Regeling vervallen per 13-11-2021

Verordening op de heffing en invordering van Havengeld

Geldend van 24-10-2020 t/m 12-11-2021

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van Havengeld

De raad van de gemeente Hollands Kroon,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 oktober 2019;

gelet op artikel 229, eerste lid onderdelen a en b van de Gemeentewet;

besluit

vast te stellen de ‘Verordening op de heffing en invordering van Havengeld’.

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bedrijfsmatig zeilschip: een schip dat bedrijfsmatig passagiers vervoert, dat is gebouwd en ingericht om ook door middel van zeilen te worden voortbewogen;

  • b.

    bedrijfsvaartuig: een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet zijnde een zee- of binnenschip, hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten;

  • c.

    bijzondere transporten: schepen en/of drijvende voorwerpen die afwijken van de gebruikelijke vorm of afmetingen;

  • d.

    binnenvaartschip: een schip niet zijnde een zeeschip;

  • e.

    bt:

  • de eenheid voor de bruto-inhoud (Bruto-Ton) van een zeeschip, zoals bedoeld in het verdrag inzake meting van Schepen, Londen 1969, ook wel grosspton (GT) genoemd;

  • f.

    gemeentelijk vaarwater: water in eigendom of beheer van de Gemeente Hollands Kroon;

  • g.

    haven: wateren die voor de scheepvaart openstaan en bij de gemeente in eigendom of beheer zijn, alsmede alle daartoe behorende kaden, kunstwerken, meergelegenheden, trappen, scheepshellingen, dokken, scheepsreparatiewerven en los- en laadplaatsen, ongeacht wie daarvan de rechthebbende is;

  • h.

    havenmeester: degene die door het college van burgemeester en wethouders als zodanig is aangesteld;

  • i.

    hospitaalschip: een schip uitsluitend bestemd en gebruikt voor het verlenen van medische hulp, daaronder begrepen het vervoer van gewonden, zieken en gehandicapten;

  • j.

    kapitein: degene die de leiding over een zeeschip heeft;

  • k.

    meetbrief zeeschepen: de meetbrief als bedoeld in artikel 24 van de Wet van 12 september 1981, Stb. 122, houdende bepalingen betreffende de meting van schepen (meetbrievenwet 1981), zoals deze nadien is gewijzigd;

  • l.

    meetbrief binnenvaartuigen: het document als bedoeld in artikel 782, vierde lid, van het Wetboek van Koophandel, juncto het besluit van 24 oktober 1983, Stb. 548 (Besluit binnenschependocumenten);

  • m.

    overheidsschip: alle schepen in dienst van de overheid;

  • n.

    passagiersschip: een schip dat bestemd is voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan twaalf passagiers, dan wel een schip dat bedrijfsmatig meer dan twaalf passagiers vervoert;

  • o.

    plezierschip: een vaartuig dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de niet bedrijfsmatige recreatie en waarvan de lengte minder dan 20 meter bedraagt met uitzondering van een schip dat meer dan 12 passagiers mag vervoeren;

  • p.

    rechthebbende: degene die over enige zaak de beschikking heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht dan wel daarover enige feitelijke macht uitoefent;

  • q.

    schepenwet: de Wet van 1 juli 1909 (Stb. 219);

  • r.

    schip:

  • elk drijvend lichaam, dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebezigd, dan wel bestemd of geschikt is voor het vervoer te water van personen, koopwaren, grondstoffen producten en voorwerpen van allerlei aard, al dan niet met het drijvende lichaam één geheel uitmakende;

  • elk ander drijvend lichaam zoals een werk- en aanlegvlot, ponton houtvlot, duikerklok, zandzuiger, baggermolen, drijvend werktuig en elke andere drijvende inrichting ten dienste van de exploratie en/of exploitatie van olie- en gasvelden of het winnen van mineralen op zee;

  • s.

    schipper: degene die de feitelijke leiding over een binnenschip heeft;

  • t.

    toezichthouder: degene die door het college van burgemeester en wethouders als zodanig is aangesteld;

  • u.

    sportvissersschip: een schip niet zijnde een passagiersschip of vissersschip noch een pleziervaartuig, dat bestemd is of gebruikt wordt voor het bedrijfsmatig vervoer van personen die op zee de sportvisserij beoefenen;

  • v.

    ton: een massa van 1000 kilogram;

  • w.

    vaartuigen voor het vissen op schelpdieren: een schip dat wordt gebruikt voor het opvissen van mosselen en kokkels;

  • x.

    varend monument: door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen schip welke een historische band heeft met de leefbaarheid van de gemeente;

  • y.

    visafslag: de visafslag, gelegen aan de Havenkade 1 te 1779 GS Den Oever;

  • z.

    vissersschip: een schip dat gebruikt wordt voor het vangen van vis of andere levende rijkdommen van de zee of het IJsselmeer, niet zijnde schepen voor het vissen van schelpdieren;

z.1. zeeschip: een schip dat gebruikt wordt voor de vaart op zee of blijkens zijn constructie voor de vaart ter zee is bestemd of een schip dat voorzien is van een document afgegeven door het bevoegde gezag van het land waar het schip is ingeschreven waaruit blijkt dat het geschikt is voor de vaart ter zee;

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam havengeld wordt een recht geheven ter zake van het met een schip gedurende

  • enige tijd innemen van een ligplaats in voor de openbare dienst bestemd gemeentelijk vaarwater.

  • 2.

    Onder de naam kadegeld wordt een recht geheven wegens het gebruik of genot van de kade of steigers, die in beheer of eigendom van de gemeente zijn of voor rekening van de gemeente worden onderhouden door;

  • a.

    daaraan met een vaartuig aan te leggen;

  • b.

    daarop of daaraan te laden of te lossen;

  • c.

    daarop of daarboven ten behoeve van of als gevolg van het laden of lossen of meer voorwerpen te hebben.

Artikel 3 Belastingplichtige

  • 1.

    De belastingplichtige voor het havengeld is de gezagvoerder, de schipper, de reder, de eigenaar of de gebruiker van het schip en degene die als hier te lande bevestigde vaste vertegenwoordiger voor één van dezen optreedt, met dien verstande dat betaling door één der belastingplichtigen de anderen daarvan bevrijdt.

  • 2.

    Belastingplichtige voor het kadegeld is de kapitein, schipper, reder, eigenaar, huurder of verhuurder,

  • a.

    van het vaartuig dat op of aan de kade of steiger aanlegt of plaats inneemt;

  • b.

    degene die op of aan de kade laadt, lost of doet laden of lossen;

  • c.

    degene die op of boven de kade of steiger een of meer voorwerpen heeft.

Artikel 4 Meldingsplicht

  • 1.

    De belastingplichtige is verplicht wanneer hij een ligplaats inneemt zich te melden op één van de door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen plaatsen.

  • 2.

    Zodra meer dan een week of een veelvoud van een week is verstreken met ingang van de dag waarop de ligplaats werd ingenomen, is de belastingplichtige wederom verplicht zich te melden, tenzij hij van deze plicht door of namens het college van burgemeester en wethouders wordt ontslagen.

Artikel 5 Heffingsgrondslagen

  • 1.

    Grondslag voor de berekening van het havengeld is:

  • a.

    voor zeeschepen: de bruto-inhoud van het zeeschip in BT zoals deze blijkt uit de meetbrief;

  • b.

    voor binnenvaartschepen: het aantal strekkende meters, zoals dit blijkt uit de meetbrief;

  • c.

    voor vissersschepen: de bruto-inhoud in BT zoals deze blijkt uit de meetbrief;

  • d.

    voor pleziervaartuigen en zeilende bedrijfsvaartuigen als bedoeld in artikel 1, sub b van

  • e.

    deze verordening: het aantal strekkende meters over de grootste lengte gemeten;

  • f.

    voor overige schepen: de ingenomen wateroppervlakte zoals deze blijkt uit de bij het schip

  • g.

    behorende meetbrief.

  • 2.

    Grondslag voor de berekening van het kadegeld is: de in beslag genomen ruimte van de kade of steiger, uitgedrukt in vierkante meters.

Artikel 6 Tarieven

  • 1.

    Het havengeld wordt geheven naar de maatstaven en tarieven opgenomen in de jaarlijks door de gemeenteraad vast te stellen Nota tarieven.

  • 2.

    De in de Nota tarieven opgenomen tarieven met betrekking tot havengeld zijn, tenzij anders aangegeven, exclusief de eventueel te heffen omzetbelasting.

  • 3.

    Grondslag voor de berekening van de overslag is: de opgegeven aantal te laden en te lossen tonnages. Wanneer er geen opgave wordt gedaan, wordt uitgegaan van de maximale tonnage van het betreffende schip.

Artikel 6.1 Tarieftoepassing

Bij de toepassing van de tarieven wordt:

  • a.

    een gedeelte van een eenheid van inhoud, oppervlakte of massa voor een volle eenheid gerekend;

  • b.

    een periode van minder dan een week of een dag voor een volle week of dag gerekend;

  • c.

    het te betalen bedrag aan havengeld als bedoeld in artikel 2 van de tarieventabel Havengeld in de Nota tarieven, na berekening van de eventueel verschuldigde omzetbelasting, naar boven op gehele euro’s afgerond indien het onafgeronde bedrag een restwaarde heeft van meer dan € 0,50;

  • d.

    het te betalen bedrag aan havengeld als bedoeld in artikel 2 van de tarieventabel Havengeld in de Nota tarieven, na berekening van de eventueel verschuldigde omzetbelasting, naar beneden op gehele euro’s afgerond indien het onafgeronde bedrag een restwaarde heeft van minder dan of gelijk is aan € 0,50.

Artikel 7 Vrijstellingen

Van het havengeld zijn vrijgesteld:

  • a.

    overheidsschepen;

  • b.

    hospitaalschepen zijnde:

  • de Zonnebloem met rijnvaartnummer; 02327391;

  • de J. Henry Dunant met rijnvaartnummer; 02322387;

  • de Prins Willem Alexander met rijnvaartnummer; 02325776;

    • a.

      een tot de inventaris van een schip behorend werkvlot met een oppervlakte van maximaal 8m² of een roeiboot of opblaasbare boot, al dan niet met aanhangmotor, behorende bij een schip en aansluitend in gebruik tot onmiddellijke scheepsdienst of tot het overbrengen van opvarenden;

    • b.

      schepen die zijn opgenomen als Varend Monument (categorie A) in het nationaal register van varende monumenten (NRVM) van de Federatie van Varend Erfgoed Nederland (FVEN) en die niet voor commerciële doeleinden en/of bedrijfsmatig worden geëxploiteerd, voor ten hoogste een tijdvak van drie dagen per jaar;

    • c.

      zeeschepen, welke de gemeente aandoen uitsluitend om zieken of doden aan land te zetten;

    • d.

      schepen die worden gebruikt ten behoeve van het onderhoud, de verbetering en de uitbreiding van de in deze verordening bedoelde wateren, kaden en werken, voor zover deze worden uitgevoerd in opdracht van de gemeente;

    • e.

      schepen die deelnemen aan de door de Vlootschouw Commissie Den Oever georganiseerde Flora- en Visserijdagen, gedurende de Flora- en Visserijdagen.

    • f.

      Het college van Burgemeester en Wethouders kan vaartuigen vrijstelling geven van de betaling van havengelden. Het college van B&W kan monumentaal varend erfgoed vrijstelling geven van de betaling van havengelden, mits er regelmatig onderhoud wordt gepleegd en dus als zodanig in stand worden gehouden. Het college van B&W geeft in ieder geval de Wieringer aken WR4 en WR173, de Wieringer skuut WR60 en de Kolhorner ansjovisjol KH44 vrijstelling voor betaling van havengelden.

Artikel 8 Heffingstijdvak

  • 1.

    Het havengeld wordt per heffingstijdvak geheven. Een heffingstijdvak duurt:

  • a.

    voor een bedrijfsmatig zeilschip in de periode van april tot oktober één dag en geldt van 12:00 uur tot de volgende dag 12:00 uur;

  • b.

    voor pleziervaartuigen een etmaal en begint met ingang van de dag waarop de ligplaats wordt ingenomen;

  • c.

    voor schepen niet genoemd onder a. en b. een week met ingang van de dag waarop een ligplaats wordt ingenomen dan wel met ingang van de dag waarop een voorgaand tijdvak is verstreken zonder de ligplaats te hebben verlaten.

  • 2.

    Als het havengeld naar jaartarief wordt geheven is het heffingstijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3.

    Bij het opnieuw innemen van een ligplaats begint een nieuw tijdvak.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    Het havengeld is verschuldigd zodra het in artikel 2 bedoelde gebruik begint;

  • 2.

    De naar jaartarieven geheven rechten zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar, of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht;

  • 3.

    indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de naar jaartarieven geheven rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Wijze van heffing

  • 1.

    Het havengeld wordt geheven bij wege van aanslag of bij wege van een mondelinge dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving.

  • 2.

    Op verzoek van de belastingplichtige wordt een mondelinge kennisgeving vervangen door een schriftelijke.

  • 3.

    Onder schriftelijke kennisgeving wordt mede begrepen een bon, nota of ander schriftuur, waarop het verschuldigde havengeld, het tijdvak alsmede de grondslag voor de berekening van het havengeld wordt vermeld.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de invorderingswet 1990 moet het havengeld worden betaald ingeval wordt geheven bij:

    • a.

      aanslag: terstond na het uitreiken van de aanslag, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen één maand na dagtekening van de aanslag;

    • b.

      mondelinge kennisgeving en de belastingplichtige niet aanstonds een schriftelijke kennisgeving verlangt: terstond na het doen van de kennisgeving;

    • c.

      schriftelijke kennisgeving: terstond na het uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen één maand na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt :

    • a.

      zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

    • b.

      in afwijking van lid 2 sub a van dit artikel moet in geval het totale aanslagbedrag, van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, kleiner is dan € 80,00 of meer bedraagt dan € 2.000,00 de aanslag worden betaald conform lid 1 van dit artikel.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van havengeld wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Reserveren van een ligplaats

Het in behandeling nemen van een aanvraag voor het reserveren van een ligplaats in de gemeentelijke wateren of aan bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnde oevers en/of kaden is mogelijk.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    Op het moment van inwerkingtreding van deze verordening vervalt de ‘Verordening Havengeld’ vastgesteld op 29 november 2018 met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 3.

    De datum ingang van heffing is 1 januari 2020.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de ‘Verordening Havengeld 2020’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hollands Kroon op 7 november 2019.

De raad voornoemd,

Griffier,

…………………..,

Voorzitter,

…………………..