Regeling vervallen per 05-10-2011

Verordening Activiteitenfonds 2006

Geldend van 15-07-2010 t/m 04-10-2011

Intitulé

Verordening Activiteitenfonds 2006

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders,

gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening activiteitenfonds: VERORDENING ACTIVITEITENFONDS 2006

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      alleenstaande: de persoon van 18 jaar of ouder niet zijnde een alleenstaande ouder of een gehuwde;

    • b.

      de alleenstaande ouder: de persoon van 18 jaar of ouder met één of meer tot zijn gezin behorende kinderen;

    • c.

      gehuwde: een persoon die volgens het Burgerlijk Wetboek is gehuwd en op hetzelfde adres woont als de andere echtgenoot, dan wel die volgens het bepaalde in artikel 3 van de Wet werk en bijstand (WWB) daarmee gelijkgesteld wordt, met de tot zijn gezin behorende kinderen;

    • d.

      kind: het eigen kind, stiefkind of pleegkind dat tot het gezin van een alleenstaande ouder of van de gehuwde behoort en jonger is dan 18 jaar.

    • e.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      uitkering: een uitkering op grond van deze verordening;

    • b.

      norminkomen: het hierna te noemen inkomen, vermeerderd met 20%:

      • 1.

        voor de alleenstaande van 18 tot 21 jaar: de per maand geldende bijstandsnorm ingevolge artikel 20 van de WWB, verminderd met de vakantietoeslag;

      • 2.

        voor de alleenstaande van 21 jaar of ouder: de per maand geldende norm ingevolge de artikelen 21, 22 of 23 van de WWB, vermeerderd met de maximale toeslag als bedoeld in artikel 25 WWB en vervolgens verminderd met de vakantietoeslag;

      • 3.

        voor de alleenstaande ouder van 18 jaar of ouder: de per maand geldende bijstandsnorm ingevolge artikel 20, 21, 22 of 23 van de WWB, vermeerderd met de maximale toeslag als bedoeld in artikel 25 WWB en vervolgens verminderd met de vakantietoeslag;

      • 4.

        voor de gehuwde van 18 jaar of ouder: de per maand geldende bijstandsnorm ingevolge de artikelen 20, 21, 22 of 23 van de WWB, verminderd met de vakantietoeslag;

    • c.

      inkomen:

      • 1.

        inkomen uit of in verband met arbeid;

      • 2.

        inkomen uit sociale zekerheidsuitkeringen;

      • 3.

        uitkeringen tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

      • 4.

        inkomen en uitkeringen die naar hun aard hiermee overeenkomen.

    • d.

      niet tot het inkomen worden gerekend: vakantietoeslag, huursubsidie en kinderbijslag.

Artikel 2 Kostensoorten

  • 1. Het college verstrekt een uitkering als tegemoetkoming in de volgende kosten:

    • a.

      kosten van sportactiviteiten;

    • b.

      kosten van culturele activiteiten;

    • c.

      kosten van educatieve activiteiten.

  • 2. Het college stelt nadere regels om de kostensoorten nader te bepalen.

Artikel 3 Recht op een uitkering

  • 1. Recht op een uitkering heeft de alleenstaande, de alleenstaande ouder en de gehuwde die woonachtig is in gemeente Hoogeveen en een netto inkomen heeft dat lager is dan of gelijk is aan het norminkomen.

  • 2. In geval van een gehuwde wordt het inkomen van beide gehuwden in aanmerking genomen.

  • 3. Het moment van inkomensbepaling wordt vastgesteld op:

    • a.

      bij incidentele kosten, de datum waarop de kosten zijn gemaakt,

    • b.

      bij periodieke kosten, de datum van aanvragen, doch uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 4. De alleenstaande ouder en de gehuwde heeft recht op uitkering voor zichzelf en voor zijn kinderen.

Artikel 4 De aanvraag

  • 1. De uitkering wordt aangevraagd door indiening van een volledig ingevuld en ondertekend, door het college vastgesteld formulier.

  • 2. De aanvrager moet aan de hand van schriftelijke bewijsstukken aannemelijk maken dat recht op uitkering bestaat.

  • 3. De aanvraag moet worden ingediend uiterlijk in het eerste kwartaal volgend op het jaar waarin de in artikel 2 genoemde kosten zijn gemaakt.

  • 4. De gehuwde kan de uitkering aanvragen voor zijn echtgenoot.

Artikel 5 De uitkering

  • 1. De uitkering voor de onderdelen genoemd in art. 2 lid 1 sub a,b en c, is gelijk aan de te maken kosten, maar maximaal een door het college vast te stellen bedrag per kalenderjaar per persoon bij norminkomen genoemd in art.1 lid 2 sub b.

  • 2. De vergoeding voor een meerpersoonshuishouden is vast te stellen op de som van de maximale vergoeding van ieder gezinslid.

Artikel 6 Intrekking, herziening en terugvordering

  • 1. Het college trekt een besluit tot uitkeringsverlening in of wijzigt dat ten nadele van de ontvanger, wanneer de uitkering geheel of gedeeltelijk ten onrechte is verstrekt doordat de aanvrager onjuiste en/of onvolledige informatie heeft verschaft.

  • 2. Het college vordert de ten gevolge van een in het eerste lid bedoeld intrekkings- of herzieningsbesluit ten onrechte verstrekte uitkering terug.

  • 3. Wanneer daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het college van een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid afzien.

Artikel 7 Nadere regels

Het college stelt ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels vast.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Indien onverkorte toepassing van het bepaalde in deze verordening zou leiden tot een klaarblijkelijke hardheid, kunnen burgemeester en wethouders in individuele gevallen daarvan afwijken.

Artikel 9 Verslaglegging

Het college brengt jaarlijks verslag uit aan de raad inzake de uitvoering van deze verordening.

Artikel 10 Slotartikel

  • 1. Deze verordening is niet van toepassing op:

    • a.

      degene aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen;

    • b.

      degene die een studiefinanciering o.g.v. de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 18+) ontvangt;

    • c.

      degene die een tegemoetkoming in de kosten van levensonderhoud o.g.v. de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) ontvangt.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Activiteitenfonds 2006.

  • 3. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006.

  • 4. Besluiten die betrekking hebben op de periode voor 1 januari 2006 worden genomen op grond van de in die periode geldende regels.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hoogeveen, gehouden op 11 januari 2007.

De griffier, De voorzitter,

J.P. Wind, W.P.M. Urlings

Toelichting

ALGEMENE TOELICHTING

De Verordening Activiteitenfonds is de uitwerking van een onderdeel van het gemeentelijk armoedebeleid. De bedoeling van de verordening is tweeledig.

In de eerste plaats worden mensen er mee gestimuleerd om te participeren in het sociale leven in de gemeente Hoogeveen. Op die manier wordt een (kleine) bijdrage geleverd aan het voorkomen van vereenzaming en daarmee gepaard gaande problemen.

In de tweede plaats heeft de verordening een zuiver financiële bedoeling: mensen in staat stellen deel te nemen aan activiteiten waar ze zelf niet voldoende middelen voor hebben.

Het karakter van de verordening is tot op zekere hoogte een "raam-karakter".

De verordening regelt in grote lijnen wat de rechten en plichten van de aanvragers zijn. In nadere regels geeft het college een verdere invulling. Op die manier liggen enerzijds rechten en plichten duidelijk vast en anderzijds is er de ruimte om flexibel en slagvaardig beleid te maken.

De verordening diende te worden gewijzigd omdat is gebleken dat op bepaalde onderdelen in de praktijk niet op een juiste wijze kon worden toegepast. Voor 2005 is dit opgelost middels een aanvullende beleidsregel, maar aanpassing van de verordening is een meer correcte oplossing.

De meest in het oog springende wijzigingen zijn:

  • -

    Optrekken van norminkomen van 110% naar 120%.

  • -

    Naast gedetineerden worden ook personen die een studiefinanciering o.g.v. de WSF 18+ en een uitkering levensonderhoud in het kader van de WTOS ontvangen uitgesloten van het recht op een vergoeding.

  • -

    Een aanpassing van de criteria voor de bepaling van het norminkomen. Omdat de minimum jeugdlonen veelal (aanzienlijk) hoger lagen dan de WWB-norm, was dit criterium niet echt minima-gebonden.

  • -

    Ter voorkoming dat de gevraagde kosten en het inkomen niet op hetzelfde kalenderjaar betrekking hebben, is in de verordening aangegeven op welke datum de inkomstenvaststelling moet plaatsvinden.

  • -

    Ter vereenvoudiging van de regeling is de mogelijkheid gecreëerd om de vergoeding voor een meerpersoonshuishouden vast te stellen op de som van de maximale vergoeding van ieder gezinslid. Reden hiervoor was dat bepaalde activiteiten niet zijn toe te rekenen aan een bepaald gezinslid, zoals het schotel/kabeltv-abonnement, een gezinsabonnement voor het zwembad of een abonnement op een tijdschrift.

  • -

    Het college stelt het bedrag per kalenderjaar per persoon vast, en publiceert dit in huis-aan-huis blad.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

artikel 1

Eerste lid

In het eerste lid is een omschrijving van begrippen gegeven die in positieve zin afwijkt van de begrippen in de WWB: de hier gekozen systematiek is eenvoudiger. Alleen wat betreft de gelijkstelling van gehuwden met ongehuwd samenwonenden is aansluiting gezocht bij het - inmiddels algemeen gangbare - bepaalde in de WWB.

Een kind behoort tot het gezin van zijn ouder(s), wanneer hij bij zijn ouder(s) inwoont.

In het vervolg van de verordening wordt bepaald dat kinderen geen zelfstandig recht op een uitkering hebben, maar dat de ouder mede voor de kinderen recht heeft.

Tweede lid

Een belangrijk onderdeel van de verordening is de inkomensgrens: wanneer is iemands inkomen zo laag, dat hij onder deze verordening moet vallen.Het norminkomen wordt vastgesteld:

  • -

    Voor jongere alleenstaanden, tot 21 jaar, gelden de van toepassing zijnde normbedragen uit de WWB, verminderd met de vakantietoeslag. De uitkomst wordt verhoogd met 20%.

  • -

    Voor alleenstaanden van 21 jaar en ouder gelden de van toepassing zijnde WWB-normbedragen, vermeerderd met de maximale toeslag en verminderd met de vakantietoeslag. De uitkomst wordt verhoogd met 20%

  • -

    Voor alleenstaande ouders vanaf 18 jaar gelden de van toepassing zijnde normbedragen uit de WWB, vermeerderd met de maximale toeslag en verminderd met de vakantietoeslag. De uitkomst wordt verhoogd met 20%.

  • -

    Voor echtparen van 18 jaar en ouder gelden de van toepassing zijnde normbedragen uit de WWB, verminderd met de vakantietoeslag. De uitkomst wordt verhoogd met 20%.

De van toepassing zijnde normbedragen zijn de vinden in de artikelen 21, 22 en 23 van de WWB. Er wordt geen rekening gehouden met inwonende kostgangers, kinderen met eigen inkomsten e.d. Ofwel, met de medebewonersystematiek uit de Verordening toeslagen en verlagingen WWB wordt geen rekening gehouden.

Het begrip inkomen is gedefinieerd naar de meest voorkomende situaties. De meeste mensen ontvangen immers als werknemer of zelfstandige inkomen uit arbeid, dan wel ze ontvangen een sociale zekerheidsuitkering of alimentatie.

artikel 2

Sportactiviteiten.

Tot de kosten van sportactiviteiten worden gerekend:

  • a.

    lidmaatschapskosten van sportverenigingen;

  • b.

    de met de a. genoemde kosten gepaard gaande kosten van kleding en dergelijke;

  • c.

    kosten van deelname aan sportlessen;

  • d.

    de toegangsprijzen voor zwembaden.

Culturele activiteiten.

Tot de kosten van culturele activiteiten worden gerekend:

  • a.

    lidmaatschapskosten van verenigingen waarin een actieve deelname wordt verlangd, zoals toneel- , muziekverenigingen en verenigingen op het terrein van natuur en milieu;

  • b.

    de kosten van muziek-, dans-, ballet- en theaterlessen;

  • c.

    de met de onder b. genoemde kosten gepaard gaande kosten van kleding en dergelijke;

  • d.

    de kosten van op naam gestelde abonnementen, jaarkaarten, kortingskaarten en dergelijke voor het bezoeken van culturele activiteiten en instellingen als musea en schouwburgen;

  • e.

    op naam gestelde entreekaartjes van De Tamboer en bioscoop Luxor-theater;

  • f.

    de lidmaatschapskosten van de openbare bibliotheek;

  • g.

    de abonnementskosten op een dagblad, tijdschrift of omroepblad;

  • h.

    contributie van de ouderenbond of vakbond;

  • i.

    kosten van een reductiekaart van de Nederlandse Spoorwegen;

  • j.

    eigen bijdrage van excursies van bewoners van verzorgings-/verpleeghuizen

  • k.

    de kosten van een abonnement op de CAI.

Niet tot de kosten van culturele activiteiten worden gerekend:

  • a.

    de lidmaatschapskosten van verenigingen waarin geen actieve deelname wordt verwacht;

  • b.

    de toegangsprijzen van musea, schouwburgen en dergelijk, behoudens de onder 2. sub d. en e. genoemde kosten;

Educatieve activiteiten.

Tot de kosten van educatieve activiteiten worden gerekend:

  • a.

    de kosten van cursussen in de hobbysfeer;

  • b.

    de kosten van zwemlessen;

Niet tot de kosten van educatieve activiteiten worden gerekend:

  • a.

    de kosten van schriftelijke cursussen.

Verder is uitdrukkelijk bepaald dat het niet gaat om een gehele of gedeeltelijke vergoeding van kosten, maar om een tegemoetkoming. Daarmee wordt duidelijk gemaakt dat met deze uitkering niet wordt beoogd alle genoemde kosten voor rekening van de gemeente te laten komen, maar de aanvrager te stimuleren met een vergoeding. Het is dus goed mogelijk dat de aanvrager ook financieel zelf moet bijdragen.

artikel 3

Eerste lid

Vanzelfsprekend is het recht op een uitkering gekoppeld aan het wonen in gemeente Hoogeveen. Daarbij zal in elk geval gelet worden op de inschrijving in het GBA.

Derde lid

Omdat de mogelijkheid bestaat om de aanvraag in te dienen tot en met het eerste kwartaal volgende op het jaar waarop de kosten betrekking hebben, moet worden voorkomen dat de kosten en het inkomen betrekking hebben op verschillende jaren.

Vierde lid

Minderjarige kinderen hebben geen eigen recht op een uitkering. De ouder heeft dat recht, voor zichzelf èn voor zijn kinderen.

artikel 4

Eerste lid

Het college stelt een formulier vast waarmee de aanvraag moet worden ingediend. Omdat niet een veelheid aan informatie wordt gevraagd, zal er sprake kunnen zijn van een tamelijk eenvoudige aanvraagprocedure.

Tweede lid

Enerzijds wordt bij de aanvrager de verplichting gelegd het recht op een uitkering met schriftelijke bewijsstukken te onderbouwen. Anders gezegd, het is vrijwel uitgesloten dat een uitkering wordt toegekend zonder dat er een bewijsstuk van gemaakte of te maken kosten aanwezig is. Anderzijds hoeft de aanvrager slechts aannemelijk te maken dat recht op uitkering bestaat.

Derde lid

De aanvrager kan een aanvraag betreffende de kosten gemaakt in het vorig kalenderjaar tot uiterlijk 1 april van het daarop volgend kalenderjaar indienen.

Vierde lid

In dit lid is uitdrukkelijk de mogelijkheid opgenomen dat gehuwden voor elkaar de uitkering kunnen aanvragen.

artikel 5

Eerste lid

Maximale vergoeding bij inkomen tot 120% is 100% van het door het college vastgestelde bedrag per gezinslid. Het college bepaalt in het armoedebeleid de hoogte van het te vergoeden bedrag. Dit bedrag wordt in het huis-aan-huis blad gepubliceerd. Tweede lid

Vaak zijn activiteiten niet aan een individueel gezinslid toe te rekenen, bijv. de kosten van een schotel/kabeltv-abonnement, de kosten van een abonnement op een tijdschrift of een gezinsabonnement op een zwembad. Deze kosten kunnen daarom worden toegerekend aan het gehele gezin i.p.v. tot aan één van de gezinsleden.

Ingeval van een meerpersoonshuishouden is er daarom voor gekozen om de vergoeding voor het gezin vast te stellen op de som van de maximale vergoeding van ieder gezinslid. Dat betekent dat een echtpaar met 3 minderjarige kinderen in totaal maximaal € 425,00 (5 x € 85,00) kan ontvangen (inkomen tot 120%). Bedragen van 2006, deze kunnen door het college jaarlijks worden gewijzigd.

artikel 6

In dit artikel is geregeld dat in een aantal voor de hand liggende gevallen een beschikking wordt herzien en de ten onrechte verstrekte uitkering wordt teruggevorderd.

artikel 7

Het college heeft de bevoegdheid nadere regels voor de uitvoering te stellen.

artikel 8

In incidentele gevallen kan het voorkomen dat deze verordening leidt tot klaarblijkelijke hardheid. Dit artikel biedt in zo'n geval een opening toch een uitkering te verlenen. Een voorbeeld is de situatie van een minderjarige die zelfstandig woont wegens een problematische gezinssituatie.

artikel 10

Eerste lid

Een aantal categorieën worden uitgesloten van de regeling.

Vierde lid

In dit lid is bepaald dat de periode waarop een besluit betrekking heeft, bepalend is voor de vraag welke regels gelden. Met andere woorden, wanneer iemand bijvoorbeeld alsnog een uitkering over 2005 wil ontvangen of zijn uitkering over 2005 veranderd wil zien, wordt daarop besloten op grond van de regels die in 2005 golden.