Beleidsregel nadeelcompensatie kabels en leidingen Delfland

Geldend van 23-06-2015 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel nadeelcompensatie kabels en leidingen Delfland

Beleidsregel nadeelcompensatie kabels en leidingen Delfland

Het College van Dijkgraaf en Hooheemraden heeft de Beleidsregel schadevergoeding kabels en leidingen Delfland op 9 juni 2015 vastgesteld. Daarmee komt er een heldere en eenduidige compensatieregeling voor het bepalen van de vergoeding voor het verleggen of verwijderen van kavels en leidingen als gevolg van de aanleg of wijziging van waterstaatswerken door of namens Delfland.

Het College van Dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Delfland;

Overwegende dat,

  • .

    een vaste lijn en eenduidige uitgangspunten ontbreken voor het bepalen van de vergoeding van schade in het kader van nadeelcompensatieverzoeken, die voor de kabel- of leidingexploitanten ontstaat door het noodzakelijk verleggen of verwijderen van kabels of leidingen als gevolg van de aanleg of wijziging van waterstaatswerken door of namens Delfland; 

  • .

    landelijk hiervoor door overheden vaak de berekeningsmethode zoals opgenomen in de 'Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwegen 1999 (NKL 1999)' wordt toegepast; 

  • .

    deze berekeningsmethode ook toepasbaar is voor waterschappen; 

  • .

    deze methode daarom door Delfland uit oogpunt van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid gehanteerd zal worden bij het bepalen van de omvang van de schade als gevolg van verleggen of verwijderen van kabels en leidingen in waterstaatswerken; 

  • .

    het College van Dijkgraaf en Hoogheemraden hiermee invulling geeft aan de toepassing van de Verordening schadevergoeding Delfland; 

  • .

    indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, gekozen kan worden voor vaststelling van de vergoeding door middel van een andere berekeningsmethode; 

  • .

    de procedurele bepalingen van de 'Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwegen 1999 (NKL 1999)' buiten beschouwing blijven omdat procedurele bepalingen al vastgelegd zijn in de Verordening schadevergoeding Delfland;

gelet op:

  • .

    artikel 56 en 77 van de Waterschapswet;

  • .

    paragraaf 3 van hoofdstuk 7 van de Waterwet; 

  • .

    artikel 2 van de Verordening schadevergoeding Delfland;

  • .

    artikel 1:3, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht;

  • .

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen de volgende "Beleidsregel nadeelcompensatie verleggen of verwijderen van kabels of leidingen Delfland":

Artikel 1 Begripsbepalingen

 In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

1. kabel: transportmedium zonder holle ruimte;

2. leiding: transportmedium voor gassen en vloeistoffen;

3. kabel- of leidingexploitant: degene onder wiens verantwoordelijkheid een kabel of leiding wordt aangelegd, beheerd of geëxploiteerd;

4. waterstaatswerken: oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering, of ondersteunend kunstwerk zoals gedefinieerd in de geldende keur van Delfland;

5. beschermingszone: aan een waterstaatswerk grenzende zone, waarin ter bescherming van dat werk op grond van de keur voorschriften en beperkingen kunnen gelden.

Artikel 2 Vaststelling nadeelcompensatie

1. Ingeval van de noodzaak kabels of leidingen te verleggen of te verwijderen als gevolg van aanleg of wijziging van waterstaatswerken door of namens Delfland geldt daarvoor de in deze beleidsregel opgenomen kostenberekeningsmethode om tot vaststelling van de vergoeding voor de kabel- of leidingexploitant te komen.

2. Op zowel Delfland als de kabel- of leidingexploitant rust de verplichting om bij aanpassing of verlegging van een kabel of leiding in het kader van een project wederzijds schadebeperkend op te treden.

Artikel 3 In aanmerking te nemen kosten

1. Voor het bepalen van de vergoeding worden de werkelijke kosten in aanmerking genomen van ontwerp en begeleiding, van uit- en in bedrijfstellen, van uitvoering en van het materiaal zoals bedoeld in de artikelen 4, 5, 6 en 7.

2. In aanmerking worden genomen de in het eerste lid bedoelde kosten om een vervangende kabel of leiding aan te leggen, die onder andere voor wat betreft materiaal, afmetingen en capaciteit, naar de actuele stand van de techniek, overeenkomt met de te verleggen kabel of leiding.

3. Voor een kabel of leiding waarvan de, naar redelijkheid te bepalen, technische levensduur minder is dan 100 jaar en die binnen 5 jaar verstrijkt, wordt voor het bepalen van de in het eerste lid bedoelde kosten aftrek nieuw voor oud toegepast op basis van een contante waardeberekening.

4. De kabel- of leidingexploitant legt ten minste vier weken vóór aanvang van de werkzaamheden een gespecificeerde raming van de in aanmerking te nemen kosten ter beoordeling over aan Delfland.

Artikel 4 Kosten ontwerp en begeleiding

Onder de kosten van ontwerp en begeleiding worden verstaan de kosten van werkzaamheden voorafgaande aan en tijdens de uitvoering. Het gaat om kosten van onderzoek, ontwerp, bestek, aanbesteding, gunning, detaillering ten behoeve van de uitvoering, directievoering en toezicht.

Artikel 5 Kosten van uit- en in bedrijfstellen   

Onder de kosten van het uit- en in bedrijf stellen worden verstaan de kosten van het spannings- of productloos maken van de kabel of de leiding en van het weer in bedrijf stellen van de kabel of de leiding en van tijdelijke voorzieningen van operationele aard.

Artikel 6 Uitvoeringskosten

Onder de uitvoeringskosten worden verstaan de kosten van de civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden, van het verwijderen van verlaten kabels of leidingen, van constructieve en bijzondere voorzieningen en van tijdelijke voorzieningen van fysieke aard.

Artikel 7 Materiaalkosten

Onder materiaalkosten worden verstaan de kosten van bedrijfseigen materialen, die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de functie van de te verleggen kabel of leiding en daarvoor noodzakelijke beschermingsconstructies.

Artikel 8 Vaststellen nadeelcompensatie binnen een waterstaatswerk of beschermingszone

1. Indien de kabel of leiding gelegen in een waterstaatswerk of beschermingszone moet worden verlegd of verwijderd binnen vijf jaren na inwerkingtreding van de ervoor verleende vergunning of na een in een Algemene Regel voorgeschreven melding bedraagt de vergoeding 100% van de schadevergoeding.

2. In afwijking van het eerste lid wordt geen vergoeding toegekend als de belanghebbende het risico van het ontstaan van schade heeft aanvaard. Daarvan is in elk geval sprake indien:

a. in de vergunning of melding voor de desbetreffende kabel of leiding is opgenomen of anderszins door Delfland kenbaar is gemaakt, dat binnen vijf jaren verlegging of verwijdering van de kabel of leiding te voorzien is als gevolg van toekomstige noodzakelijke aanpassing van waterstaatswerken door of namens Delfland en zulks daadwerkelijk plaatsvindt;

b. indien door belanghebbende geen vergunning is aangevraagd c.q. geen vergunning is verleend of indien de op grond van een Algemene Regel verplichte melding niet is gedaan.

3. Indien een kabel of leiding, die in de lengte in of langs een waterstaatswerk of beschermingszone ligt, moet worden verlegd of verwijderd na verloop van vijf jaren gerekend vanaf de inwerkingtreding van de ervoor verleende vergunning of na een in een Algemene Regel voorgeschreven melding, bedraagt de vergoeding een aflopend percentage van de vergoeding overeenkomstig bijlage 1.

4. Indien een kabel of leiding, die een waterstaatswerk of beschermingszone kruist, moet worden verlegd of verwijderd na verloop van vijf jaren gerekend vanaf de inwerkingtreding van de ervoor verleende vergunning of na een in een Algemene Regel voorgeschreven melding, bedraagt de vergoeding 100% van de vergoeding, waarbij alleen de kosten van ontwerp en begeleiding en van de uitvoering in aanmerking worden genomen.

5. Indien de kabel of leiding onder het toepassingsbereik van een Algemene Regel valt waarvoor geen melding op grond van die Algemene Regel nodig is, wordt bij toepassing van het eerste, het derde lid en het vierde lid gerekend vanaf het meest waarschijnlijke tijdstip van aanleg van de kabel of leiding.

Artikel 9 Vaststelling nadeelcompensatie buiten een waterstaatswerk of beschermingszone

1. Indien de kabel of leiding aanwezig is buiten een waterstaatswerk of beschermingszone in eigendom van de kabel – of leidingexploitant of krachtens een zakelijk recht of een gedoogplicht ten gunste van de exploitant, worden de in deze beleidsregel aangeduide werkelijke kosten vergoed op basis van de principes van de Onteigeningswetgeving en daarbij behorende jurisprudentie.

2. In andere gevallen als bedoeld onder het eerste lid, geldt de vergoedingsregeling voor een kruisende kabel of leiding van artikel 8, lid 4.

Artikel 10 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als "Beleidsregel nadeelcompensatie kabels en leidingen Delfland" en treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking in het Waterschapsblad.

Bijlage 1

Percentagetabel als bedoeld in artikel 8, derde lid.

Jaar

Vergoedingspercentage van de vergoeding na verloop van genoemd jaar

1

100

2

100

3

100

4

100

5

80

6

76,8

7

73,6

8

70,4

9

67,2

10

64

11

60,8

12

57,6

13

54,4

14

51,2

15

48

16

44,8

17

41,6

18

38,4

19

35,2

20

32

21

28,8

22

25,6

23

22,4

24

19,2

25

16

26

12,8

27

9,6

28

6,4

29

3,2

30

0

Algemene toelichting

1. Nadeelcompensatie bij verlegging of verwijdering

Ten behoeve van het watersysteem moeten regelmatig nieuwe waterstaatswerken worden aangelegd of bestaande waterstaatswerken aangepast om een goede werking van het watersysteem te garanderen en aan nieuwe ontwikkelingen aan te passen. Het gevolg daarvan kan zijn dat kabels of leidingen moeten worden verlegd of verwijderd, omdat ze een obstakel zijn. De vraag is dan op welke vergoeding de kabel- of leidingexploitant mag rekenen.

2. Strekking van de beleidsregel

De beleidsregels betreffen de schade-elementen die een rol spelen, indien een wijziging optreedt in een bestaande relatie tussen Delfland als waterbeheerder en de beheerders van kabels en leidingen, zoals elektriciteitskabels, aardgasleidingen, waterleidingen en dergelijke.

3. Reikwijdte van de beleidsregel

De beleidsregels hebben betrekking op zowel langsleidingen, kruisende leidingen als buitenleidingen. Als uitgangspunt is gehanteerd dat, naar mate de tijd dat een kabel- of leidingexploitant gerechtigd is tot het hebben van een langsleiding langer is geweest, de hoogte van de vergoeding van nadelen als gevolg van een wijziging in de situatie afneemt. Dit op grond van de gedachte dat niet onafgebroken op een recht van een ongestoorde ligging in het desbetreffende werk gerekend mag worden. Integendeel, met het verstrijken der jaren zal het risico van gerechtvaardigde inbreuken op dat recht navenant toenemen.

4. Behoefte aan beleidsregel

Tot nu toe wordt getracht per geval in overleg tot een oplossing te komen voor het kostenaspect. Delfland mist echter bestuurlijk geaccordeerde regels om op terug te kunnen vallen. In de praktijk is behoefte aan een eenduidige opstelling in de verschillende gevallen waarin kabels of leidingen moeten worden verlegd in het belang van het waterbeheer. Deze beleidsregel is bedoeld als toetsingskader bij de afhandeling van verzoeken om schadevergoeding op grond van artikel 7.14 van de Waterwet. Daarnaast biedt de beleidsregel ook een helder kader om vooraf in overleg tot afspraken te komen.

5. Artikel 7.14 Waterwet

Bij het verwijderen of verleggen van kabels of leidingen als gevolg van aanleg of wijziging van waterstaatswerken wordt een nieuwe vergunning verleend of dient de leidingbeheerder een nieuwe melding in. Als uit deze maatregelen schade voor de exploitant voortvloeit, die niet op een andere manier (bijvoorbeeld in onderling overleg) wordt vergoed, kan een beroep op artikel 7.14 van de Waterwet worden gedaan.

Het eerste lid van artikel 7.14 van de Waterwet luidt:

"Aan degene die als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer schade lijdt of zal lijden, wordt op zijn verzoek door het betrokken bestuursorgaan een vergoeding toegekend, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd."

Het artikel geeft invulling aan de zorgvuldigheid en belangenafweging, waar de overheid bij het uitoefenen van zijn taken aan moet voldoen. Gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen.

De procedure voor het afhandelen van verzoeken om schadevergoeding op grond van artikel 7.14 van de Waterwet is geregeld in de Verordening schadevergoeding Delfland.

6. Status

Deze beleidsregel is een beleidsregel in de zin van artikel 1.3, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht. In dat artikellid staat:

"Onder beleidsregel wordt verstaan: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan."

De afhandeling van schades als bedoeld in artikel 7:14 van de Waterwet is een bevoegdheid van het College van Dijkgraaf en Hoogheemraden, dat daarmee op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht ook bevoegd is deze beleidsregel vast te stellen.

Indien de toepassing van de beleidsregel in bijzondere situaties mocht leiden tot een onbillijke uitkomst dan kan in afwijking van de bepalingen van de beleidsregel een schadevergoeding worden toegekend. Deze zogenaamde hardheidsclausule of inherente afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.

7. Telecommunicatiewet

Bij de toepassing van deze beleidsregels geldt dat die terugtreden indien een specifieke wettelijke regeling voorziet in een regeling voor het verleggen van kabels en leidingen. In de Telecommunicatiewet [Tw] is een dergelijke specifieke regeling opgenomen voor kabels voor telefoon, internet en televisie.

De Tw gaat uit van het principe "liggen zonder vergoeding, verleggen zonder vergoeding".

De grondeigenaar is verplicht telecommunicatiekabels te gedogen (toe te staan) in zijn grond. Die gedoogplicht houdt in dat als het nodig is kabels te verleggen, de kabelbeheerder dit regelt en de kosten betaalt. Dat is zijn maatschappelijk risico. Bij geschillen neemt de Autoriteit Consument en Markt (ACM) een beslissing. Tegen een beslissing van de ACM kan rechtstreeks beroep bij de rechtbank worden aangetekend.

8. NKL 1999

Onderdelen van deze beleidsregel zijn gebaseerd op de Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken 1999, NKL 1999.

Toelichting per artikel

Artikel 1 Begripsbepalingen

De begrippen kabel en leiding moeten ruim worden geïnterpreteerd. Daaronder kunnen ook kabel- en leidingwerken vallen, zoals trafo’s.

Voor wat betreft de begrippen waterstaatswerk en beschermingszone is aangesloten bij de begripsbepalingen in de Keur en de Algemene Regels behorend bij de keur.

Ook overheden kunnen kabel- of leidingexploitant zijn, bijvoorbeeld als zij rioleringen of persleidingen in beheer hebben.

De beleidsregel maakt onderscheid tussen kabels en leidingen gelegen in waterstaatswerken en beschermingszones en daar buiten. De zoneringen van de waterstaatswerken en bijbehorende beschermingszones zijn in de leggers vastgelegd. Voor kabels en leidingen gelegen in deze zoneringen gelden de bepalingen uit de Keur en is Delfland bevoegd tot vergunningverlening of het verplichten tot het doen van een melding en/of het voldoen aan Algemene Regels.

Artikel 2 Vaststelling vergoeding

Voor zover de kabel- of leidingexploitant schade als gevolg van aanleg of wijziging van waterstaatswerken lijdt, die niet tot zijn normaal maatschappelijk bedrijfsrisico hoort, is het nodig dat hem een redelijke schadevergoeding wordt toegekend. De criteria daarvoor zijn in deze beleidsregel vastgelegd.

Uitgangspunt is dat zowel Delfland als de kabel- of leidingexploitant de plicht hebben de schade zoveel mogelijk te beperken. De maatschappelijk laagste kosten moeten in het oog worden gehouden. Vast moet staan, dat de aanleg of wijziging van het waterstaatswerk noodzakelijk is. Dat is o.a. het geval als het bestuur voor de werken een projectplan op grond van hoofdstuk 5 van de Waterwet heeft vastgesteld.

Artikel 3 In aanmerking te nemen kosten

In het eerste lid wordt aangegeven welke kosten in aanmerking worden genomen voor het bepalen van de schadevergoeding. In de volgende artikelen worden de genoemde kostensoorten nader omschreven. Vergoed wordt op basis van de werkelijke kosten. Delfland vraagt vooraf ter beoordeling een gespecificeerde kostenraming van de in aanmerking te nemen kosten.

Het tweede lid zorgt ervoor dat Delfland niet mee betaalt aan vervangende kabels of leidingen, die in allerlei opzichten, zoals voor wat betreft materiaal, afmetingen en capaciteit, beter zijn dan de liggende kabels of leidingen. Redelijk is om daarbij wel uit te gaan van vervanging op basis van de actuele stand van de techniek. Dit lid beperkt de zogenaamde voordeelsverrekening.

Volgens het derde lid wordt bij een kabel of leiding met een maximale levensduur van minder dan 100 jaar en die op het moment van de daadwerkelijke verlegging of verwijdering binnen 5 jaar verstrijkt (dus in de laatste 5 jaar van zijn technische levensduur verkeert) een aftrek nieuw voor oud toegepast. Leidingen met een technische levensduur van 100 jaar en ouder worden niet geacht aan veroudering onderhevig te zijn. De korting ‘nieuw voor oud’ wordt in die gevallen dan ook niet toegepast. De hoogte van de kosten van een verlegging kan echter wel gecorrigeerd worden indien zich door de verlegging een kwantificeerbare voordeelstoerekening voordoet.

De Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken 1999 [NKL 1999] biedt aanknopingspunten voor het toepassen van de leden 2 en 3 zoals het bepalen van de technische levensduur van kabels en leidingen. Daarvoor wordt verwezen naar de bijlagen van de NKL 1999.

Artikel 4 Kosten ontwerp en begeleiding

De exploitant mag pas kosten declareren vanaf het moment dat de daadwerkelijke uitvoering van de vastgestelde verleggings- of verwijderingswerken wordt voorbereid. Dit houdt in dat de eerste afstemmingsoverleggen niet worden vergoed.

Artikel 5 Kosten van uit- en in bedrijfstellen

Tijdelijke voorzieningen van operationele aard zijn voorzieningen, die nodig zijn om de levering tijdens de uitvoering van een verlegging of verwijdering te waarborgen. Voorbeelden zijn extra personeelskosten ten behoeve van bedrijfsvoering en hulpmiddelen, zoals watertanks, gasflessen en noodaggregaten.

Artikel 6 Uitvoeringskosten

Kosten van civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden zijn bijvoorbeeld werkputten en ondersteuningen.

Onder de kosten van tijdelijke voorzieningen van fysieke aard worden alle tijdelijke fysieke kabel- of leidingverbindingen verstaan, die de exploitant moet aanleggen en later buiten bedrijf stellen. Deze kosten houden nauw verband met het noodzakelijke bedrijfsproces van de exploitant. Het gaat om voorzieningen, die worden opgeheven zodra de definitieve verlegging of verwijdering is gerealiseerd.

Verlaten kabels of leidingen zijn kabels of leidingen, die niet meer in gebruik zijn.

Artikel 7 Materiaalkosten

Onder materiaalkosten worden in elk geval verstaan de kosten van kabel- of leidingcomponenten, van elektronische, werktuigbouwkundige en civieltechnische materialen en van bouwmaterialen, ook die bestemd zijn voor gebouwen waarin delen van kabel- of leidingsystemen worden ondergebracht.

Transportkosten en stortkosten van vrijgekomen kabels of leidingen vanaf de werklocatie behoren tot de materiaalkosten, behalve de stortkosten van asbest en asbesthoudende materialen. Die kosten blijven ook bij werkzaamheden op eigen initiatief van de exploitant voor zijn rekening.

Artikel 8 Vaststellen vergoeding binnen een waterstaatswerk of beschermingszone

Dit artikel geldt voor de gevallen, waarin een kabel of leiding is gelegen in de zoneringen van een waterstaatswerk of beschermingszone en daarvoor een vergunning nodig is van Delfland op grond van de Keur dan wel waarin in plaats daarvan Algemene regels gelden. Gedurende de eerste vijf liggingsjaren moeten de verleggings- of verwijderingskosten in principe door Delfland worden betaald. Bij het begin van de kabel –of leidingwerkzaamheden is soms echter al duidelijk dat de kabel of leiding binnen vijf jaar weer moet worden verlegd in verband met noodzakelijke werkzaamheden aan waterstaatswerken op grond van een (voorgenomen) projectplan. Wil de exploitant dan toch zijn plannen doorzetten, dan is de verlegging of verwijdering geheel voorzienbaar en blijven de kosten daarvan voor rekening van de exploitant. Voorwaarde is wel dat Delfland dit laat weten door dat bijvoorbeeld in de vergunning op te nemen of bij afhandeling van een melding op grond van een Algemene regel aan te geven. Dit is in het tweede lid van dit artikel geregeld. Overigens bestaat dan ook de mogelijkheid dat Delfland in dat soort situaties benodigde vergunningen weigert.

In dit artikel wordt voor kabels of leidingen, die in de lengte in of langs waterstaatswerken liggen (maar nog in het beheersgebied), het verband gelegd tussen de liggingsduur van de kabel of leiding en de hoogte van de schadevergoeding. Naarmate de langsliggende kabel of leiding langer ligt neemt de schade door wijziging van de situatie af. De exploitant mag niet uitgaan van een onbeperkt ongestoorde ligging van zijn langsliggende kabel of leiding. Met het verstrijken van de jaren neemt het risico van verwijdering of verlegging toe. De vergoeding wordt daarom gerelateerd aan de liggingsduur. In de bijlage is op basis van het eerste en derde lid van dit artikel inzichtelijk gemaakt welk percentage van de schade wordt uitbetaald bij welke liggingsduur.

Het schema doet recht aan het toenemen van het normaal maatschappelijk risico als de liggingsduur langer is. Het normaal maatschappelijk risico wordt bij zogenaamde natte infrastructuur na 30 jaar geacht helemaal bij de exploitant te liggen. Daarna kan in het geheel niet meer van een ongestoorde ligging worden uitgegaan.

Indien een kabel of leiding een waterstaatswerk kruist, heeft de exploitant in de praktijk veel minder de mogelijkheid voor ligging buiten een waterstaatswerk dan bij langsligging. Een kruising is meestal onvermijdelijk. Gebruikelijk is dan ook bij kruisende kabels of leidingen altijd 100% te vergoeden van de schadevergoeding, waarbij alleen de kosten van ontwerp en begeleiding en van uitvoering in aanmerking worden genomen.

Artikel 9 Vaststelling vergoeding buiten een waterstaatswerk of beschermingszone

Indien buiten waterstaatswerken of beschermingszones kabels of leidingen verlegd of verwijderd moeten worden door de noodzakelijke aanleg of verbetering waterstaatswerken dan geldt dit artikel. Het artikel onderscheidt enerzijds de situatie waarin de kabel- of leidingexploitant eigenaar is van de grond waarin de kabel of leiding ligt, dan wel hij daarvoor een zakelijk recht heeft of voor de aanleg een gedoogplicht, bijvoorbeeld op grond van de Wet belemmeringen privaatrecht, is opgelegd. Dat zijn sterke rechten en dat heeft tot gevolg dat alle conform deze beleidsregel werkelijk te maken kosten worden vergoed op basis van de Onteigeningswet ongeacht de duur van de ligging.

Anderzijds zijn er de overige gevallen, waarin voor het leggen van de kabel of leiding een overeenkomst is gesloten met de grondeigenaar of door een ander bestuursorgaan of instantie dan Delfland een vergunning of toestemming is verleend. Daarvoor geldt de in deze beleidsregel opgenomen schadevergoedingsregeling voor een kabel of leiding, die een waterstaatswerk kruist.