Regeling vervallen per 24-12-2010

Besluit nadere regels met betrekking tot de heffing en invordering van de verontreinigingsheffing, de omslagheffing en de heffing van leges 2008

Geldend van 08-02-2008 t/m 23-12-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2008

Intitulé

Besluit nadere regels met betrekking tot de heffing en invordering van de verontreinigingsheffing, de omslagheffing en de heffing van leges 2008

Hoofdstuk I: Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    het dagelijks bestuur: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap;

  • b.

    de ambtenaar belast met de heffing: de door het college van dijkgraaf en hoogheemraden aangewezen ambtenaar, als bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet;

  • c.

    de verontreinigingsheffing: de heffing als bedoeld in de Heffingsverordening Kwaliteitsbeheer;

  • d.

    de omslagheffing: de heffing als bedoeld in de Omslagverordening;

  • e.

    de heffing van leges: de heffing als bedoeld in de Legesverordening.

Hoofdstuk II: De verontreinigingsheffing

Verzoek om uitnodiging tot het doen van aangifte

Artikel 2

De gebruiker van een bedrijfsruimte aan wie niet binnen 26 weken na afloop van het heffingsjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen twee weken na het verstrijken van die 26 weken bij de ambtenaar belast met de heffing een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.

Uitnodiging tot het doen van aangifte

Artikel 3

  • 1. Het uitnodigen tot het doen van aangifte wordt gedaan door het uitreiken of toezenden van een aangiftebiljet.

  • 2. Als formulier van het aangiftebiljet verontreinigingsheffing wordt vastgesteld het formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage 1 opgenomen model.

  • 3. In afwijking van het tweede lid wordt voor bronneringen, bodemsaneringen, grondwatersaneringen en baggerstortingen vastgesteld het formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage 2 opgenomen model.

  • 4. In afwijking van het tweede lid kan het aangiftebiljet verontreinigingsheffing elektronisch worden ingediend. Een elektronisch ingediend aangiftebiljet wordt alleen geaccepteerd als wordt gebruik gemaakt van het elektronische formulier dat toegankelijk is via de internetsite van het hoogheemraadschap.

Hoofdstuk III: De verontreinigingsheffing en de omslagheffing

Voorlopige aanslagen

Artikel 4

Na aanvang van het heffingsjaar kunnen één of meer voorlopige aanslagen worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag , waarop de aanslag over dat heffingsjaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Hoofdstuk IV: De verontreinigingsheffing, de omslagheffing en de heffing van leges

Invorderingsrente

Artikel 5

Bij de berekening van de invorderingsrente vindt de ministeriële regeling, als bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990, overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk V: Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 6

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2008.

  • 2. Het ‘Besluit Nadere Regels 2006’, vastgesteld door het dagelijks bestuur op 29 november 2005, wordt ingetrokken met ingang van de in het eerste lid bedoelde datum, met dien verstande dat het van toepassing blijft terzake van belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.

  • 3. Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Besluit Nadere Regels 2008’.

Algemene toelichting

Ingevolge artikel 123 van de Waterschapswet geschieden de heffing en de invordering van waterschapsbelastingen met toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) en de Invorderingswet 1990 als waren die belastingen rijksbelastingen. Verder wordt in artikel 123 Waterschapswet bepaald dat waar in de Awr en de Invorderingswet bevoegdheden zijn toegekend aan Onze minister van Financiën, voor de waterschapsbelastingen moet worden gelezen het dagelijks bestuur van het waterschap.

De artikelen 6, derde lid, artikel 8, artikel 13, eerste lid Awr en artikel 31 van de Invorderingswet 1990 geven de bevoegdheid aan het dagelijks bestuur een aantal nadere regels te stellen voor de heffing en invordering van waterschapsbelastingen. In artikel 20 van de Heffingsverordening Kwaliteitsbeheer wordt deze bevoegdheid nog eens nadrukkelijk genoemd.

Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:

  • de verplichting om binnen een bepaalde termijn om uitreiking van een aangiftebiljet te verzoeken;

  • het vaststellen van de modellen van de aangifteformulieren

  • het stellen van regels bij het doen van aangifte;

  • het verlenen van ontheffing in het kader van de aangifte;

  • het stellen van regels ter zake de bij de invorderingsrente te hanteren afrondingen.

Artikelsgewijze toelichting

Verzoek om uitnodiging tot het doen van aangifte

Artikel 2

Dit artikel voorziet in het geval aan een heffingsplichtige geen aangiftebiljet is uitgereikt of aan hem geen aanslag is opgelegd. De basis hiervoor ligt in artikel 6, derde lid van de Awr juncto artikel 123 van de Waterschapswet. Overigens is het aangiftebiljet geen voorwaarde om een aanslag te kunnen opleggen omdat de verontreinigingsheffing bij wege van aanslag wordt geheven. Ingevolge artikel 11, tweede lid van de Awr kan de ambtenaar belast met de heffing ambtshalve een aanslag opleggen. Het aangiftebiljet is slechts een hulpmiddel bij het verkrijgen van de noodzakelijke informatie. Op het niet of niet tijdig verzoeken, staat geen administratiefrechtelijke sancties. Wel geldt de strafrechtelijke sanctie van artikel 69, eerste lid, van de Awr.

In beginsel wordt aan elke bedrijf dat heffingplichtig is voor de verontreinigingsheffing een aangiftebiljet toegestuurd. Aan twee categorieën bedrijven wordt echter geen aangiftebiljet toegezonden:

  • forfaitaire bedrijven; bedrijven waarvan voorafgaande aan het heffingsjaar wordt verwacht dat de vervuilingswaarde wordt bepaald aan de hand van artikel 15 (forfaits voor kleine bedrijven) van de Heffingsverordening Kwaliteitsbeheer. Aan dergelijke bedrijven wordt geen voorlopige aanslag opgelegd. Zij ontvangen in het begin van het heffingsjaar uit doelmatigheidsoverwegingen direct een definitieve aanslag.

  • bedrijven, met of zonder een woonruimte aangesloten op dezelfde watermeter, waarvan de vervuilingswaarde uitsluitend wordt bepaald aan de hand van het door het waterleidingbedrijf geleverde drinkwater en waarop geen aftrekposten van toepassing zijn. Deze bedrijven ontvangen wel een voorlopige aanslag, maar krijgen na afloop van het heffingsjaar geen aangiftebiljet toegestuurd. De hoogte van de verontreinigingsheffing wordt bepaald aan de hand van de hoeveelheid ingenomen water dat door het hoogheemraadschap rechtstreeks wordt verkregen van het waterleidingbedrijf

Uitnodiging tot het doen van aangifte

Artikel 3

Uit artikel 8 van de Awr volgt dat het dagelijks bestuur de bevoegdheid heeft om te bepalen hoe heffingsplichtigen aangifte moeten doen. Heffingsplichtigen worden uitgenodigd tot het doen van aangifte door het uitreiken of toezenden van het aangiftebiljet, zoals dat in bijlage 1 bij dit besluit is opgenomen. Omdat voor de berekening van de verontreinigingsheffing van bronneringen, bodemsaneringen, grondwatersaneringen en baggerstortingen andere gegevens benodigd zijn, geldt voor deze lozingen een ander aangiftebiljet. Dit biljet is opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit.

Met ingang van 2008 wordt aan bedrijven de mogelijkheid geboden om het aangiftebiljet elektronisch in te dienen. Om te voorkomen dat bedrijven per mail aangifte gaan doen in een andere vorm dan op het daarvoor bedoelde aangiftebiljet, wordt een elektronisch ingediend aangiftebiljet alleen geaccepteerd als dit is ingediend middels het daarvoor bestemde elektronische formulier dat toegankelijk is via de internetsite van het hoogheemraadschap. De mogelijkheid elektronisch aangifte te doen geldt vooralsnog niet voor bronneringen, bodemsaneringen, grondwatersaneringen en baggerstortingen.

Voorlopige aanslagen

Artikel 4

Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Awr kan de ambtenaar belast met de heffing met betrekking tot de zogenaamde tijdvakbelastingen een of meer voorlopige aanslagen opleggen volgens door het dagelijks bestuur te stellen regels. Op basis van artikel 14, eerste lid van de Awr kunnen ook een of meer voorlopige aanslagen worden opgelegd als het gaat om de zogenaamde tijdstipbelastingen. Een voorlopige aanslag mag tot geen hoger bedrag worden opgelegd dan dat waarop de (definitieve) aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld. Bovendien kan een voorlopige aanslag alleen worden opgelegd na de aanvang van het tijdvak waarop de belastingschuld betrekking heeft. De verontreinigingsheffing is aan te merken als een tijdvakbelasting; de omslagheffing is een tijdstipbelasting. Uit het voorgaande blijkt dat de ambtenaar belast met de heffing niet rechtstreeks aan de Awr de bevoegdheid kan ontlenen een voorlopige aanslag op te leggen. Op zijn minst is daartoe een machtiging van het dagelijks bestuur nodig. Deze machtiging is vervat in het onderhavige artikel 4. Nadere regelgeving door het dagelijks bestuur is in het kader van dit besluit niet nodig, omdat de artikelen 13 en 14 van de Awr al de nodige begrenzingen aangeven, waarbinnen een voorlopige aanslag kan worden opgelegd.

Op dit moment worden uitsluitend voorlopige aanslagen opgelegd aan gebruikers van bedrijfsruimten. Zoals vermeld onder artikel 2 wordt niet aan alle gebruikers van bedrijfsruimten een voorlopige aanslag opgelegd. Aan bedrijven waarvan voorafgaande aan het heffingsjaar wordt verwacht dat de vervuilingswaarde wordt bepaald aan de hand van artikel 15 (forfaits voor kleine bedrijven) van de Heffingsverordening Kwaliteitsbeheer, wordt geen voorlopige aanslag opgelegd. Zij ontvangen in het begin van het heffingsjaar uit doelmatigheidsoverwegingen direct een definitieve aanslag.

Met nadruk wordt erop gewezen dat indien eenmaal een voorlopige aanslag is opgelegd, deze steeds moet worden gevolgd door een ‘definitieve’ aanslag. Dit vloeit voort uit het bepaalde in artikel 11 en 15 van de Awr.

Invorderingsrente

Artikel 5

Artikel 31 van de Invorderingswet geeft het dagelijks bestuur de mogelijkheid om nadere regels te stellen over de berekening van invorderingsrente. Dit kan door het van overeenkomstige toepassing verklaren van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 waarin nadere regels staan over de berekening van invorderingsrente. Het onderhavige artikel 5 van dit besluit voorziet hierin.

Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 6

Het eerste lid van dit artikel regelt de inwerkingtreding van dit besluit. In het tweede lid wordt het eerder op 29 november 2005 door het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier vastgestelde ‘Besluit Nadere Regels 2006’ ingetrokken. Dat besluit blijft wel van toepassing terzake van belastbare feiten die zich vóór de ingangsdatum van het nieuwe besluit hebben voorgedaan.