Regeling vervallen per 02-03-2010

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Hoogeveen

Geldend van 01-07-2008 t/m 01-03-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2008

Intitulé

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Hoogeveen

Besluit maatschappelijke ondersteuning

Beleidsdoel

Het bevorderen van maatschappelijke participatie door middel van het ter beschikking stellen van voorzieningen

Producten

Wet Maatschappelijke Ondersteuning

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      inkomen: het inkomen zoals bedoeld in de artikelen 4.1 en 4.2 van de AMvB (Besluit maatschappelijke ondersteuning Stb.450);

    • b.

      norminkomen: de normen genoemd in paragraaf 3.2 van de Wet Werk en Bijstand;

    • c.

      gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de belanghebbende en ruimten die onder het gehuurde vallen en/of waarvan de belanghebbende gebruik moet kunnen maken vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken;

    • d.

      woningaanpassing: ingreep van bouw- of woontechnische aard die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een persoon ondervindt bij het normale gebruik van de woonruimte. met dien verstande dat bij ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woonruimte een voorziening slechts dan als woonvoorziening wordt aangemerkt indien zij:

      • 1.

        is gericht op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen; of

      • 2.

        een uitraasruimte betreft;

    • e.

      gemaximeerde financiële tegemoetkoming: een bijdrage in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt

    • f.

      peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend;

    • g.

      verordening: de Verordening voorzieningen maatschappelijkeondersteuning gemeente Hoogeveen 2008;

    • h.

      forfaitaire vergoeding: een bijdrage ineens los van de werkelijke kostenvan een voorziening, al dan niet met in achtneming van een inkomensgrens;

    • i.

      gemaximeerde vergoeding: een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met in achtneming van een inkomensgrens.

  • 2. De begripsbepalingen in artikel 1 van de verordening zijn van toepassing op de begrippen die in dit besluit worden gebruikt.

Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 2.1. Keuzevrijheid

  • 1. Indien een voorziening wordt toegekend wordt de belanghebbende de mogelijkheid geboden om te kiezen tussen een persoonsgebonden budget en een voorziening in natura (eventueel in de vorm van een financiële tegemoetkoming), tenzij overwegende bezwaren bestaan tegen het verstrekken van een persoonsgebonden budget.

  • 2. Van overwegende bezwaren als bedoeld in het vorige lid is in ieder geval sprake wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het college niet voldoende in staat is om het persoonsgebonden budget te beheren en de bestedingen te verantwoorden.

  • 3. Indien het college meerdere aanbieders heeft gecontracteerd voor het leveren van een bepaalde voorziening in natura wordt de belanghebbende de mogelijkheid geboden om hieruit een aanbieder te kiezen.

  • 4. Er wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt voor het collectief aanvullend vervoerssysteem (deeltaxivervoer).

  • 5. In een budgetovereenkomst, worden de voorwaarden welke gelden met betrekking tot het persoonsgebonden budget vastgelegd.

Artikel 2.2. Hoogte persoonsgebonden budget

  • 1. Voor huishoudelijke verzorging bedraagt het persoonsgebonden budget bruto € 17,44 per uur.

  • 2. Bij overige voorzieningen is het persoonsgebonden budget gelijk aan de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, zoals deze door de gemeente kan worden aangeschaft bij de gecontracteerde leverancier.

  • 3. Het bedrag van het persoonsgebonden budget als bedoeld in het tweede lid is vastgesteld op basis van:

    • a.

      de netto-nieuwprijs van de voorziening, inclusief kortingen;

    • b.

      de kosten van keuring, reparatie, onderhoud en verzekering voor een periode van zeven jaar;

    • c.

      een economische levensduur van zeven jaar.

  • 4. De kosten van eventuele ondersteuning door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) worden volledig vergoed.

Artikel 2.3. Verplichtingen persoonsgebonden budget

Bij de verlening van een persoonsgebonden budget wordt de budgethouder de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de budgethouder gebruikt het persoonsgebonden budget uitsluitend voor betaling van de voorziening en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;

  • b.

    de budgethouder besteedt het persoonsgebonden budget uitsluitend aan een kwalitatief verantwoorde en adequate voorziening conform door een college vastgestelde Programma van Eisen;

  • c.

    de budgethouder zorgt voor een goede en controleerbare vastlegging van ontvangsten, uitgaven en verplichtingen en houdt deze gedurende 7 jaar beschikbaar vanaf de ingangsdatum van toekenning van het persoonsgebonden budget;

  • d.

    de budgethouder geeft de op grond van het persoonsgebonden budget aangeschafte voorziening terug aan de gemeente als de voorziening niet meer volgens de opgelegde voorwaarden wordt gebruikt.

Artikel 2.4. Uitvoering persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging wordt per maand uitbetaald ter hoogte van 1/12 deel van het jaarbudget.

  • 2. De budgethouder is voor huishoudelijke verzorging een eigen bijdrage verschuldigd, waarbij de hoogte van de eigen bijdrage door het CAK wordt vastgesteld en geïnd.

  • 3. De gemeente betaalt aan de budgethouder voor de overige voorzieningen het verleende persoonsgebonden budget in één keer.

  • 4. De budgethouder verantwoordt de besteding van het persoonsgebonden budget waarop het budget betrekking heeft. In de beschikking wordt vermeld wat de budgethouder, voor zover van toepassing, aan het college verstrekt:

    • a.

      de factuur van de aangeschafte voorziening;

    • b.

      een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

    • c.

      onderhoud/reparatie van de voorziening;

    • d.

      verzekering van de voorziening;

    • e.

      een overzicht van de salarisadministratie;

    • f.

      een kopie van de arbeidsovereenkomst;

    • g.

      overige bescheiden die het college voor de verantwoording noodzakelijk acht.

  • 5. Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor bij het vierde lid genoemde stukken op verzoek aan het college te verstrekken.

  • 6. Over 1,5% van het netto PGB voor huishoudelijke verzorging hoeft geen verantwoording te worden afgelegd. Hierbij geldt een minimum van € 250,-- per jaar en een maximum van € 1.250,-- per jaar.

Artikel 2.5. Verplichtingen bij een financiële tegemoetkoming

Bij de verlening van een financiële tegemoetkoming wordt de belanghebbende de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de belanghebbende gebruikt de financiële tegemoetkoming uitsluitend voor betaling van de voorziening die in de beschikking is genoemd en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;

  • b.

    de belanghebbende zorgt voor een goede en controleerbare vastlegging van ontvangsten, uitgaven en verplichtingen.

Artikel 2.6. Uitvoering financiële tegemoetkoming

  • 1. Het college betaalt de financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing aan de eigenaar van de woning.

  • 2. Het college betaalt de overige financiële tegemoetkomingen aan de belanghebbende.

  • 3. Een financiële tegemoetkoming voor het verwerven van een voorziening in natura wordt uitbetaald nadat de belanghebbende van de tegemoetkoming door middel van een geldige offerte de kosten van de voorziening heeft aangetoond.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen en verplichtingen

Artikel 3.1. In welke situaties een eigen bijdrage

Een eigen bijdrage is alleen verschuldigd voor de in artikel 8 van de verordening beschreven vormen van huishoudelijke verzorging.

Artikel 3.2. Omvang van de eigen bijdrage.

  • 1. Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 16,80 per vier weken, vermeerderd met het bedrag per vier weken van 15% van het jaarinkomen dat boven € 16.301, -- ligt.

  • 2. Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 16,80 per vier weken, vermeerderd met het bedrag per vier weken van 15% het jaarinkomen dat boven € 14.365, -- ligt.

  • 3. Het bedrag dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar dienen te betalen is € 24,20 per vier weken, vermeerderd met het bedrag per vier weken van 15% van het jaar inkomen dat boven € 21.002, -- ligt.

  • 4. Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder dienen te betalen is € 24,20 per vier weken, vermeerderd met het bedrag per vier weken van 15% van het jaarinkomen dat boven € 19.759, -- ligt.

  • 5. De eigen bijdrage kan nooit hoger zijn dan de kosten van de voorziening.

Artikel 3.3. Geen eigen bijdrage wegens nalatigheid college-CAK

De eigen bijdrage als bedoeld in artikel 3.1 wordt niet opgelegd indien binnen twee jaar na verzending van de beschikking waarin de voorziening wordt toegekend, voor de te betalen eigen bijdrage geen beschikking dan wel voorlopige beschikking van college of CAK tot vaststelling van deze bijdrage is verzonden.

Artikel 3.4. Reparatie, onderhoud en gebruik van voorzieningen

  • 1. Reparatie, onderhoud, keuring wordt uitsluitend uitgevoerd op het woonadres, in het gebruiksgebied of in de werkplaats van de leverancier.

  • 2. Aan het gebruik van voorzieningen in natura die in bruikleen worden verstrekt worden voorwaarden gesteld volgens bijlage 1.

Hoofdstuk 4. Huishoudelijke verzorging

Artikel 4.1. Omvang huishoudelijke verzorging

De omvang van huishoudelijke verzorging wordt vastgesteld in eenheden aan de hand van de tabellen zoals die zijn opgenomen in het hoofdstuk Huishoudelijke verzorging in het Verstrekkingenboek maatschappelijke ondersteuning.

Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen

Artikel 5.1 Hoogte financiële tegemoetkoming, kosten van woningaanpassingen

De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van woningaanpassingen als bedoeld in artikel 13 onder d van de verordening, bedraagt 100% van de voor de subsidie in aanmerking komende kosten.

Artikel 5.2 Verhuis- en inrichtingskosten

  • 1. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 15 onder a van de verordening bedraagt € 2.305,-.

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 15 onder a van de verordening aan de persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon met beperkingen, de woonruimte heeft ontruimd, bedraagt € 2.305,- .

  • 3. De tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als genoemd in artikel 15 van de verordening wordt uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

  • 4. Geen verhuiskostenvergoeding wordt verstrekt indien:

    • a.

      de verhuizing heeft plaatsgevonden voordat het besluit door het college is genomen tenzij het college schriftelijke toestemming hiervoor heeft verleend;

    • b.

      de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • c.

      de aanvrager verhuist vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is om het gehele jaar door te worden bewoond; of

    • d.

      de aanvrager verhuist naar een AWBZ-instelling of een andere onzelfstandige woonruimte.

Artikel 5.3 Vergoeding kosten bezoekbaar maken

De hoogte van de gemaximeerde vergoeding als bedoeld in artikel 19 tweede tot en met vijfde lid van de verordening bedraagt € 6.915,--.

Artikel 5.4 Woningsanering

De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering als bedoeld in artikel 15 onder c van de verordening is afhankelijk van de leeftijd van de huidige stoffering en bedraagt 100% van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten zoals beschreven in het Verstrekkingenboek maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 5.5 Vergoeding tijdelijke huisvesting

De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 15 sub c van de verordening, bedraagt: de werkelijke kosten van de kale huur met een maximum € 277, - per maand met een maximale duur van zes maanden.

Artikel 5.6 Huurderving

  • 1. In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 2.305, - is aangepast, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is gelijk aan de kale huur van de woonruimte.

Artikel 5.7 Gereedmelding en vaststelling uitbetaling financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget

  • 1. De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2. Na de voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening als bedoeld in artikel 13 sub d van de verordening, maar uiterlijk binnen 6 maanden voor woningaanpassingen tot € 25.000, - en voor woningaanpassingen van meer dan € 25.000,-- uiterlijk binnen 18 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar, door overlegging van de originele facturen, aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

Artikel 5.8 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie

  • 1. Het college verleent een financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 13 lid d van de verordening, slechts indien:

    • a.

      de woonvoorziening in het kader van deze verordening, de verordening Wet voorzieningen gehandicapten of de regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verleend;

    • b.

      de woonvoorziening voorkomt op de lijst als opgenomen in bijlage 3;

    • c.

      een gehandicapte ten tijde van onderhoud, keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf heeft.

Artikel 5.10 Vergoeding bij afwijkende levensduur woonwagen of opheffen standplaats

De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 15 sub b van de verordening bedraagt maximaal € 922, --

Artikel 5.11 Terugbetalen van de financiële tegemoetkoming bij verkoop van de woning (anti speculatiebeding)

  • 1. De financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 21 van de verordening moet worden terugbetaald indien de woning binnen 10 jaar na gereedmelding van de woonvoorziening wordt verkocht en de hoogte van de financiële tegemoetkoming meer bedraagt dan € 9.221, -.

  • 2. De hoogte van het terug te betalen bedrag wordt vastgesteld volgens onderstaand afschrijvingsschema:

    · voor het eerste jaar 100%

    · voor het tweede jaar 90%

    · voor het derde jaar 80%

    · voor het vierde jaar 70%

    · voor het vijfde jaar 60%

    · voor het zesde jaar 50%

    · voor het zevende jaar 40%

    · voor het achtste jaar 30%

    · voor het negende jaar 20%

    · voor het tiende jaar 10%

Artikel 5.12 Woonwagen

Een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    de woonwagen niet ouder dan tien jaar is en nog een technische levensduur heeft van minimaal vijf jaar;

  • b.

    de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • c.

    de woonwagen in de gemeente op de standplaats stond ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening; en

  • d.

    de hoofdbewoner van de woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning

Artikel 5.13 Nadere voorwaarden bij woningaanpassingen

  • 1. De in hoofdstuk 5 bedoelde voorzieningen worden alleen verstrekt, indien:

    • a.

      met de werkzaamheden waarop de voorziening betrekking heeft, geen aanvang is genomen voordat het college positief heeft beslist op de aanvraag;

    • b.

      door het college aangewezen personen op één of meer door hen te bepalen tijdstippen toegang is geboden tot dat gedeelte van de woonruimte waar de aanpassing van de woonruimte wordt verricht;

    • c.

      deze personen inzage wordt gegeven in de bescheiden en tekeningen welke betrekking hebben op de woonruimte aanpassing.

Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 6.1 Soorten vervoersvoorzieningen

De door het college te verstrekken vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 22 van de verordening, kan bestaan uit:

  • a.

    een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer;

  • b.

    een voorziening in natura in de vorm van:

    • 1.

      een open elektrische buitenwagen

    • 2.

      een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen

    • 3.

      een al dan niet aangepaste auto

    • 4.

      een ander verplaatsingsmiddel

  • c.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    • 1.

      aanpassing van een eigen auto

    • 2.

      gebruik van een taxi of een (eigen) auto

    • 3.

      gebruik van een rolstoeltaxi

    • 4.

      aanschaf van een ander verplaatsingsmiddel

  • d.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening als bedoeld onder b.

  • e.

    een combinatie van onder a, b, c en d genoemde voorzieningen

Artikel 6.2 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

  • 1. De grens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 25 van de verordening, bedraagt 1,5 x van de van toepassing zijnde normen,zoals beschreven in artikel 1.1 onder b. van dit besluit.

  • 2. De inkomensgrenzen als bedoeld in het eerste artikel zijn ook van toepassing op het collectief vervoer, zoals vermeld in artikel 24 onder a van de verordening.

Artikel 6.3 Omvang van de vervoersvoorziening

De vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 22, sub a van de verordening bestaat uit een collectief vraagafhankelijk vervoer (Regiotaxi), waarmee tegen een gereduceerd tarief gebruik gemaakt kan worden van het collectief vervoersysteem.

Artikel 6.4 Financiële tegemoetkoming voor gebruik eigen auto

De financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een eigen auto, zoals bedoeld in artikel 6.1 onder c sub 2 van dit besluit bedraagt € 512,- per jaar.

Artikel 6.5 Financiële tegemoetkoming voor gebruik taxi

Het bedrag dat verstrekt wordt voor het gebruik van een taxi zoals bedoeld in artikel 6.1 onder c sub 2 van dit besluit bedraagt € 2.779, - per jaar en geschiedt op declaratiebasis.

Artikel 6.6 Financiële tegemoetkoming voor gebruik rolstoeltaxi

Het bedrag dat verstrekt wordt voor het gebruik van een rolstoeltaxi zoals bedoeld in artikel 6.1 lid c sub 3 van dit besluit bedraagt € 4.170, - per jaar en geschiedt op declaratiebasis.

Artikel 6.7 Financiële tegemoetkoming voor vervoer over korte afstanden

Het bedrag dat verstrekt wordt voor vervoer geschikt voor verplaatsingen over een loopafstand tot 800 meter bedraagt € 179, - per jaar mits het gebruik van een voorziening in natura hier niet in kan voorzien.

Artikel 6.8 Voorziening in natura in de vorm van een bruikleenauto

Om in aanmerking te komen voor verstrekking van een al dan niet aangepaste bruikleenauto op grond van artikel 22 onder b van de Verordening, moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    het primaat van het collectief vervoer kan, gelet op de gezondheidstoestand van de aanvrager, niet worden opgelegd;

  • 2.

    de aanvrager moet voor elke verplaatsing in het kader van de compensatieplicht aangewezen zijn op vervoer per auto.

Artikel 6.9 Financiële tegemoetkoming voor gebruik van een bruikleenauto

De financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto geldt een een normbedrag van 2500 kilometer maal y euro, waarbij y euro staat voor het kilometerbedrag behorend bij het merk en type bruikleenauto dat is opgenomen in het Verstrekkingenboek maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 6.10 Financiële tegemoetkoming in de kosten van de aanpassing van een eigen auto

  • 1. 1.De financiële tegemoetkoming die verstrekt wordt voor het aanpassen van een eigen auto indien de aanvrager slechts gebruik kan maken van vervoer per individuele taxi bedraagt maximaal € 14.770, - voor een periode van 7 jaar.

  • 2. 2.De financiële tegemoetkoming die verstrekt wordt voor het aanpassen van een eigen auto indien de aanvrager slechts gebruik kan maken van vervoer per rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 23.825, - voor een periode van 7 jaar.

  • 3. Voorwaarde is dat de eigen auto op de datum van aanvraag om een financiële tegemoetkoming niet ouder mag zijn dan 7 jaar en de aanpassing gelet op de technische staat verantwoord moet zijn.

  • 4. De leeftijd van een auto is niet van toepassing indien het gaat om over overzetbare aanpassingen.

    Artikel 6.11 Keuzemogelijkheid vervoer of financiële tegemoetkoming

    Een persoon met beperkingen als bedoeld in artikel 1 onder d van de verordening kan kiezen tussen een vervoerpas of een financiële tegemoetkoming ter hoogte van € 341, - per jaar.

    Artikel 6.12 Aanpassing vergoeding bij echtgenoten

    Indien beide echtgenoten in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 6.4, 6.5, 6.9, 6.10en 6.12 van dit besluit bedraagt de hoogte van de financiële tegemoetkoming per persoon maximaal 75% van het bedrag genoemd in de hiervoor genoemde artikelen.

Hoofdstuk 7. Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 7.1 Rolstoelvoorziening in natura

Een rolstoel diewordt verstrekt in bruikleen.

Artikel 7.2 Persoonsgebonden budget rolstoelvoorziening

Het persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen wordt vastgesteld op basis hetgeen bepaald is onder artikel 2.2 lid 3 van dit besluit

Artikel 7.3 Persoonsgebonden budget sportrolstoel

Het door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 27 onder d van de verordening bedraagt maximaal € 2.926,-- .De vergoeding wordt eens in de drie jaar verstrekt en bestaat uit twee delen: een deel is bestemd voor de aanschaf van de sportrolstoel terwijl het andere deel is bedoeld om onderhoud en reparatie te bekostigen

Hoofdstuk 8. Samenhangende afstemming

Artikel 8.1. Samenhangende afstemming

  • 1. Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager als genoemd in artikel 33 van de verordening dient aandacht besteed te worden aan:

    • a.

      de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

    • b.

      de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

    • c.

      de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

    • d.

      het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

    • e.

      de sociale omstandigheden van de aanvrager.

  • 2. De ICF classificatie vormt de grondslag om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen.

    Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 9. Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 9.1 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2008 en werkt terug tot en met 1 januari 2008 onder gelijktijdige intrekking van het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten gemeente Hoogeveen.

Artikel 9.2 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als:

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008.

Bijlagen

Bijlage I: Voorwaarden bruikleenvoorzieningen

Een bruikleenvoorziening wordt via een beschikking aan de aanvrager (de bruiklener), in bruikleen verstrekt, met in achtneming van de hieronder genoemde bepalingen/voorwaarden.

Algemeen

De bruiklener:

  • 1.

    mag de bruikleenvoorziening niet gratis of tegen een vergoeding in gebruik afstaan of verhuren aan een derde;

  • 2.

    wordt geacht met zorg om te gaan met de bruikleenvoorziening;

  • 3.

    wordt geacht de bruikleenvoorziening uitsluitend te gebruiken voor het doel waarvoor deze is bestemd;

  • 4.

    mag niet zonder schriftelijke toestemming van het college wijzigingen en/of aanpassingen in of aan de voorziening aanbrengen;

  • 5.

    wordt geacht de voorschriften (indien van toepassing) zoals deze door de fabrikant zijn bijgeleverd met betrekking tot het gebruik, de bediening en het onderhoud van de bruikleenvoorziening stipt na te komen;

  • 6.

    wordt geacht een door het college aangewezen persoon gelegenheid te bieden de bruikleenvoorziening te controleren en hem/haar desgevraagd alle inlichtingen over de voorziening direct te verstrekken;

  • 7.

    wordt geacht het college onverwijld in kennis te stellen van:

    • a.

      ziekte of verslechtering in zijn toestand, die zodanig is, dat de bruikleenvoorziening voor langer dan drie maanden niet door hem kan worden gebruikt;

    • b.

      een adreswijziging;

    • c.

      beslaglegging op de voorziening;

    • d.

      elk ander voorval of wijziging die van invloed is op de voorzetting van de bruikleenvoorziening;

  • 8.

    wordt geacht, indien de bruikleenvoorziening een elektrische rolstoel/scootmobiel betreft, te beschikken over een ontheffingsbewijs voor het gebruik van een elektrische rolstoel/scootmobiel indien hij jonger is dan 16 jaar;

  • 9.

    wordt geacht het college onmiddellijk in kennis te stellen, indien hij de voorziening niet meer gebruikt.

Onderhoud, keuring en reparaties

  • 1.

    Bruiklener wordt geacht toestemming te vragen aan het college voor het laten uitvoeren van onderhoudsbeurten, keuringen en reparaties aan de bruikleenvoorziening.

    Deze toestemming is niet nodig voor klein onderhoud en kleine reparaties die door de bruiklener zelf kunnen worden uitgevoerd, zoals het oppompen en repareren van banden, het bijvullen van accu’s e.d..

  • 2.

    Bruiklener wordt geacht de onderhoudsbeurten en reparaties (niet zijnde klein onderhoud en kleine reparaties) uit te laten voeren door de leverancier van de voorziening.

  • 3.

    Bruiklener wordt geacht alle door de gemeente noodzakelijk geachte onderhoudsbeurten en reparaties tijdig te laten verrichten.

  • 4.

    De kosten van reparatie, keuring en onderhoud komen voor rekening van het college, voor zover deze niet gedekt worden door een verzekering of vallen binnen de garantietermijn. Dit geldt niet als het onderhoud of de reparaties nodig zijn door eigen toedoen of nalatigheid van de bruiklener of van de personen voor wie de bruiklener aansprakelijk is.

Verzekering

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de WA-verzekering van vervoersvoorzieningen met een hulpmotor.

  • 2.

    Betreft de bruikleenvoorziening een lift, dan verzekert de bruiklener de lift tegen brand en diefstal tot het einde van de bruikleentermijn.

  • 3.

    Bruiklener ondertekent bij aflevering van de bruikleenvoorziening het verzekeringscontract.

  • 4.

    indien een verzekeringsmaatschappij een verzekering beëindigd als gevolg van gedragingen van de bruiklener, dan is dit in de regel voor het college aanleiding de beschikking waarin de bruikleenvoorziening is toegekend, in te trekken. Deze intrekking heeft tot gevolg dat het recht op de bruikleenvoorziening is komen te vervallen en dat de bruikleenvoorziening wordt ingenomen.

Schade, vermissing en diefstal

  • 1.

    Bruiklener wordt geacht bij schade, vermissing of diefstal, de gemeente en de leverancier hiervan direct in kennis te stellen.

  • 2.

    Bruiklener wordt vervolgens geacht de door de gemeente te geven instructies op te volgen.

  • 3.

    Zijn er bij een schadegeval derden betrokken, dan dient een volledige schademelding binnen 48 uur nadat de schade is veroorzaakt door de gemeente te zijn ontvangen.

  • 4.

    Als schadegevallen waarbij derden betrokken zijn, worden slechts die gebeurtenissen aangemerkt:

    • a.

      waarvan door een daartoe bevoegd overheidsorgaan een proces-verbaal is opgemaakt;

    • b.

      waarbij maatregelen getroffen zijn zodat de verzekeraar op grond van de maatregelen tot betaling van de schadevergoeding overgaat.

  • 5.

    Het niet melden van schade, vermissing of diefstal en/of het niet juist opvolgen van de instructies van de gemeente, kan tot gevolg hebben dat de kosten die verbonden zijn aan het betreffende voorval voor rekening van de bruiklener komen.

  • 6.

    Bruiklener mag, nadat zich een schadeoorzaak heeft voorgedaan, niet tegenover wie dan ook schuld erkennen en/of een schadevergoeding toezeggen.

  • 7.

    De gemeente is gevrijwaard van schades die niet verhaald kunnen worden op de verzekeringsmaatschappij.

Beëindiging en teruggave

  • 1.

    Door intrekking van de beschikking waarin de bruikleenvoorziening is toegekend, vervalt het recht op de bruikleenvoorziening.

  • 2.

    Indien het recht op de bruikleenvoorziening is vervallen, is de bruiklener gehouden de bruikleenvoorziening, binnen een door het college aan te geven termijn, aan de gemeente terug te geven.

  • 3.

    Indien teruggave wordt geweigerd, zal het college overgaan tot inname via een gerechtelijke procedure. De kosten hiervan komen voor rekening van de (voormalig) bruiklener.

  • 4.

    Bij de beoordeling van de staat van de voorziening blijven normale slijtage en veroudering buiten beschouwing.

Bijlage II Kosten onderhoud, keuring en reparatie van voorzieningen

De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud en keuring van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen (prijsniveau 1-1-20021) bedraagt:

Keuring van

Beginkeuring

Kosten incl. btw

Frequentie periodieke controle

Kosten incl. btw

Stoelliften

Ja

€ 312,40

1 x per 4 jr.

€ 217,07

Rolstoelplateauliften

Ja

€ 312,40

1 x per 4 jr.

€ 217,07

Staplateauliften

Ja

€ 312,40

1 x per 4 jr.

€ 217,07

Woonhuisliften

*

*

1 x per 1,5 jr.

€ 349,69

Hefplateauliften

*

*

1 x per 1,5 jr

€ 281,48

Balansliften

**

€ 300,26

1 x per 1,5 jr

€ 150,11

  • *

    De prijs van de beginkeuring van woonhuisliften en hefplateauliften is tegenwoordig inbegrepen in de totale nieuwprijs van de lift.

  • **

    Balansliften worden niet meer nieuw gemaakt. Beginkeuringen komen daarom nauwelijks voor. Bestaande balansliften kunnen nog wel gewoon gekeurd en onderhouden worden.

  • !

    In de hierboven genoemde bedragen zijn opgenomen de kosten voor de keuring door het Liftinstituut (voorrijkosten + keuringstarieven), vermenigvuldigd met een factor 2 (personen), vanwege de noodzakelijke assistentie door de onderhoudsfirma.

Onderhoud van

Frequentie periodiek onderhoud

Kosten incl. btw (prijspeil 2002)

Stoelliften

1 x per jaar

€ 171,94

Rolstoelplateauliften

1 x per jaar

€ 171,94

Staplateauliften

1 x per jaar

€ 171,94

Woonhuisliften

1 x per jaar

€ 247,59

Hefplateauliften

1 x per jaar

€ 171,94

Balansliften

1 x per jaar

€ 171,94

Elektrische deuropeners

1 x per jaar

€ 131,85

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

  • ·

    50% voor installaties, geplaatst buiten de woning;

  • ·

    50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;

  • ·

    50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.

  • ·

    De maximale vergoeding van de kosten voor reparatie van de genoemde soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt 100% van de werkelijk gemaakte kosten

.....

1Het prijsniveau wordt per 1 januari 2008 geactualiseerd.