hoogste 60% van breedte voorgevel

Ja, max. één erker, tot 1,5 m diep, ten hoogste 60% van breedte voorgevel

Nee

Ja, tot 1,5 m diep, ten hoogste 2/3 van breedte voorgevel

Figuur 2: gebruiksregels aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Anna Paulowna (buiten-gebied)

Anna Paulowna (kernen)

Niedorp (buiten-gebied)

Niedorp (kernen)

Wieringen (buiten-gebied)

Wieringen (kernen)

Wieringer-meer (buiten-gebied)

Wieringer-meer (kernen)

Maximaal toegestane oppervlakte aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf

30% van de opper-vlakte van de woning, met een maximum van 120 m²

50 m²

40 m² van de grond-vloer-opper-vlakte van de bebouw-ing

40 m² van de grond-vloer-opper-vlakte van de bebouw-ing

-

30% van de vloerop-pervlakte van de begane grond van het hoofd-gebouw, inclusief aan- en uitbouwen, bijge-bouwen op het bouw-perceel, met een maximum van 50 m²

niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijge-bouwen, met een maximum van 75 m²

niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijge-bouwen, met een maximum van 75 m²

Mantelzorg-woning toegestaan?

Ja, bij afwijking

Ja, bij afwijking

Ja, bij afwijking. Max. 75 m²

Ja, bij afwijking. Max. 75 m²

-

-

Ja, bij afwijking

-

Mantelzorg-woning (extra, in afwijking van max. bebouwings-oppervlak)

-

-

Bij afwijking. Max. 60 m²

Bij afwijking. Max. 60 m²

-

-

-

-

Bed & breakfast?

(+ max. aantal personen)

Bij afwijking, onder-geschikt aan woon-functie

2 kamers, onder-geschikt aan woon-functie, max 50 m² en 20% van gezam. vloer- opperlvl.

7 bij afwijking

7 bij afwijking

10 bij aandui-ding ‘recrea-tief mede-gebruik’

4 bij afwijking

4 bij recht. 20 bij afwijking bij ‘karakter-istiek’ of bij traditio-nele Wieringer- meer-boerderij-en

-

Nadere toelichting bij toetsing

In de bestemmingsplannen van de gemeente Hollands Kroon is in algemene zin sprake van vier verschillende manieren van het bestemmen van woonbestemmingen. Onderstaande figuren bieden hier een weergave van.

Het is hierbij van belang om duidelijke definities te hebben, zodat misverstanden in de toetsing kunnen worden voorkomen. Met name de definitie van het begrip “bouwperceel” is hierbij van belang.

bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar be horende bebouwing is toegelaten

Figuur 3: fragment “ Bestemmingsplan Wieringerwaard en Nieuwesluis :

In figuur 3 is sprake van:

  • -

    een bestemming “Tuin” tot 1 meter achter de voorgevel;

  • -

    een bestemming “Wonen”;

  • -

    een bouwvlak ten behoeve van het hoofdgebouw.

Het bouwperceel komt hier overeen met de bestemmingen “Tuin” en “Wonen”.

Figuur 4: fragment “Bestemmingsplan Westerland”:

In figuur 4 is sprake van:

  • -

    een bestemming “Tuin” tot de voorgevel en op de delen van het perceel waar geen bebouwing toegestaan is;

  • -

    een bestemming “Wonen”;

  • -

    een bouwvlak ten behoeve van het hoofdgebouw;

Het bouwperceel komt hier overeen met de bestemming “Wonen”.

Figuur 5: fragment “ Bestemmingsplan ’t Veld, Oude Niedorp en Zij dewind – De Weel” (voorontwerp )

In figuur 5 is sprake van:

  • -

    een bestemming “Wonen” voor het gehele bouwperceel;

  • -

    een bouwvlak ten behoeve van het hoofdgebouw.

Het bouwperceel komt hier overeen met de bestemming “Wonen”.

Figuur 6 : fragment “Bestemmingsplan B uitengebied Niedorp” (voorontwerp)

In figuur 6 is sprake van:

  • -

    een bestemming “Wonen” voor het gehele bouwperceel;

  • -

    het niet aanwezig zijn van bouwvlakken; hoofdgebouwen mogen hier niet dichterbij de bestemming “Verkeer” gerealiseerd worden dan de bestaande afstand.

Het bouwperceel komt hier overeen met de bestemming “Wonen”.

Conclusie

Er wordt van de definitie van “bouwperceel” uitgegaan, voor zolang er een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing in het bestemmingsplan is toegelaten. Een trend in het buitengebied is dat er stukken agrarische grond door particulieren worden gekocht en dat deze vervolgens bij de percelen worden gevoegd. Deze stukken grond hebben in een meerderheid van de gevallen de bestemming “Agrarisch”, mogen niet worden bebouwd, en maken dus géén onderdeel uit van de definitie “bouwperceel”.

Artikel 1. Begrippen

aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

een in bijlage I genoemd dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;

afhankelijke woonruimte:

woonruimte die een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

bed & breakfast:

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit. Onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

bestaand:

het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouw- of omgevingsvergunning dan wel vergunningsvrij was;

bijbehorend bouwwerk:

aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

dakoverstek:

een dak over een ruimte bij een gebouw, welke ruimte niet zodanig door wanden is omgeven, dat deze ruimte als deel uitmakend van het gebouw is aan te merken;

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

horecabedrijf:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie;

mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

ondergeschikte detailhandel:

detailhandelsactiviteiten die aan te merken zijn als rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van een niet-detailhandelsbedrijf en daaraan in bedrijfseconomisch en ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn;

overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

peil:

  • 1.

    voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  • 2.

    voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij aanvang van de bouw;

  • 3.

    indien in of op het water wordt gebouwd het Normaal Amsterdams Peil (of een plaatselijk aan te houden waterpeil);

seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop,

seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming, al dan niet noodzakelijk is.

Artikel 2. Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk;

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

b.de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

c.de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bijbehorend bouwwerk.

De goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald door de hoogte van de goot aan de lage zijde van het dak, de bouwhoogte wordt bepaald door de hoogte van de hoge zijde van het dak.

Indien bijbehorende bouwwerken van een platte afdekking worden voorzien, geldt de maximale goothoogte als maximale hoogte.

Artikel 3. Regeling ten aanzien van het gebied buiten de bebouwde kom

3.1 Bouwregels

3.1.1

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • 1.

    bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  • 2.

    in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

    • a.

      de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 m bedragen;

    • b.

      de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;

    • c.

      de bouwhoogte bedraagt niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;

  • 3.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de binnen het bestemmingsplan toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met:

    • a.

      70 m² bij rijenwoningen, niet zijnde halfvrijstaande woningen;

    • b.

      70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;

    • c.

      100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;

    • d.

      125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;

    • e.

      150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;

    • f.

      de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder a t/m e is toegestaan;

  • 4.

    het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;

  • 5.

    de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;

  • 6.

    de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen;

  • 7.

    de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 m bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  • 8.

    een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 m bedragen;

  • 9.

    ondergronds bouwen is niet toegestaan.

3.1.2

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.1.1. gelden voor stolpboerderijen en voor als karakteristiek aangeduide panden de volgende regels:

  • 1.

    er mogen geen aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen worden gebouwd;

  • 2.

    bijgebouwen en vrijstaande overkappingen dienen op ten minste 5 m achter de achtergevel te worden gebouwd, dan wel op de bestaande afstand indien deze minder is.

3.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • -

    de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • -

    het straat- en bebouwingsbeeld;

  • -

    de milieusituatie;

  • -

    het uitzicht van woningen;

  • -

    de verkeersveiligheid;

  • -

    de woonsituatie,

3.2.1

afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.1 lid 7 en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:

  • 1.

    de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;

  • 2.

    de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;

  • 3.

    er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.

3.2.2

afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.2 lid 1 voor het bouwen van aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen, met dien verstande dat:

  • 1.

    de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd;

  • 2.

    de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping in het verlengde van de gevels van de stolp wordt gebouwd;

  • 3.

    de dakhelling van de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping overeenkomstig de dakhelling van de stolp is;

  • 4.

    voor het overige de bouwregels uit artikel 3.1.1 van overeenkomstige toepassing zijn.

3.3Gebruiksregels

3.3.1

Aan-huis verbonden beroepen en bedrijven zijn in overeenstemming met de woonfunctie, mits:

  • 1.

    niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met een maximum van 120 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;

  • 2.

    alleen activiteiten mogen worden uitgevoerd die niet meldingsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in de bijlage bij deze beleidsregels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;

  • 3.

    geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;

  • 4.

    geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • 5.

    het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;

  • 6.

    het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;

  • 7.

    er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst met een maximum aantal van één, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mogen zijn;

  • 8.

    degene die het aan-huis-verbonden beroep of de bedrijfsactiviteit uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;

  • 9.

    er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;

  • 10.

    er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;

  • 11.

    buitenopslag ten behoeve van de activiteit uitsluitend is toegestaan binnen de grenzen van het achtererfgebied.

3.3.2

Tot een gebruik in overeenstemming met de woonfunctie wordt mede gerekend het hobbymatig gebruik van bestaande gebouwen voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:

  • 1.

    er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;

  • 2.

    permanente bewoning niet is toegestaan;

  • 3.

    geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;

  • 4.

    geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • 5.

    het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;

  • 6.

    het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, in strijd met de woonfunctie, wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a.

    het gebruik van een woning voor recreatieve bewoning, met uitzondering van bestaande recreatieve bewoning;

  • b.

    het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;

  • c.

    het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte;

  • d.

    het gebruik voor bed & breakfast voor meer dan 4 personen.

    3.5Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • -

    de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • -

    het straat- en bebouwingsbeeld;

  • -

    de milieusituatie;

  • -

    het uitzicht van woningen;

  • -

    de verkeersveiligheid;

  • -

    de woonsituatie,

3.5.1

afwijken van het bepaalde in artikel 3.4 lid c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, mits:

  • 1.

    dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;

  • 2.

    de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;

  • 3.

    het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;

  • 4.

    binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt.

3.5.2

afwijken van het bepaalde in artikel 3.4 lid c en toestaan dat naast de in artikel 3.1.1 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, mits:

  • 1.

    dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;

  • 2.

    de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;

  • 3.

    het in artikel 3.1.1. genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;

  • 4.

    het parkeren op eigen erf plaatsvindt;

  • 5.

    binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.

3.5.3

afwijken van het bepaalde in artikel 3.4 lid d en toestaan dat een bed & breakfast bedrijfsmatig wordt toegestaan voor maximaal 7 personen, met dien verstande dat:

  • 1.

    er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;

  • 2.

    permanente bewoning niet is toegestaan;

  • 3.

    geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;

  • 4.

    geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • 5.

    het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;

  • 6.

    het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

Artikel 4. Regeling ten aanzien van de bebouwde kom

4.1 Bouwregels

4.1.1

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • 1.

    bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  • 2.

    in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

    • a.

      de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 m bedragen;

    • b.

      de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;

    • c.

      de bouwhoogte bedraagt niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;

  • 3.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de binnen het bestemmingsplan toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met:

    • a.

      70 m² bij rijenwoningen, niet zijnde halfvrijstaande woningen;

    • b.

      70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;

    • c.

      100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;

    • d.

      125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;

    • e.

      150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;

    • f.

      de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder a t/m e is toegestaan;

  • 4.

    het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;

  • 5.

    de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;

  • 6.

    de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen;

  • 7.

    de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 m bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  • 8.

    een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 m bedragen;

  • 9.

    ondergronds bouwen is niet toegestaan.

4.1.2

In afwijking van het bepaalde in artikel 4.1.1. gelden voor stolpboerderijen en voor als karakteristiek aangeduide panden de volgende regels:

  • 1.

    er mogen geen aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen worden gebouwd;

  • 2.

    bijgebouwen en vrijstaande overkappingen dienen op ten minste 5 m achter de achtergevel te worden gebouwd, dan wel op de bestaande afstand indien deze minder is.

4.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • -

    de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • -

    het straat- en bebouwingsbeeld;

  • -

    de milieusituatie;

  • -

    het uitzicht van woningen;

  • -

    de verkeersveiligheid;

  • -

    de woonsituatie,

4.2.1

afwijken van het bepaalde in artikelen 4.1.1 lid 7 en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:

  • 1.

    de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;

  • 2.

    de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;

  • 3.

    er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.

4.2.2

afwijken van het bepaalde in artikel 4.1.2 lid 1 voor het bouwen van aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen, met dien verstande dat:

  • 1.

    de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd;

  • 2.

    de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping in het verlengde van de gevels van de stolp wordt gebouwd;

  • 3.

    de dakhelling van de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping overeenkomstig de dakhelling van de stolp is;

  • 4.

    voor het overige de bouwregels uit artikel 4.1.1 van overeenkomstige toepassing zijn.

4.3 Gebruiksregels

4.3.1

Aan-huis verbonden beroepen en bedrijven zijn in overeenstemming met de woonfunctie, mits:

  • 1.

    niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met een maximum van 75 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;

  • 2.

    alleen activiteiten mogen worden uitgevoerd die niet meldingsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in de bijlage bij deze beleidsregels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;

  • 3.

    geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;

  • 4.

    geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • 5.

    het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken;

  • 6.

    er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst met een maximum aantal van één, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mogen zijn;

  • 7.

    degene die het aan-huis-verbonden beroep of de bedrijfsactiviteit uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;

  • 8.

    er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;

  • 9.

    er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;

  • 10.

    buitenopslag ten behoeve van de activiteit niet is toegestaan.

4.3.2

Tot een gebruik in overeenstemming met de woonfunctie wordt mede gerekend het hobbymatig gebruik van bestaande gebouwen voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:

  • 1.

    er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;

  • 2.

    permanente bewoning niet is toegestaan;

  • 3.

    geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;

  • 4.

    geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • 5.

    het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;

  • 6.

    het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, in strijd met de woonfunctie, wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a.

    het gebruik van een woning voor recreatieve bewoning, met uitzondering van bestaande recreatieve bewoning;

  • b.

    het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;

  • c.

    het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte.

4.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • -

    de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • -

    het straat- en bebouwingsbeeld;

  • -

    de milieusituatie;

  • -

    het uitzicht van woningen;

  • -

    de verkeersveiligheid;

  • -

    de woonsituatie,

4.5.1

afwijken van het bepaalde in artikel 4.4 lid c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, mits:

  • 1.

    dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;

  • 2.

    de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;

  • 3.

    het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;

  • 4.

    binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt.

4.5.2

afwijken van het bepaalde in artikel 4.4 lid c en toestaan dat naast de in artikel 4.1.1 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, mits:

  • 1.

    dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;

  • 2.

    de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;

  • 3.

    het in artikel 4.1.1. genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;

  • 4.

    het parkeren op eigen erf plaatsvindt;

  • 5.

    binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 24 januari 2013,

Griffier Voorzitter

Bijlage I: lijst van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Lijst van aanvaardbare vormen van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven.

Aan-huis-verbonden beroepen Aan-huis-verbonden bedrijven

Accountant Lijstenmaker

Belastingconsulent Ateliers voor kunst

Psycholoog Schoorsteenveger

Lesgevend beroep Glazenwasser

Hypotheekadviseur Schoonmaker

Juridisch adviseur Kapsalon

Assurantiebemiddelaar Pedicure

Verloskundige Manicure

Logopedist Horlogemaker

Gerechtsdeurwaarder Fietsenmaker

Diëtiste Timmerman

Organisatieadviseur Fotograaf

Homeopaat Pottenbakker

Paragnost Reisbureau (kleinschalig)

Architect Hoedenmaker

Tekenbureau Naaister

Grafisch ontwerper Nagelstudio

Kunstschilder Autorijschool

Beeldhouwer Metselaar

Therapeut Stukadoor

Raadgevend ingenieur Loodgieter

Makelaar Elektricien

Huisarts Koeriersdienst

Tandarts Schilder

Dierenarts Schoonheidsspecialist

Notaris Bloemschikker

Advocaat Computerservice

Orthodontist TV/radio reparateur

Acupuncturist Web design

Fysiotherapeut Binderij

Redacteur Vervaardigen van sierraden

Tolk Webwinkel (zonder toonbankfunctie)

Tuinarchitect

Deze lijst is niet limitatief. Voor beide categorieën geldt dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen beroeps-/bedrijfsmatige activiteit, dat, met behoud van de woonfunctie (zie toetsingscriteria) kan worden uitgeoefend in een hoofdgebouw en/of een bijbehorend bouwwerk bestemd voor woondoeleinden.

Bijlage II: rekenvoorbeelden oppervlakte

Voorbeeld 1: bestemmingsplan “Wieringerwaard en Nieuwesluis”

In voorbeeld 1 is sprake van:

  • -

    een bestemming “Tuin” tot 1 meter achter de voorgevel;

  • -

    een bestemming “Wonen”;

  • -

    een bouwvlak ten behoeve van het hoofdgebouw.

Het bouwperceel komt hier overeen met de bestemmingen “Tuin” en “Wonen”.

Gegevens:

  • -

    oppervlakte bouwperceel: 600 m²;

  • -

    oppervlakte bouwvlak: 200 m²;

  • -

    oppervlakte hoofdgebouw (bestaande situatie) : 160 m²;

  • -

    oppervlakte bijbehorende bouwwerken (bestaande situatie): 70 m²;

  • -

    totale oppervlakte (hoofdgebouw + bijbehorende bouwwerken): 230 m²;

  • -

    type woning: vrijstaand.

Toetsing:

Artikel 3.1.1, lid 3:

De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de binnen het bestemmingsplan toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw (200 m²), vermeerderd met:

-100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m².

Volgens bovenstaande regel is er planologische ruimte voor 70 (300 – 230) aan bijbehorende bouwwerken.

Artikel 3.1.1, lid 4:

Het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% (=300 m²) van de oppervlakte van het bouwperceel (600 m²) bedragen.

  • -

    50%-norm: 300 m²;

  • -

    bestaande bebouwing: 230 m².

Conclusie:

Er kan 70 aan bijbehorende bouwwerken worden bijgebouwd.

Voorbeeld 2: bestemmingsplan “Westerland”

In voorbeeld 2 is sprake van:

  • -

    een bestemming “Tuin” tot de voorgevel en op de delen van het perceel waar geen bebouwing toegestaan is;

  • -

    een bestemming “Wonen”;

  • -

    een bouwvlak ten behoeve van het hoofdgebouw.

Het bouwperceel komt hier overeen met de bestemming “Wonen”.

Gegevens:

  • -

    oppervlakte bouwperceel: 400 m²;

  • -

    oppervlakte bouwvlak: 150 m²;

  • -

    oppervlakte hoofdgebouw (bestaande situatie) : 120 m²;

  • -

    oppervlakte bijbehorende bouwwerken (bestaande situatie): 90 m²;

  • -

    totale oppervlakte (hoofdgebouw + bijbehorende bouwwerken): 210 m²;

  • -

    type woning: vrijstaand.

Toetsing:

Artikel 4.1.1, lid 3:

De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de binnen het bestemmingsplan toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw (150 m²), vermeerderd met:

-70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m².

Volgens bovenstaande regel is er planologische ruimte voor 10 (220 - 210) aan bijbehorende bouwwerken.

Artikel 4.1.1, lid 4:

Het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% (=200 m²) van de oppervlakte van het bouwperceel (400 m²) bedragen.

  • -

    50%-norm: 200 m².

  • -

    bestaande bebouwing: 210 m²

Conclusie:

Er kan -10 aan bijbehorende bouwwerken worden bijgebouwd. Met andere woorden: er kan niets worden bijgebouwd, want de huidige oppervlakte overschrijdt artikel 4.1.1, lid 4 met 10 m².

Voorbeeld 3: bestemmingsplan “’t Veld, Oude Niedorp en Zijdewind – De Weel”

In voorbeeld 3 is sprake van:

  • -

    een bestemming “Wonen” voor het gehele bouwperceel;

  • -

    een bouwvlak ten behoeve van het hoofdgebouw.

Het bouwperceel komt hier overeen met de bestemming “Wonen”.

Gegevens:

  • -

    oppervlakte bouwperceel: 550 m²;

  • -

    oppervlakte bouwvlak: 100 m²;

  • -

    oppervlakte hoofdgebouw (bestaande situatie) : 80 m²;

  • -

    oppervlakte bijbehorende bouwwerken (bestaande situatie): 50 m²;

  • -

    totale oppervlakte (hoofdgebouw + bijbehorende bouwwerken): 130 m²;

  • -

    type woning: vrijstaand.

Toetsing:

Artikel 4.1.1, lid 3:

De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de binnen het bestemmingsplan toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw (100 m²), vermeerderd met:

-100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m².

Volgens bovenstaande regel is er planologische ruimte voor 70 (200 - 130) aan bijbehorende bouwwerken.

Artikel 4.1.1, lid 4:

Het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% (=275 m²) van de oppervlakte van het bouwperceel (550 m²) bedragen.

  • -

    50%-norm: 275 m²;

  • -

    bestaande bebouwing: 130 m².

Conclusie:

Er kan 70 aan bijbehorende bouwwerken worden bijgebouwd.

Voorbeeld 4: bestemmingsplan “Buitengebied Niedorp”

In voorbeeld 4 is sprake van:

  • -

    een bestemming “Wonen” voor het gehele bouwperceel;

  • -

    het niet aanwezig zijn van bouwvlakken; hoofdgebouwen mogen hier niet dichterbij de bestemming “Verkeer” gerealiseerd worden dan de bestaande afstand.

Het bouwperceel komt hier overeen met de bestemming “Wonen”.

Gegevens:

  • -

    oppervlakte bouwperceel: 1300 m²;

  • -

    oppervlakte bouwvlak: n.v.t.;

  • -

    maximum oppervlakte hoofdgebouw: 120 m²;

  • -

    oppervlakte hoofdgebouw (bestaande situatie): 110 m²;

  • -

    oppervlakte bijbehorende bouwwerken (bestaande situatie): 140 m²;

  • -

    totale oppervlakte (hoofdgebouw + bijbehorende bouwwerken): 250 m²;

  • -

    type woning: vrijstaand.

Toetsing:

Artikel 3.1.1, lid 3:

De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de binnen het bestemmingsplan toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw (120 m²), vermeerderd met:

-15 0 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande wonin gen op bouwpercelen groter dan 10 00 m².

Volgens bovenstaande regel is er planologische ruimte voor 20 (270 - 250) aan bijbehorende bouwwerken.

Artikel 3.1.1, lid 4:

Het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% (=650 m²) van de oppervlakte van het bouwperceel (1300 m²) bedragen.

  • -

    50%-norm: 650 m²;

  • -

    bestaande bebouwing: 250 m².

Conclusie:

Er kan 20 aan bijbehorende bouwwerken worden bijgebouwd.