Regeling vervallen per 22-05-2018

Burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Hollands Kroon, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Geldend van 25-02-2014 t/m 21-05-2018

Intitulé

Burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Hollands Kroon, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Gelet op de Gemeentewet en afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht

Besluiten:

Vast te stellen het navolgende Mandaatbesluit Hollands Kroon 2013

1.Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    De gemeentesecretaris: de gemeentesecretaris van Hollands Kroon, tevens algemeen directeur en voorzitter van de directie.

  • b.

    Een directeur: een lid van de directie.

  • c.

    De directie: de directeuren gezamenlijk.

  • d.

    (Onder)mandaat: de bevoegdheid om namens het college of de burgemeester besluiten te nemen, als bedoeld in afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • e.

    Volmacht: de bevoegdheid om namens het bevoegde bestuursorgaan privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, als bedoeld in artikel 160 Gemeentewet.

  • f.

    Machtiging: de bevoegdheid om namens het bevoegde bestuursorgaan handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

2. Mandaat gemeentesecretaris

  • 1.

    Aan de gemeentesecretaris wordt mandaat verleend ten aanzien van de tot het college en de burgemeester behorende aangelegenheden.

  • 2.

    De gemeentesecretaris is bevoegd om mandaten die bij dit besluit aan onder hem ressorterende functionarissen zijn verleend, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk, in te trekken. Een dergelijk besluit wordt schriftelijk vastgelegd en bekendgemaakt, tenzij het om een concrete, individuele en eenmalige aangelegenheid gaat.

  • 3.

    De in bijlage 1 genoemde bevoegdheden blijven voorbehouden aan het college of burgemeester.

  • 4.

    Het college respectievelijk de burgemeester kan instructies geven over de wijze waarop de gemandateerde bevoegdheden worden uitgeoefend.

3. Mandaat afdelingsmanagers

  • 1.

    De aan de gemeentesecretaris gemandateerde bevoegdheden worden gemandateerd aan de afdelingsmanagers.

  • 2.

    De afdelingsmanagers maken van het aan hen verleende mandaat slechts gebruik ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van de betreffende afdeling.

  • 3.

    Aan de gemeentesecretaris blijven voorbehouden de bevoegdheden die bij of krachtens de wet aan zijn functie zijn toegekend.

  • 4.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid worden de in bijlage 2 opgenomen bevoegdheden slechts aan de daarbij genoemde functionarissen gemandateerd.

  • 5.

    De in bijlage 3 genoemde bevoegdheden blijven voorbehouden aan de gemeentesecretaris.

  • 6.

    De afdelingsmanagers zijn bevoegd om mandaten die bij dit besluit aan onder hen ressorterende functionarissen zijn verleend, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk, in te trekken. Een dergelijk besluit wordt schriftelijk vastgelegd en bekendgemaakt, tenzij het om een concrete, individuele en eenmalige aangelegenheid gaat.

4. Transitie organisatie

  • 1.

    De huidige, traditionele organisatie met afdelingen, managers en directie zal gefaseerd veranderen in een organisatie met zelfstandige eenheden per proces en in één managementlaag (directie) voor de gehele organisatie. In de transitieperiode zullen beide vormen voorkomen in de organisatie.

  • 2.

    Afhankelijk van de situatie waarin het betreffende werkproces zich bevindt, traditioneel op afdeling of in zelfstandige eenheid, wordt ondermandaat verleend via de afdelingsmanager, respectievelijke via de gemeentesecretaris.

5. Ondermandaat werkproces traditioneel op afdeling

  • 1.

    De aan de afdelingsmanager gemandateerde bevoegdheden worden gemandateerd aan de medewerkers,met uitzondering van personeelsaangelegenheden.

  • 2.

    Van dit ondermandaat kan een medewerker niet eerder gebruik maken dan nadat de betreffende afdelingsmanager heeft besloten dat hij gebruik mag maken van het ondermandaat.

  • 3.

    De medewerkers maken van het aan hen verleende ondermandaat slechts gebruik ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van de betreffende afdeling.

  • 4.

    De namen van de medewerkers waaraan ondermandaat is verleend, zoals bedoeld in het tweede lid, worden opgenomen op een daartoe vastgesteld ondermandaatformulier, dat door de manager wordt ingevuld en ondertekend.

  • 5.

    De ingevulde en ondertekende formulieren worden opgenomen in bijlage 5 bij dit Mandaatbesluit (register ondermandaat).

  • 6.

    De formulieren als bedoeld in het vijfde lid worden bekendgemaakt en zijn te raadplegen op de gemeentelijk website.

6. Ondermandaat - werkproces in zelfstandige eenheid

  • 1.

    De aan de gemeentesecretaris gemandateerde bevoegdheden worden gemandateerd aan de medewerkers, met uitzondering van personeelsaangelegenheden.

  • 2.

    Van dit ondermandaat kan een medewerker niet eerder gebruik maken dan nadat de gemeentesecretaris heeft besloten dat hij gebruik mag maken van het ondermandaat.

  • 3.

    De medewerkers maken van het aan hen verleende ondermandaat slechts gebruik ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van de betreffende eenheid.

  • 4.

    De namen van de medewerkers, waaraan ondermandaat is verleend als bedoeld in het tweede lid, worden opgenomen op een daartoe vastgesteld ondermandaatformulier, dat door de gemeentesecretaris wordt ingevuld en ondertekend.

  • 5.

    De ingevulde en ondertekende formulieren worden opgenomen in bijlage 5 bij dit Mandaatbesluit (register ondermandaat).

  • 6.

    De formulieren als bedoeld in het vijfde lid worden bekendgemaakt en zijn te raadplegen op de gemeentelijk website.

7. Algemene uitzonderingen van mandaat

  • 1.

    Geen mandaat wordt verleend indien artikel 10:3 Awb van toepassing is.

  • 2.

    Het vermelde in dit mandaatbesluit Iaat de Budgethoudersregeling onverlet.

8. Terugkoppeling

De mandaathouder draagt er zorg voor dat er terugkoppeling aan het bestuursorgaan / portefeuillehouder plaatsvindt voordat een besluit wordt genomen, indien:

  • a.

    het een aangelegenheid betreft waarover door de raad in een eerder stadium vragen aan het college of de burgemeester zijn gesteld;

  • b.

    het bestuursorgaan, dan wel de portefeuillehouder dit heeft kenbaar gemaakt;

  • c.

    het besluit ingrijpende financiële consequenties heeft, zoals budgetoverschrijding of het aangaan van meerjarige verplichtingen;

  • d.

    bij een besluit meerdere afdelingen zijn betrokken, wier standpunt niet gelijkluidend is;

  • e.

    het besluit of (rechts)handeling als politiek, bestuurlijk of anderszins gevoelig wordt aangemerkt;

  • f.

    de aangelegenheid tot kritische berichtgeving in de media heeft geleid dan wel in verband met de aard van de aangelegenheid redelijkerwijs moet worden aangenomen dat dit zal gebeuren.

9. Ondertekening

  • 1.

    De bevoegdheid om in mandaat beslissingen te nemen impliceert de bevoegdheid tot ondertekening namens het bestuursorgaan, tenzij dit anders is geregeld.

  • 2.

    De stukken worden als volgt ondertekend:

Het college von burgemeester en wethouders van Hollands Kroon

Namens deze,

Gevolgd door functieaanduiding, ondertekening en naam

c.q.

De burgemeester van Hollands Kroon

Namens deze,

gevolgd door functieaanduiding, ondertekening en naam

10. Vervanging mandaathouder

Bij afwezigheid van een afdelingsmanager kan een manager van een andere afdeling deze vervangen.

11. Volmacht en machtiging

Voor de toepassing van deze regeling en de daarop berustende bepalingen worden met mandaat gelijkgesteld de verlening van volmacht en machtiging.

12. Mandaat aan externen

Het verlenen van mandaat als bedoeld in artikel 10:4 Awb blijft voorbehouden aan het bevoegd bestuursorgaan. Deze verleende mandaten zijn opgenomen in bijlage 4 bij dit mandaatbesluit.

13. Wijzigingen

  • 1.

    Wijzigingen in het mandaatbesluit worden gemeld aan de afdeling Bedrijfsvoering.

  • 2.

    De afdeling Bedrijfsvoering draagt zorg voor een actuele geconsolideerde versie van het mandaatbesluit.

14. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

15. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als "Mandaatbesluit Hollands Kroon 2013".

Aldus vastgesteld in de vergadering van 17 december 2013.

Het college van Burgemeester en Wethouders,

De Secretaris, De Burgemeester,

W.van Twuijver, J.R.A. Nawijn

Bijlagen 1 t/m 4

4 = externen

Bijlage 1

Aangelegenheden welke ingevolge artikel 2, derde lid van het Mandaatbesluit 2013 blijven voorbehouden aan het college respectievelijk de burgemeester.

A.Bestuurlijk-Juridische aangelegenheden

Publiekrecht

    • 1.

      Het doen van voorstellen aan de raad.

    • 2.

      Het vaststellen van de organisatieverordening.

    • 3.

      Het vaststellen van regels omtrent de ambtelijke organisatie.

    • 4.

      Het nemen van besluiten op bezwaarschriften, gericht aan het college dan wel burgemeester.

    • 5.

      Het nemen van besluiten op schriftelijk ingediende klachten die in behandeling zijn genomen.

    • 6.

      Het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels, voor zover deze niet door de raad worden vastgesteld.

    • 7.

      Het nemen van besluiten om bezwaar of (administratief) beroep aan te tekenen of een verzoek om (wijziging of opheffing van) een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen namens de gemeente of het gemeentebestuur in administratiefrechtelijke procedures.

    • 8.

      Het nemen van besluiten waarbij wordt afgeweken van het beleid, richtlijnen en/of Voorschriften, bij omgevingsrechtaangelegenheden met uitzondering van binnenplans afwijken van een bestemmingsplan en bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen (voorheen zogenaamde kruimelgevallen).

    • 9.

      Het nemen van besluiten op verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, die betrekking hebben op een ramp als bedoeld in de Wet rampen en zware ongevallen.

    • 10.

      Het nemen van besluiten over verzoeken om planschade en nadeelcompensatie.

    • 11.

      Het nemen van besluiten, indien ter voorbereiding van deze besluiten een uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Awb) is gevoerd en zienswijzen, bedenkingen of inspraakreacties zijn ingebracht.

    • 12.

      Het nemen van besluiten ten aanzien van het ontzeggen van de toegang tot gebouwen die in eigendom of gebruik zijn bij de gemeente, voor zover de ontzegging geldt voor een langere periode dan 24 uur en met uitzondering van schoolgebouwen.

    • 13.

      Het nemen van beslissingen die zijn neergelegd in een document, gericht tot:

  • a.

    de raad;

  • b.

    de Koningin en andere leden van het Koninklijk Huis;

  • c.

    de raad van ministers van het Koninkrijk, de ministerraad of een daaruit gevormde onderraad of commissie, ministers en staatssecretarissen;

  • d.

    de voorzitter van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal of van een uit die Kamer gevormde commissie;

  • e.

    de vice-president van de Raad van State;

  • f.

    de president van de Algemene Rekenkamer;

  • g.

    de Ombudsvoorziening, voor zover het correspondentie betreft terzake van formele klachten;

  • h.

    enig bestuursorgaan van een waterschap, provincie of Rijk.

    • 14.

      Aan de burgemeester blijft voorbehouden het nemen van een besluit op grond van de Wet tijdelijk huisverbod.

    • 15.

      Aan de burgemeester blijft voorbehouden het besluit inhoudende een last tot inbewaring stelling (psychiatrisch ziekenhuis) in het kader van de Wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen.

Privaatrecht

Aanbestedingen

n.v.t.

Contracten

  • 1.

    Het besluit tot het aangaan van PPS-constructies, convenanten, intentieverklaringen, en bestuursovereenkomsten.

  • 2.

    Het besluit tot het aangaan van overeenkomsten met een financiële waarde buiten de toegekende budgetten en vastgestelde kaders.

  • 3.

    Het besluit tot het aangaan van overeenkomsten indien:

    • a.

      op grond van de Gemeentewet het college de raad vooraf over de overeenkomst moet informeren, omdat de raad daarom heeft verzocht;

    • b.

      op grond van de Gemeentewet de raad in de gelegenheid moet worden gesteld zijn wensen en bedenkingen ten aanzien van de overeenkomst ter kennis van het college te brengen omdat deze ingrijpende gevolgen voor de gemeente kan hebben;

    • c.

      de raad ter zake om informatie heeft gevraagd.

  • 4.

    Het afgeven van garanties.

  • S.

    Het vaststellen van tarieven voor commerciële dienstverlening aan derden.

Civieleprocedures

n.v.t.

Overige privaatrechteliikerechtshandelingen

  • 1.

    Het besluit tot de oprichting van of de deelneming in rechtspersonen.

  • 2.

    Het besluit tot aanvaarding of afwijzing van erfstellingen/legaten/schenkingen.

  • 3.

    Het aanvaarden van een aanbod tot sponsoring.

  • 4.

    Het aanvragen van surseance van betaling en faillissement.

  • 5.

    Het nemen van besluiten over verzoeken om schadevergoeding boven een bedrag ad€50.000,- voor zover dergelijke verzoeken op grond van de verzekeringspolis niet aan de verzekeraar moeten worden overgedragen.

Machtiging

Het ondertekenen van overeenkomsten met een ander bestuursorgaan, waarbij de wederpartij wordt vertegenwoordigd door een bestuurder, met dien verstande dat in dat geval de burgemeester een machtiging kan verlenen aan een wethouder.

B.Personeelsaangelegenheden

Bevoegdheden t.a.v. individuele personeelsleden

  • 1.

    Het aanstellen en ontslaan van de directeuren op voordracht van de gemeentesecretaris.

  • 2.

    Het vaststellen van functieniveaus.

  • 3.

    Het verlenen van ontslag wegens reorganisatie of verminderde behoefte aan arbeidskrachten.

  • 4.

    Het verlenen van strafontslag.

  • 5.

    Het inzetten van ambtenaren in geval van een staking bij een particulier bedrijf.

  • 6.

    Het verlenen van toestemming tot het vervullen van nevenfuncties door directieleden als bedoeld in artikel 15:1 e CAR.

  • 7.

    Het toekennen van salaris bij aanstelling van directeur.

  • 8.

    Het toekennen van extra salarisverhoging voor een directeur.

  • 9.

    Het toekennen van een persoonlijke toelage voor een directeur

C.Overige aangelegenheden

  • 1.

    Het benoemen van personen als vertegenwoordiger van de gemeente Hollands Kroon in bestuurs— en toezichthoudende organen van publiekrechtelijke— en privaatrechtelijke rechtspersonen.

  • 2.

    Het benoemen van personen in adviesorganen van het college, uitgezonderd de benoeming van een planschade-adviseur.

  • 3.

    Het benoemen van personen in bestuurscommissies als bedoeld in artikel 83 van deGemeentewet.

  • 4.

    Het benoemen van personen in commissies als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet.

Bijlage 2

Aangelegenheden welke ingevolge artikel 3, vierde lid van het Mandaatbesluit 2013 blijven voorbehouden aan de in deze bijlage genoemde functionarissen

A.Bestuurlijk-Juridische aangelegenheden

Publiekrecht

n.v.t.

Privaatrecht Aanbestedingen

n.v.t.

Contracten

n.v.t.

Civieleprocedures

n.v.t.

Overige Drivaatrechteliikehandelingen

  • 1.

    Aan de bij een incident betrokken hoogste operationeel leidinggevende van de brandweer blijft voorbehouden de bevoegdheid om, tijdens diens taakuitvoering, overeenkomsten aan te gaan die naar zijn oordeel nodig zijn om een aanwezige of dreigende onveilige situatie te doen beëindigen of te voorkomen.

  • 2.

    Aan de (piket)ambtenaar rampenbestrijding is voorbehouden om ten tijde van een GRIP 1 situatie de algehele coördinatie te verzorgen voor alle in te zetten gemeentelijke diensten.

  • 3.

    Aan de (piket)ambtenaar rampenbestrijding is voorbehouden om ten tijde van een GRIP 1 situatie tot een maximum bedrag van €10.000,- opdrachten te verlenen aan externen ten behoeve van het beperken of bestrijden van de gevolgen van een (dreigende) rampof calamiteit.

  • 4.

    Aan de (piket)ambtenaar rampenbestrijding is voorbehouden om ten tijde van een GRIP 1 situatie opdrachten te verlenen aan externen ten behoeve van het beperken of bestrijden van de gevolgen van een (dreigende) ramp of calamiteit boven het bedrag van€10.000,- met een maximum van €50.000,- na hier overleg over te hebben gevoerd met de burgemeester.

  • 5.

    Aan de brandweercommandant blijft voorbehouden het afgeven van een machtiging voor het gebruik van een sleutelbuissysteem.

Machtieine

n.v.t.

B.Overige aangelegenheden

n.v.t.

Bijlage 3

Aangelegenheden welke ingevolge artikel 3, vijfde lid van het Mandaatbesluit 2013 blijven voorbehouden aan de gemeentesecretaris.

A.Bestuurlijk-Juridische aangelegenheden

Publiekrecht

n.v.t.

Privaatrecht Aanbestedingen

  • 1.

    Het nemen van besluiten om af te wijken van het vastgestelde aanbestedingsbeleid.

  • 2.

    Het nemen van gunningsbesluiten en het afsluiten van de daaruit voortvloeiende overeenkomsten voor zover het aanbestedingen betreft die onder de Europese richtlijn vallen.

Contracten

Het ontbinden van een overeenkomst.

CivieleProcedures

  • 1.

    Het besluit tot het aangaan van een civiele procedure.

  • 2.

    Het besluit hoger beroep of cassatie aan te tekenen namens de gemeente of het gemeentebestuur in civiele procedures.

  • 3.

    Het nemen van besluiten t.a.v. alternatieve geschillenbeslechting, niet zijnde arbitrage of het voorleggen van geschillen aan scheidslieden voor zover afspraken daarover vooraf schriftelijk zijn vastgelegd.

Overige Drivaatrechteliikerechtshandelingen

n.v.t.

Machtiging

n.v.t.

  • B.

    Personeelsaangelegenheden

    • 1.

      Het toekennen van een gratificatie.

    • 2.

      Het toekennen van extra salarisverhoging van afdelingshoofden.

    • 3.

      Het toekennen van een persoonlijke toelage van afdelingshoofden.

    • 4.

      Het nemen van beslissingen inzake het openstellen van vacatures.

    • 5.

      Het toekennen van een persoonlijke schaal.

    • 6.

      Het toepassen van de hardheidsclausule van de bezoldigingsregeling.

    • 7.

      Het toekennen van een waarnemingsvergoeding in bijzondere situaties.

    • 8.

      Het verlenen van ontslag wegens arbeidsongeschiktheid.

    • 9.

      Het opdragen van andere werkzaamheden onder andere in tijden van oorlog.

    • 10.

      Het uitvoeren van de regeling klokkenluiders.

    • 11.

      Het toepassen van hardheidsclausules van alle door het college vastgestelde (uitvoerings-) regelingen.

    • 12.

      Het opleggen van een schorsing als ordemaatregel.

  • C.

    Overige aangelegenheden

    n.v.t.

Bijlage 4

Mandaat externen

(VE3 — ISD3; blz. 1t/in 12)Mandaat externen

Toelichting op het Mandaatbesluit 2013

Inleiding

Voor u Iigt het mandaatbesluit van de gemeente Hollands Kroon.

In artikel 10:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt mandaat omschreven als de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Het kan een ambtenaar zijn, een bestuurder zelf, of zelfs iemand van buiten de gemeentelijke organisatie (bijv. politie).

De bevoegdheid in mandaat wordt uitgeoefend onder verantwoordelijkheid van het oorspronkelijke bevoegde orgaan. De gemandateerde kan namens de mandaatgever besluiten nemen. Deze besluiten worden toegerekend aan het bestuursorgaan zelf. Het bestuursorgaan verliest de bevoegdheid om zelf het besluit te nemen niet en kan dit ook te allen tijde doen. Ook betekent dit dat bezwaar en beroep tegen een in mandaat genomen besluit wordt ingesteld tegen het bestuursorgaan zelf en niet tegen de ambtenaar die het besluit feitelijk heeft genomen.

Volmacht en machtiging

In deze mandaatregeling worden zowel publiekrechtelijke - als privaatrechtelijke bevoegdheden aan functionarissen toegekend. Dat betekent dat mandaat wordt verleend om publiekrechtelijke beslissingen te nemen, volmacht om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn (artikel 10:12 Awb).

Volmacht en machtiging zijn niet als zodanig in het mandaatbesluit te onderscheiden. Toch is het van belang even bij volmacht (3:60 e.v. BW) stil te staan. Volmacht speelt een rol bij het optreden van de gemeente als rechtspersoon naar burgerlijk recht. Een voorbeeld kan hierbij wellicht duidelijkheid verschaffen. Als de gemeente (als rechtspersoon) een koopovereenkomst sluit, is het college op grond van de Gemeentewet het bevoegde orgaan om tot koop te beslissen. De ondertekening van de koopovereenkomst wordt echter door de burgemeester (ingevolge art. 171 Gemeentewet) gedaan. Het college kan een ambtenaar een volmacht verlenen om besluiten te nemen tot het aangaan van een overeenkomst. Toch zal de burgemeester nog steeds de overeenkomst moeten ondertekenen, tenzij deze aan een ambtenaar volmacht verleent om de gemeente namens hem te vertegenwoordigen.

De schakelbepaling van artikel 10:12 Awb zorgt ervoor dat de publiekrechtelijke vereisten die gelden voor mandaatverlening overeenkomstig gelden voor het verlenen van volmachten (en machtigingen). In het vervolg van deze toelichting wordt gemakshalve verder uitsluitend over mandaat gesproken, tenzij er specifiek aanleiding is om over volmacht of machtiging te spreken.

Methodiek

De methodiek die in deze mandaatregeling wordt toegepast wijkt af van de methodiek die traditioneel wordt gehanteerd. Gebruikelijk is om in een mandaatregeling alle gemandateerde bevoegdheden expliciet te benoemen, vaak onder verwijzing naar het wetsartikel waarin die bevoegdheid is neergelegd. Deze methode heeft vanzelfsprekend positieve en negatieve gevolgen.

Positieve gevolgen zijn dat vrij nauwkeurig kan worden nagegaan aan welke functionaris welke bevoegdheid is gemandateerd. Is een bepaalde bevoegdheid niet opgenomen in de mandaatregeling (bijvoorbeeld uitvoeringsbesluiten op grond van een verordening van een latere datum dan de datum waarop de mandaatregeling is vastgesteld) dan is dus uitsluitend het college dan wel burgemeester bevoegd om die besluiten te nemen. Negatieve gevolgen van deze methodiek zijn dat dergelijke mandaatbesluiten snel "verouderen" en daardoor erg onderhoudsgevoelig zijn.

Wetten worden voortdurend gewijzigd, er komen steeds nieuwe wettenbij of wetten worden juist ingetrokken. Dit alles maakt dat de mandaatregeling vrijwel voortdurend aan wijzigingen onderhevig is. Bovendien past de huidige methodiek niet goed bij de uitgangspunten van integraal management. Die uitgangspunten houden onder meer in dat bevoegdheden zo laag mogelijk in de organisatie worden gelegd om de organisatie zo slagvaardig mogelijk te maken.

In deze mandaatregeling wordt de omgekeerde methodiek toegepast. Alle college- dan wel burgemeesterbevoegdheden worden gemandateerd tot op medewerkerniveau, tenzij de bevoegdheid expliciet wordt voorbehouden (zie bijlagen). De betreffende afdelingsmanager of de gemeentesecretaris beslist of de medewerker toe is aan het gebruikmaken van ondermandaat.

Binnen de gemeentelijke praktijk is het gebruikelijk dat beslissingsbevoegdheden zo laagmogelijk in de organisatie worden uitgeoefend. De omgekeerde methodiek sluit hier goed op aan. Daarnaast wordt de mandaatregeling minder onderhoudsgevoelig doordat deze methode minder gevoelig is voor wijziging in wet- en regelgeving.

Ondertekening- en beslissingsmandaat

In het mandaatbesluit is degene die bevoegd is in mandaat een besluit te nemen tevens bevoegd dit besluit te ondertekenen. Uitgangspunt van het mandaatbesluit is dat alle bevoegdheden beslissingsmandaten betreffen, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven.

Met beslissingen worden hier zowel beslissingen gericht op rechtsgevolg bedoeld (besluiten in de zin van de Awb) als beslissingen die niet zijn gericht op rechtsgevolg. Een voorbeeld van een beslissing gericht op rechtsgevolg is een vergunning of een subsidiebesluit. Een voorbeeld vaneen beslissing die niet is gericht op rechtsgevolg is de vooraankondiging van een handhavingsbesluit. In de Awb (art: 10:11) wordt ook de figuur van “ondertekeningsmandaat" genoemd. Dit betreft echter geen mandaat in de zin van het nemen van een besluit, maar ziet slechts op de administratieve handeling van het ondertekenen van een besluit, dat door het bestuursorgaan

zelf is genomen. Binnen de gemeentelijke praktijk wordt zeer beperkt gebruik gemaakt van ondertekeningsmandaten.

De bevoegdheid om in mandaat beslissingen te nemen impliceert de bevoegdheid tot ondertekening namens het bestuursorgaan.

Uitzonderingen mandaat

Op 6 augustus 2003 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tegen de gemeente Maasbree. In die uitspraak heeft de Raad van State zich uitgelaten over een onderdeel van de mandaatregeling van Maasbree in die zin dat een daarin opgenomen passage door de Raad van State "voor velerlei uitleg vatbaar en onduidelijk" werd gekwalificeerd, "waardoor zij aanleiding kan geven tot misverstanden". Dit heeft ertoe geleid dat er in deze regeling naar is gestreefd zo concreet mogelijk te zijn over het niveau waarop bevoegdheden zijn neergelegd.

Om een bevoegdheid te mandateren is geen wettelijke grondslag vereist. Mandatering is toegestaan tenzij een wettelijk voorschrift, of de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet (art. 10:3 1e lid Awb). Daarom moet bij het verlenen van een mandaat telkens nagegaan worden of de wettelijke regeling waarop de bevoegdheid is gebaseerd iets zegt over eventueel mandaat. Ook zal nagegaan moeten worden of er andere redenen zijn dat een mandaawerlening is uitgesloten. Bijvoorbeeld omdat er sprake is van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid, beperking van grondrechten, het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften, het beslissen op een bezwaarschrift en dergelijke.

Uitgangspunt bij mandaat behoort te zijn dat het zaken betreft waaraan praktisch geen beleidsconsequenties zijn verbonden. Hierbij kunnen we denken aan gebonden beschikkingen, routinebesluiten en besluiten op basis van bekend gemaakt beleid. In bepaalde gevallen zal het bevoegde bestuursorgaan een terugkoppeling wensen alvorens er gebruik wordt gemaakt van de gemandateerde bevoegdheid. In het mandaatbesluit zijn een aantal criteria gegeven wanneer er terugkoppeling dient plaatst te vinden aan het bestuursorgaan dan wel portefeuillehouder. De criteria zijn niet allemaal even hard. Derhalve wordt een zeker inschattingsvermogen verlangd van de betrokken ambtenaar.

Relatie met de organisatieverordening

Het is voor degenen die met de gemeente te maken hebben, of het nu gaat om het verkrijgen van een bouwvergunning of om het sluiten van een koopovereenkomst voor kopieerpapier dan wel, en niet in de Iaatste plaats, om de rechter die een besluit van de gemeente moet toetsen, van belang dat zij kunnen nagaan of het besluit door een bevoegde persoon is genomen en het contract door een bevoegde persoon is ondertekend. Bevoegdheden hebben dus te maken met het rechtmatig uitvoeren van taken. Daarom kan deze mandaatregeling niet los worden gezien van de organisatieverordening, waarin is vastgelegd op welke wijze de taken van het gemeentebestuur in de organisatie zijn ondergebracht. In dit mandaatbesluit worden aan functionarissen uitsluitend de bevoegdheden toegekend die zij nodig hebben om de taken te kunnen uitvoeren die tot hun werkterrein behoren.

De organisatieverordening wordt door het college vastgesteld, evenals de mandaatregeling. Dat maakt het eenvoudig om beide producten optimaal op elkaar af te stemmen en om snel en efficiënt noodzakelijke wijzigingen door te voeren.

Treasury

In de mandaatregeling wordt de uitoefening van bevoegdheden op het gebied van treasury niet geregeld. De reden daarvoor is dat die bevoegdheden zijn gesteld in het Treasurystatuut, geldend voor de gemeente Hollands Kroon. Dat statuut is door het college vastgesteld en geeft daarom de kaders waarbinnen de treasurybevoegdheden worden uitgeoefend.

Personeelsaangelegenheden

De bevoegdheden om disciplinaire maatregelen op te leggen is alleen op collegeniveau neergelegd. De aard van de bevoegdheid verzet zich tegen de mandaatverlening. Het gaat bij disciplinaire maatregelen om een zeer zware bevoegdheid die bij het college dient te blijven liggen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel1

Spreekt voor zich.

Artikel 2

Lid 1:

In dit artikel worden de bevoegdheden die bij het college en de burgemeester berusten, gemandateerd aan de gemeentesecretaris. De gemeentesecretaris is het hoofd van de ambtelijke organisatie. Daarom worden alle bevoegdheden van het college en de burgemeester via de gemeentesecretaris aan de overige in de regeling genoemde functionarissen gemandateerd. De gemeentesecretaris is dus feitelijk het centrale punt van waaruit alle bevoegdheden in de organisatie worden verspreid. Het uitgangspunt van deze regeling is dat de bevoegdheden zodanig in de organisatie zijn neergelegd dat het slechts in uitzonderingssituaties nodig moet zijn om terug te vallen op een hoger bevoegdhedenniveau. In artikel 4 zijn de algemene uitzonderingen genoemd.

Lid2:

Op grond van artikel 10:8 Awb kan een mandaatgever (in dit geval het college of de burgemeester) het mandaat te allen tijde intrekken. Die bevoegdheid wordt in het tweede lid ook toegekend aan de gemeentesecretaris. Dit maakt het mogelijk dat de gemeentesecretaris beslist dat hij bepaalde aangelegenheden voor een korte of langere tijd zelf af wil doen of dat hij in een concreet geval aangeeft dat het aan een onder hem ressorterende functionaris verleende mandaat voor dat geval niet geldt en hij het besluit zelf wil nemen. In het eerste geval gaat het om een min of meer structurele situatie en geldt de eis dat dit schriftelijk wordt vastgelegd en ter informatie aan het college wordt gezonden. Een dergelijk besluit zal ook op de gebruikelijke wijze bekend worden gemaakt, zodat dit ook naar buiten toe bekend en toetsbaar is. Bij incidentele gevallen is dat niet nodig.

Lid3:

De in bijlage 1 opgesomde bevoegdheden worden niet doorgemandateerd aan het niveau van gemeentesecretaris en lager.

Lid4:

Dit is een herhaling van artikel 10:6 Awb en hier vooral voor de volledigheid en duidelijkheid naar de eigen organisatie opgenomen.

Artikel3

Lid1:

Dit lid brengt de hiërarchische positie van de gemeentesecretaris tot uitdrukking. Alle bevoegdheden worden namelijk niet naast de gemeentesecretaris maar via hem aan de afdelingsmanagers gemandateerd.

Lid2:

In het tweede lid wordt de koppeling gelegd tussen de gemandateerde bevoegdheden en de bevoegdheden van de verschillende afdelingsmanagers. Het mandaat van een afdelingsmanager geldt voor die aangelegenheden waar hij als afdelingsmanager voor verantwoordelijk is. Dit is gemeentebreed, want de ene afdelingsmanager kan de andere afdelingsmanagers vervangen.

Lid3:

In de artikelen 102 tot en met 105 van de Gemeentewet wordt een aantal taken aan de gemeentesecretaris opgedragen. Dit lid is opgenomen om er geen misverstand over te laten bestaan dat de bevoegdheden die uit die taken voortvloeien niet onder het mandaat vallen. Ditgeldt bijvoorbeeld voor de bevoegdheid om stukken die van het college uitgaan mede te ondertekenen.

Lid4:

Er zijn bevoegdheden die slechts aan een enkele functionaris in de organisatie worden toegekend. Deze bevoegdheden zijn opgenomen in een aparte bijlage. Overigens is het zo dat ook deze bevoegdheden via de gemeentesecretaris worden gemandateerd en dus niet rechtstreeks vanuit het college.

Lid5:

De in bijlage 3 opgesomde bevoegdheden worden niet doorgemandateerd aan het niveau van afdelingsmanager.

Lid6:

Zie de toelichting bij artikel 2, tweede lid. In aanvulling daarop kan nog worden opgemerkt dat het bij het opstellen van deze regeling het uitgangspunt is geweest dat dezelfde bevoegdheden gemeentebreed ook op hetzelfde leidinggevende niveau worden neergelegd.

Artikel4

Lid1

De jonge organisatie van Hollands Kroon is in ontwikkeling. Vanaf 2014 wordt een belangrijke nieuwe stap gezet. Gefaseerd worden zelfstandige eenheden verantwoordelijk voor de uitvoering van processen en zal er nog slechts één managementlaag (directie) over zijn. Eind 2017 is de operatie afgerond. In de transitiefase van 2014 tot 2018 is sprake van een hybride organisatie. Een mix van de huidige vorm met afdelingen en managers en daarboven een directie en de nieuwe vorm met zelfstandige eenheden met daarboven (slechts) een directie.

Lid2

Ondermandaat wordt doorverleend door de gemeentesecretaris, indien het betreffende werkproces al binnen een zelfstandige eenheid plaatsvind. Bevindt het werkproces zich nog op een afdeling, dan wordt ondermandaat doorverleend door de afdelingsmanager.

Artikelen5en6

Lid1

Medewerkers zijn bevoegd besluiten te nemen op het werkterrein van hun afdeling. De bevoegdheidstoedeling geldt niet voor het terrein van personeelsaangelegenheden. Daartoe zijn afdelingsmanagers en de gemeentesecretaris gemandateerd.

Lid 2 t/m6

Het college heeft in zijn eerste vergadering van het fusiejaar 2012 het Mandaatbesluit vastgesteld. Dat besluit maakte beslissen in mandaat mogelijk tot het niveau van afdelingsmanager. Het college heeft in zijn vergadering van 17 december 2013 ingestemd met het verder verlagen van de beslisbevoegdheid naar de laag van medewerker (ondermandaat).

Burgemeester en wethouders hebben daarbij bepaald dat de betreffende afdelingsmanager besluit wie het ondermandaat aankan en gebruik mag maken van het ondermandaat. De namen van deze medewerkers verzamelt de afdelingsmanager op een ondermandaatformulier. Het door hem ingevulde en ondertekende formulier wordt opgenomen in bijlage 5 bij het Mandaatbesluit (register ondermandaat). De formulieren worden bekendgemaakt, bijgehouden en zijn te raadplegen via de website van de gemeente. Voor de gemeentesecretaris is een zelfde procedure in artikel 6 neergelegd voor de situatie waarbij het werkproces zich al in een zelfstandige eenheid bevindt.

Artikel7

Algemeen. Bij de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden dienen alle van toepassing zijnde wetten, algemene maatregelen van bestuur, voorschriften, verordeningen, raadsbesluiten, circulaires, aanwijzingen, richtlijnen, etc. in acht te worden genomen.

Ten aanzien van bevoegdheden die zowel ten laste van de gemeente financiële gevolgen hebben geldt bovendien dat hierin in de begroting van de gemeente moet zijn voorzien.

Lid1:

Om een bevoegdheid te mandateren is geen wettelijke grondslag vereist. Mandatering is toegestaan tenzij een wettelijk voorschrift, of de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet (art. 10:3, eerste lid Awb). Daarom moet bij het verlenen van een mandaat telkens nagegaan worden of de wettelijke regeling waarop de bevoegdheid is gebaseerd iets zegt over eventueel mandaat. Ook zal nagegaan moeten worden of er andere redenen zijn dat een mandaatverlening is uitgesloten. Bijvoorbeeld omdat er sprake is van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid, beperking van grondrechten, het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften, het beslissen op een bezwaarschrift en dergelijke.

Lid2:

Mocht het mandaatbesluit verschillen met de budgethoudersregeling dan bepaalt dit lid dat de Budgethoudersregeling prevaleert boven het mandaatbesluit.

Artikel 8

Uitgangspunt bij mandaat behoort te zijn dat het zaken betreft waaraan praktisch geen beleidsconsequenties zijn verbonden. Hierbij kunnen we denken aan gebonden beschikkingen, routinebesluiten en besluiten op basis van bekend gemaakt beleid. In bepaalde gevallen zal het bevoegde bestuursorgaan een terugkoppeling wensen alvorens er gebruik wordt gemaakt van de gemandateerde bevoegdheid. In het mandaatbesluit is een aantal begrenzingen opgesteld t.a.v. het gebruik van gemandateerde bevoegdheden.

Op grond van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 augustus 2003 is het criterium “politiek gevoelige zaken” voor velerlei uitleg vatbaar en onduidelijk. Dit is in strijd met afdeling 10.1.1 van de Awb.

Ook zijn een aantal begrippen in dit artikel opgenomen die onbepaald zijn te noemen. Daarom zijn ze ook in dit artikel (terugkoppeling) opgenomen en niet in artikel 4 (algemene uitzonderingen).

Op grond van dit artikel kan bijvoorbeeld een portefeuillehouder beslissen dat een aangelegenheid door het college moet worden afgedaan. Dat impliceert dat gevoelige kwesties tijdig aan de portefeuillehouder moeten worden voorgelegd. Leidinggevenden worden verondersteld te kunnen beoordelen welke zaken als een dergelijke gevoelige kwestie moeten worden beschouwd.

In grote lijnen betekent dit dus dat de in dit artikelgenoemde gevallen de verplichting bestaat de beslissing voor te leggen aan het bestuursorgaan. De criteria zijn niet allemaal even hard.

Van de betrokken ambtenaar van de gemeente mag worden verwacht dat hij dergelijke begrippen op hun juiste waarde weet te schatten en daar op zorgvuldige wijze mee kan omgaan.

Artikel9

In de Awb (art: 10:11) wordt ook de figuur van “ondertekeningsmandaat" genoemd. Dit betreft echter geen mandaat in de zin van het nemen van een besluit, maar ziet slechts op de administratieve handeling van het ondertekenen van een besluit, dat door het bestuursorgaan zelf is genomen. Binnen de gemeentelijke praktijk wordt zeer beperkt gebruik gemaakt van ondertekeningsmandaten. Degene die bevoegd is in mandaat een besluit te nemen is hiermee tevens bevoegd dit besluit te ondertekenen.

Uitgangspunt van het mandaatbesluit is dat alle bevoegdheden beslissingsmandaten betreffen, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven.

Artikel10

Indien een afdelingsmanager afwezig is, dan word deze horizontaal vervangen door een leidinggevende van een andere afdeling.

Artikel11

Dit artikel vormt een weerslag van artikel 10:12 Awb. Door dit artikel wordt duidelijk dat de mandaatregeling niet slechts betrekking heeft op het publiekrechtelijk handelen van de gemeente maar op al het handelen, dus ook privaatrechtelijk en feitelijk handelen.

Een voorbeeld van volmacht is de bevoegdheid tot het aangaan van overeenkomsten en een voorbeeld van een machtiging is de bevoegdheid om een betaling te verrichten of om tarieven vast te stellen voor commerciële dienstverlening door de gemeente.

Volmacht is de privaatrechtelijke evenknie van mandaat. Volmacht is geregeld in het Burgerlijk Wetboek, boek 3 art. 60 e.v. en wordt via de schakelbepaling in de Awb (art. 10:12) gelijkgesteld met mandaat. Volmacht is niet als zodanig in het mandaatbesluit te onderscheiden. Toch is het van belang even bij deze rechtsfiguur stil te staan.

Volmacht speelt een rol bij het optreden van de gemeente als rechtspersoon naar burgerlijk recht. Een voorbeeld kan hierbij wellicht duidelijkheid verschaffen.

Als de gemeente (als rechtspersoon) een koopovereenkomst sluit, is het college op grond van de Gemeentewet het bevoegde orgaan om tot koop te beslissen. De ondertekening van de koopovereenkomst wordt echter door de burgemeester (ingevolge art. 171 Gemeentewet) gedaan. Het college kan een ambtenaar een volmacht verlenen om besluiten te nemen tot het aangaan van een overeenkomst. Toch zal de burgemeester nog steeds de overeenkomst moeten ondertekenen, tenzij deze aan een ambtenaar volmacht verleent om de gemeente namens hem te vertegenwoordigen.

Artikel12

Het mandaat verleend aan de personen, die niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de mandaatgever, zijn in bijlage 4 opgenomen.

Artikel13

Wijziging van het mandaatbesluit wordt gecoördineerd door de afdeling Bedrijfsvoering. De kern van de procedure is dat de afdelingen zelf verantwoordelijk zijn voor het aanleveren van informatie die nodig is om tot mandatering te komen. De afdeling Bedrijfsvoering is verantwoordelijk voor een goede verwerking in het mandaatbesluit. Mutaties in bijlage 5 worden door de betreffende afdelingen of eenheden verwerkt in de bijlage op de website van de gemeente.

Artikel 14

Spreekt voor zich.

Artikel 15

Spreekt voor zich.