Regeling vervallen per 09-12-2010

Verordening toeslagen en verlagingen Wwb en WIJ

Geldend van 24-12-2009 t/m 08-12-2010

Intitulé

Verordening toeslagen en verlagingen Wwb en WIJ

De raad van de gemeente Hoogeveen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14 december 2005;

gelet op artikel 8, lid 1 onderdeel c, en § 3.3 Wet werk en bijstand;

besluit vast te stellen de volgende verordening, ter vervanging en onder gelijktijdige intrekking van de Toeslagenverordening Algemene bijstandswet:

Verordening toeslagen en verlagingen Wwb en WIJ

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de Wwb: de Wet werk en bijstand (Staatsblad 2003, 375);

    • b.

      de WIJ: de Wet Investeren in Jongeren;

    • c.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen.

  • 2. De overige begrippen die in deze verordening worden gehanteerd, zijn ontleend aan de Wet werk en bijstand en de Wet investeren in jongeren, tenzij in deze verordening uitdrukkelijk anders bepaald.

Artikel 2 Categorieën

  • 1. Voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar aan wie bijstand of een inkomensvoorziening in de zin van de WIJ kan worden verleend, geldt een categorieaanduiding.

  • 2. De categorieën worden aangeduid als:

    • a.

      alleenstaande als bedoeld in artikel 4 onder a van de Wwb;

    • b.

      alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4 onder b van de Wwb;

    • c.

      gehuwden als bedoeld in artikel 3 van de Wwb.

HOOFDSTUK 2 CRITERIA VOOR HET VERHOGEN OF VERLAGEN VAN DE NORM

Artikel 3 Normen bij de inkomensvoorziening

De verwijzingen in deze verordening naar de normbedragen zoals genoemd in de Wwb zijn tevens van toepassing op de inkomensvoorziening

Artikel 4 Verhoging van de norm

  • 1. De bijstandsnorm wordt verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2. De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, bepaald op 20% van het wettelijk minimum loon, c.q. 20% van het in artikel 21 onder c van de Wwb genoemde bedrag;

  • 3. De toeslag als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder waarop het tweede lid niet van toepassing is 10% van het in artikel 21onder c van de Wwb genoemde bedrag, behoudens nadere bepalingen die elders in deze verordening zijn geregeld.

  • 4. De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt voor de alleenstaande of de alleenstaande ouder, in afwijking van lid 3, bepaald op 20% van het in artikel 21 onder c van de Wwb genoemde maximumbedrag, indien de kosten van het bestaan uitsluitend kunnen worden gedeeld met:

    • a.

      kinderen die aanspraak kunnen maken op studiefinanciering op grond van hoofdstuk II van de Wet Studiefinanciering 2000, of op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, dan wel waarvoor aanspraak op kinderbijslag bestaat;

    • b.

      (niet) ten laste komende kinderen jonger dan 21 jaar die over een inkomen beschikken dat niet hoger is dan het in artikel 21 onder a van de Wwb genoemde bedrag;

    • c.

      een schoolverlater als bedoeld in artikel 6, lid 1 onder a van deze verordening.

Artikel 5 Verlaging van de norm

  • 1. De bijstandsnorm wordt lager vastgesteld indien de gehuwden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10% van het in artikel 21 onder c van de Wwb genoemde bedrag.

  • 3. De verlaging als bedoeld in het eerste lid blijft achterwege indien de kosten van het bestaan uitsluitend kunnen worden gedeeld met:

    • a.

      kinderen die aanspraak kunnen maken op studiefinanciering op grond van hoofdstuk II van de Wet Studiefinanciering 2000, of op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, dan wel waarvoor aanspraak op kinderbijslag bestaat;

      (niet) ten laste komende kinderen jonger dan 21 jaar die over een inkomen beschikken dat niet hoger is dan het in artikel 21 onder a van de Wwb genoemde bedrag;

    • b.

      een schoolverlater als bedoeld in artikel 6, lid 1 onder a van deze verordening.

Artikel 6 Specifieke woonsituaties

  • 1. Indien de belanghebbende, niet zijnde een schoolverlater als bedoeld in artikel 6, geen aantoonbare eigenaarslasten van de zelfbewoonde woning, (onder)huurlasten of kosten heeft die voortvloeien uit een kostgangersovereenkomst, verlagen burgemeester en wethouders de toeslag zodanig, dat de belanghebbende alleen de beschikking heeft over de van toepassing zijnde bijstandsnorm, vermeld in artikel 21 onder a of b van de Wwb dan wel 80% van het bedrag vermeld in artikel 21 onder c van de Wwb.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op degene die daadwerkelijk inwonend is bij zijn ouder(s) of bij zijn kinderen.

  • 3. Indien kosten worden gedeeld met een derde die niet het hoofdverblijf heeft in dezelfde woning, waardoor de belanghebbende lagere algemene kosten van bestaan heeft dan waarin de norm of de toeslag voorziet, wordt de toeslag als bedoeld in artikel 3, vastgesteld op 10% van het in artikel 21 onder c van de Wwb genoemde bedrag.

Artikel 7 Schoolverlaters

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 3 wordt de norm van de alleenstaande van 21 jaar of ouder die een schoolverlater is zodanig verlaagd, dat de belanghebbende beschikt over een bijstandsuitkering gelijk aan:

    • a.

      60% van het bedrag vermeld in artikel 21 onder a van de Wwb voor de schoolverlater die thuiswonend is, en

    • b.

      100% van het bedrag vermeld in artikel 21 onder a van de Wwb voor de schoolverlater die niet thuiswonend is.

  • 2. Deze verlaging is van toepassing over een periode van ten hoogste zes maanden, gerekend vanaf de eerste dag dat de belanghebbende niet langer aanspraak maakte op de studiefinanciering of toelage.

Artikel 8 Alleenstaanden van 21 of 22 jaar

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 3 wordt de toeslag voor een alleenstaande van 21-jarige vastgesteld op 2% van het in artikel 21 onder c van de Wwb genoemde bedrag.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 3 wordt de toeslag voor een alleenstaande van 22-jarige vastgesteld op 9% van het in artikel 21 onder c van de Wwb genoemde bedrag.

Artikel 9 Anticumulatiebeding

De toeslag kan niet gelijktijdig worden verlaagd jegens de belanghebbende op wie het bepaalde in de artikelen 28, lid 1 en 29, lid 1 van de Wwb van toepassing is. Indien de belanghebbende zowel schoolverlater is als de leeftijd van 21 of 22 jaar heeft, wordt slechts toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 6.

HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 10 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 11 Overgangsregeling

Indien de belanghebbende op de dag voor de ingangsdatum van deze verordening recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand inclusief een toeslag op grond van de Toeslagenverordening Algemene bijstandswet, doch de Verordening toeslagen en verlagingen WWB 2006 leidt tot een lagere norm en/of toeslag, dan wordt de norm en/of de procentuele toeslag ongewijzigd gehandhaafd op het norm of percentage zoals van toepassing op de dag voor de ingangsdatum van deze verordening, voor de duur dat de belanghebbende uitkering blijft ontvangen, doch uiterlijk tot een half jaar na de inwerkingtreding van deze verordening, tenzij de uitkering inmiddels was beëindigd en op een later tijdstip een nieuw recht ontstaat.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening toeslagen en verlagingen Wwb en WIJ.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hoogeveen, gehouden op 22 december 2005.

De griffier,

de voorzitter

J.P. Wind

W.P.M. Urlings