Regeling vervallen per 02-08-2022

Beleidsregels Urgentieverordening Hollands Kroon 2020

Geldend van 01-07-2020 t/m 01-08-2022

Intitulé

Beleidsregels Urgentieverordening Hollands Kroon 2020

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon,

Gelet op artikel 2, zesde lid, van de urgentieverordening;

Besluit:

vast te stellen de Beleidsregels Urgentieverordening Hollands Kroon 2020

Artikel 1 Algemene uitsluitingsgronden

Voor indeling in de urgentiecategorie bedoeld in artikel 2 van de urgentieverordening Hollands Kroon 2020, komen niet in aanmerking:

  • 1. Er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem. Hiervan is in ieder geval sprake als:

    • a.

      de aanvrager niet minimaal zes maanden staat ingeschreven in het huidige woonruimte verdeelsysteem in gemeente Hollands Kroon;

    • b.

      de huidige woning van de aanvrager in slechte staat verkeert;

    • c.

      het huishouden van aanvrager te klein of te groot behuisd is;

    • d.

      de aanvrager als gevolg van medische klachten niet meer in staat is om de huidige woning of de daarbij behorende tuin zelf te onderhouden;

    • e.

      de aanvrager vanwege zijn werk naar de regio wil of moet verhuizen;

    • f.

      de aanvrager op dit moment bij een ander huishouden inwoont;

    • g.

      urgentie wordt aangevraagd in verband met zwangerschap;

    • h.

      de aanvrager gaat scheiden of is gescheiden maar nog met de (ex-)partner in één woning woont;

    • i.

      de aanvrager een conflict heeft met de buren;

    • j.

      de aanvrager overlast ervaart waardoor hij de woning wil verlaten;

    • k.

      de aanvrager financiële problemen heeft;

  • 2. De aanvrager kon het huisvestingsprobleem voorkomen of kan het huisvestingsprobleem op een andere wijze oplossen. Hiervan is in ieder geval sprake als:

    • a.

      de aanvrager er niet alles, wat tot zijn mogelijkheden behoort, aan heeft gedaan om het huisvestingsprobleem te voorkomen of op te lossen;

    • b.

      de aanvrager vanaf het moment dat de kans op dreigende dakloosheid voorzienbaar werd, niet aantoonbaar actief heeft gereageerd op passende woonruimten van woningcorporaties;

    • c.

      de aanvrager vanaf het moment dat de kans op dreigende dakloosheid voorzienbaar werd, een passende woonruimte van een woningcorporatie heeft afgewezen;

    • d.

      de aanvrager, gelet op zijn inkomen of vermogen, de middelen heeft om zelf in een oplossing voor het huisvestingsprobleem te voorzien;

    • e.

      de aanvrager, gelet op de aard en ernst van het huisvestingsprobleem, binnen zes maanden zelf, gelet op zijn inschrijfduur als woningzoekende, geacht wordt een woning te kunnen vinden.

  • 3. Het huisvestingsprobleem kon worden voorkomen of kan worden opgelost door gebruik te maken van een voorliggende voorziening. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als er een alternatieve oplossing mogelijk is, zoals een traplift.

  • 4. Het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem is ontstaan als gevolg van een verwijtbaar doen of nalaten van aanvrager of een lid van zijn huishouden. Hiervan is in ieder geval sprake:

    • a.

      bij woninguitzetting wegens huurschuld of overlast, veroorzaakt door één of meerdere leden van het huishouden van aanvrager;

    • b.

      (gedwongen) verkoop van de woning;

    • c.

      als aanvrager, zonder eerst te zorgen voor woonruimte voor hem en zijn huishouden, naar de desbetreffende gemeente is verhuisd;

    • d.

      als de aanvrager gedurende de periode van twee jaar direct voorafgaand aan de aanvraag niet in een zelfstandige en/of volgens het bestemmingsplan voor permanente bewoning geschikte woning gewoond;

    • e.

      als sprake is van een tijdelijke huurovereenkomst die afloopt.

  • 5. De aanvrager niet in staat is om in zijn bestaan of in de kosten van bewoning van zelfstandige woonruimte te voorzien. Een woningzoekende die niet tenminste in zijn bestaan kan voorzien lost zijn huisvestingsprobleem niet op door verhuizing naar een zelfstandige woonruimte.

Artikel 2 Uitstroom tijdelijke opvang

  • 1. Voor indeling in de urgentiecategorie bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, van de urgentieverordening Hollands Kroon 2020, komen uitsluitend in aanmerking:

    • a.

      personen bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Huisvestingswet 2014;

    • b.

      personen die als gevolg van hun aanstaande uitstroom uit een instelling voor maatschappelijke opvang, uit een psychiatrische instelling of uit een erkende hulp- of dienstverleningsinstelling gehuisvest moeten worden in een zelfstandige woonruimte.

  • 2. Voor indeling in de urgentiecategorie bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, van de urgentieverordening Hollands Kroon 2020, komen in ieder geval niet in aanmerking:

    • a.

      personen die onvoldoende zelfredzaam zijn, of

    • b.

      personen die, op basis van deskundig advies, begeleiding nodig hebben om de zelfredzaamheid te bevorderen en eventuele overlast voor anderen te voorkomen, maar niet instemt met een verklaring van begeleiding.

Artikel 3 Mantelzorgers en mantelzorgontvangers

  • 1. Voor indeling in de urgentiecategorie bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, van de urgentieverordening Hollands Kroon 2020, komen uitsluitend in aanmerking:

    • a.

      personen bedoeld in artikel 12, derde lid, van de van de Huisvestingswet 2014; en

    • b.

      personen die minimaal 8 uur per week voor een minimum van 3 maanden mantelzorg ontvangen of verlenen; en

    • c.

      personen die door de verhuizing aantoonbaar in belangrijke mate de impact van de mantelzorg op het maatschappelijk functioneren van de mantelzorger zullen verminderen, bijvoorbeeld door een verkorting van de reistijd; en

    • d.

      personen die bij woningtoewijzing een andere woning opzeggen of verkopen; en

    • e.

      personen die in een situatie zitten waarbij sprake is van een actuele, langdurige behoefte aan zorg; en

    • f.

      personen die in een situatie zitten waarbij mantelzorgers intensieve zorg of ondersteuning verlenen, die niet in het kader van een hulpverlenende beroep wordt verleend; en

    • g.

      personen die in een situatie zitten waarbij de zorg wordt verleend ten behoeve van zelfstandig kunnen blijven wonen, zelfredzaamheid of sociale participatie van de mantelzorgontvanger, en

    • h.

      personen die in een situatie zitten waarbij de zorgverlening voortvloeit uit een tussen de betrokken personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

Artikel 4 Vergunninghouders

Voor indeling in de urgentiecategorie bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder c, van de urgentieverordening Hollands Kroon 2020, komen uitsluitend in aanmerking: personen die vallen binnen de gemeentelijke taakstelling aangedragen vanuit het COA (Centraal Orgaan Asielzoekers).

Artikel 5 Acute noodsituatie

  • 1. Artikel 1, lid 1, sub a van deze beleidsregels is niet van toepassing op dit artikel.

  • 2. Voor indeling in de urgentiecategorie bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder d, van de urgentieverordening Hollands Kroon 2020, komen uitsluitend in aanmerking:

    • a.

      personen die in een situatie zitten waarbij de ongeschiktheid van de huidige woning voor bewoning, door een calamiteit, wordt vastgesteld door de gemeente; en

    • b.

      personen die in een situatie zitten waarbij het herstel van de woning langer duurt dan vier maanden, als bedoeld in lid 1 onder a van dit artikel; en

    • c.

      ten hoogste één persoon van het huishouden dat de voor bewoning ongeschikte woning bewoonde.

  • 3. Voor indeling in de urgentiecategorie bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder d, van de verordening, komen in ieder geval niet in aanmerking: situaties waarbij de calamiteit met opzet of verwijtbaar is veroorzaakt door de aanvrager of een ander lid van het huishouden.

Artikel 6 Sociaal/medisch

  • 1. Voor indeling in de urgentiecategorie bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder e, van de urgentieverordening Hollands Kroon 2020, komen uitsluitend in aanmerking:

  • a.

    ernstige medische redenen;

  • b.

    geweld of bedreiging, en

  • c.

    dakloosheid met de zorg voor minderjarige kinderen.

Artikel 6 a Sociaal/medisch: ernstige medische redenen

  • 1. Onder ernstige medische redenen wordt uitsluitend verstaan:

    • a.

      een medische situatie die aantoonbaar overwegend wordt veroorzaakt door de woonsituatie; en

    • b.

      de situatie waarbij de behandeling van de aandoening/ stoornis aantoonbaar in hoge mate ongunstig wordt beïnvloed door de woonsituatie; en

    • c.

      de situatie waarbij de aanvrager (of het betreffende gezinslid) aantoonbaar onder behandeling is van een erkend medisch specialist;

  • 2. Indien de behandeling uit lid 1, sub c gerelateerd is aan psychische problemen dient de aanvrager (of het betreffende gezinslid) aantoonbaar langer dan zes maanden onder behandeling te zijn van een GGZ-instelling of vrijgevestigde psychiater.

Artikel 6 b Sociaal/medisch: geweld of bedreiging

  • 1. Artikel 1, lid 1, sub a van deze beleidsregels is niet van toepassing op dit artikel.

  • 2. Onder geweld of bedreiging wordt uitsluitend verstaan:

    • a.

      een situatie waarin de aanvrager redelijkerwijs niet naar de verlaten woning kan terugkeren of de woning kan opeisen; en

    • b.

      de levensbedreigende situatie welke blijkt uit een proces verbaal van de politie, zo mogelijk aangevuld door gegevens van justitie, en waaruit bovendien blijkt dat de aanvrager om veiligheidsredenen niet langer in de huidige woning kan blijven wonen, ook niet na een opgelegd of eventueel op te leggen straatverbod, huisverbod of contactverbod.

Artikel 6 c Sociaal/medisch: dakloosheid met de zorg voor minderjarige kinderen

  • 1. Artikel 1, lid 1, sub a van deze beleidsregels is niet van toepassing op dit artikel.

  • 2. Voor dakloosheid met de zorg voor minderjarige kinderen, dient sprake te zijn van:

    • a.

      een uitzonderlijke situatie en is in alle gevallen ten behoeve van minderjarige kinderen; en

    • b.

      de situatie waarbij het/de kind(eren) vanwege geweld, bedreiging of psychische problemen niet bij de ouder/verzorger, die over woonruimte beschikt, kunnen inwonen. Dit blijkt uit:

      • i.

        een proces verbaal van de politie, zo mogelijk aangevuld door gegevens van justitie, en waaruit bovendien blijkt dat de aanvrager om veiligheidsredenen niet langer in de huidige woning kan blijven wonen, ook niet na een opgelegd of eventueel op te leggen straatverbod, huisverbod of contactverbod; of

      • ii.

        de situatie waarbij de ouder/verzorger onder behandeling is van een erkend medisch specialist; en

      • iii.

        de situatie bij psychische problemen waarbij de ouder/verzorger aantoonbaar langer dan zes maanden onder behandeling is van een GGZ-instelling of vrijgevestigde psychiater.

    • 3.

      Voor dakloosheid met de zorg voor minderjarige kinderen, komen in ieder geval niet in aanmerking: wanneer één van de ouders/verzorgers die de zorg heeft over de minderjarige kinderen over een woonruimte beschikt.

Artikel 7 Ex-gedetineerden in het kader van convenant Re-integratie van (ex)-gedetineerden*

Voor indeling in de urgentiecategorie bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder f, van de urgentieverordening Hollands Kroon 2020, komen uitsluitend in aanmerking: ex-gedetineerden waarvan de woonruimte vanwege en tijdens de periode dat de aanvrager in detentie was, van diens beschikking is onttrokken.

* Een convenant getekend door de staatssecretaris van Justitie en de bestuursvoorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)

Artikel 8 Woningzoekenden die vanuit een instelling terugkeren in de maatschappij

  • 1. Voor indeling in de urgentiecategorie bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder g, van de urgentieverordening Hollands Kroon 2020, komen uitsluitend in aanmerking: situaties waarin een woningzoekende als gevolg van zijn aanstaande uitstroom uit een instelling voor maatschappelijke opvang, een begeleid wonen instelling voor jongeren (project LINK), uit een psychiatrische instelling of uit een erkende hulp- of dienstverleningsinstelling gehuisvest moet worden in een zelfstandige woonruimte.

  • 2. Voor indeling in de urgentiecategorie bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder g, van de verordening, komen in ieder geval niet in aanmerking:

    • a.

      een aanvrager die onvoldoende zelfredzaam is; of

    • b.

      de aanvrager op basis van deskundig advies begeleiding nodig heeft om de zelfredzaamheid te bevorderen en eventuele overlast voor anderen te voorkomen, maar niet instemt met een verklaring van begeleiding (inclusief mate en duur).

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 juli 2020.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregels wordt aangehaald als: Beleidsregels Urgentieverordening Hollands Kroon 2020

Burgemeester en wethouders,

W. Eppinga A. van Dam

secretaris burgemeester