Regeling vervallen per 01-01-2023

Kadernota VTH 2019-2022

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2022

Intitulé

Kadernota VTH 2019-2022

Inleiding

Voor u ligt de Kadernota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2019–2022 van de gemeente Hollands Kroon. Met dit document stelt de raad van gemeente Hollands Kroon kaders vast voor het college. Met kaderstelling worden de uitgangspunten ten aanzien van inhoud en procedure bepaald. De kaders uit deze nota worden door het college gebruikt om het jaarlijkse uitvoeringsprogramma op te stellen.

Waarom?

Diverse wet- en regelgeving ligt ten grondslag aan deze kadernota, zoals de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), Besluit omgevingsrecht (Bor), Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en bijzondere wetten zoals de Drank- en Horecawet (DHW). Zie voor een overzicht van alle relevante wet- en regelgeving bijlage 1.

afbeelding binnen de regeling

Big-8 procescriteria

In het omgevingsrecht worden regels gesteld waar overheden zich aan moeten houden bij het uitvoeren van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Deze regels zijn opgesteld om de risico’s voor mens en natuur te beperken, zodat de veiligheid en gezondheid niet in het geding komt.

Eisen aan de inrichting van processen zijn wettelijk vastgelegd in de Wabo en de daarbij behorende algemene maatregelen van bestuur. Dit zijn de zogenaamde procescriteria. De procescriteria beschrijven de eisen die gesteld worden aan de sluitende beleidscyclus, de BIG-8. Zie voor een uitgebreidere toelichting over de Big 8 bijlage 2.

afbeelding binnen de regeling

Strategie en kaders

Aan de hand van de in de omgevingsvisie benoemde visie, de strategische doelen (op visieniveau) en een risicoanalyse, legt de gemeente de wijze van prioriteren vast. Aanvullend worden de kaders bepaald, in het uitvoeringsprogramma wordt dat nader uitgewerkt. Met deze kaders voor vergunningverlening, toezicht en handhaving wordt duidelijk welke strategie wordt toegepast om het nalevingsgedrag te verbeteren, om zodoende de gestelde doelen te behalen.

afbeelding binnen de regeling

Vergunningenstrategie

De vergunningenstrategie heeft betrekking op het proces horende bij aanvragen omgevingsvergunningen op grond van de Wabo en vergunningen, meldingen en ontheffingen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening en Drank- en Horecawet.

KADER: Wij maken onderscheid tussen intensief en extensief toetsen en beoordelen.

Op welke wijze aanvragen om vergunning of ontheffing en de behandeling van meldingen getoetst worden, wordt nader uitgewerkt in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma, met dit kader als vertrekpunt.

Nalevingsstrategie

De nalevingstrategie omvat alles dat nodig is om te komen tot een verbetering van normconform gedrag.

De nalevingstrategie bestaat uit twee hoofdstrategieën: een preventiestrategie en een handhavingsstrategie waarbij deze laatste onderverdeeld wordt in drie deelstrategieën:

  • Toezichtstrategie

  • Sanctiestrategie

  • Gedoogstrategie

Preventiestrategie

Hierbij is een goede communicatie over de wet- en regelgeving een belangrijk instrument. De preventieve werking van communicatie wordt vaak onderschat. Uit ervaring blijkt dat overtredingen of het in onvoldoende mate naleven van wet- en regelgeving vaak voortkomt uit onbekendheid met de betekenis van de regelgeving.

KADER: Bekendheid geven aan waar Hollands Kroon voor staat, om zo een verhoogd naleefgedrag te bewerkstelligen.

Handhavingsstrategie

De overheid heeft een beginselplicht tot handhaving. Dit houdt in dat de gemeente in principe handhavend optreedt als een overtreding wordt geconstateerd. De beginselplicht betekent echter niet dat de verantwoordelijkheid voor het naleven van wet- en regelgeving bij de gemeente ligt. Die ligt bij de betrokkene zelf. De gemeente controleert op naleving, maar kan niet alles constateren. Wij stimuleren sociale controle, het aanspreken van elkaar op gedrag en een aanpak waarin inwoners problemen eerst onderling oplossen, al dan niet met behulp van buurtbemiddeling.

Toezichtstrategie

De bedoeling van toezicht is het toezien op wet- en regelgeving en het voorkomen van overtredingen (preventief karakter). Indien een overtreding toch aan de orde is, kan handhavend worden opgetreden (zie verder onder sanctiestrategie).

Om effectief en efficiënt te werk te gaan hanteert Hollands Kroon verschillende vormen van toezicht. Zo bestaan er fysieke, bureau- en administratieve controles, controles naar aanleiding van een klacht, melding of steekproef. Deze vormen van toezicht vinden zowel aangekondigd als onaangekondigd plaats. Door het verrassingselement wordt een reëel beeld verkregen en naleefgedrag gestimuleerd.

afbeelding binnen de regeling

KADER: Hollands Kroon streeft waar mogelijk naar integraal toezicht. Er wordt onderscheid gemaakt tussen proactief toezicht (programmatisch) en reactief toezicht (planmatig).

KADER: Met de controles wordt beoogd de naleving van wet- en regelgeving te verhogen.

Sanctiestrategie:

Op het moment dat eenmaal een overtreding is geconstateerd, komt de sanctiestrategie aan de orde. De sanctiestrategie geeft inzicht in de middelen waarmee wordt optreden door de gemeente. Op basis van deze strategie treedt de gemeente passend op door middel van het opleggen van een sanctie of het juist expliciet achterwege laten van handhaving in een situatie waarin dat beter op zijn plaats is.

KADER: Voor overlastfeiten heeft de gemeente gekozen voor de bestuurlijke strafbeschikking. Deze methode is snel, effectief en er is minder capaciteit nodig dan bij de bestuurlijke boete.

Bij overtredingen van het bepaalde in onder andere de Wabo of de dertien andere wetten waarop zij van toepassing is, treedt de gemeente op met bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen. Hollands Kroon heeft daarbij de keuze uit het opleggen van een last onder dwangsom of het opleggen van een last onder bestuursdwang.

KADER: De gemeente geeft in drie gevallen voorkeur aan het toepassen van bestuursdwang:

  • Als er sprake is van een spoedeisende situatie;

  • wanneer de redelijke kans bestaat dat dwangsom wordt afgekocht of wanneer er sprake zou kunnen zijn van calculerend gedrag;

  • als het vermoeden bestaat dat de overtreder financieel niet aan de dwangsom kan voldoen.

In de overige gevallen zal de gemeente een last onder dwangsom opleggen.

Er zijn wetten die het bestuur de bevoegdheid geven om een bestuurlijke boete op te leggen. De Wet kwaliteitseisen kinderopvang en peuterspeelzalen is er daar één van.

KADER: Bij overtredingen van wetten, niet zijnde overlastfeiten, die het bestuur de bevoegdheid geeft om een bestuurlijke boete op te leggen, maakt de gemeente hiervan gebruik.

Gedoogstrategie

Het bevoegd gezag heeft in principe de beginselplicht om te handhaven bij overtredingen van wet- en regelgeving. Gedogen is het niet optreden tegen overtredingen door een bestuursorgaan dat daartoe bevoegd is. Gedogen heeft niet de voorkeur. Er zijn echter situaties denkbaar waarbij een uitzondering verantwoord is en het inzetten van een handhavingstraject niet in alle redelijkheid kan plaatsvinden. Er zijn dan twee mogelijkheden, namelijk gedogen of afzien van handhaving.

  • Een bestuursorgaan mag afzien van handhaving als er sprake is van een concreet zicht op legalisatie of uit de belangenafweging is gebleken dat handhaven zo onevenredig zwaar de belangen van de overtreder schaadt, in verhouding tot het te beschermen belang, dat redelijkerwijs niet meer mag worden gehandhaafd .

  • Gedogen is aan de orde als een ander belang dan het te beschermen belang zwaarder weegt, hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn in geval van overgang, overmacht of onevenredigheid. Hieronder kan ook het voorkomen van precedentwerking vallen. In dat geval wordt (tijdelijk) bewust afgezien van handhavend optreden en wordt het gedogen schriftelijk vastgelegd in een gedoogbeschikking.

KADER: Hollands Kroon onderschrijft het in 1996 door de Minister van het toenmalige ministerie van VROM en het ministerie van V&W vastgestelde beleidskader “ Grenzen aan gedogen” (TK 1996-1997, 25 085, nr. 2). Daar waar ruimte is voor een afweging volgt de gemeente dit beleidskader.

Landelijke Handhavingsstrategie (LHS)

De Landelijke Handhavingsstrategie is een onderdeel van de VTH kwaliteitscriteria. Het is een instrument dat de keuze ondersteunt om van een bevinding naar interventie te komen. De LHS is ontwikkeld voor het omgevingsrecht, maar is voldoende algemeen om voor de alle toezichts- en handhavingstaken te gebruiken. Voor de uitvoering is het van belang welke vorm van toezicht wordt gekozen om zo effectief en efficiënt mogelijk op te treden. De lokale afwegingsruimte zit in de keuze van prioriteiten en de wijze waarop toezicht wordt gehouden.

KADER: De gemeente onderschrijft en handelt naar de LHS.

Prioriteren - Risicogericht labelen

Landelijke prioriteiten

Voorheen werden ieder jaar in de landelijke overleggen voor handhavingssamenwerking meerjarige handhavingsprioriteiten vastgesteld, die de regionale partners verplicht dienden mee te nemen in provincie brede samenwerkingsprogramma’s. Na de landelijke herziening van het VTH-stelsel voor 2016 zijn er nog geen landelijke prioriteiten gesteld. De enige landelijke afspraak tussen het Rijk en koepelorganisaties is dat alle betrokken instanties in hun uitvoering van de VTH-taken ook uitvoering geven aan de afspraken uit het in 2013 afgesloten Energieakkoord. Dit betekent dat er aandacht is voor energie en duurzaamheid. In 2016 is een extra pakket maatregelen overeengekomen om de doelen uit het Energieakkoord te kunnen bereiken, zoals een verplichte energiebesparing voor de energie-intensieve industrie (per 1 januari 2018) en een pakket aan maatregelen voor energiebesparing in de gebouwde omgeving.

Andere landelijke prioriteiten waar organisaties bij de uitvoering van hun werkzaamheden aandacht aan kunnen besteden zijn de volgende:

  • Asbest (milieu) → RUD

  • Bodem (milieu) → RUD

  • Risicovolle inrichtingen (milieu) → RUD

  • Brandveiligheid opslag gevaarlijke stoffen (milieu) → RUD

  • Indirecte lozingen (milieu) → RUD

  • Brandveiligheid (bouwtoezicht, brandweer) → VRNHN

  • Constructieve veiligheid (bouwtoezicht)

  • Handhaving bestemmingsplannen (ruimtelijke ordening, bouwtoezicht)

Een aantal van deze prioriteiten heeft betrekking op (milieu)taken die zijn ondergebracht bij de RUD NHN. Dat geldt ook voor energiebesparing bij bedrijfsgebouwen. De hierboven genoemde opmerkingen hebben namelijk voor een belangrijk deel betrekking op de energie-intensieve industrie. Deze taken krijgen een plaats in het beleid dat de RUD NHN in samenwerking met de partners zal opstellen en vastgesteld zal worden door het college.

KADER: Hollands Kroon draagt is (eind)verantwoordelijk voor het vastleggen van het beleid dat de RUD NHN in samenwerking met de partners zal opstellen. De taken die volgen uit de landelijke milieuprioriteiten worden in dit beleid adequaat geborgd.

De overige landelijke prioriteiten, brand-, constructieve veiligheid, aandacht voor energie en duurzaamheid, en handhaving bestemmingsplannen worden nader beschreven in de lokale wijze van prioriteren.

Lokale wijze van prioriteren

De hoeveelheid VTH-taken en activiteiten wordt bepaald door de dynamiek van de leefomgeving. Zijn er veel vergunningsaanvragen en overtredingen dan vraagt dat automatisch meer capaciteit. Door onder andere deze dynamiek en doordat er sprake is van aanbodgericht acteren is het nodig om aan de voorkant duidelijk te maken wanneer er wat gedaan wordt. Dat noemen we prioriteren. Dit geeft enerzijds inzicht in of iets snel kan worden opgepakt of dat er gewacht wordt totdat er beschikbare capaciteit is. Maar hiermee wordt ook inzichtelijk gemaakt of iets heel intensief of juist extensief gedaan wordt, of reactief dan wel proactief wordt benaderd en wat we bijvoorbeeld wel of niet doen.

Aan de hand van de visie, de strategische doelen (op visieniveau) legt de gemeente haar prioriteiten vast. In deze kadernota worden nu de kaders voor de wijze van het prioriteren bepaald waarna bij de nog op te stellen uitvoeringsprogramma’s, aan de hand hiervan, de prioriteiten daadwerkelijk vastgelegd worden. Vertrekpunt hierbij is een risicoanalyse. Zie voor een toelichting op de risicoanalyse en de risicoanalyse bijlage 4 en 4a.

  • 1.

    Risicogericht

Zoals gesteld is de wet- en regelgeving op het gebied van VTH omvangrijk en is het onmogelijk om overal op in te zetten. Het doel is risico’s voor de leefomgeving zoveel mogelijk te beperken. Daarom maken we onderbouwde keuzes ten aanzien van wat we doen en hoe we dat uitvoeren. Zo wordt de aanwezige capaciteit zo effectief en efficiënt mogelijk benut.

De risicoanalyse is voorzien van labels. Dit zijn laag, gemiddeld , hoog en zeer hoog en corresponderen met het risico (=effect x kans).

afbeelding binnen de regeling

De gegevens van de dynamische risicoanalyse worden jaarlijks gebruikt bij het opstellen van het uitvoeringsprogramma.

KADER: De in te zetten capaciteit (activiteiten) op vergunningverlening, toezicht en handhaving vindt risicogericht plaats.

KADER: Deze activiteiten richten zich op onderwerpen waar de risico’s het grootst zijn.

KADER: Dit ontslaat de gemeente er echter nooit van om in te gaan op individuele handhavingsverzoeken.

  • 2.

    Hoofdonderwerpgericht

Om ook op een abstracter niveau naar de onderwerpen te kunnen kijken zijn deze ondergebracht in tien Hoofdgroepen:

  • 1.

    Ruimtelijke ordening

  • 2.

    Bouwen

  • 3.

    APV

  • 4.

    Welstand en Monumenten

  • 5.

    Brandveiligheid

  • 6.

    Slopen

  • 7.

    Afvalstoffen(verordening)

  • 8.

    Water

  • 9.

    Havens

  • 10.

    Divers

KADERS: De toezichtactiviteiten richten zich eerst op de onderwerpen in de te prioriteren hoofdgroepen.

  • 3.

    Perspectiefgericht

Door een onderwerp te verrijken met een doelgroep die hier het meeste mee geconfronteerd wordt, kan vervolgens vanuit dit perspectief worden bekeken hoe voor die doelgroep de risicoanalyse eruit ziet. Je kijkt dus als het ware door de ogen van een doelgroep naar de risicoanalyse.

KADER: De toezichtactiviteiten richten zich eerst op de onderwerpen vanuit het perspectief dat wordt geprioriteerd.

  • 4.

    Effectgericht

In een risicoanalyse wordt inzichtelijk gemaakt welke onderwerpen zich kunnen voordoen, wat voor de zes bepaalde Effecten

  • 1.

    Veiligheid

  • 2.

    Leefomgeving

  • 3.

    Financieel-economisch

  • 4.

    Natuur, Milieu, Duurzaamheid

  • 5.

    Volksgezondheid

  • 6.

    Politiek-Bestuurlijk- imago)

het (potentiële) negatieve gevolg is en hoe groot de Kans is dat dit zich zal voordoen.

KADER: Er kan na de actualisatie van de risicoanalyse overwogen worden bij een nieuw uitvoeringsprogramma een bepaald effect zwaarder te laten wegen. Dit zal direct gevolg hebben voor de risicoscore, daardoor ontstaat er een aangepast prioriteitslabel.

Ruimte voor maatwerk

Overigens betekent deze wijze van prioriteren niet dat er voor het bestuur geen keuzevrijheid meer bestaat, maar dat wordt onderkend dat het maken van andere keuzes gevolgen heeft voor de beschikbare capaciteit. Met andere woorden: daardoor kunnen andere, misschien risicovollere zaken, niet uitgevoerd worden.

KADER: Bij het op te stellen uitvoeringsprogramma kunnen er gemotiveerde en onderbouwde maatwerkkeuzes gemaakt worden.

De landelijke prioriteiten, brand-, constructieve veiligheid en handhaving bestemmingsplannen zijn onderwerpen die in de uitgevoerde risicoanalyse zijn meegenomen.

KADER: Deze onderwerpen worden conform de voorliggende wijze van prioriteren opgepakt, maar kennen hierbij wel een voorrangspositie ten opzichte van niet landelijk geprioriteerde onderwerpen.

KADER: Voor de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen zijn de beleidsregels een vaststaand gegeven. Hierbij mag niet geprioriteerd worden er moet altijd worden gehandhaafd. Bij deze wet is er alleen beleidsvrijheid ten aanzien van de sanctiestrategie (op welke wijze wordt handhavend opgetreden tegen welke overtreding). Deze strategie wordt nader uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma.

afbeelding binnen de regeling

Eigen verantwoordelijkheid

Naast de hierboven genoemde inzet door de gemeente ten aanzien van de VTH-taken blijft een initiatiefnemer altijd zelf verantwoordelijk voor zijn of haar project en de gevolgen daarvan. De gemeente neemt haar verantwoordelijkheid voor uitvoering van haar taken, maar neemt daarmee niet de eindverantwoordelijkheid over van de initiatiefnemer. Bewoners, bedrijven en instellingen die initiatieven ontplooien zijn zelf verantwoordelijk voor naleving van de regels. Dit kan soms op gespannen voet staan met de veranderende rol van de gemeente om initiatieven vanuit de samenleving mogelijk te maken. Hier is bij de uitvoering van de VTH-taken binnen de integrale belangenafweging die de gemeente daarbij moet maken oog voor.

Ondertekening

Bijlage1: Relevante wet- en regelgeving

Wet Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH)

Op 14 april 2016 is de Wet VTH van kracht geworden. Hierdoor zijn wijzigingen aangebracht in de Wet

algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor). Deze wet brengt

met zich mee dat de gemeente aan kwaliteitscriteria moet voldoen voor de vergunningverlening, het

toezicht en de handhaving.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo):

Wabo/omgevingsrecht

Vergunningen

In landelijke wet- en regelgeving zoals de Wabo, Bor en Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) is bepaald in welke gevallen burgers, bedrijven en instellingen een omgevingsvergunning nodig hebben. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning kan digitaal bij het landelijke omgevingsloket (OLO) ingediend worden. Er geldt daarbij een procedure waarop een besluit volgt voor mogelijk meerdere activiteiten.

Bij vergunningverlening worden activiteiten preventief getoetst. Hierbij worden de wettelijke (indienings-) eisen van onder andere de Bor, Mor en de Wabo gehanteerd. Zo wordt bijvoorbeeld voor de activiteit bouwen getoetst op constructieve veiligheid, gezondheid, energiezuinigheid en welstand. Voor een inrit / uitritvergunning op verkeersveiligheid en bruikbaarheid van de weg.

Toezicht en handhaving

De Wabo heeft een hoofdstuk dat geheel gewijd is aan handhaving. De Wabo is zo opgezet dat er bestuurlijk kan worden gehandhaafd op het bepaalde in de Wabo zelf en op een dertiental andere omgevingsrechtelijke wetten. Het ruime bereik van de Wabo moet leiden tot integralere handhaving . Verleende vergunningen, ontheffingen en meldingen worden door toezichthouders gecontroleerd. Daarnaast zijn er toezichts- en handhavingstaken in de fysieke leefomgeving zoals controle op vergunningvrij bouwen, gebruik in relatie tot het bestemmingsplan, etc. Bij de activiteit bouwen is het van belang dat bouwwerken constructief- en brandveilig, bruikbaar en energiezuinig worden gebouwd en voldoen aan de eisen van welstand. De kwaliteit van bestaande gebouwen wordt gecontroleerd, zodat deze voldoen aan wet- en regelgeving. Wat betreft het gebruik van het bouwwerk (wonen of werken) is het van belang dat dit past binnen het bestemmingsplan. Daarnaast wordt op basis van meldingen, klachten en eigen waarnemingen toegezien op illegale bouwwerken, gebruik, leegstand en verrommeling.

Milieu

De milieutaken voor de gemeente worden uitgevoerd door de Regionale uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord (RUD NHN). Daarbij geldt wel dat de gemeente altijd het bevoegd gezag is en blijft voor deze taken. De van toepassing zijnde wet- en regelgeving heeft betrekking op milieuwetgeving uit de Wabo, de Wet milieubeheer, het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) en specifiekere besluiten zoals het Besluit bodemkwaliteit, het Vuurwerkbesluit en het Besluit mobiel puin breken. Namens het college neemt de RUD NHN aanvragen om omgevingsvergunning voor de activiteit milieu in behandeling en beoordeelt zij meldingen in het kader van het Activiteitenbesluit en het Besluit mobiel puin breken. Daarnaast oefent de RUD NHN toezicht uit en, waar nodig, handhaaft zij regelgeving.

Bij bezwaar- en beroepsprocedures valt de RUD NHN terug op de gemeente. Deze procedures worden gecoördineerd door de gemeente. De vaktechnische input wordt geleverd door de RUD NHN.

De RUD NHN heeft een adviserende rol op diverse gebieden in relatie met milieu: zij adviseert over milieuaspecten bij het opstellen van bestemmingsplannen en het wijzigen hiervan, bij diverse geluidsaspecten, in het kader van externe veiligheid, luchtkwaliteit, etc. Milieuklachten worden door de RUD NHN in behandeling genomen. Jaarlijks wordt een uitvoeringsprogramma opgesteld en wordt gerapporteerd over de uitgevoerde werkzaamheden. Beide worden ter informatie verzonden aan de gemeenteraad.

Brandveiligheid

Om de kans op brand in gebouwen, en de gevolgen daarvan, te beperken worden aan gebouwen en het gebruik ervan brandveiligheidseisen gesteld. De Veiligheidsregio Noord-Holland Noord (VRNHN) adviseert in het geval van vergunningen en meldingen brandveilig gebruik. Dit gebeurt niet alleen bij bouwwerken maar ook bijvoorbeeld bij evenementen. In het geval van omgevingsvergunningen met de activiteit bouwen en brandveilig gebruik gaat het om compartimentering van het gebouw om ontstane branden te isoleren en daarnaast om brandblusmiddelen en maatregelen die ervoor moeten zorgen dat personen in het geval van brand zo snel en veilig mogelijk kunnen vluchten. Ook de controles op brandveilig gebruik worden uitgevoerd door de VRNHN. In het geval van overtredingen wordt in overleg met de gemeente getreden.

Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

Vergunningen

In de APV is de gemeentelijke regelgeving op het gebied van leefbaarheid en openbare orde opgenomen. Het gaat met name om onderwerpen en activiteiten die in de openbare ruimte plaatsvinden zoals bijvoorbeeld exploitatievergunningen, (grote) evenementen en overlast. De APV wordt door de gemeenteraad vastgesteld. Niet voor alle zaken is het college het bevoegd gezag. Voor sommige zaken, zoals de exploitatievergunning en seksinrichtingen, is de burgemeester het bevoegd gezag.

Toezicht en handhaving

Het gaat bij de APV veelal om onderwerpen en activiteiten waar burgers direct hinder van kunnen ondervinden. Enkele voorbeelden hiervan zijn geluidoverlast bij evenementen, loslopende honden en het stallen van caravans en aanhangers. De gemeente ontvangt regelmatig klachten en meldingen van burgers over APV gerelateerde zaken. De toezichthouders nemen klachten in behandeling en zijn in eerste instantie ook verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van verleende vergunningen en ontheffingen.

Drank- en Horecawet (DHW)

Het doel van deze wet is gezondheidsschade door alcohol bij jongeren te voorkomen en verstoring van de openbare orde door alcoholmisbruik onder jongeren terug te dringen. Op 1 januari 2013 is de Drank- en Horecawet zodanig gewijzigd dat de toezichts- en handhavingstaken die uit deze wet voortvloeien overgeheveld zijn naar de gemeente. Meer specifiek geldt dat de burgemeester het bevoegd gezag is voor de DHW. De taken op het gebied van vergunningverlening lagen reeds bij de gemeente. Met de wetswijziging werden de toezichtstaken overgeheveld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) naar de gemeente. Bovendien is op 1 januari 2014 de DHW opnieuw gewijzigd in die zin dat de leeftijdgrens voor de verkoop van alcoholische drank aan jongeren verhoogd is van 16 naar 18 jaar. Ook is het verboden voor personen jonger dan 18 jaar om in de openbare ruimte alcoholische drank in hun bezit te hebben en/of te gebruiken.

Vergunningen

De burgemeester is het bevoegd gezag als het gaat om het verstrekken van vergunningen op grond van de DHW. Horecabedrijven waar alcohol verstrekt wordt voor gebruik ter plaatse (bijvoorbeeld cafés, restaurants en sportkantines) mogen niet in werking zijn zonder vergunning. Dat geldt ook voor slijterijen waar sterke alcoholische drank (meer dan 15% alcohol) verkocht wordt. Daarnaast worden er ook ontheffingen verleend, bijvoorbeeld in verband met het tijdelijk verstrekken van alcohol. Dit gaat vaak samen met evenementen. Het toetsingskader voor aanvragen op grond van de DHW ligt vast in de wet.

Toezicht en handhaving

Per 1 januari 2013 is de burgemeester behalve met vergunningverlening, ook belast met toezicht en handhaving op grond van de DHW. Voorheen werd dit uitgevoerd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Afvalstoffenverordening (AV)

De AV is een gemeentelijke verordening. Hierin staat o.a. de gemeentelijke regelgeving op het gebied van inzameling van huishoudelijk afval.

Havenverordening (HV)

De HV is een gemeentelijke verordening. Hierin staat o.a. de gemeentelijke regelgeving op het gebied van havens.

Bijzondere wetten

Vergunningen

Naast bovenstaande worden er ook vergunningen en toestemmingen verleend op grond van bijzondere wetten en lokale regelgeving. Er worden bijvoorbeeld vergunningen verstrekt in het kader van de Wet op de kansspelen (veelal speelautomaten).

Toezicht en handhaving

Het toezicht op parkeren, op grond van de Wegenverkeerswet, gebeurt door de toezichthouders. Ook het toezicht op de kansspelen is bij hen ondergebracht. Het toezicht bij de markt wordt uitgevoerd door de marktmeester.

Toekomstige ontwikkelingen

De landelijke wetgeving op het gebied van het omgevingsrecht is voortdurend in beweging. Het van kracht worden van de Wabo had grote gevolgen voor de uitvoeringspraktijk. Bij de inwerkingtreding van deze wet, in 2010, was al duidelijk dat dit niet de laatste wetswijziging zou zijn. Voor de komende tijd zijn de volgende wetswijzigingen (met gevolgen voor de taakuitvoering) te voorzien. De verwachte ontwikkelingen worden hieronder kort aangegeven. In bijlage 1 worden ze nader toegelicht.

Omgevingswet

Met de komst van de Omgevingswet, naar verwachting in 2021, verandert er veel op het gebied van de fysieke leefomgeving. De wet bundelt diverse bestaande wetten voor onder meer bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur. In de Omgevingswet is de inrichting niet meer het uitgangspunt voor regelgeving maar de activiteiten die worden uitgevoerd. Zo wordt het makkelijker om ruimtelijke projecten te starten, zoals woningbouw op voormalige bedrijventerreinen of de bouw van windmolenparken. Onder de Omgevingswet ontstaat meer ruimte voor flexibiliteit, een integrale aanpak en het maken van belangenafwegingen op lokaal en regionaal niveau. De Omgevingswet gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven. Voor vergunningverlening betekent dit waarschijnlijk dat meer activiteiten vergunningvrij worden. De focus zal integraler zijn en nog meer op belangenweging komen te liggen. Het is niet de bedoeling dat het accent komt te liggen op handhaving en toezicht. Tegelijkertijd mag de gemeente de ogen niet sluiten voor het feit dat het niet iedereen gegeven is om juist om te gaan met een grote eigen verantwoordelijkheid.

Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

Naar verwachting wordt in deze beleidsperiode de Wet kwaliteitsborging voor bouwen ingevoerd. Kwaliteitsborging voor het bouwen is een samenhangend stelsel van kwaliteitseisen en -procedures waarmee marktpartijen aantoonbaar garanderen dat het te realiseren bouwplan bij oplevering een bepaald kwaliteitsniveau heeft. Het kwaliteitsniveau is gerelateerd aan de bouwtechnische voorschriften van het Bouwbesluit 2012. Dit betekent dat de gemeente, na gefaseerde invoering van de wet, aanvragen voor omgevingsvergunningen bouwen niet meer toetst aan het Bouwbesluit (preventieve toets). Verder zal de gemeente het toezicht tijdens het bouwen niet meer uitoefenen. De opdrachtgever blijft na oplevering aansprakelijk voor zichtbare en verborgen gebreken. Begonnen wordt met de minst risicovolle bouwwerken. Private partijen ontwikkelen methodes voor kwaliteitsbewaking om te zorgen dat aannemers zich houden aan de bouwtechnische eisen uit het Bouwbesluit 2012. Datzelfde geldt ook voor de bouwaanvraag. Deze (gecertificeerde) aanbieders moeten, na afronding van de werkzaamheden, een certificaat afgeven dat overlegd moet worden aan de gemeente. Zonder een dergelijk certificaat mag het bouwwerk niet in gebruik genomen worden. Het wetsvoorstel beoogt een betere bescherming van de consument en heeft als uitgangspunt dat door deze marktwerking de kwaliteit van bouwen beter wordt. Het wetsvoorstel kan uiteraard ook gevolgen hebben voor de benodigde formatie op het gebied vergunningverlening bouwen en bouwtoezicht en ook voor de legesinkomsten.

Verdere deregulering

In de afgelopen jaren zijn door wetswijzigingen de mogelijkheden van vergunningsvrij bouwen vergroot. Ook is het brandveilig gebruik van bouwwerken meestal niet meer vergunningsplichtig, net als milieugerelateerde activiteiten. Het lijkt erop dat het bouwvergunningvrij bouwen nog verder uitgebreid gaat worden. Ook de Omgevingswet zou hiervoor mogelijkheden kunnen gaan bieden. Ook binnen de eigen gemeente bestaat een wens naar deregulering.

Wet kwaliteitseisen kinderopvang en peuterspeelzalen: In de Wet kwaliteitseisen kinderopvang en peuterspeelzalen liggen de beleidskeuzes vast. De gemeente is wel vrij om keuzes te maken in de sanctionering.

Energietransitie

Eind december 2015 is in Parijs het Klimaatakkoord afgesloten. Doel van het akkoord is de klimaatverandering af te remmen, zodanig dat de opwarming van de aard beperkt blijft. Daartoe moet de CO2 uitstoot drastisch omlaag. Nederland loopt in Europa op dit gebied ver achter. De verwachting is dat er in de komende jaren grote stappen gezet moeten worden om de ambities waar te kunnen maken. Ook in Nederland zal de uitstoot flink naar beneden moeten. Eén van de maatregelen kan zijn dat de bestaande woningvoorraad energieneutraal gemaakt moet worden. Dit betekent dat er ook op bouwgebied veel zal moeten gaan gebeuren, ook zaken die in strijd zijn met de huidige regelgeving op het gebied van omgevingsrecht. Verder zal duurzaamheid en energie in alle besluitvorming een steeds grotere rol gaan spelen. Overigens is reeds in 2013 in Nederland door de SER een Energieakkoord afgesloten. Daarin is aan gemeenten gevraagd prioriteit aan de energiebesparingsverplichting in de Wet milieubeheer te geven.

Aanvullend overzicht

Wet ruimtelijke ordening, Besluit ruimtelijke ordening, Woningwet, Burgerlijk Wetboek, Wet openbaarheid bestuur, Welstandsnota, Bouwbesluit, Asbestverwijderingsbesluit, Besluit Bodemkwaliteit

Wet bodembescherming, Besluit LPG tankstations, Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval, Besluit lozen buiten inrichtingen, Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, Wet Milieu beheer, Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, Activiteitenbesluit, Besluit Risico Zware Ongevallen, Wet op de economische delicten, Wet op de Kansspelen, Wet geluidhinder, Brandbeveiligingsverordening (Rijks), Handreiking Evenementen en brandveiligheid, Wet Natuurbescherming, Wet Erfgoed, Opiumwet, (voormalige) Wet verontreiniging oppervlaktewater,

Verordening op de prostitutiebedrijven, et cetera

Bijlage 2: Big 8

Prioriteren (en doelen)

In 2019 legt de risicoanalyse de basis voor de volgende stap in het proces, het strategisch beleidskader. In de hierop volgende jaren worden hieraan beleidsevaluaties, de jaarverslagen toegevoegd.

Strategie →Kadernota VTH 2019-2022

Aan de hand van de visie, de strategische doelen (op visieniveau) en een risicoanalyse, legt de gemeente de wijze van prioriteren vast. Aanvullend worden hier de kaders bepaald waarin dit in het uitvoeringsprogramma nader wordt uitgewerkt. Met deze kaders voor vergunningverlening, toezicht en handhaving wordt duidelijk welke nalevingsstrategie wordt toegepast om het nalevingsgedrag te verbeteren, om zodoende de gestelde doelen te behalen (art. 7.2, Bor). Dat betekent, dat er een nalevingstrategie is uitgewerkt. De nalevingstrategie bestaat uit een preventiestrategie (hoe overtredingen te voorkomen?), toezichtstrategie (hoe zicht houden op naleefgedrag?), gedoogstrategie (hoe handelen bij het afzien van handhaving?) en een sanctiestrategie (hoe repressief optreden?). Voor de laatste is een landelijke norm ontwikkeld, de landelijke handhavingsstrategie.

Daarnaast draagt het bestuursorgaan er zorg voor dat dit beleid en het handhavingsbeleid van de andere betrokken bestuursorganen en de organen die belast zijn met de (strafrechtelijke) handhaving onderling worden afgestemd. Zoals met andere gemeenten, de politie en brandweer (art. 7.2, Bor). De vraag is, of en hoe dit op strategisch niveau geborgd is. Is er bijvoorbeeld een bestuursovereenkomst of een contract die de afstemming tussen deze partijen borgt? Er worden geen concrete eisen gesteld ten aanzien van de periodieke herijking van beleid.

Programma en Organisatie →Uitvoeringsprogramma 20XX

Met de bepaalde wijze van prioriteren worden op basis van de risicoanalyse prioriteiten gesteld. Vervolgens worden in het beleid doelstellingen vastgelegd die de organisatie wil behalen ten aanzien van deze prioriteiten (art. 7.2, Bor). Hierbij moet het ambitieniveau in lijn zijn met capaciteit (art. 7.5, Bor).

Het operationeel beleidskader wordt goed vormgegeven als de koppeling tussen de doelgroepen kaders, doelstellingen en activiteiten en de strategieën die zijn gemaakt. In feite zijn de strategieën zoals ze nu in het land gebruikt worden geen strategieën, maar een omschrijving van de beschikbare instrumenten. Op het moment dat een mix van deze instrumenten wordt ingezet om een doel te bereiken is er sprake van een strategie (bijvoorbeeld: de calculerende overtreder kan beter aangepakt worden met een (hoge) boete, dan een onbewuste overtreder die niet bekend is met de wet- en regelgeving).

Centraal bij ‘Programma en organisatie’ (ook wel planning en control fase genoemd) staat het toewijzen van de noodzakelijke capaciteit en financiële middelen die nodig zijn om de gestelde doelen te kunnen bereiken (art. 7.5, Bor). Dit wordt jaarlijks vastgelegd in een uitvoeringsprogramma (art. 7.3, Bor). Een uitvoeringsprogramma omvat tenminste:

  • een duidelijke verbinding met de gestelde prioriteiten en doelstellingen;

  • een weergave van de concrete activiteiten voor vergunningverlening en toezicht & handhaving, inclusief de bijbehorende capaciteit en middelen.

Ook zijn er op operationeel niveau afspraken gemaakt over de afstemming en samenwerking met andere VTH-partners, bijvoorbeeld over een specifiek probleem of project dat samen wordt opgepakt.

Voorbereiding, Uitvoering en Monitoring

Werkwijzen

Om ervoor te zorgen dat het de ambtelijke organisatie op een juiste wijze uitvoering geeft aan de uitvoering van het VTH-uitvoeringsprogramma en het VTH-beleid, handelt de organisatie op grond van vooraf vastgestelde procedures, processen en protocollen (art. 7.4, Bor).

Uitvoering

De kern van deze stap betreft de uitvoering van de te verlenen vergunningen en het controlebezoek zelf (inclusief de hieruit volgende acties). Vergunningverlening is gescheiden van toezicht en handhaving. Verder is de organisatie 24-uur bereikbaar, of heeft dit anderszins georganiseerd, bijvoorbeeld in samenwerking met andere overheidspartijen. Ook moet voorkomen worden dat één persoon langdurige tijd toezicht houdt op één inrichting, daarom wordt personeel regelmatig gerouleerd (art. 7.4, Bor).

Monitoring

De volgende processtap in de BIG-8 is de monitoring. De organisatie houdt met behulp van een geautomatiseerd systeem de resultaten en de voortgang van de uitvoering van het beleid en het uitvoeringsprogramma bij. De monitoringsresultaten worden weergegeven in het jaarverslag en gebruikt voor bijsturing van de operationele cyclus en voor input op de beleidsevaluatie (art. 7.4, Bor).

Beleidsevaluatie (en Rapportage)

In essentie betreft deze stap het analyseren van allerlei relevante elementen dan wel veranderingen voor de vergunningverlening, toezicht en handhavingsorganisatie. Ten behoeve van het onderdeel ‘rapportage en evaluatie’ van de BIG-8 worden minimaal:

  • vierjaarlijks de risico’s in kaart gebracht met een risicoanalyse (art. 7.2, Bor),

  • jaarlijks verantwoordingsrapportages opgesteld (art. 7.7, Bor),

  • vierjaarlijks een beleidsevaluatie uitgevoerd (art. 7.7, Bor).

In een risicoanalyse wordt minimaal ingegaan op “het samenspel van het effect van niet-naleving en de kans dat niet-naleving zich voordoet” (CCV, 2013) (zie ook art. 10.3, eerste lid, Mor). Een jaarverslag bevat duidelijke conclusies over de mate van uitvoering van het uitvoeringsprogramma. De beleidsevaluatie gaat in op de bijdrage aan beleidsdoelen, de beheersing van risico’s en of beleid, prioriteiten en/of programma bijgesteld dienen te worden. De resultaten uit de beleidsevaluatie en de jaarrapportage kunnen ertoe leiden dat de risicoanalyse bijgesteld wordt.

Bijlage 3: Instrumenten sanctiestrategie

Bestuursrechtelijke aanschrijving

De zogenoemde aanschrijving vormt het belangrijkste instrument voor de gemeente om de regels op bestuursrechtelijke wijze te handhaven. De term aanschrijving staat voor een procedure die start bij constatering van een overtreding en die, zo nodig, eindigt bij het ongedaan maken van de overtreding onder dreiging van een last onder dwangsom of bestuursdwang.

Vooraankondiging optreden bestuursdwang/last onder dwangsom

De ambtelijke waarschuwing en de vooraankondiging zijn geen besluiten in de zin van de Awb. Met deze waarschuwing en/of vooraankondiging stelt de gemeente vast dat een overtreding is geconstateerd. Zij deelt de overtreder/belanghebbende mee dat wordt overwogen om bij voortzetting of herhaling van de overtreding handhavend op te treden.

Handhaving door het toepassen bestuursdwang

De Gemeentewet kent in artikel 125 aan het gemeentebestuur een algemene bevoegdheid toe tot het uitoefenen van bestuursdwang. In het tweede lid wordt aangegeven dat de bevoegdheid tot toepassing wordt uitgeoefend door het college. Het komt erop neer dat de gemeente zelf de overtreding ongedaan maakt of daartoe opdracht geeft. De kosten die door de gemeente worden gemaakt worden in verhaald op de overtreder.

Handhaving door het opleggen van een last onder dwangsom

Een bestuursorgaan dat bevoegd is om bestuursdwang toe te passen kan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen (artikel 5:32, Algemene wet bestuursrecht). Bij deze bestuursrechtelijke dwangsom wordt de overtreder aangeschreven om de overtreding te beëindigen en/of voortzetting of herhaling daarvan te voorkomen. De prikkel hierbij is de oplegging van één of meerdere geldbedragen. Deze geldbedragen moet de overtreder betalen wanneer hij binnen een bepaalde termijn niet voldoet aan de wet- en regelgeving.

Strafrechtelijke handhaving

Het strafrecht vervult een bescheiden rol in het fysieke handhavingsdomein. Toch bevatten de bouwregelgeving en het bestemmingsplan een breed scala aan strafbepalingen. De wetgever gaat ervan uit dat strafbaarstelling altijd zin heeft, ook al fungeert het strafrecht voornamelijk als vangnet. In theorie zijn er voldoende mogelijkheden voor opsporing, maar in de praktijk wordt slechts mondjesmaat een strafrechtelijke procedure gevolgd. Het strafrecht wordt bij handhaving gezien als ultimum remedium.

Bestuurlijke strafbeschikking

De bestuurlijke strafbeschikking is een zogenoemde punitieve sanctie. Dit in tegenstelling tot de andere bestuurlijke instrumenten die er niet op gericht zijn om een overtreding te bestraffen maar om een situatie die in strijd is met de voorschriften op te heffen of om herhaling daarvan te voorkomen. Bij de bestuurlijke strafbeschikking hoeft de overtreder niet eerst een waarschuwing te ontvangen. Hierdoor kunnen vooraankondigingen en aanschrijvingen achterwege blijven. Zodra een overtreding wordt geconstateerd kan direct tot handhaving worden overgegaan. Het instrument van de bestuurlijke strafbeschikking geeft de mogelijkheid om overlast in de openbare ruimte aan te pakken (regels uit de Algemene Plaatselijke Verordening). Als er een strafbaar feit wordt begaan kan de overtreder in verzet bij het Openbaar Ministerie.

Bestuurlijke boete

Ook de bestuurlijke boete is een punitieve sanctie. In veel opzichten lijkt de bestuurlijke boete op de bestuurlijke strafbeschikking. De bestuurlijke boete wordt opgelegd door een bestuurlijk toezichthouder die tevens bijzonder opsporingsambtenaar is in het kader van de identificatieplicht. Anders dan bij de bestuurlijke strafbeschikking vloeien de opbrengsten van de boetes in de gemeentekas. Daar staat tegenover dat de gemeente volledig verantwoordelijk voor het gehele proces van oplegging en afdoening.

Privaatrechtelijke handhaving

Hoewel de nadruk ligt op bestuursrechtelijke instrumenten zal hier kort aandacht worden besteed aan de mogelijkheid om via de privaatrechtelijke weg tot handhaving van bijvoorbeeld het bestemmingsplan te komen. De gemeente heeft de mogelijkheid om te handhaven op basis van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (onrechtmatige daad). In beginsel kan de gemeente niet de privaatrechtelijke weg bewandelen om op te treden tegen de overtreding van publiekrechtelijke (gebruiks)voorschriften. De privaatrechtelijke weg lijkt alleen zinvol in situaties waarin het publiekrecht tekortschiet. Als voorbeeld kan worden genoemd de bouwverplichting in overeenkomsten bij gronduitgifte. In dat geval fungeert de overeenkomst als aanvulling op het bestemmingsplan.

Bijlage 4: Toelichting risicoanalyse

Risico analyse

In een risicoanalyse wordt inzichtelijk gemaakt welke onderwerpen zich kunnen voordoen, wat voor de zes bepaalde effecten:

  • 1.

    Veiligheid

  • 2.

    Leefomgeving

  • 3.

    Financieel-economisch

  • 4.

    Natuur, Milieu, Duurzaamheid

  • 5.

    Volksgezondheid

  • 6.

    Politiek-Bestuurlijk imago

het (potentiële) negatieve gevolg is en hoe groot de kans is dat dit zich zal voordoen.

Risico = Effect x Kans

In de risicoanalyse wordt voor het (potentiële) negatieve gevolg de volgende vijfpuntenschaal, per effect, gehanteerd:

1 = Zeer groot

2 = Groot

3 = Gemiddeld

4 = Klein

5 = Zeer Klein

In de risicoanalyse wordt voor de kans(factor) de volgende vijfpuntenschaal gehanteerd:

1 = Zeer klein

2 = Af en toe

3 = Geregeld

4 = Vaak

5 = Heel vaak

De onderwerpen zijn onder te verdelen in twee groepen, ‘legaal’ en ‘illegaal’:

Illegaal is het overtreden van voorschriften, bepalingen en regels.

Legaal is het handelen in overeenstemming met voorschriften, bepalingen en regels.

Om ook op een abstracter niveau naar de onderwerpen te kunnen kijken zijn de onderwerpen ondergebracht in tien hoofdgroepen:

  • 1.

    Ruimtelijke ordening

  • 2.

    Bouwen

  • 3.

    APV

  • 4.

    Evenementen

  • 5.

    Brandveiligheid

  • 6.

    Slopen

  • 7.

    Afvalstoffenverordening

  • 8.

    Water

  • 9.

    Havens

  • 10.

    Divers

In bijlage 4a is de nu voorliggende risicoanalyse bijgevoegd.

Prioriteren

Om taken efficiënt en effectief te kunnen uitvoeren is het van belang om prioriteiten te stellen.

Waarom?

Het spanningsveld, tussen beschikbare capaciteit / middelen en noodzakelijk (beoogde) adequate (toets)niveau(s), noodzaakt tot het maken van keuzes door het stellen van prioriteiten.

Hoe?

Op hoogste score: de onderwerpen in de risicoanalyse worden naar score van laat naar hoog gesorteerd.

Scores van te bepalen hoofdonderwerp(en): de onderwerpen in bepaalde hoofdonderwerpen hebben voorrang op onderwerpen in andere hoofdgroepen.

Aan de hand van perspectieven: door per onderwerp toe te voegen welke doelgroep hier het meest mee geconfronteerd wordt, kan vervolgens vanuit dit perspectief worden bekeken hoe voor die doelgroep de risicoanalyse eruit ziet. Men kijkt dus als het ware door de ogen van een doelgroep naar de risicoanalyse.

De voorliggende doelgroepen zijn:

  • 1.

    Iedereen

  • 2.

    Inwoners

  • 3.

    Ondernemers

  • 4.

    Toeristen / Recreanten

Door per onderwerp toe te voegen welk gebied hier het meest mee geconfronteerd wordt, kan vervolgens vanuit dit perspectief worden bekeken hoe voor dit gebied de risicoanalyse eruitziet. Men kijkt dus als het ware vanuit een locatie naar de risicoanalyse.

De voorliggende gebieden zijn:

  • 1.

    Gehele gemeente

  • 2.

    Binnenstedelijk – Wonen

  • 3.

    Binnenstedelijk – Bedrijventerreinen

  • 4.

    Buitengebied – Agrarisch

  • 5.

    Buitengebied – Recreatieterreinen

Omdat tot op heden de (wettelijk verplichte) documentatie en systematiek ontbrak, is het niet mogelijk gebleken om historische data te gebruiken als bron voor de risicoanalyse. We hebben de risicoanalyse daarom ingevuld op basis van ervaring en ervoor gekozen 2019 als nulmeting te gebruiken. Er zal een goede systematiek worden ontwikkeld om te monitoren, zodat de rapportages en daarop gebaseerde evaluaties navolgbaar, objectief en goed onderbouwd worden.

De risicoanalyse kan dan eventueel bijgesteld worden, doelstellingen (op uitvoeringsniveau) kunnen dan gericht worden bijgesteld, evenals de bijbehorende activiteiten om die (eventueel nieuwe of aangepaste) doelstellingen te behalen. Elk jaar herhaalt deze cyclus zich.

Effecten

Veiligheid: In welke mate draagt het voldoen aan de (gedrag)voorschriften die tot dit thema behoren bij aan de fysieke veiligheid en in welke mate zijn deze (gedrag)voorschriften bedoeld om de fysieke veiligheid te waarborgen en beschermen? O.a. brandgevaar, instortingsgevaar, explosiegevaar.

Leefomgeving: In welke mate draagt het voldoen aan de (gedrag)voorschriften die tot dit thema behoren bij aan de kwaliteit van de sociale leefomgeving en in welke mate zijn deze (gedrag)voorschriften bedoeld om de kwaliteit van de sociale leefomgeving te waarborgen en beschermen? O.a. leefbaarheid, aangezicht, privacy, geluidshinder, stankhinder.

Financieel-Economisch: Hoe groot is de financieel-economische schade voor de gemeente als alle subjecten de tot hen gerichte (gedrag)voorschriften overtreden? O.a. kosten voor de gemeente en/of de gemeenschap, maatschappelijke en financiële aansprakelijkheid van de gemeente.

Natuur / Milieu / Duurzaamheid: In welke mate draagt het voldoen aan de (gedrag)voorschriften die tot dit thema behoren bij aan de bescherming van het natuurschoon en in welke mate zijn deze (gedrag)voorschriften bedoeld om het natuurschoon te beschermen? O.a. bodemverontreiniging, geuremissie, opslag gevaarlijke stoffen, energieverspilling, geluidshinder, flora en fauna.

Volksgezondheid: In welke mate draagt het voldoen aan de (gedrag)voorschriften die tot dit thema behoren bij aan de bescherming van de volksgezondheid en in welke mate zijn deze (gedrag)voorschriften bedoeld om de volksgezondheid te beschermen? O.a. effecten op de langere termijn, zoals onvoldoende licht en frisse lucht, vochtigheid, gebruik van schadelijke stoffen.

Imago / Politiek-Bestuurlijk: Hoe groot is de politiek-bestuurlijke afbreuk als de voorschriften uit dit thema onvoldoende worden nageleefd? O.a. als wetshandhaver, als veiligheidsbewaarder, als "goed" voorbeeld.

Bijlage 4a: Risicoanalyse Hollands Kroon

Deze bijlage vind u apart als bijlage toegevoegd bij deze publicatie