Regeling vervallen per 29-03-2019

Reglement van orde Verenigde Vergadering Delfland

Geldend van 01-01-2011 t/m 28-03-2019

Intitulé

Reglement van orde Verenigde Vergadering Delfland

Hoofdstuk 1. Algemene Bepalingen, inrichting VV

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    De Wet: de Waterschapswet;

  • b.

    Het Reglement van Bestuur: het Reglement van Bestuur voor het Hoogheemraadschap van Delfland ex artikel 2 van de Wet;

  • c.

    Delfland: het Hoogheemraadschap van Delfland;

  • d.

    Verenigde vergadering: het algemeen bestuur van Delfland ex artikel 10 van de Wet;

  • e.

    Lid/leden: het lid of de leden van de verenigde vergadering;

  • f.

    Voorzitter: de dijkgraaf, zijnde de voorzitter ex artikel 10 van de Wet;

  • g.

    Secretaris: de secretaris ex artikel 53 van de Wet;

  • h.

    College: het college van dijkgraaf en hoogheemraden, zijnde het dagelijks bestuur ex artikel 10 van de Wet;

  • i.

    Griffier: de vaste plaatsvervanger van de secretaris ex artikel 55 van de Wet die de secretaris tijdens vergaderingen van de verenigde vergadering vervangt;

  • j.

    Hoogheemraad: lid van het college van dijkgraaf en hoogheemraden;

  • k.

    Amendement: een voorstel tot wijziging van een ontwerp-verordening of -beslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • l.

    Subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • m.

    Motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • n.

    Interpellatie: vraag door een lid gericht aan het college of een van zijn leden over enig onderwerp van belang dat niet is geagendeerd, te behandelen tijdens een vergadering;

  • o.

    Initiatiefvoorstel: voorstel van een lid of leden, gericht aan de verenigde vergadering;

  • p.

    Schriftelijke vraag: een op schrift gestelde vraag van een lid gericht aan het college over enig onderwerp waarop schriftelijk antwoord wordt gegeven door het college;

  • q.

    Voorstel van orde: een voorstel tot het nemen van een besluit betreffende de wijze, het tijdstip of de duur van de behandeling van een onderwerp dat is geagendeerd, dan wel tot wijzigen van de volgorde van de agenda;

  • r.

    Fractie: groepering van vertegenwoordigers van de categorie belanghebbenden ex artikel 12, tweede lid onder a van de Wet;

  • s.

    Fractievoorzitter: voorzitter van een fractie en de daar aan gelijkgestelde vertegenwoordigers van de categorieën bedrijfsgebouwd, natuurterreinen en ongebouwd;

Paragraaf 2. Inrichting

Artikel 2. De Voorzitter

  • 1.

    De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    hetgeen in de wet, het reglement van bestuur of dit reglement hem opdraagt;

  • c.

    het doen naleven van het reglement van orde en de overige van toepassing zijnde wet- en regelgeving;

  • d.

    het handhaven van de orde in de vergadering.

  • 2.

    De voorzitter heeft in de vergadering een raadgevende stem.

Artikel 3. De secretaris - de griffier

  • 1.

    Vaste plaatsvervanger van de secretaris in de vergadering van de verenigde vergadering is de daartoe door college aangewezen ambtenaar, de griffier.

  • 2.

    De griffier is in elke vergadering van de verenigde vergadering aanwezig. Bij afwezigheid wordt hij vervangen door een door het college daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 3.

    De griffier draagt zorg voor de verslaglegging van het verhandelde ter vergadering.

  • 4.

    De secretaris of griffier kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4. Het Voorzittersconvent

  • 1.

    De verenigde vergadering heeft een voorzittersconvent.

  • 2.

    Het voorzittersconvent bestaat uit de voorzitter, de door de categorie b, c en d aangewezen vertegenwoordigers, en de fractievoorzitters uit de categorie a genoemd in het eerste lid van artikel 9 het Reglement van Bestuur.

  • 3.

    De secretaris en de griffier zijn in elke vergadering van het voorzittersconvent aanwezig. Bij afwezigheid wordt hij vervangen door een door het college daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 4.

    De voorzitter kan voorstellen derden uit te nodigen voor het voorzittersconvent.

  • 5.

    Ieder lid van het voorzittersconvent wijst uit zijn of haar fractie of categorie een vaste plaatsvervanger aan om hem - haar te vervangen bij zijn afwezigheid in het voorzittersconvent.

  • 6.

    De voorzitter roept het voorzittersconvent bijeen indien hem dit wenselijk voorkomt of indien een lid van het voorzittersconvent of de secretaris hem daarom verzoekt.

  • 7.

    De vergaderingen van het voorzittersconvent zijn niet openbaar.

Artikel 5. Organisatieverordening

De verenigde vergadering stelt een verordening vast omtrent de ambtelijke organisatie van het hoogheemraadschap van Delfland.

Paragraaf 3. Commissies

Artikel 6. De Agendacommissie

  • 1.

    De verenigde vergadering besluit tot de instelling van een agendacommissie die tot taak heeft de voorzitter te adviseren over de procedurele voorbereiding van de bijeenkomsten van de verenigde vergadering.

  • 2.

    de benoeming, zittingsduur, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de agenda-commissie zijn geregeld bij afzonderlijke verordening van de verenigde vergadering en het college van dijkgraaf en hoogheemraden, ieder voorzover het hun bevoegdheid betreft (Regeling Agendacommissie Verenigde Vergadering Delfland).

Artikel 7. Commissies; vaste adviescommissies, bijzondere en tijdelijke commissies

  • 1.

    De verenigde vergadering besluit tot de instelling van een of meer vaste commissies voor advies.

  • 2.

    De verenigde vergadering kan bijzondere of tijdelijke commissies instellen.

  • 3.

    De instelling, samenstelling, taak én werkwijze van deze commissies, ex eerste lid artikel 16 van het Reglement van Bestuur, worden bij afzonderlijk besluit geregeld.

  • 4.

    Voor de vaste commissies voor advies stelt de verenigde vergadering een verordening met een reglement van orde vast.

  • 5.

    Bij de samenstelling van een commissie zorgt de verenigde vergadering, voor zover het de benoeming betreft van leden van de verenigde vergadering, voor een

  • 6.

    Op een commissie als bedoeld in het eerste lid is het bepaalde van § 5 (inrichting) Hoofdstuk IV (algemeen bestuur) van de Wet van toepassing.

Hoofdstuk 2. Toelating nieuwe leden; fracties;

benoeming en ontslag hoogheemraden

Artikel 8. Onderzoek geloofsbrieven, beëdiging

  • 1.

    De voorzitter benoemt een commissie ad hoc bestaande uit drie vertegenwoordigers uit de verenigde vergadering. Deze commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarbij horende stukken van nieuw te benoemen leden.

  • 2.

    De commissie wordt bijgestaan door de secretaris, de griffier of een andere door de secretaris aan te wijzen ambtenaar.

  • 3.

    De commissie brengt na het onderzoek schriftelijk verslag uit aan de vergadering en doet daarbij een voorstel tot het nemen van een besluit. Ook van een minderheidsstandpunt wordt verslag gedaan.

  • 4.

    De voorzitter roept een toegelaten lid op om in de eerste vergadering, waarin hij zijn betrekking volgens de Wet kan aanvaarden, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte, af te leggen.

Artikel 9. Fracties

  • 1.

    De leden van de verenigde vergadering die door het stembureau op dezelfde kandidaten¬lijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de verenigde vergadering deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de verenigde vergadering aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de verenigde vergadering wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    Indien:

    • a.

       

      1° één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

      2° twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

      3° één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • b.

    Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met in-gang van de eerstvolgende vergadering van de verenigde vergadering na de mede-deling daarvan.

Artikel 10. Kandidaatstelling hoogheemraad

  • 1.

    Voorafgaande aan de benoeming van een hoogheemraad door de verenigde vergadering:

  • a.

    presenteert de kandidaat-hoogheemraad zich aan de verenigde vergadering;

  • b.

    krijgt de verenigde vergadering de gelegenheid de kandidaat te horen.

Artikel 11. Tussentijds ontslag hoogheemraad

  • 1.

    Op diens schriftelijke mededeling verleent de verenigde vergadering de hoogheemraad ontslag. Het ontslag gaat in met ingang van de dag, gelegen een maand na de dag waarop hij zijn ontslag heeft genomen of zoveel eerder als zijn opvolger de benoeming heeft aangenomen.

  • 2.

    Het ontslagbesluit op grond van vijfde lid artikel 41 van de Wet treedt direct inwerking tenzij bij dit besluit anders is bepaald.

Hoofdstuk 3. De vergaderingen

Paragraaf 1. Houden van vergaderingen

Artikel 12. Vergaderfrequentie

  • 1.

    De verenigde vergadering vergadert minimaal vier keer per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of de agendacommissie het nodig acht, dan wel ten minste een vijfde van het aantal zittinghebbende leden het schriftelijk met opgave van redenen verzoekt.

  • 2.

    Indien een vijfde van het aantal zitting hebbende leden om een vergadering verzoekt, wordt deze gehouden binnen drie weken nadat dit verzoek is ontvangen.

  • 3.

    De voorzitter is bevoegd in bijzondere gevallen met opgave van redenen van deze termijn van drie weken af te wijken.

  • 4.

    Vergaderdata worden jaarlijks vastgelegd in een schema dat uiterlijk in november van het jaar daarvoor door het college aan de verenigde vergadering wordt aangeboden.

  • 5.

    De vergaderingen worden in de regel gehouden in het Gemeenlandshuis te Delft.

  • 6.

    De voorzitter bepaalt datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in de agendacommissie.

Artikel 13. Agenda en oproep

  • 1.

    De griffier zorgt, namens de voorzitter, dat de leden ten minste vier weken vóór een vergadering –spoedeisende vergaderingen uitgezonderd– een schriftelijke oproep onder vermelding van de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering ontvangen.

  • 2.

    Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt de agendacommissie de concept¬agenda van de vergadering vast.

  • 3.

    Bij de uitnodiging wordt de agenda gevoegd met bijbehorende stukken. De agenda vermeldt, in de voorgestelde behandelvolgorde, de onderwerpen die in de vergadering behandeld zullen worden. In de agenda wordt tevens vermeld welke stukken voor de leden ter inzage worden gelegd.

  • 4.

    De voorzitter kan na het verzenden van de oproepingsbrief zo nodig een aanvullende agenda doen uitgaan. De daarop vermelde stukken worden zo spoedig mogelijk aan de leden gezonden of voor hen ter inzage gelegd.

  • 5.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de verenigde vergadering de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de verenigde vergadering bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 6.

    Wanneer de verenigde vergadering een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan zij besluiten tot verwijzing naar een commissie of tot terugzending naar het college om nadere inlichtingen of advies.

Artikel 14. Openbare kennisgeving en ter inzage legging

  • 1.

    De vergadering wordt ter openbare kennis gebracht door plaatsing op de website van Delfland.

  • 2.

    De kennisgeving vermeldt:

  • a.

    de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

  • b.

    de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, kan inzien;

  • c.

    de mogelijkheid tot het uitoefenen van het inspreekrecht ex artikel 19 van dit reglement van orde.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het tweede lid onder b, blijven stukken, omtrent de inhoud waarvan ingevolge artikel 37, eerste dan wel tweede lid, van de Wet geheimhouding is opgelegd, onder berusting van de griffier, die de leden inzage verleent.

Paragraaf 2. Orde der vergadering

Artikel 15. Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, de leden, de secretaris en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter bij iedere nieuwe zittingsperiode van de verenigde vergadering aangewezen.

  • 2.

    De indeling kan, indien daartoe aanleiding bestaat of op verzoek van één of meer leden, na overleg met het voorzittersconvent, worden herzien.

  • 3.

    De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor overige personen die voor de vergadering uitgenodigd zijn.

Artikel 16. Presentielijst

  • 1.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de verenigde vergadering onmiddellijk de presentielijst.

  • 2.

    De presentielijst blijft gedurende de vergadering bij de griffier beschikbaar ter tekening door tijdens de vergadering binnengekomen leden.

  • 3.

    Bij vertrek uit de vergadering wordt het tijdstip van vertrek opgenomen op de presentielijst.

  • 4.

    Aan het einde van elke vergadering wordt de presentielijst door de griffier en de voorzitter getekend.

  • 5.

    Zonder voorafgaande tekening van de presentielijst kan geen lid in de vergadering het woord voeren of aan een stemming deelnemen.

Artikel 17. Mededeling van verhindering

Een lid dat verhinderd is de vergadering bij te wonen geeft hiervan voor aanvang van de vergadering, kennis aan de griffier.

Artikel 18 Opening vergadering; Quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op de vastgestelde aanvangstijd, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een half uur na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de afwezige leden, datum, aanvangstijd en plaats van de volgende vergadering.

  • 3.

    Deze volgende vergadering vindt plaats ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproepingsbrief.

  • 4.

     

    • a.

      Op de vergadering bedoeld in het derde lid, is het eerste lid van dit artikel niet van toepassing;

    • b.

      in deze vergadering kunnen alleen onderwerpen worden behandeld die op de agenda stonden van de vergadering bedoeld in het eerste lid van dit artikel;

    • c.

      de beperking genoemd onder het vierde lid sub b geldt echter niet indien op deze vergadering het vereiste aantal leden als bedoeld in het eerste van dit artikel aanwezig is.

 

Artikel 19. Inspreekrecht

  • 1.

    Onmiddellijk na de opening van de vergadering kunnen niet-leden het woord voeren over op de agenda vermelde onderwerpen of over een door henzelf aangekondigd onderwerp dat middels een orde voorstel bij de vaststelling van de agenda is geagendeerd voor deze vergadering.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      Over een besluit van het hoogheemraadschap waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      Over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      Indien er een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3.

    Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste zestien uur voor aanvang van de vergadering bij de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4.

    De totaal beschikbare spreektijd bedraagt 30 minuten. Zij die zich als spreker hebben gemeld, krijgen van de voorzitter in volgorde van aanmelding gedurende maximaal 5 minuten het woord. Indien zich meer dan zes sprekers hebben gemeld, wordt de totaal beschikbare spreektijd evenredig over de sprekers verdeeld. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5.

    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de verenigde vergadering toestaan aan de spreker verhelderende vragen te stellen.

  • 6.

    De voorzitter of een lid kan een voorstel doen voor behandeling van de inbreng van de spreker.

Artikel 20. Notulen

  • 1.

    De notulen vermelden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de secretaris, de griffier en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren, en de insprekers;

    • b.

      de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich met een genomen besluit niet hebben verenigd dan wel die zich overeenkomstig artikel 38a van de Wet van stemming hebben onthouden;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, moties en (sub)amendementen.

  • 2.

    De voorzitter en de leden hebben het recht een voorstel tot verandering van de notulen aan de verenigde vergadering te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. De ontwerpnotulen van de openbare vergadering worden hiertoe binnen twee weken na de vergadering aan de leden toegezonden.

  • 3.

    De leden kunnen maximaal vier weken na hun vergadering, doch uiterlijk de dag voor verzending van de agenda en voorstellen voor hun volgende vergadering, voorstellen tot wijziging op de ontwerpnotulen insturen, die

    • a.

      als ze van technische aard zijn door de voorzitter worden verwerkt;

    • b.

      als ze van inhoudelijke aard zijn door de voorzitter aan de orde zullen worden gesteld bij de volgende vergadering.

  • 4.

    In de eerstvolgende openbare vergadering worden de notulen van de vorige openbare vergadering vastgesteld.

  • 5.

    De vastgestelde notulen worden door de griffier en de voorzitter ondertekend.

Artikel 21. Ingekomen stukken en mededelingen

  • 1.

    Bij de verenigde vergadering ingekomen stukken, waaronder de schriftelijke mededelingen van het college aan de verenigde vergadering, worden vergezeld van een voorstel tot afdoening, op een lijst geplaatst.

  • 2.

    Na vaststelling van de besluitenlijst stelt de verenigde vergadering op voorstel van het college of de agendacommissie de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 22. Spreekregels, handhaven vergaderorde

  • 1.

    Geen lid voert het woord dan na het van de voorzitter te hebben verkregen.

De voorzitter verleent het woord in het algemeen in de volgorde, waarin het is gevraagd.

  • 2.

    Van de in het voorgaande lid bedoelde volgorde wordt afgeweken, wanneer een lid het woord vraagt over een persoonlijk feit of om een voorstel van orde voor te stellen.

  • 3.

    Een spreker mag in zijn rede niet worden gestoord, tenzij de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren. Interrupties zijn toegestaan, tenzij de voorzitter beslist, dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties zal afronden.

  • a.

    Indien een lid zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, een spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien het desbetreffende lid hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin dat plaatsvindt, over het onderwerp het woord ontzeggen.

  • b.

    Onder "beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen" worden in ieder geval begrepen het doen van uitlatingen of uitingen, in welke vorm dan ook, met racistisch, seksistisch of anderszins discriminatoir karakter.

  • c.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en – indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord – de vergadering sluiten.

  • d.

    De voorzitter kan voorstellen om een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergaderingen te ontzeggen. Voor de eerste maal voor de vergadering waarin het besluit wordt genomen en bij herhaling voor een bepaalde tijd, doch niet langer dan voor drie achtereenvolgende vergaderingen. Over dit voorstel wordt niet beraadslaagd. Bij aanvaarding van het voorstel moet het lid de vergadering onmiddellijk verlaten. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen.

  • 5.

    De voorzitter kan het woord verlenen aan de secretaris, de griffier of aan andere ambtenaren.

  • 6.

    De leden richten zich tot de voorzitter.

  • 7.

    Indien een spreker bij de behandeling van een voorstel ter verduidelijking van zijn woorden van hulpmiddelen gebruik wenst te maken, behoeft hij daartoe toestemming van de voorzitter.

  • 8.

    De agendacommissie kan spreektijd voorstellen.

  • 9.

    Bij aanvang van de beraadslaging over het betreffende agendapunt, kan een lid of de voorzitter een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

  • 10.

    Indien de verenigde vergadering een spreektijd instelt, verdeelt de voorzitter de tijd naar billijkheid. Nadat de gestelde tijd is verstreken, beëindigt de spreker zijn rede, zodra de voorzitter hem daartoe uitnodigt.

Artikel 23. Spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging geschiedt als regel in twee, echter indien de verenigde vergadering dit wenst, in drie termijnen.

  • 2.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 3.

    Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de hoogheemraad die in het bijzonder is belast met het betreffende onderwerp;

    • b.

      de rapporteur van een commissie;

    • c.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 4.

    Elke termijn is afgesloten nadat het college, of het lid, geen deel uitmakende van het college dat zijn voorstel verdedigt, de sprekers heeft beantwoord.

  • 5.

    Na sluiting van de beraadslaging wordt zo nodig over het aan de orde gestelde onderwerp gestemd.

Artikel 24. Beraadslaging; schorsing

  • 1.

    De verenigde vergadering kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over een of meer onderdelen van een ontwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter kan de verenigde vergadering besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad.

  • 3.

    De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

  • 4.

    Wanneer de voorzitter van oordeel is, dat een voorstel voldoende is besproken, sluit hij de beraadslaging, tenzij de verenigde vergadering voortzetting wenst.

  • 5.

    De voorzitter vat de door de vergadering te nemen beslissing samen aan het eind van de beraadslaging.

Artikel 25. Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat tot stemming wordt overgegaan, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 26. Beslissing

Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

Paragraaf 3. Procedures bij stemmingen

Artikel 27. Stemmen algemeen

  • 1.

    De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich ex artikel 38a van de Wet stemming dienen onthouden.

  • 3.

    Geen van de leden onthoudt zich van stemming, anders dan in de gevallen van artikel 38a van de Wet. De reden van onthouding wordt in het verslag aangetekend.

  • 4.

    Indien door een of meerdere leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling; de stemming geschiedt bij handopsteken.

  • 5.

    In afwijking van het derde lid, vindt er hoofdelijke stemming plaats indien een lid daarom vraagt. Bij hoofdelijke stemming worden de volgende regels in acht genomen:

    • a.

      De voorzitter of de griffier roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen.

    • b.

      De stemming begint bij het lid met het volgnummer van de presentielijst dat daartoe bij loting is aangewezen. Indien het getrokken nummer een lid betreft, dat of niet aanwezig is, of niet bevoegd is om aan de stemming deel te nemen, vangt de stemming aan bij het stembevoegde lid dat op de presentielijst volgt op het eerst bedoelde lid.

    • c.

      Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, is verplicht zijn stem uit te brengen.

    • d.

      De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

    • e.

      Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 6.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming direct mee, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

  • 7.

    Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen over zaken het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 8.

    Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of voor de tweede maal over hetzelfde voorstel, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

  • 9.

    Onder een voltallige vergadering wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan een vergadering, waarin alle zitting hebbende leden aanwezig zijn.

Artikel 28. Stemmen over amendementen en moties

  • 1.

    Indien een amendement op een voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over dat subamendement gestemd en vervolgens over het amendement zoals dat na die stemming luidt.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerste in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien aangaande een voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over de motie gestemd en vervolgens over het voorstel.

Artikel 29. Stemmen over personen

  • 1.

    Voor stemmingen over benoemingen, voordrachten of aanbevelingen van personen benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau.

  • 2.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De verenigde vergadering kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op een briefje.

  • 3.

    Het stembriefje vermeldt de naam van de persoon die de voorkeur van het lid heeft en dient gesloten en niet ondertekend te zijn.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in 38c van de Wet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6.

    De inhoud van elk stembriefje wordt door een van de leden van het stembureau duidelijk verstaanbaar voorgelezen, door een ander nagezien en door de derde opgetekend.

    • a.

      In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de verenigde vergadering, op voorstel van de voorzitter.

  • 7.

    Een van de leden van het stembureau meldt de uitslag van de stemming aan de voorzitter. De voorzitter maakt de uitslag van de stemming bekend.

  • 8.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 30. Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen de twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd (herstemming). Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatsvinden.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist direct het lot.

Artikel 31. Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4. Rechten van leden

Artikel 32. Amendementen

  • 1.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd – tot het sluiten van de beraadslagingen - amendementen in te dienen op voorgestelde besluiten en op een amendement dat door een lid is ingediend (subamendement). Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in een of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijk besluitvorming plaats zal vinden.

  • 2.

    Elk (sub)amendement en elk voorstel moet, om in behandeling te worden genomen, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter – met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde – oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 3.

    Elk amendement moet, om in behandeling te worden genomen, door ten minste twee andere leden worden ondersteund. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 4.

    De behandeling van een amendement op een voorgesteld besluit vindt tegelijk met de beraadslaging daarover plaats.

  • 5.

    Een amendement dient zodanig te zijn geformuleerd dat de tekst ervan direct geschikt is om in het ontwerpbesluit te worden opgenomen.

  • 6.

    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de vergadering heeft plaatsgevonden.

Artikel 33. Moties

  • 1.

    Ieder lid dat ter vergadering aanwezig is, kan een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet, om in behandeling te worden genomen schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend. Zij moet, om in behandeling te worden genomen, door ten minste twee andere leden worden ondersteund, blijkend uit de handtekening van de andere leden onder de motie.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging daarover plaats.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld, tenzij de verenigde vergadering op voorstel van de voorzitter of een lid anders besluit.

  • 5.

    Intrekking, door de indiener(s) van de motie, is mogelijk, totdat de besluitvorming door de vergadering heeft plaatsgevonden.

Artikel 34. Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter of ieder lid kan tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitende de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de verenigde vergadering onmiddellijk.

Artikel 35. Initiatiefvoorstellen

  • 1.

    Ieder lid heeft het recht voorstellen aan de verenigde vergadering te doen.

  • 2.

    Om in behandeling te worden genomen moet een initiatiefvoorstel schriftelijk bij het college zijn ingediend en door ten minste twee andere leden worden ondersteund, blijkend uit hun handtekening onder het voorstel.

  • 3.

    De voorzitter plaats met inachtneming van dit reglement het voorstel op de agenda indien het ten minste acht weken voorafgaande aan die vergadering is ingediend. Het college voorziet het voorstel van advies.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen kan het voorstel ook worden ingediend bij de voorzitter en de secretaris of griffier. Het voorstel moet dan, om in behandeling genomen te kunnen worden, ten minste achtenveertig uur voor aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter en de secretaris zijn ingediend. Ingevolge artikel 13, vierde lid, plaats de voorzitter het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering.

  • 5.

    De behandeling van een voorstel als bedoeld in het vierde lid vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de verenigde vergadering oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld, het voorstel eerst dient te worden behandeld in een commissie of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de verenigde vergadering in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 6.

    De verenigde vergadering of het college kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

Artikel 36. Interpellaties (informatieplicht)

  • 1.

    Indien een lid van oordeel is dat het college, een collegelid of de voorzitter over een onderwerp, dat niet op de agenda voorkomt, aan de verenigde vergadering inlichtingen dient te verstrekken omtrent het gevoerde bestuur, vraagt deze bij de voorzitter een interpellatie aan.

  • 2.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste vierentwintig uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek omvat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen. Het verzoek dient om in behandeling te worden genomen door ten minste twee andere leden te worden ondersteund.

  • 3.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden en stelt het aan de orde bij de aanvang van de eerstvolgende vergadering.

  • 4.

    De verenigde vergadering bepaalt op voorstel van de voorzitter wanneer tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 5.

    In eerste spreektermijn voert uitsluitend de interpellant het woord.

  • 6.

    Na de beantwoording van de gestelde vragen kunnen ook andere leden aanvullende opmerkingen maken over het aanhangige onderwerp of daaromtrent vragen stellen.

  • 7.

    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden niet meer dan eenmaal, tenzij de verenigde vergadering of de voorzitter hiertoe verlof geeft.

Artikel 37. Schriftelijke vragen (schriftelijke beantwoording vragen)

  • 1.

    Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien.

  • 2.

    De vragen worden op een daartoe bestemd formulier bij de voorzitter ingediend met een afschrift aan de griffier. Deze brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de verenigde vergadering.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnenkomen. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden, wordt de vragensteller daarvan gemotiveerd bericht waarbij wordt aangegeven de termijn waarbinnen beantwoording plaats zal vinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de ingekomen stukken aan de leden ter beschikking gesteld.

  • 5.

    De vragensteller kan in de eerstvolgende vergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen, nadere inlichtingen vragen over de beantwoording van de vragen, tenzij de verenigde vergadering anders beslist.

Artikel 38. Vragenrondje (mondelinge beantwoording actuele/urgente vragen)

  • 1.

    Aan het begin van elke vergadering is er een vragenrondje, tenzij er geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan de agendacommissie voorstellen dat het vragenrondje op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenrondje eindigt.

  • 2.

    Het lid dat tijdens het vragenrondje vragen wil stellen, meldt dit met gebruikmaking van een door het college vastgestelde formulier ten minste zestien uur voor aanvang van het vragenrondje bij de griffier. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenrondje aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht te zijn aangegeven of indien het onderwerp in de vergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 3.

    De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenrondje aan de orde worden gesteld.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de collegeleden en voor de overige leden van de verenigde vergadering.

  • 5.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de voorzitter te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6.

    Indien een vraag niet terstond kan worden beantwoord, zal dat schriftelijk gebeuren voor de eerstvolgende vergadering.

  • 7.

    Na de beantwoording door het college of de voorzitter krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 8.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden het woord verlenen om hetzij aan de vraagsteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 9.

    Tijdens het vragenrondje kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Hoofdstuk 5. Procedure begroting & jaarrekening

Artikel 39. Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Wet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de verenigde vergadering, de agendacommissie gehoord, vaststelt.

Artikel 40. Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Wet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de verenigde vergadering, de agendacommissie gehoord, vaststelt.

Hoofdstuk 6. Horen van derden

Artikel 41. Hoorzitting

De verenigde vergadering of een door haar uit haar midden aangewezen deputatie kan een openbare hoorzitting houden ten behoeve van het horen van belanghebbenden.

Artikel 42. Horen van deskundigen

De verenigde vergadering kan - al dan niet op voorstel van het college - deskundigen, niet-leden in zijn vergadering horen.

Hoofdstuk 7. Lidmaatschap andere organisaties

Artikel 43. Verslag; verantwoording

  • 1.

    Een lid van de verenigde vergadering, een collegelid, of de secretaris, die door de verenigde vergadering is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken of voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Een door de verenigde vergadering gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

  • 2.

    Ieder lid van der verenigde vergadering kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 37 (schriftelijke vragen), zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Wanneer een lid van de verenigde vergadering een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de verenigde vergadering over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 36 (interpellatie) zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de verenigde vergadering één van haar leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 8. Besloten Vergadering

Artikel 44. Algemeen

  • 1.

    Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

  • 2.

    Door de verenigde vergadering benoemde commissieleden, niet-zijnde lid van de verenigde vergadering, en bestuursassistenten van het college mogen tijdens besloten vergaderingen als toehoorder aanwezig zijn.

  • 3.

    De verenigde vergadering kan toestaan dat anderen een besloten vergadering bijwonen. Zij zijn verplicht geheimhouding te bewaren over hetgeen tijdens de vergadering aan de orde komt.

Artikel 45. Geheimhouding

  • 1.

    Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de verenigde vergadering of overeenkomstig de Wet omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

De verenigde vergadering kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

  • 2.

    Indien de verenigde vergadering op grond van het gestelde in artikel 37, vierde lid van de Wet, voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Artikel 46. Notulen besloten vergadering

  • 1.

    De notulen van een besloten vergadering worden afzonderlijk van die van de openbare vergadering gemaakt onder verantwoordelijkheid van de griffier.

  • 2.

    De notulen van een besloten vergadering waarin omtrent het behandelde geheimhouding is opgelegd, worden voorafgaande aan de eerstvolgende openbare vergadering op een te onderscheiden wijze aan de leden kenbaar gemaakt.

  • 3.

    Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een openbare vergadering vastgesteld als na raadpleging van de vergadering blijkt, dat geen van de leden opmerkingen heeft.

  • 4.

    Wanneer de voorzitter blijkt, dat er wel opmerkingen worden gemaakt, dan worden de notulen na de openbare vergadering onverwijld in een besloten vergadering vastgesteld.

  • 5.

    De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en griffier ondertekend.

Hoofdstuk 9. Toehoorders en pers

Artikel 47. Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3.

    Wanneer overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 van de Wet de deuren worden gesloten, dienen andere aanwezigen dan personen die vallen onder artikel 44 van dit reglement van orde de vergadering te verlaten.

Artikel 48. Geluid- en beeldregistratie

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 49. Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Artikel 50. Handhaven orde publieke tribune

  • 1.

    Indien de voorzitter dit nodig oordeelt, kan hij de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen ter handhaving van de orde op de publieke tribune.

  • 2.

    De voorzitter is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

Artikel 51. Uitleg reglement

  • 1.

    In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van dit reglement, beslist de verenigde vergadering op voorstel van de voorzitter.

  • 2.

    Waar in dit reglement staat vermeld ‘hij’, kan ook worden gelezen ‘zij’.

Artikel 52. Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2011, onder gelijktijdige intrekking van het Reglement van Orde voor de verenigde vergadering 2009.

Artikel 53. Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland (RvO VV 2011).

Aldus besloten in de openbare vergadering van de verenigde vergadering van het hoogheemraadschap van Delfland op 16 december 2010.

De verenigde vergadering voornoemd,

De secretaris, de voorzitter, loco,

mr. drs. P.I.M. van den Wijngaart mr. A.W. Bom-Lemstra

Toelichting op het reglement van orde VV

Algemene toelichting

Artikel 14 van het Reglement van Bestuur voor het hoogheemraadschap van Delfland bepaalt dat het algemeen bestuur een reglement van orde vaststelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden. Nadere bepalingen ten aanzien van de inhoud van dit reglement van orde worden niet gegeven. Wel stelt de Waterschapswet in de artikelen 35 tot en met 37 regels omtrent de openbaarheid van vergaderingen van het algemeen bestuur en omtrent het opleggen van een plicht tot geheimhouding. De artikelen 38 en 39 van de Waterschapswet bepalen nog dat het stemmen zonder last plaatsvindt en dat de bestuursleden onschendbaar zijn voor hetgeen ter vergadering wordt gezegd. De Waterschapwet dient te allen tijde naast het reglement van orde te worden gelezen.

Waterschapswet over VV-vergaderingen

Uitgangspunt is dat de vergaderingen van het algemeen bestuur openbaar zijn. Dit sluit aan bij het bepaalde in artikel 133, lid 2 van de Grondwet waar staat dat de wet de verordenende en andere bevoegdheden van besturen van waterschappen regelt, alsmede de openbaarheid van hun vergaderingen. Een vergadering van het algemeen bestuur vindt plaats met gesloten deuren wanneer tenminste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst, als bedoeld in artikel 16 van dit reglement van orde, heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter dit nodig oordeelt. Wanneer de deuren gesloten zijn beslist het algemeen bestuur vervolgens of de vergadering al dan niet besloten blijft. De omstandigheden die aanleiding kunnen zijn tot het sluiten van de deuren zijn niet in de wet of in het waterschapsreglement genoemd. Het algemeen bestuur dient zelf te overwegen of de belangen die met sluiting gediend zijn dermate zwaarwegend zijn dat deze opwegen tegen het belang van de openbaarheid van de vergadering. Stukken die betrekking hebben op een vergadering met gesloten deuren zijn ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur wel verkrijgbaar tenzij zich een uitzondering voordoet zoals genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag gemaakt dat in principe niet openbaar is. Het algemeen bestuur kan echter beslissen dat het verslag van deze vergadering wel openbaar is. Betreft het een verslag van de bespreking van stukken die vallen onder de geheimhoudingsplicht zoals geregeld in artikel 37 van de Waterschapswet, dan is het verslag niet openbaar

Artikel 36. Waterschapswet stelt duidelijk over welke zaken in een besloten vergadering niet kan worden beraadslaagd of besloten. De opgesomde onderwerpen zijn dermate belangrijk dat de beraadslaging en besluitvorming te allen tijde in een openbare vergadering dienen plaats te vinden.

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a.

    de toelating van nieuwe leden;

  • b.

    de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de rekening;

  • c.

    de invoering, wijziging en afschaffing van een waterschapsbelasting; en

  • d.

    de benoeming en het ontslag van leden van het dagelijks bestuur met uitzondering van de voorzitter.

Artikel 37 van de Waterschapswet bepaalt dat het algemeen bestuur ten aanzien van hetgeen in een besloten vergadering wordt behandeld geheimhouding kan opleggen en deze ook weer kan opheffen. Het algemeen bestuur kan deze plicht opleggen aan degenen die aanwezig zijn bij een besloten vergadering en aan hen die op andere wijze van het behandelde of van de stukken kennis nemen; dus niet alleen aan de leden van het algemeen bestuur maar ook aan bijvoorbeeld externe deskundigen of ambtenaren. De geheimhoudingsplicht dient in de besloten vergadering te worden opgelegd. Het is niet mogelijk op een tijdstip na de besloten vergadering alsnog een geheimhoudingsplicht op te leggen (MvT, TK 19403, nummer 3, pagina 83). De door het algemeen bestuur opgelegde plicht tot geheimhouding dient in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur, waarbij blijkens de presentielijst als bedoeld in artikel 16 van het RvO VV Delfland, meer dan de helft van het aantal bestuursleden aanwezig is, te worden bekrachtigd. Wordt de geheimhoudingsplicht bekrachtigd dan wordt de plicht in acht genomen totdat het algemeen bestuur haar opheft. Het besluit tot opheffing kan alleen plaatsvinden in een vergadering van het algemeen bestuur waarbij, blijkens de presentielijst, meer dan de helft van het aantal leden aanwezig is.

Omdat door het opleggen van een geheimhoudingsplicht het grondrecht van de vrijheid van meningsuiting wordt beperkt moet de beperking in een formeel wettelijke bepaling worden genormeerd. De inhoudelijke gronden zijn te vinden in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703). De geheimhoudingsplicht geldt ook voor individuele bestuursleden die om vertrouwelijke inlichtingen hebben gevraagd (MvT, TK 19995, nr. 3, pag. 53).

Uit artikel 38 van de Waterschapswet blijkt dat de leden van het waterschapsbestuur niet zijn gebonden aan een mandaat van hun kiezers. De bestuursleden moeten hun beslissingen kunnen nemen onder evenwichtige afweging van alle belangen. Daartoe verplicht de eed (verklaring en belofte) die ze moeten afleggen hen al.

Artikel 39 van de Waterschapswet regelt de onschendbaarheid van bestuursleden en anderen voor hetgeen ter vergadering wordt gezegd. Deze onschendbaarheid geldt niet alleen voor de leden van het algemeen bestuur maar ook voor anderen die ter vergadering aanwezig zijn of stukken hebben opgesteld die ter vergadering worden besproken. Degenen die gebruik maken van het spreekrecht als bedoeld in artikel 18 van het RvO VV Delfland vallen niet onder dit artikel. Zij nemen formeel immers niet aan de beraadslagingen deel. Spontane interrupties vanaf de publieke tribune zijn ook geen onderdeel van de beraadslagingen.

De voorzitter maakt tijdens beraadslagingen geen deel uit van het algemeen bestuur en heeft derhalve geen stemrecht. Op grond van artikel 94, tweede lid van de Waterschapswet heeft de voorzitter wel een raadgevende stem in de vergaderingen van het algemeen bestuur. Hij is belast met de leiding en handhaving van de orde tijdens de vergaderingen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING op Reglement van Orde Delfland

1. begripsomschrijvingen

TOELICHTING:

Sub e. Een extern DB-lid is ook een VV-lid.

Sub g. De Secretaris-directeur Delfland.

Sub i. Een alternatieve benaming van deze deelfunctie van de secretaris had kunnen zijn vaste ambtelijke raadssecretaris ter ondersteuning van VV-vergaderingen. Delfland gebruikt griffier, zie ook de toelichting bij artikel 3.

Sub r. De leden van de categorieën b, c en d ex artikel 9 van het Reglement van Bestuur vormen ieder een eigen ‘fractie’.

Sub s. Zie ook de toelichting bij artikel 4, voorzitters van de fracties van de overige categorieën.

2. Voorzitter

TOELICHTING: De dijkgraaf is voorzitter van het algemeen bestuur van het waterschap. Artikel 94 juncto artikel 10 van de Waterschapswet schrijft dit dwingend voor. In artikel 51a van de Wet is bepaald dat een collegelid waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de dijkgraaf. Als er geen collegelid is dan neemt het VV-lid dat het oudste lid in anciënniteit is het VV-voorzitterschap waar bij verhindering of ontstentenis van de dijkgraaf. Als twee VV-leden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het VV-voorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de VV altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer.

De dijkgraaf is geen VV-lid en heeft geen stemrecht. Op grond van tweede lid artikel 94 van de Wet heeft hij recht in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

3. Secretaris/griffier

TOELICHTING: ex art. 53-55.a Waterschapswet: het college regelt vervanging van de secretaris die aanwezig dient te zijn bij de VV-vergaderingen. Benoeming en ontslag van de VV-secretaris blijft een bevoegdheid van de verenigde vergadering.

Middels de vaste plaatsvervanger van de secretaris in vergaderingen van de verenigde vergadering, de griffier, introduceert Delfland, een duaal element in zijn bestuurlijke organisatie.

De functie van griffier Delfland kan, vanwege de monistische bestuursvorm bij waterschappen, niet vergeleken worden met de functie van griffier bij gemeenten of provincies. De griffier van Delfland is de rechterhand van de secretaris en de voorzitter in aangelegenheden die het algemeen bestuur betreffen. De secretaris blijft eindverantwoordelijk. Tegen die achtergrond zal er rond de griffier ook geen griffie worden gevormd, maar maakt deze functionaris gebruik van bestaande ondersteuning.

4. Voorzittersconvent

TOELICHTING: Het voorzittersconvent is in het leven geroepen om op vertrouwelijke basis de fracties te kunnen informeren, of om over zeer gevoelige zaken te kunnen spreken. Via zijn voorzitter kan het college het voorzitters convent informeren over zaken die spelen, hetzelfde zou de secretaris kunnen doen. Daarnaast kunnen in het voorzittersconvent zaken betreffende personen aan de orde komen.

Bij het tweede en vijfde lid van dit artikel: het betreft de fractievoorzitters uit de categorie a genoemd in het eerste lid van artikel 9 het Reglement van Bestuur, alsmede de vanuit de categorieën b, c en d aangewezen vertegenwoordigers. Deze laatste zijn hierdoor gelijkgesteld aan zogenoemde fractievoorzitters.

In principe zullen de plaatsvervangend fractievoorzitters de plaatsvervanger van hun fractievoorzitter in het voorzittersconvent zijn.

5. Organisatieverordening

TOELICHTING: Er zal een organisatieverordening worden vastgesteld om op een duidelijke wijze aan te geven hoe de organisatie van Delfland bestuurlijk en ambtelijk is vormgegeven en welke taken en verantwoordelijkheden de diverse organisatieonderdelen en bestuursorganen hebben.

6. Agendacommissie

TOELICHTING: De verenigde vergadering en het college van dijkgraaf en hoogheemraden hebben een agendacommissie die zorgt draag voor de procedurele voorbereiding van de bijeenkomsten van de verenigde vergadering. De (verenigde) vergadering besluit zelf over de agenda. De voorbereiding van de vergadering en de conceptagenda is door de Wet in handen gelegd van het college. In één aparte verordening van het dagelijks én algemeen bestuur, ieder voor zover bevoegd, wordt de benoeming, duur, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze geregeld.

Naast de leden van het voorzittersconvent zouden de voorzitters van de (advies)commissies lid moeten kunnen zijn. De agendacommissie komt onder leiding van de dijkgraaf te staan en zal qua vergaderfrequentie in het VV-jaarschema zijn ingepast.

7. Overige commissies

TOELICHTING: Bij afzonderlijke besluiten regelt de verenigde vergadering - zoals voorgeschreven in het tweede lid van artikel 16 van het Reglement van Bestuur - de benoeming, zittingsduur, adviestaken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van haar commissies.

TOELICHTING: 7.1 de bestuurlijke advies- en besluitvormingsstructuur van Delfland kent tot 2009 drie vaste commissies, met ieder een eigen werkgebied. Deze commissies onder leiding van een portefeuillehouder zijn bevoegd gevraagd en ongevraagd te adviseren. Bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode wordt de samenstelling bepaald.

TOELICHTING:7.2 Het verkrijgen van draagvlak en kennis van het gebied of anderszins wordt op verschillende manieren door en voor de verenigde vergadering georganiseerd. De verenigde vergadering heeft in voorgaande jaren een aantal commissies ingesteld: de Rekeningcommissie (Verordening Rekeningcommissie, 2006); de Klachtadviescommissie (ex art 10 Klachtenregeling, 2008); de Bezwaarschriftencommissie (ex art. 2 Verordening behandeling bezwaren Delfland, 1994); Commissies ad hoc voor onderzoek geloofsbrieven (ex art. 8 RvO VV); de (tijdelijke) Selectiecommissie aanbesteding accountantsdiensten (VV-besluit 2008); etc.

Er wordt situationeel gekozen voor de instelling van commissies en de participatie van VV-leden of externen in die commissies. De instelling van een (tijdelijke) commissie kan een project of gebied betreffen. De taak kan bijvoorbeeld zijn bij mandaat te ‘besluiten’ over ‘de zienswijze’ op een gemeentelijk waterplan of het peilbesluit. Bij het (instellings)besluit van een commissie dient de verenigde vergadering minimaal de benoeming, zittingsduur, adviestaken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de commissie te regelen.

TOELICHTING: 7.5 Door deze vermelding krijgt het meer gewicht in de uiteindelijke verordening op de vaste adviescommissies.

TOELICHTING: 7.6 Artt. 31-39 Waterschapswet gaat over dubbelfuncties, gedragscode, eed, geheimhouding, deelname stemming, etc.

8. Onderzoek geloofsbrieven

TOELICHTING. Het algemeen bestuur onderzoekt de geloofsbrief en beslist of de benoemde als lid wordt toegelaten. Daarbij gaat het na of de benoemde aan de vereisten voor het lidmaatschap voldoet en geen met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult en beslist het over de geschillen die met betrekking tot de geloofsbrief rijzen. Dit gebeurt voor alle VV- en collegeleden, ongeacht of ze ex art. 41 van de Wet (extern) lid van de VV zijn.

De tekst van de eed of verklaring en belofte die een VV-lid bij het aanvaarden van het VV-lidmaatschap moet afleggen, is in artikel 34 van de Wet vastgelegd.

9. Fracties

TOELICHTING: De opvolging in de fractie door beëindiging van het lidmaatschap van het algemeen bestuur is geregeld in paragraaf 18 van hoofdstuk twee in het Waterschapsbesluit (Stb, 2007, 497). Zie Artikelen 2.108 en 2.110 juncto 2.87: ‘de opvolger is de hoogstgeplaatste op de lijst van degene die moet worden opgevolgd’.

10. Kandidaatstelling hoogheemraad

TOELICHTING: krachtens artikel 40 en 41 van de Waterschapswet benoemt en ontslaat de verenigde vergadering de hoogheemraden. Krachtens artikel 11 van het Reglement van Bestuur voor het Hoogheemraadschap van Delfland vindt benoeming plaats na de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur en wel in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling. Artikel 10 van dit reglement van orde regelt specifiek voor Delfland de voorbereiding van de benoemingen. Deze werkwijze is ook van toepassing bij tussentijdse vacatures.

11. Tussentijdsontslag hoogheemraad

TOELICHTING: De ontslagverlening van leden van het dagelijkse bestuur van waterschappen is minimaal geregeld in de wetgeving. Indien een hoogheemraad ontslag neemt moet hij de verenigde vergadering schriftelijk informeren. Met artikel 11 van dit reglement van orde geeft Delfland een eigen uitwerking aan artikel 12 van het Reglement van Bestuur voor het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierbij is gekeken naar de regels en werkwijze bij andere overheden. (ontslag wethouders, artikel 43 Gemeentewet)

12. Vergaderfrequentie

TOELICHTING: Ingevolge dit artikel vergadert de VV zo vaak zij daartoe heeft besloten en voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden (schriftelijk) met opgave van redenen daarom vraagt.

In het RvO VV is nog niet vastgelegd dat de vergadering in principe op een vaste dag en een vast tijdstip aanvangt. Bovendien is een beoogde uiterlijke eindtijd niet aangegeven.

13. Agenda en Oproep

TOELICHTING: Op voorstel van het college bepaalt de agendacommissie in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is een voorlopige vaststelling van de agenda. De voorzitter kan na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda vaststellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk achtenveertig uur voor de aanvang van de vergadering.

Individuele leden kunnen via hun fractievoorzitter in de agendacommissie onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen ook bij aanvang van de vergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren.

Daarmee kan het individuele lid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.

Tenzij anders bepaald zullen de VV-vergaderingen zijn op donderdagochtend om 9.30 uur.

TOELICHTING: 13.3 Vertrouwelijke stukken worden op een te onderscheiden wijze aan de leden verzonden.

TOELICHTING: 13.4 Er is geen uiterste termijn voor aanvulling van de agenda gedefinieerd. Uit democratische overwegingen streeft de voorzitter er naar aanvullingen uiterlijk achtenveertig uur voor de vergadering bekend te maken.

14. Openbare kennisgeving en ter inzagelegging

TOELICHTING: Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 35 van de Wet. Wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Gekozen is voor de plaatsing op het internet.

In dit artikel gaat het, naast om de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de VV-voorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).

16. Presentielijst

TOELICHTING: De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 38b van de Wet.

18. Opening vergadering, quorum

TOELICHTING: De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Uit het tweede lid van artikel 38b van de Wet volgt deze procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet aanwezig is.

19. Inspreekrecht

TOELICHTING: tijdens het inspreken vindt geen dialoog of discussie plaats. Van de gevoelen van de inspreker wordt kennisgenomen. Inspreken op niet-geagendeerde onderwerpen is opengelaten ter bevordering van de actualiteit. Bij een voormelding van zestien uur zal in de regel op woensdagmiddag om 17.30 uur bekend zijn wie de insprekers zijn.

20. De besluitenlijst en de notulen

TOELICHTING: Beoogd wordt bij de vaststelling van het verslag geen (nieuwe) uitgebreide behandeling van een onderwerp plaats te laten vinden. Hiervoor bestaan indien noodzakelijk immers andere mogelijkheden.

De notulen is geen woordelijk verslag van de vergadering, maar zoals het in Van Dale is gedefinieerd ‘een kort schriftelijk verslag van een vergadering’.

Het recht om aanpassing voor te stellen komt ook toe aan het lid, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de verenigde vergadering om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State).

21. Ingekomen stukken en mededelingen

TOELICHTING: Omtrent de (aan de VV gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbere

22. Spreekregels

TOELICHTING: De bevoegdheid die in het eerste lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die het vierde lid hem biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 50 van dit reglement.

TOELICHTING: 22.11 Bij ‘billijkheid’ weegt een evenredige verdeling naar het aantal zetels per categorie en fracties zwaar.

23.5 spreektermijnen 24.4 sluiting beraadslaging

TOELICHTING: De voorzitter sluit de beraadslaging af met de samenvatting van de te nemen beslissing, waarna zonodig de stemming volgt.

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een lid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, valt buiten die termijn.

Indien de vergadering van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan zij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De beraadslaging over amendementen en moties vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

24. Beraadslaging, schorsing

TOELICHTING: Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eer-ste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee moge-lijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 23).

25. Stemverklaringen

TOELICHTING: Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de stemming begint.

26. Beslissing

TOELICHTING: Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat, indien een amende-ment is aangenomen, ook nog een beslissing over het voorstel (in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.

27. Stemmen algemeen

TOELICHTING:

Waterschapswet

Artikel 38a

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de stemming over:

    • a.

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b.

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

  • 3.

    Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing gekozen en benoemde leden.

Artikel 38b

  • 1.

    Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

    • b.

      voorzover het betreft onderwerpen die in een daaraan voorafgaande niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

Artikel 38c

  • 1.

    Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

Indien een lid te kennen geeft een (hoofdelijke) stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De VV heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.

Op basis van dit artikel zijn er twee soorten stemming mogelijk. Bij stemming door handopsteken vraagt de voorzitter wie voor of tegen is, waarna de leden die voor of tegen zijn tegelijk hun hand opsteken. Bij hoofdelijke stemming wordt van ieder lid afzonderlijk gevraagd of hij voor of tegen is.

28. Stemmingen over amendementen en moties

TOELICHTING: Als op enig voorstel amendementen of subamendementen zijn ingediend, gaat de stemming daarover vooraf aan de stemming over het voorstel. Het amendement dat naar het oordeel van de voorzitter de verste strekking heeft, wordt het eerst in stemming gebracht. Indien over een voorstel geen stemming wordt verlangd, wordt het geacht met algemene stemmen te zijn aangenomen.

29. Stemmen over personen

TOELICHTING: De Wet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd. Een voordracht is voor de VV bindend; de VV heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de VV mag afwijken.

Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen.

Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.

De aanwezige leden zijn niet verplicht om aan de schriftelijke stemming deel te nemen. De stemming is echter pas geldig als meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft een stembriefje (al dan niet behoorlijk ingevuld) heeft ingeleverd.

Bij stemming kan gebruik worden gemaakt van voorgedrukte stembiljetten. In dat geval wordt op een persoon gestemd door het plaatsen van een kruisje achter diens naam

32. Amendementen

TOELICHTING: Leden kunnen aan de vergadering wijzigingen op het aanhangige voorstel voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander lid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het amendement vindt plaats tegelijk met de beraadslaging over het bijbehorende voorstel. Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar paragraaf 3. Voorstel tot splitsing van een voorgesteld beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard. In principe kan een VV-lid tot en met zijn tweede termijn in de beraadslaging een (sub)amendement (ondersteund door twee medeondertekenaars) indienen.

33. Moties

TOELICHTING: Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis.

Daarom is het college formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen VV en college.

Een bijzonder motie is de motie van wantrouwen. Dat kan een motie zijn waarin expliciet het vertrouwen in een collegelid of het college wordt opgezegd. Het kan ook gaan om een motie waarin uitspraak wordt gedaan die een collegelid als motie van wantrouwen opvat. Dergelijke moties kunnen het aftreden van een collegelid tot gevolg hebben. Wanneer zo’n motie wordt aanvaard, dan treedt het collegelid af of kan daartoe worden gedwongen.

Tussentijds ontslag van een collegelid - wegens het opzeggen van vertrouwen - gebeurt op grond van artikel 41, vijfde lid van de Wet. Op grond van het eerste lid van dit artikel 41 besluit de verenigde vergadering over de invulling van vacature die ontstaat en zal zij een van haar leden in de eerstvolgende VV-vergadering dienen te benoemen.

Zie voor de politieke verantwoording, vertrouwensregel en politiek ontslag de toelichting bij artikel 36 (interpellaties) van dit Reglement van orde.

Wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 35 geregelde initiatiefvoorstellen.

Een ingediend amendement, subamendement of voorstel tot splitsing wordt, tenzij de vergadering anders besluit, zo spoedig mogelijk vermenigvuldigd en aan de leden rondgedeeld.

34. Voorstel van orde

De voorzitter legt aan de VV ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de VV.

Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 35).

35. Initiatiefvoorstellen

TOELICHTING: Het is de taak van het college aan de VV de nodige voorstellen te doen. Maar leden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. De wettelijke grondslag is te vinden in bijvoorbeeld artikel 77 juncto artikel 56 van de Wet.

Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de VV in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Desalniettemin is het gebruikelijk dat ieder initiatiefvoorstel, bij wijze van ‘gentlemen’s agreement’ wel wordt besproken. Alleen om zwaarwegende redenen zou de VV dan kunnen weigeren om het voorstel in behandeling te nemen.

Initiatiefvoorstellen worden per definitie schriftelijk (is in geprinte of digitale versie) ingediend. In principe volgt een initiatiefvoorstel vervolgens hetzelfde traject als alle andere voorstellen. Dus via college, agendacommissie, commissie etc. Alleen in spoedeisende gevallen kan de voorzitter beslissen dat het voorstel rechtstreeks op de agenda van de eerstvolgende vergadering wordt geplaatst.

De VV kan eisen stellen aan de vorm waaraan een voorstel moet voldoen, om in behandeling te worden genomen. Deze eisen kunnen dus ook worden gesteld aan een initiatiefvoorstel. Als bij artikel 32.3 (amendement) en 33.2 (motie) geldt dat er twee medeondertekenaars nodig zijn.

TOELICHTING: 35.4 vanwege de aanvullende agenda (art. 13.4 RvO VV) en ‘publicatie’plicht is hier een termijn aan gesteld, namelijk achtenveertig uur voor de vergadering. Deze praktische richtlijn kan tevens dienen voor overige aanvullingen (zoals inspreken over niet-geagendeerde onderwerpen) op de agenda.

Interpellaties daarentegen kunnen tot vlak voor de vergadering worden geagendeerd.

36. Interpellaties

TOELICHTING: Dit artikel geeft vorm aan de informatieplicht van het dagelijks bestuur (artikel 89 van de Wet) en de voorzitter (artikel 97 van de Wet).

Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de dijkgraaf te vragen. Daarvoor is verlof van de VV nodig.

Omdat een interpellatieverzoek meestal spoedeisend is, wordt het verzoek ingediend bij de voorzitter. De openbare behandeling is iets tussen de vraagsteller en het college.

Politieke verantwoording en politiek ontslag

De inlichtingenplicht moet worden gezien in het perspectief van de verantwoordingsplicht ten opzichte van de verenigde vergadering. Om deze verantwoordingsplicht kracht bij te zetten is voorzien in de mogelijkheid voor de verenigde vergadering om een hoogheemraad die niet langer het vertrouwen van de verenigde vergadering geniet, te ontslaan (vijfde lid artikel 41 van de Wet). Een ontslagen hoogheemraad kan terecht bij de burgerlijk rechter. Deze kan echter niet treden in een beoordeling van de gronden voor het ontslag. Wel kan de burgerlijk rechter toetsen of de procedure zorgvuldig is verlopen en als dit niet het ge-val is bijvoorbeeld voorzien in een schadevergoeding. Er is geen vastgelegde "afkoelingsperiode" tussen het voornemen om een hoogheemraad te ontslaan en het ontslagbesluit. Dat wil zeggen de verenigde vergadering als zij een motie van wantrouwen tegen een hoogheemraad heeft aangenomen en deze vervolgens niet uit zichzelf ontslag neemt, hem onmiddellijk kan ontslaan. Let wel: de verenigde vergadering is het niet verplicht, maar kan wel zelf in een dergelijk geval besluiten tot het inlassen van een periode van bezinning.

(Zie ook artikel 11 RvO VV Delfland)

Vertrouwensregel en collegeverantwoordelijkheid

De vertrouwensregel houdt in dat de hoogheemraad of het college als geheel moet aftreden als zij niet langer het vertrouwen genieten van de verenigde vergadering. Voor de dijkgraaf geldt deze regel niet. De vertrouwensregel zegt dus niet dat het college per se moeten aftreden als ze een fout hebben gemaakt.

De (politieke) college verantwoordelijkheid houdt in dat de collegeleden gezamenlijk en afzonderlijk verantwoording aan de verenigde vergadering schuldig zijn voor hun doen en laten bij de vervulling van hun taken.

Art 38. Vragenrondje

TOELICHTING: Deze bepaling vormt een aanvulling op artikel 89 van de Wet met betrekking tot het vragenrecht. Het artikel stelt nadere regels voor het vragenrondje. In het vragen-rondje is geen debat mogelijk, zoals dat wel in de rest van de vergadering mogelijk is.

Een door de agendacommissie/voorzitter te hanteren richtlijn is de duur van een vragenrond-je van maximaal 30 minuten per vergadering, in geval van gebruikmaking van inspreekrecht maximaal 15 minuten, gelet de verhouding met beraadslaging over geagendeerde onderwerpen.

Aan het begin van de vergadering wordt een vragenrondje gehouden.

  • -

    De voorzitter stelt de leden in de volgorde, waarin zij deze vragen hebben ingediend in de gelegenheid aan het vragenrondje deel te nemen.

  • -

    De beantwoording geschiedt terstond, dan wel in een volgende vergadering.

  • -

    Over vragen en antwoorden, als in dit artikel bedoeld, wordt niet beraadslaagd.

 

Hoofdstuk 5 Procedure begroting & jaarrekening

P.M.

 

Hoofdstuk 6 Horen van derden

Geen nadere toelichting noodzakelijk

 

Hoofdstuk 7 Lidmaatschap van andere organisaties

TOELICHTING: Leden (of in voorkomende gevallen de dijkgraaf of secretaris of een ambtenaar van Delfland), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van het hoogheemraadschap. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de VV, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de VV bepalingen te bevatten.

In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen).

In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 37.

Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen.

Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de VV een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het vierde lid.

 

Hoofdstuk 8 Besloten vergadering

TOELICHTING: Een besloten vergadering van de VV is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voorzover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. In artikel 36 van de Wet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

Dit artikel regelt verder dat door de VV benoemde commissieleden, die geen lid zijn en de bestuursondersteuning van het college en de VV aanwezig mogen zijn bij een besloten vergadering. Zij hebben immers ook een geheimhoudingsplicht en kunnen de stukken behorend bij de besloten vergaderingen ook inzien.

Ook aan anderen kan de VV toestaan de besloten vergadering bij te wonen. Met name ambtenaren die bij het betreffende onderwerp betrokken zijn, zal dit worden toegestaan. Ook ambtenaren hebben een geheimhoudingsplicht.

De opheffing van de geheimhouding is hier summier geregeld.

Art. 45. Geheimhouding

TOELICHTING: Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikelen 37 en 43 van de Waterschapswet nodig.

Art. 46. Notulen besloten vergadering

TOELICHTING: Een te onderscheiden wijze van toezending is bijvoorbeeld de notulen op gekleurd papier in een envelop die gemarkeerd is met vertrouwelijk.

 

Hoofdstuk 9 Toehoorders en pers

Geen nadere toelichting noodzakelijk