Regeling vervallen per 29-03-2019

Besluit van de Verenigde vergadering van het Hoogheemraadschap van Delfland houdende regels omtrent orde Reglement van orde voor de verenigde vergadering en de commissies van het Hoogheemraadschap van Delfland

Geldend van 02-03-2019 t/m 28-03-2019

Intitulé

Besluit van de Verenigde vergadering van het Hoogheemraadschap van Delfland houdende regels omtrent orde Reglement van orde voor de verenigde vergadering en de commissies van het Hoogheemraadschap van Delfland

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Hoofdstuk 2 Verenigde vergadering: algemene bepalingen

Artikel 2.1 De dijkgraaf

Artikel 2.2 De secretaris

Artikel 2.3 De griffier

Hoofdstuk 3 Verenigde vergadering: toelating nieuwe leden, benoeming en ontslag hoogheemraden,fracties

Artikel 3.1 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging

Artikel 3.2 Benoeming en tussentijds ontslag hoogheemraden

Artikel 3.3 Fracties

Hoofdstuk 4 Verenigde vergadering: vergaderingen

Paragraaf 1 Moment van vergaderen, voorbereidingen, procedure begroting en jaarrekening

Artikel 4.1 Vergaderfrequentie en datum, aanvangstijd en plaats vergadering

Artikel 4.2 Oproep en agenda

Artikel 4.3 Openbare kennisgeving en ter inzagelegging van stukken

Artikel 4.4 Procedure begroting en jaarrekening

Paragraaf 2 Orde van de vergaderingen

Artikel 4.5 Presentie, presentielijst en verhindering

Artikel 4.6 Zitplaatsen

Artikel 4.7 Opening vergadering en vergaderquorum

Artikel 4.8 Verslag

Artikel 4.9 Ingekomen stukken en mededelingen

Artikel 4.10 Spreekregels

Artikel 4.11 Spreektermijnen

Artikel 4.12 Handhaving orde

Artikel 4.13 Beraadslaging en schorsing ter nader beraad

Artikel 4.14 Horen belanghebbenden en deskundigen

Artikel 4.15 Inspreekrecht niet-leden

Artikel 4.16 Stemverklaring

Artikel 4.17 Beslissing

Artikel 4.18 Voorstellen van orde

Artikel 4.19 Orde toehoorders

Artikel 4.20 Geluid- en beeldregistraties

Artikel 4.21 Gebruik communicatiemiddelen

Paragraaf 3 Rechten van leden

Artikel 4.22 Amendementen en subamendementen

Artikel 4.23 Splitsing van voorstellen

Artikel 4.24 Moties

Artikel 4.25 Interpellaties

Artikel 4.26 Initiatiefvoorstellen

Artikel 4.27 Schriftelijke vragen

Artikel 4.28 Mondelinge vragen (vragenronde)

Artikel 4.29 Verslag gemeenschappelijke regelingen

Artikel 4.30 Ambtelijke bijstand

Paragraaf 4 Stemmingen

Artikel 4.31 Wijze van stemming

Artikel 4.32 Schriftelijke stemming

Artikel 4.33 Herstemming bij schriftelijke stemming

Artikel 4.34 Loting

Artikel 4.35 Stemming over amendementen, subamendementen en moties

Paragraaf 5 Besloten vergaderingen

Artikel 4.36 Algemeen

Artikel 4.37 Geheimhouding

Artikel 4.38 Verslag besloten vergadering

Paragraaf 6 Bijzondere bijeenkomsten

Artikel 4.39 Informatieve vergaderingen, excursies en werkbezoeken

Hoofdstuk 5 Commissies (algemeen)

Paragraaf 1 Commissies: algemene bepalingen

Artikel 5.1 Instelling

Artikel 5.2 Taak

Artikel 5.3 Samenstelling en benoeming

Artikel 5.4 Voorzitter en plaatsvervangend voorzitter

Artikel 5.5 Commissiesecretaris

Artikel 5.6 Zittingsduur, einde lidmaatschap en vacatures

Artikel 5.7 Werkwijze

Artikel 5.8 Ondertekening van stukken

Paragraaf 2 Commissies: moment van vergaderen en voorbereiding

Artikel 5.9 Vergaderfrequentie en datum, aanvangstijd en plaats vergadering

Artikel 5.10 Oproep en agenda

Artikel 5.11 Openbare kennisgeving en ter inzagelegging van stukken

Paragraaf 3 Commissies: orde van vergaderingen

Artikel 5.12 Presentie en verhindering

Artikel 5.13 Opening vergadering

Artikel 5.14 Verslag commissievergadering

Artikel 5.15 Ingekomen stukken en mededelingen

Artikel 5.16 Spreekregels

Artikel 5.17 Spreektermijnen

Artikel 5.18 Handhaving orde

Artikel 5.19 Inspreekrecht niet-leden

Artikel 5.20 Orde toehoorders

Artikel 5.21 Geluid- en beeldregistraties

Artikel 5.22 Gebruik communicatiemiddelen

Paragraaf 4 Besloten commissievergadering

Artikel 5.23 Algemeen

Artikel 5.24 Geheimhouding

Artikel 5.25 Verslag besloten commissievergadering

Hoofdstuk 6 Nadere bepalingen commissies en het voorzittersconvent

Paragraaf 1 Algemene nadere bepalingen

Artikel 6.1 Toepassingsbereik

Paragraaf 2 Geloofsbrievencommissie

Artikel 6.2 Geloofsbrievencommissie

Paragraaf 3 Agendacommissie en voorzittersconvent

Artikel 6.3 Agendacommissie

Artikel 6.4 Voorzittersconvent

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 Uitleg reglement

Artikel 7.2 Intrekking en inwerkingtreding

Artikel 7.3 Citeertitel

Vooraf

Waar in dit reglement staat vermeld ‘hij’, kan ook worden gelezen ‘zij’.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • -

    ambtelijk secretaris van het college: ambtenaar die is aangewezen om het college te ondersteunen;

  • -

    amendement: voorstel tot wijziging van een voorgesteld besluit;

  • -

    college: dagelijks bestuur bestaande uit de dijkgraaf en hoogheemraden;

  • -

    commissiesecretaris: secretaris van een commissie, niet de secretaris van Delfland;

  • -

    Delfland: het Hoogheemraadschap van Delfland;

  • -

    dijkgraaf: de voorzitter, als bedoeld in artikel 10 van de Waterschapswet, van het bestuur van Delfland;

  • -

    externe voorzitter: voorzitter, die niet tot het bestuur van Delfland behoort;

  • -

    fractie: groepering van vertegenwoordigers van de categorieën ingezetenen, bedrijven, natuurterreinen en ongebouwd, zoals bedoeld in artikel 12 van de Waterschapswet;

  • -

    fractievoorzitter: voorzitter van een fractie en de daar aan gelijkgestelde vertegenwoordigers van de categorieën bedrijven, natuurterreinen en ongebouwd;

  • -

    griffier: vaste plaatsvervanger van de secretaris;

  • -

    hoogheemraad: lid van het college, niet zijnde de dijkgraaf;

  • -

    initiatiefvoorstel: voorstel van een of meer leden, gericht aan de verenigde vergadering;

  • -

    interpellatie: vraag door een lid gericht aan het college of een van zijn leden over enig onderwerp van belang dat niet is geagendeerd, te behandelen tijdens een vergadering;

  • -

    lid: lid van de verenigde vergadering;

  • -

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • -

    plaatsvervangend commissielid: een commissielid dat niet tot de verenigde vergadering behoort;

  • -

    portefeuillehouder: lid van het college;

  • -

    Reglement van Bestuur: het Reglement van Bestuur voor het Hoogheemraadschap van Delfland:

  • -

    schriftelijk: schriftelijk of via aangewezen digitaal systeem;

  • -

    secretaris: de secretaris, tevens directeur, van Delfland;

  • -

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft;

  • -

    verenigde vergadering: het algemeen bestuur van Delfland

  • -

    verzenden van stukken: plaatsen van stukken in het digitale vergadersysteem;

  • -

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • -

    voorzitter: voorzitter van een commissie, indien dat niet de dijkgraaf is.

Artikel 1.2. Algemene handelwijze

De leden en algemeen leden handelen met inachtneming van de Gedragscode integriteit die de verenigde vergadering op grond van artikel 33 Waterschapswet vaststelt.

Hoofdstuk 2 Verenigde vergadering: algemene bepalingen

Artikel 2.1 De dijkgraaf

De dijkgraaf is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde in de vergadering

  • c.

    het doen naleven van dit reglement;

  • d.

    hetgeen de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit, het Reglement van Bestuur, dit reglement of andere wet- en regelgeving hem verder opdraagt.

Artikel 2.2 De secretaris

In aanvulling op de taken op grond van artikel 55 van de Waterschapswet, kan de secretaris op uitnodiging van de dijkgraaf aan beraadslagingen deelnemen.

Artikel 2.3 De griffier

  • 1. De griffier is de vaste plaatsvervanger van de secretaris in de vergadering van de verenigde vergadering.

  • 2. De griffier is in elke vergadering van de verenigde vergadering aanwezig.

  • 3. Bij afwezigheid wordt de griffier vervangen door de ambtelijk secretaris van het college.

Hoofdstuk 3 Verenigde vergadering: toelating leden, benoeming en ontslag hoogheemraden, fracties

Artikel 3.1 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging

  • 1. De geloofsbrievencommissie als bedoeld in artikel 6.2 van dit reglement onderzoekt de geloofsbrieven en de daarbij behorende stukken van nieuw te benoemen leden van de verenigde vergadering en het proces-verbaal van het stembureau.

    • a.

      Integriteitstoets kandidaat hoogheemraden

      • 1.

        De informateur, de fracties dan wel de leden van de verenigde vergadering die zich willen kandideren voor de functie van hoogheemraad geven de namen van de kandidaat zo spoedig mogelijk door aan de dijkgraaf ten behoeve van de hierna omschreven integriteitstoets. Deze verplichting geldt zowel voor vacatures in het dagelijks bestuur die zijn ontstaan als gevolg van bestuursverkiezingen als voor tussentijdse vacatures in het dagelijks bestuur.

      • 2.

        De dijkgraaf schakelt direct na opgave van de namen van de kandidaat hoogheemraden een extern bureau in dat bij elke kandidaat-hoogheemraad een integriteitstoets afneemt. Een kandidaat-hoogheemraad verleent zijn medewerking aan de integriteitstoets en aan het aanvragen en overleggen van een verklaring omtrent gedrag conform het profiel politieke ambtsdragers.

      • 3.

        De dijkgraaf bespreekt in aanwezigheid van de secretaris van de VV en overige noodzakelijke ambtelijke ondersteuning met elke kandidaat de conclusies van het onderzoeksbureau over de integriteitstoets.

      • 4.

        De dijkgraaf spreekt de (in)formateur en de desbetreffende fractievoorzitter, indien de uitkomsten van de integriteitstoets daar aanleiding voor geven, of een verklaring omtrent gedrag als bedoeld in lid 2 niet wordt verkregen.

      • 5.

        De dijkgraaf informeert - voorafgaande aan de benoeming van de hoogheemraden - het algemeen bestuur over de eindconclusie van de integriteitstoets van de benoembare kandidaat-hoogheemraden.

      • 6.

        De leden 2 t/m 5 van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op de benoeming van een lid van het dagelijks bestuur van buiten de kring van het algemeen bestuur.

  • 2. De geloofsbrievencommissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven en de daarbij behorende stukken, verslag uit aan de verenigde vergadering en geeft daarbij een advies over het te nemen besluit. In het verslag wordt melding gemaakt van een minderheidsstandpunt. Het verslag wordt openbaar gemaakt.

  • 3. Na een verkiezing als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk IV van de Waterschapswet, roept de dijkgraaf de toegelaten leden van de verenigde vergadering op om in de eerste vergadering van de verenigde vergadering in nieuwe samenstelling de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. Voor plaatsvervanging van leden in verband in verband met onder meer zwangerschap en ziekte wordt verwezen naar paragraaf 2 van hoofdstuk IV van de Waterschapswet.

Artikel 3.1a Integriteitstoets kandidaat hoogheemraden

  • 1. De (in)formateur (indien van toepassing), de fracties dan wel de leden van de verenigde vergadering die zich willen kandideren voor de functie van hoogheemraad geven de namen van de kandidaat zo spoedig mogelijk door aan de dijkgraaf ten behoeve van de hierna omschreven integriteitstoets. Deze verplichting geldt zowel voor vacatures in het dagelijks bestuur die zijn ontstaan als gevolg van bestuursverkiezingen als voor tussentijdse vacatures in het dagelijks bestuur.

  • 2. De dijkgraaf schakelt direct na opgave van de namen van de kandidaat hoogheemraden een extern bureau in dat bij elke kandidaat-hoogheemraad een integriteitstoets afneemt. Een kandidaat-hoogheemraad verleent zijn medewerking aan de integriteitstoets en aan het aanvragen en overleggen van een verklaring omtrent gedrag conform het profiel politieke ambtsdragers.

  • 3. De dijkgraaf bespreekt in aanwezigheid van de secretaris van de VV en overige noodzakelijke ambtelijke ondersteuning met elke kandidaat de conclusies van het onderzoeksbureau over de integriteitstoets.

  • 4. De dijkgraaf spreekt de (in)formateur (indien van toepassing) en de desbetreffende fractievoorzitter, indien de uitkomsten van de integriteitstoets daar aanleiding voor geven, of een verklaring omtrent gedrag als bedoeld in lid 2 niet wordt verkregen.

  • 5. De dijkgraaf informeert - voorafgaande aan de benoeming van de hoogheemraden - het algemeen bestuur over de eindconclusie van de integriteitstoets van de benoembare kandidaat-hoogheemraden.

  • 6. De leden 2 t/m 5 van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op de benoeming van een lid van het dagelijks bestuur van buiten de kring van het algemeen bestuur.

Artikel 3.2 Benoeming en tussentijds ontslag hoogheemraden

  • 1. Bij benoeming van een hoogheemraad uit de verenigde vergadering en bij gebruikmaking van de mogelijkheid uit het Reglement van bestuur om een externe hoogheemraad te benoemen èn in aanvulling op de bepalingen over het college in hoofdstuk V van de Waterschapswet:

    • a.

      presenteert de kandidaat-hoogheemraad zich aan de verenigde vergadering;

    • b.

      krijgt de verenigde vergadering de gelegenheid de kandidaat-hoogheemraad te horen.

  • 2. Op diens schriftelijke mededeling verleent de verenigde vergadering de hoogheemraad ontslag. De hoogheemraad kondigt zijn ontslag tijdig aan.

  • 3. Indien de verenigde vergadering gebruik maakt van de mogelijkheid in het vijfde lid artikel 41 van de Waterschapswet om een hoogheemraad te ontslaan wegens een gebrek aan vertrouwen, treedt het ontslagbesluit direct in werking, tenzij het ontslagbesluit anders bepaalt.

Artikel 3.3 Fracties

  • 1. De leden van de verenigde vergadering die door het stembureau op dezelfde kandidaten-lijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de verenigde vergadering deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de verenigde vergadering aan de dijkgraaf mee welke naam deze fractie in de verenigde vergadering wil voeren.

  • 3. De namen van degenen die als fractievoorzitter en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de dijkgraaf.

  • 4. Er wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de dijkgraaf, indien:

    • a.

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • b.

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    • c.

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie.

  • 5. Met de in het vierde lid bedoelde gewijzigde situatie, wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de verenigde vergadering na de mededeling daarvan.

Hoofdstuk 4 Verenigde vergadering: vergaderingen

Paragraaf 1 Moment van vergaderen, voorbereidingen, procedure begroting en jaarrekening

Artikel 4.1 Vergaderfrequentie en datum, aanvangstijd en plaats vergadering

  • 1. De verenigde vergadering vergadert minimaal vier keer per jaar en voorts zo dikwijls als de dijkgraaf of de agendacommissie het nodig acht, dan wel ten minste een vijfde van het aantal leden het schriftelijk met opgave van redenen verzoekt.

  • 2. Indien een vijfde van het aantal leden om een vergadering verzoekt, wordt deze gehouden binnen drie weken nadat dit verzoek is ontvangen.

  • 3. Vergaderdata worden jaarlijks vastgelegd in een schema dat uiterlijk in november van het jaar daarvoor door het college aan de verenigde vergadering wordt aangeboden. De vergaderingen worden in de regel gehouden in het Gemeenlandshuis te Delft.

  • 4. De dijkgraaf bepaalt aanvangstijd en plaats van de vergadering. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in de agendacommissie.

Artikel 4.2 Oproep en agenda

  • 1. Namens de dijkgraaf zendt de griffier de leden ten minste vier weken vóór een vergadering, spoedeisende vergaderingen uitgezonderd, een schriftelijke oproep.

  • 2. De oproeping bevat de voorlopige agenda met bijbehorende stukken en vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering; en

    • b.

      de zaken die in de vergadering worden behandeld, in de volgorde waarin deze zullen worden behandeld.

  • 3. De voorlopige agenda wordt vastgesteld door de dijkgraaf in overleg met de agendacommissie.

  • 4. De dijkgraaf kan na het verzenden van de oproep zo nodig een aanvullende agenda doen uitgaan. De daarop vermelde stukken worden zo spoedig mogelijk aan de leden gezonden.

  • 5. De definitieve agenda wordt bij aanvang van de vergadering door de verenigde vergadering vastgesteld. Op voorstel van een lid of de dijkgraaf kan de verenigde vergadering bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 6. Wanneer de verenigde vergadering een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan zij besluiten tot terugzending naar het college om nadere inlichtingen of advies.

Artikel 4.3 Openbare kennisgeving en ter inzagelegging van stukken

  • 1. De vergadering wordt ten minste twee weken voor de vergadering ter openbare kennis gebracht, spoedeisende vergaderingen uitgezonderd, door plaatsing op de website van Delfland.

  • 2. De kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de plaats op de website waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken digitaal kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het inspreekrecht als bedoeld in artikel 4.15.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid onder b, worden stukken, omtrent de inhoud waarvan ingevolge artikel 37, eerste dan wel tweede lid, van de Waterschapswet geheimhouding is opgelegd, niet op de website geplaatst.

Artikel 4.4 Procedure begroting en jaarrekening

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de Waterschapswet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de verenigde vergadering, de agendacommissie gehoord, vaststelt.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in de Waterschapswet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit, ofwel een eventuele goedkeuring achteraf, volgens een procedure die de verenigde vergadering, de agendacommissie gehoord, vaststelt.

Paragraaf 2 Orde van de vergaderingen

Artikel 4.5 Presentie, presentielijst en verhindering

  • 1. Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de verenigde vergadering onmiddellijk de presentielijst.

  • 2. De presentielijst blijft gedurende de vergadering bij de bode beschikbaar ter tekening door tijdens de vergadering binnengekomen leden. Bij latere binnenkomst van een lid wordt het tijdstip van diens binnenkomst opgenomen op de presentielijst.

  • 3. Bij vertrek van een lid uit de vergadering wordt het tijdstip van diens vertrek opgenomen op de presentielijst. Een lid dat voor de sluiting de vergadering verlaat, geeft, onvoorziene gevallen uitgezonderd, daarvan bij het begin van de vergadering kennis aan de griffier.

  • 4. Aan het einde van elke vergadering wordt de presentielijst door de griffier en de dijkgraaf getekend.

  • 5. Zonder voorafgaande tekening van de presentielijst kan geen lid in de vergadering het woord voeren of aan een stemming deelnemen.

  • 6. Een lid dat verhinderd is de vergadering bij te wonen, geeft daarvan zo spoedig mogelijk voor aanvang van de vergadering, kennis aan de griffier.

Artikel 4.6 Zitplaatsen

  • 1. De dijkgraaf, de leden, de secretaris en de griffier hebben een vaste zitplaats, die door de dijkgraaf in overleg met de agendacommissie, bij iedere nieuwe zittingsperiode van de verenigde vergadering wordt aangewezen.

  • 2. De indeling van zitplaatsen kan na overleg met de agendacommissie worden gewijzigd, indien daartoe aanleiding bestaat of op verzoek van een of meer leden.

  • 3. De griffier draagt zorg voor een zitplaats voor overige personen die voor de vergadering uitgenodigd zijn.

Artikel 4.7 Opening vergadering en vergaderquorum

  • 1. De dijkgraaf opent de vergadering op de vastgestelde aanvangstijd, indien meer dan de helft van het aantal leden blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een half uur na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, deelt de dijkgraaf, nadat hij de namen van de afwezige leden heeft voorgelezen, mee dat de vergadering niet wordt geopend.

  • 3. Indien ingevolge het tweede lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de dijkgraaf onder verwijzing naar dit artikel opnieuw een vergadering op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het verzenden van de oproep is gelegen.

  • 4. De oproep, bedoeld in het derde lid, vermeldt de datum, aanvangstijd en plaats van de volgende vergadering.

  • 5. Op de vergadering bedoeld in het derde lid, zijn het eerste en tweede lid niet van toepassing.

  • 6. Tijdens de in het derde lid bedoelde vergadering kunnen alleen onderwerpen worden behandeld die op de agenda stonden van de vergadering bedoeld in het eerste lid

Artikel 4.8 Verslag

  • 1. Het verslag van de vergadering bestaat uit

    • a.

      de vastgestelde agenda;

    • b.

      de ingediende moties, amendementen en initiatiefvoorstellen;

    • c.

      de lijst van besluiten en toezeggingen;

    • d.

      het audiotranscript; en

    • e.

      het audioverslag.

  • 2. De lijst van besluiten en toezeggingen vermeldt de:

    • a.

      namen van de leden die afwezig waren;

    • b.

      insprekers;

    • c.

      agendapunten;

    • d.

      besluiten en toezeggingen; en

    • e.

      namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich met een genomen besluit niet hebben verenigd dan wel die zich overeenkomstig artikel 38a van de Waterschapswet van stemming hebben onthouden.

  • 3. Het verslag wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 4. De dijkgraaf en de leden hebben het recht een voorstel tot verandering van het verslag aan de verenigde vergadering te doen, indien dat onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is.

  • 5. De leden kunnen tot 24 uur voorafgaand aan de eerstvolgende vergadering voorstellen tot wijziging op het verslag insturen, die:

    • a.

      als ze van technische aard zijn door de dijkgraaf worden verwerkt;

    • b.

      als ze van inhoudelijke aard zijn door de dijkgraaf aan de orde zullen worden gesteld bij de volgende vergadering.

  • 6. In de eerstvolgende openbare vergadering wordt het verslag van de vorige openbare vergadering vastgesteld.

  • 7. Het vastgestelde verslag wordt door de griffier en de dijkgraaf ondertekend.

Artikel 4.9 Ingekomen stukken en mededelingen

  • 1. De leden ontvangen onverwijld de ingekomen stukken die aan de verenigde vergadering zijn gericht.

  • 2. De agenda vermeldt de ingekomen stukken die aan de verenigde vergadering gericht zijn. De verenigde vergadering beslist op voorstel van het college over de afdoening daarvan.

Artikel 4.10 Spreekregels

  • 1. Geen lid voert het woord dan na het aan de dijkgraaf gevraagd en van deze verkregen te hebben.

  • 2. De dijkgraaf verleent het woord in een door hem te bepalen volgorde.

  • 3. Van hetgeen is bepaald in het tweede lid wordt afgeweken, wanneer een lid het woord vraagt over een persoonlijk feit of om een voorstel van orde voor te stellen.

  • 4. De dijkgraaf kan het woord verlenen aan anderen dan de leden.

  • 5. De leden richten zich tot de dijkgraaf.

  • 6. Indien een spreker bij de behandeling van een voorstel ter verduidelijking van zijn woorden van hulpmiddelen gebruik wenst te maken, behoeft hij daartoe toestemming van de dijkgraaf.

  • 7. De agendacommissie kan spreektijd voorstellen.

  • 8. Bij aanvang van de beraadslaging over het betreffende agendapunt, kan een lid of de dijkgraaf een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

  • 9. Indien de verenigde vergadering een spreektijd instelt, verdeelt de dijkgraaf de tijd naar billijkheid.

  • 10. Nadat de spreektijd is verstreken, beëindigt de spreker zijn rede, zodra de dijkgraaf hem daartoe verzoekt.

Artikel 4.11 Spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging geschiedt in twee termijnen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, geschiedt beraadslaging op verzoek van de verenigde vergadering in drie termijnen.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een persoonlijk feit of over een voorstel van orde.

  • 4. Het bepaalde in het derde de lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de hoogheemraad die in het bijzonder is belast met het betreffende onderwerp;

    • b.

      een rapporteur van een commissie;

    • c.

      het lid dat een (sub-)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5. Elke termijn is afgesloten nadat het college of het lid dat geen deel uitmaakt van het college en die zijn voorstel verdedigt, de sprekers heeft beantwoord.

  • 6. Na sluiting van de beraadslaging wordt zo nodig over het aan de orde gestelde onderwerp gestemd.

Artikel 4.12 Handhaving orde

  • 1. De dijkgraaf kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

  • 2. Indien de dijkgraaf het nodig oordeelt een spreker aan het opvolgen van dit reglement te herinneren, is het hem toegestaan de spreker in zijn rede onderbreken.

  • 3. Interrupties zijn toegestaan, tenzij de dijkgraaf beslist dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties zal afronden.

  • 4. Indien een lid zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, een spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de dijkgraaf tot de orde geroepen. Indien het desbetreffende lid hieraan geen gevolg geeft, kan de dijkgraaf hem gedurende de vergadering, waarin dat plaatsvindt, over het onderwerp het woord ontzeggen.

  • 5. De dijkgraaf kan voorstellen om een lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergaderingen te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Bij aanname van het voorstel verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig laat dijkgraaf hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid voor maximaal twee achtereenvolgende vergaderingen de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 4.13 Beraadslaging en schorsing ter nader beraad

  • 1. De verenigde vergadering kan op voorstel van de dijkgraaf of een lid beslissen over een of meer onderdelen van een voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid of op voorstel van de dijkgraaf kan de verenigde vergadering besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

  • 3. Wanneer de dijkgraaf van oordeel is dat een voorstel voldoende is besproken, sluit hij de beraadslaging, tenzij de verenigde vergadering voortzetting verzoekt.

  • 4. De dijkgraaf vat de door de vergadering te nemen beslissing samen aan het eind van de beraadslaging.

Artikel 4.14 Horen belanghebbenden en deskundigen

  • 1. De verenigde vergadering of een door haar uit haar midden aangewezen deputatie kan een openbare hoorzitting houden ten behoeve van het horen van belanghebbenden.

  • 2. De verenigde vergadering kan, al dan niet op voorstel van het college, deskundigen, niet-leden, in zijn vergadering horen.

Artikel 4.15 Inspreekrecht niet-leden

  • 1. Onmiddellijk na de opening van de vergadering kunnen niet-leden het woord voeren.

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      over een besluit van het hoogheemraadschap waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      indien er een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3. Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste 24 uur voor aanvang van de vergadering bij de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4. De totaal beschikbare spreektijd bedraagt 30 minuten. Zij die zich als spreker hebben gemeld, krijgen van de dijkgraaf in volgorde van aanmelding gedurende maximaal 5 minuten het woord. Indien zich meer dan zes sprekers hebben gemeld, wordt de totaal beschikbare spreektijd evenredig over de sprekers verdeeld. De dijkgraaf kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5. De spreker voert het woord, nadat de dijkgraaf hem dit heeft verleend. De dijkgraaf kan de verenigde vergadering toestaan aan de spreker verhelderende vragen te stellen.

  • 6. De dijkgraaf of een lid kan een voorstel doen voor behandeling van de inbreng van de spreker.

Artikel 4.16 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat tot stemming wordt overgegaan, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 4.17 Beslissing

Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt, na een stemming over eventuele (sub-)amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd. Als geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen.

Artikel 4.18 Voorstellen van orde

  • 1. De dijkgraaf of ieder lid kan tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de verenigde vergadering onmiddellijk.

Artikel 4.19 Orde toehoorders

  • 1. Toehoorders kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het door toehoorders geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3. Indien de dijkgraaf dit nodig oordeelt, kan hij de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen ter handhaving van de orde op de publieke tribune.

  • 4. De dijkgraaf is bevoegd toehoorders die de orde op enigerlei wijze verstoren en zo nodig andere toehoorders het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Zo nodig laat de dijkgraaf hen verwijderen.

  • 5. De dijkgraaf is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

  • 6. Wanneer overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 van de Waterschapswet de deuren worden gesloten, dienen personen die niet in artikel 4.36, tweede tot en met het vierde lid, zijn genoemd, de vergadering te verlaten.

Artikel 4.20 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiertoe een verzoek aan de dijkgraaf en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 4.21 Gebruik communicatiemiddelen

Het is tijdens de vergadering niet toegestaan in de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, gebruik te maken van communicatiemiddelen, indien daarmee inbreuk wordt gemaakt op de orde van de vergadering. Met toestemming van de dijkgraaf kan van deze bepaling worden afgeweken.

Paragraaf 3 Rechten van leden

Artikel 4.22 Amendementen en subamendementen

  • 1. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is tot de sluiting van de beraadslagingen bevoegd (sub-)amendementen in te dienen.

  • 2. Om in behandeling te worden genomen:

    • a.

      moet een (sub)amendement schriftelijk bij de dijkgraaf worden ingediend, tenzij de dijkgraaf met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde oordeelt dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan; en

    • b.

      moet door ten minste twee andere leden worden ondersteund dat een (sub)amendement wordt ingediend; en

    • c.

      moet een (sub)amendement zodanig zijn geformuleerd dat de tekst ervan direct geschikt is om in het ontwerpbesluit te worden opgenomen.

  • 3. De behandeling van een (sub-)amendement op een voorgesteld besluit vindt tegelijk met de beraadslaging daarover plaats.

  • 4. Alleen beraadslaagd kan worden over (sub-)amendementen die ingediend zijn door leden die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 5. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de vergadering heeft plaatsgevonden.

Artikel 4.23 Splitsing van voorstellen

  • 1. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is kan tijdens de beraadslagingen voorstellen een voorstel te splitsen in een of meer onderdelen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

  • 2. Een voorstel tot splitsing wordt schriftelijk bij de dijkgraaf ingediend, tenzij de dijkgraaf met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde oordeelt dat met mondelinge indiening kan worden volstaan.

Artikel 4.24 Moties

  • 1. Ieder lid dat ter vergadering aanwezig is, kan een motie indienen.

  • 2. Om in behandeling te worden genomen:

    • a.

      moet een motie schriftelijk bij de dijkgraaf worden ingediend; en

    • b.

      moet door ten minste twee andere leden worden ondersteund dat een motie wordt ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging daarover plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld, tenzij de verenigde vergadering op voorstel van de dijkgraaf of een lid anders besluit.

  • 5. Intrekking, door de indiener(s) van de motie, is mogelijk, totdat de besluitvorming door de vergadering heeft plaatsgevonden.

Artikel 4.25 Interpellaties

  • 1. Indien een lid van oordeel is dat het college over een onderwerp, dat niet op de agenda voorkomt, aan de verenigde vergadering inlichtingen dient te verstrekken omtrent het gevoerde bestuur, vraagt deze bij de dijkgraaf een interpellatie aan.

  • 2. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de dijkgraaf spoedeisende gevallen, ten minste 24 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de dijkgraaf ingediend. Het verzoek omvat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen. Het verzoek dient om in behandeling te worden genomen door ten minste twee andere leden te worden ondersteund.

  • 3. De dijkgraaf brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden en stelt het aan de orde bij de aanvang van de eerstvolgende vergadering. De verenigde vergadering bepaalt op voorstel van de dijkgraaf wanneer tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 4. In eerste spreektermijn voert uitsluitend de interpellant het woord.

  • 5. Na de beantwoording van de gestelde vragen kunnen ook andere leden aanvullende opmerkingen maken over het aanhangige onderwerp of daaromtrent vragen stellen.

  • 6. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden niet meer dan eenmaal, tenzij de verenigde vergadering of de dijkgraaf hiertoe verlof geeft.

Artikel 4.26 Initiatiefvoorstellen

  • 1. Ieder lid heeft het recht voorstellen aan de verenigde vergadering te doen.

  • 2. Om in behandeling te worden genomen:

    • a.

      moet een initiatiefvoorstel schriftelijk bij het college zijn ingediend; en

    • b.

      moet door ten minste twee andere leden worden ondersteund dat een initiatiefvoorstel wordt ingediend.

  • 2. De dijkgraaf plaatst met inachtneming van dit reglement het voorstel op de agenda indien het ten minste vier weken voorafgaande aan die vergadering is ingediend. Het college voorziet het voorstel van advies.

  • 3. In spoedeisende gevallen kan het voorstel tot ten minste achtenveertig uur voor aanvang van de vergadering schriftelijk worden ingediend bij de dijkgraaf, met afschrift aan de griffier. De dijkgraaf plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering.

  • 4. De behandeling van een voorstel als bedoeld in het vierde lid vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de verenigde vergadering oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld, het voorstel eerst dient te worden behandeld in een commissie of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de verenigde vergadering in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5. De verenigde vergadering of het college kan nadere voorwaarden stellen aan de behandeling van een voorstel.

Artikel 4.27 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien.

  • 2. De vragen worden op een daartoe bestemd formulier bij de dijkgraaf ingediend met een afschrift aan de griffier. Deze brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de verenigde vergadering.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnenkomen. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden, wordt de vragensteller daarvan gemotiveerd bericht waarbij wordt aangegeven de termijn waarbinnen beantwoording plaats zal vinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de ingekomen stukken aan de leden ter beschikking gesteld en op de website geplaatst.

  • 5. De beantwoording van de schriftelijke vragen worden op de agenda gezet van de betreffende commissie bij de ingekomen stukken. Op verzoek van een of meer leden kan hierover het gesprek gevoerd worden in de commissievergadering.

Artikel 4.28 Mondelinge vragen (vragenronde)

  • 1. Aan het begin van elke vergadering is er een vragenronde, tenzij er geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan de agendacommissie voorstellen dat de vragenronde op een ander tijdstip wordt gehouden.

  • 2. Door een lid kan tot 24 uur voor aanvang van de vergadering en met gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier een vraag worden ingediend bij de griffier.

  • 3. De dijkgraaf bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens de vragenronde aan de orde worden gesteld

  • 4. De dijkgraaf kan weigeren een onderwerp tijdens de vragenronde aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht te zijn aangegeven of indien het onderwerp in de vergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 5. De dijkgraaf bepaalt de tijd die totaal beschikbaar is voor mondelinge vragen en bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de collegeleden en voor de overige leden van de verenigde vergadering.

  • 6. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om een of meer vragen aan het college of de dijkgraaf te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 7. Indien een vraag niet terstond kan worden beantwoord, zal dat schriftelijk gebeuren voor de eerstvolgende vergadering.

  • 8. Na de beantwoording door het college of de dijkgraaf krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 9. Vervolgens kan de dijkgraaf aan andere leden het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 10. Tijdens de vragenronde kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 4.29 Verslag gemeenschappelijke regelingen

  • 1. In aanvulling op de informatieverplichting overeenkomstig de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft de vertegenwoordiger die door het deelnemend bestuursorgaan (verenigde vergadering, college of dijkgraaf) is aangewezen om zitting te nemen in het algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, het recht verslag te doen over zaken die in dat algemeen bestuur aan de orde zijn. Een door de verenigde vergadering gewenste bespreking van dit verslag kan de dijkgraaf verwijzen naar de desbetreffende commissie

  • 2. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de verenigde vergadering een van haar leden heeft benoemd.

Artikel 4.30 Ambtelijke bijstand

  • 1. Een lid dat informatie of advies verzoekt, kan zich daarvoor rechtstreeks wenden tot de griffier of een door de griffier, met goedkeuring van de secretaris, aan te wijzen ambtenaar van Delfland.

  • 2. Ambtelijke bijstand wordt verleend tenzij:

    • a.

      het lid niet aannemelijk kan maken dat de bijstand betrekking heeft op de werkzaamheden van de verenigde vergadering;

    • b.

      de taakuitoefening van de betreffende functionarissen hierdoor aanmerkelijk zou worden belemmerd.

  • 3. Wanneer de griffier van mening is dat zich een geval voordoet waarin geen ambtelijke bijstand kan of behoort te worden verleend, legt hij het verzoek voor aan de secretaris en doet hij daarvan mededeling aan de aanvrager. De secretaris beslist zo spoedig mogelijk op het verzoek om bijstand.

  • 4. Wanneer een lid niet tevreden is over de verschafte informatie, advies of bijstand, en wanneer een lid van mening is dat ten onrechte ambtelijke bijstand is geweigerd, kan hij het verzoek voorleggen aan het college.

  • 5. Bij het aanvragen van informatie, advies of bijstand mag degene die deze hulp verleent niet tot geheimhouding verplicht worden.

  • 6. Voor zover er behoefte bestaat aan andere hulp dan die welke valt onder de definitie van de begrippen informatie, advies en bijstand, beslist de verenigde vergadering.

Paragraaf 4 Stemmingen

Artikel 4.31 Wijze van stemming

  • 1. Nadat de beraadslaging is gesloten of indien niemand het woord verlangt, brengt de dijkgraaf het voorstel tot besluitvorming.

  • 2. De dijkgraaf vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de dijkgraaf dit niet verlangt, stelt de dijkgraaf vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 3. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of dat zij op grond van een stemverbod als bedoeld in artikel 38a van de Waterschapswet niet aan de stemming hebben deelgenomen.

  • 4. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van artikel 38a van de Waterschapswet van stemming moet onthouden, is verplicht zijn stem uit te brengen. De reden van onthouding wordt in het verslag aangetekend.

  • 5. De stemming over zaken geschiedt bij handopsteken, tenzij de dijkgraaf schriftelijke stemming noodzakelijk acht.

  • 6. De stemming over personen, in het kader van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, geschiedt schriftelijk.

  • 7. In afwijking van het vijfde lid, vindt er hoofdelijke stemming plaats indien een lid daarom vraagt. Bij hoofdelijke stemming worden de volgende regels in acht genomen:

    • a.

      de dijkgraaf of de griffier roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen;

    • b.

      de stemming begint bij het lid met het volgnummer van de presentielijst dat daartoe bij loting is aangewezen. Indien het getrokken nummer een lid betreft, dat niet bevoegd is om aan de stemming deel te nemen, wordt het betreffende volgnummer overgeslagen en een volgend nummer getrokken;

    • c.

      de leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging;

    • d.

      heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de dijkgraaf de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 8. De dijkgraaf deelt de uitslag na afloop van de stemming direct mee, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

  • 9. Indien in een niet voltallige vergadering wordt gestemd, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 10. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of voor de tweede maal over hetzelfde voorstel, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

  • 11. Indien de stemmen staken bij de stemming over een voorstel van orde, is het voorstel niet aangenomen.

Artikel 4.32 Schriftelijke stemming

  • 1. Een schriftelijke stemming geschiedt bij gesloten en ongetekende stembriefjes. De stembriefjes zijn identiek.

  • 2. De dijkgraaf benoemt drie leden tot stembureau.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in 38c van de Waterschapswet worden de leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd geacht geen stem te hebben uitgebracht. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje worden in elk geval verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een onleesbaar stembriefje;

    • c.

      een ondertekend stembriefje;

    • d.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld;

    • e.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • f.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6. De inhoud van elk stembriefje wordt door een van de leden van het stembureau duidelijk verstaanbaar voorgelezen, door een ander nagezien en door de derde opgetekend.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de verenigde vergadering, op voorstel van de dijkgraaf.

  • 7. Een van de leden van het stembureau meldt de uitslag van de stemming aan de dijkgraaf. De dijkgraaf maakt de uitslag van de stemming onmiddellijk bekend.

  • 8. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 4.33 Herstemming bij schriftelijke stemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen de twee personen, op wie bij de tweede stemming de meeste stemmen zijn uitgebracht.

  • 3. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatsvinden.

  • 4. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist direct het lot in een loting.

Artikel 4.34 Loting

  • 1. Wanneer loting plaatsvindt, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de dijkgraaf op afzonderlijke, identieke briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de dijkgraaf een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is toegelaten tot de derde stemming dan wel gekozen.

Artikel 4.35 Stemming over amendementen, subamendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over dat subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer (sub-)amendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de dijkgraaf de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende (sub-)amendement het eerste in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over de motie gestemd en vervolgens over het voorstel.

Paragraaf 5 Besloten vergaderingen

Artikel 4.36 Algemeen

  • 1. In aanvulling op artikel 35, tweede tot en met vierde lid, van de Waterschapswet zijn op een besloten vergadering de bepalingen van dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

  • 2. Bij een besloten vergadering zijn slechts de dijkgraaf, de leden, de secretaris, de griffier en de bode aanwezig.

  • 3. Door de verenigde vergadering benoemde commissieleden, die geen lid zijn van de verenigde vergadering, mogen tijdens besloten vergaderingen als toehoorder aanwezig zijn.

  • 4. De verenigde vergadering kan toestaan dat anderen als toehoorder bij de besloten vergadering aanwezig zijn.

  • 5. De griffier noteert de namen van de aanwezigen, die niet de presentielijst als bedoeld in artikel 4.5 tekenen.

Artikel 4.37 Geheimhouding

  • 1. Voor geheimhouding wordt verwezen naar artikel 37 van de Waterschapswet.

Artikel 4.38 Verslag besloten vergadering

  • 1. De lijst van besluiten en toezeggingen en het audiotranscript van een besloten vergadering worden afzonderlijk van die van de openbare vergadering gemaakt onder verantwoordelijkheid van de griffier.

  • 2. De lijst van besluiten en toezeggingen en het audiotranscript van een besloten vergadering waarin omtrent het behandelde geheimhouding is opgelegd, worden voorafgaande aan de eerstvolgende openbare vergadering op een te onderscheiden wijze aan de leden kenbaar gemaakt.

  • 3. Deze worden zo spoedig mogelijk in een openbare vergadering vastgesteld als na raadpleging van de vergadering blijkt, dat geen van de leden opmerkingen heeft.

  • 4. Wanneer de dijkgraaf blijkt, dat er wel opmerkingen worden gemaakt, dan worden de lijst van besluiten en toezeggingen en het audiotranscript na de openbare vergadering onverwijld in een besloten vergadering vastgesteld.

Paragraaf 6 Bijzondere bijeenkomsten

Artikel 4.39 Informatieve vergaderingen, excursies en werkbezoeken

  • 1. Er worden informatieve vergaderingen, excursies en werkbezoeken georganiseerd. Deze bijzondere bijeenkomsten zijn gericht op informatie- en kennisuitwisseling en meningsvorming.

  • 2. Tijdens bijzondere bijeenkomsten worden geen besluiten genomen.

  • 3. Informatieve vergaderingen, excursies en werkbezoeken zijn er op gericht bestuurders, commissieleden en ambtenaren van Delfland vrij met elkaar van gedachten te laten wisselen.

  • 4. Informatieve vergaderingen, excursies en werkbezoeken zijn toegankelijk voor bestuurders, commissieleden en ambtenaren van Delfland. Op voorstel van een fractievoorzitter kan de dijkgraaf anderen uitnodigen aanwezig te zijn

  • 5. Van hetgeen wordt besproken tijdens bijzondere bijeenkomsten wordt geen verslag gemaakt.

Hoofdstuk 5 Commissies (algemeen)

Paragraaf 1 Commissies: algemene bepalingen

Artikel 5.1 Instelling

De verenigde vergadering besluit tot het instellen van commissies.

Artikel 5.2 Taak

Een commissie heeft de volgende taken:

  • 1.

    het desgevraagd of uit eigen beweging uitbrengen van schriftelijk advies aan het college of de verenigde vergadering over voorstellen die betrekking hebben op het werkgebied waarvoor de commissie is ingesteld;

  • 2.

    het voeren van overleg met de portefeuillehouder.

Artikel 5.3 Samenstelling en benoeming

  • 1. Een commissie bestaat uit een door de verenigde vergadering te bepalen aantal leden.

  • 2. Er is een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter en een commissiesecretaris.

  • 3. Alle fracties zijn in een commissie vertegenwoordigd. Bij de voordracht van leden en plaatsvervangende commissieleden, dragen de fracties zorg voor een evenwichtige vertegenwoordiging van alle in de verenigde vergadering aanwezige fracties in de commissie.

  • 4. Op voordracht van de fracties en het college, benoemt de verenigde vergadering de leden van de commissies.

  • 5. De leden van de commissies kunnen zowel leden van de verenigde vergadering als plaatsvervangende commissieleden zijn.

  • 6. Benoeming tot plaatsvervangende commissieleden is voorbehouden aan die personen die op de kieslijst hebben gestaan van de laatst gehouden waterschapsverkiezingen.

  • 7. De verenigde vergadering benoemt op voordracht van een fractie de plaatsvervangende commissieleden.

  • 8. Voor onverenigbaarheid van functies en voor het afleggen van de eed of de belofte gelden voor plaatsvervangende commissieleden de regels die in de artikelen 31, 31b, 32, 33 en 34 van de Waterschapswet voor leden zijn gesteld.

  • 9. De commissie Geloofsbrieven ziet toe op de benoeming van de plaatsvervangend commissieleden volgens art.3.1 en 3.2 van dit reglement.

  • 10. Het totale aantal plaatsvervangende commissieleden is gemaximeerd tot 3 per fractie.

Artikel 5.4 Voorzitter en plaatsvervangend voorzitter

  • 1. De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door de verenigde vergadering uit de leden van de verenigde vergadering en/of het college aangewezen. Bij hun gelijktijdige afwezigheid wijst de commissie uit haar midden een voorzitter aan.

  • 2. Op voorstel van het college kan de verenigde vergadering besluiten een externe voorzitter te benoemen. Deze voorzitter is lid van de commissies.

  • 3. Voor onverenigbaarheid van functies en voor het afleggen van de eed of de belofte zijn de artikelen 33 en 34 van de Waterschapswet van toepassing op de externe voorzitter.

  • 4. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering

    • b.

      het handhaven van orde in de vergadering;

    • c.

      het doen naleven van dit reglement

    • d.

      hetgeen de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit, het Reglement van Bestuur, dit reglement of andere wet- en regelgeving hem verder opdraagt.

  • 5. De voorzitter verleent het woord en formuleert de conclusies.

Artikel 5.5 Commissiesecretaris

  • 1. De secretaris van Delfland wijst in overleg met het college voor elke commissie een commissiesecretaris en zo nodig een plaatsvervangend commissiesecretaris aan.

  • 2. De verdere verlening van de ambtelijke bijstand geschiedt in overleg met het college.

  • 3. De commissiesecretaris is aanwezig in de vergadering.

  • 4. De commissiesecretaris kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen deelnemen.

Artikel 5.6 Zittingsduur, einde lidmaatschap en vacatures

  • 1. De voorzitter, plaatsvervangend voorzitters en leden van de commissies hebben zitting in de commissie gedurende hun zittingsperiode in het college respectievelijk de verenigde vergadering. Voor de plaatsvervangende commissieleden wordt dezelfde termijn gehanteerd.

  • 2. Het lidmaatschap van een commissie eindigt voorts:

    • a.

      bij tussentijdse aftreding als lid van de verenigde vergadering

    • b.

      op eigen verzoek

    • c.

      bij plaatsvervangende commissieleden op verzoek van de fractie.

  • 3. Een vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien volgens de procedure zoals omschreven in artikel 5.3.

Artikel 5.7 Werkwijze

  • 1. Het college legt een voorstel voor aan een commissie.

  • 2. De commissie adviseert het college of de verenigde vergadering.

  • 3. In afstemming met de agendacommissie, kan van het eerste lid worden afgeweken.

  • 4. De commissie adviseert de agendacommissie over agendering van voorstellen als hamerstuk of als bespreekstuk.

Artikel 5.8 Ondertekening van stukken

Alle van de commissie uitgaande stukken worden door de voorzitter en de commissiesecretaris ondertekend.

Paragraaf 2 Commissies: Moment van vergaderen en voorbereiding

Artikel 5.9 Vergaderfrequentie en datum, aanvangstijd en plaats vergadering

  • 1. De vergadering van de commissies zijn ten minste twee weken vóór een vergadering van de verenigde vergadering. En voorts zo dikwijls als de voorzitter het nodig acht, dan wel ten minste drie commissieleden het schriftelijk met opgave van redenen verzoeken.

  • 2. Indien drie commissieleden om een vergadering verzoeken, wordt deze gehouden binnen drie weken nadat dit verzoek is ontvangen.

  • 3. Vergaderdata worden jaarlijks vastgelegd in een schema dat uiterlijk in november van het jaar daarvoor door het college in overleg met de agendacommissie aan de commissieleden wordt aangeboden. De vergaderingen worden in de regel gehouden in het Gemeenlandshuis te Delft.

  • 4. De dijkgraaf bepaalt datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met de agendacommissie.

Artikel 5.10 Oproep en agenda

  • 1. De commissiesecretaris zendt de leden ten minste twee weken vóór een vergadering, spoedeisende vergaderingen uitgezonderd, een oproep na overleg met de voorzitter.

  • 2. De oproeping bevat de voorlopige agenda met bijbehorende stukken en vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de onderwerpen die in de vergadering worden behandeld, in de volgorde waarin deze zullen worden behandeld; en

    • c.

      welke stukken voor de leden ter inzage worden gelegd.

  • 3. De commissiesecretaris kan na het verzenden van de oproep zo nodig een aanvullende agenda doen uitgaan. De daarop vermelde stukken worden zo spoedig mogelijk aan de leden beschikbaar gesteld.

  • 4. De definitieve agenda wordt bij aanvang van de vergadering door de commissie vastgesteld. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de commissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 5. Wanneer de commissie een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan zij besluiten tot terugzending naar het college om nadere inlichtingen of advies.

Artikel 5.11 Openbare kennisgeving en ter inzagelegging van stukken

  • 1. De commissievergadering wordt ter openbare kennis gebracht door plaatsing op de website van Delfland.

  • 2. De kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het inspreekrecht als bedoeld in artikel 5.21.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid onder b, worden stukken, omtrent de inhoud waarvan ingevolge artikel 37, eerste dan wel tweede lid, van de Waterschapswet geheimhouding is opgelegd, niet op de website geplaatst.

Paragraaf 3 Commissies: orde van de vergaderingen

Artikel 5.12 Presentie en verhindering

  • 1. Een lid dat verhinderd is de vergadering bij te wonen, geeft daarvan zo spoedig mogelijk voor aanvang van de vergadering, kennis aan de griffier

  • 2. Leden en plaatsvervangend commissieleden kunnen elkaar in een bijeenkomst van een commissie vervangen. Die vervanging kan zowel betrekking hebben op de gehele bijeenkomst als op een of meer agendapunten.

Artikel 5.13 Opening vergadering

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op de vastgestelde aanvangstijd.

Artikel 5.14 Verslag commissievergadering

  • 1. Het verslag van de commissievergadering bestaat uit het audiotranscript en de presentielijst van de vergadering.

  • 2. Het audiotranscript vermeldt ten minste de:

    • a.

      namen van de leden en plaatsvervangend commissieleden die afwezig waren;

    • b.

      insprekers;

    • c.

      agendapunten;

    • d.

      conclusies en toezeggingen.

  • 3. Het verslag wordt opgesteld onder de zorg van de commissiesecretaris.

  • 4. Het conceptverslag van de commissievergadering gaat ter kennisname naar de verenigde vergadering.

  • 5. De voorzitter en de commissieleden hebben het recht een voorstel tot verandering van het verslag te doen, indien dat onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of geconcludeerd is.

  • 6. De commissieleden kunnen tot 24 uur voorafgaand aan de eerstvolgende vergadering voorstellen tot wijziging op het verslag insturen, die:

    • a.

      als ze van technische aard zijn door de voorzitter worden verwerkt;

    • b.

      als ze van inhoudelijke aard zijn door de voorzitter aan de orde zullen worden gesteld bij de volgende vergadering.

  • 7. In de eerstvolgende openbare vergadering wordt het verslag van de vorige openbare vergadering vastgesteld.

Artikel 5.15 Ingekomen stukken en mededelingen

  • 1. De agenda vermeldt de ingekomen stukken.

  • 2. De commissie beslist op voorstel van het college over de afdoening daarvan.

Artikel 5.16 Spreekregels

  • 1. Aan het begin van de vergadering wordt gemeld welk commissielid bij welk agendapunt het woord voert.

  • 2. Maximaal twee commissieleden per fractie mogen in een commissievergadering het woord voeren.

  • 3. Geen lid voert het woord dan na het aan de voorzitter gevraagd en van deze verkregen te hebben.

  • 4. De voorzitter verleent het woord in een door hem te bepalen volgorde.

  • 5. Van hetgeen is bepaald in het vierde lid wordt afgeweken, wanneer een commissielid het woord vraagt over een persoonlijk feit of om een voorstel van orde voor te stellen.

  • 6. De voorzitter kan het woord verlenen aan anderen dan de commissieleden.

  • 7. De commissieleden spreken vanaf hun plaats en richten zich tot de voorzitter en via deze tot anderen. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de commissieleden vanaf een andere plaats spreken.

  • 8. Indien een spreker bij de behandeling van een voorstel ter verduidelijking van zijn woorden van hulpmiddelen gebruik wenst te maken, behoeft hij daartoe toestemming van de voorzitter.

  • 9. Indien de commissie een spreektijd instelt, verdeelt de voorzitter de tijd naar billijkheid

  • 10. Nadat de spreektijd is verstreken, beëindigt de spreker zijn rede, zodra de voorzitter hem daartoe verzoekt.

Artikel 5.17 Spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging geschiedt in twee termijnen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, geschiedt beraadslaging op verzoek van de commissie in drie termijnen.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Het bepaalde in het derde de lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de hoogheemraad die in het bijzonder is belast met het betreffende onderwerp;

    • b.

      een rapporteur van een commissie;

    • c.

      het commissielid dat een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat voorstel.

  • 5. Elke termijn is afgesloten nadat het college of het lid dat geen deel uitmaakt van het college en die zijn voorstel verdedigt, de sprekers heeft beantwoord.

Artikel 5.18 Handhaving orde

  • 1. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

  • 2. Indien de voorzitter het nodig oordeelt een spreker aan het opvolgen van dit reglement te herinneren, is het hem toegestaan de spreker in zijn rede onderbreken.

  • 3. Interrupties zijn toegestaan, tenzij de voorzitter beslist, dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties zal afronden.

  • 4. Indien een lid zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, een spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien het desbetreffende lid hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin dat plaatsvindt, over het onderwerp het woord ontzeggen.

  • 5. De voorzitter kan voorstellen om een lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergaderingen te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Bij aanname van het voorstel verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig laat voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid voor maximaal twee achtereenvolgende vergaderingen de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 5.19 Inspreekrecht niet-leden

  • 1. Onmiddellijk na de opening van de vergadering kunnen niet-leden het woord voeren.

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      over een besluit van het hoogheemraadschap waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      indien er een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3. Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste 24 uur voor aanvang van de vergadering bij de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4. De totaal beschikbare spreektijd bedraagt 30 minuten. Zij die zich als spreker hebben gemeld, krijgen van de voorzitter in volgorde van aanmelding gedurende maximaal 5 minuten het woord. Indien zich meer dan zes sprekers hebben gemeld, wordt de totaal beschikbare spreektijd evenredig over de sprekers verdeeld. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de commissieleden toestaan aan de spreker verhelderende vragen te stellen.

  • 6. De voorzitter of een commissielid kan een voorstel doen voor behandeling van de inbreng van de spreker.

Artikel 5.20 Orde toehoorders

  • 1. Toehoorders kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het door toehoorders geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3. Indien de voorzitter dit nodig oordeelt, kan hij de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen ter handhaving van de orde op de publieke tribune.

  • 4. De voorzitter is bevoegd toehoorders die de orde op enigerlei wijze verstoren en zo nodig andere toehoorders het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Zo nodig laat de voorzitter hen verwijderen.

  • 5. De voorzitter is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

  • 6. Wanneer overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 van de Waterschapswet de deuren worden gesloten, dienen personen die niet in artikel 5.25, tweede tot en met het vierde lid, zijn genoemd, de vergadering te verlaten.

Artikel 5.21 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiertoe een verzoek aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 5.22 Gebruik communicatiemiddelen

Het is tijdens de vergadering niet toegestaan in de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, gebruik te maken van communicatiemiddelen, indien daarmee inbreuk wordt gemaakt op de orde van de vergadering. Met toestemming van de voorzitter kan van deze bepaling worden afgeweken.

Paragraaf 4 Besloten commissievergadering

Artikel 5.23 Algemeen

  • 1. In aanvulling op artikel 35 lid 2 tot en met 4 van de Waterschapswet zijn op een besloten commissievergadering de bepalingen van dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

  • 2. Bij een besloten commissievergadering zijn slechts de voorzitter, de commissieleden, de secretaris en de griffier aanwezig.

  • 3. Leden en plaatsvervangend commissieleden, die geen zitting hebben in de commissie, mogen tijdens besloten commissievergaderingen als toehoorder aanwezig zijn.

  • 4. De commissie kan toestaan dat anderen bij de besloten vergadering aanwezig zijn.

  • 5. De griffier noteert de namen van de aanwezigen die niet de presentielijst als bedoeld in artikel 5.13 tekenen.

Artikel 5.24 Geheimhouding

  • 1. In aanvulling op artikel 4.37, kan de voorzitter, gehoord de commissie, voor de afloop van de besloten vergadering besluiten of overeenkomstig de Waterschapswet omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

Artikel 5.25 Verslag besloten commissievergadering

  • 1. Het verslag van de commissievergadering bestaat uit het audiotranscript en de presentielijst van de vergadering.

  • 2. Het verslag van een besloten commissievergadering waarin omtrent het behandelde geheimhouding is opgelegd, worden voorafgaande aan de eerstvolgende openbare commissievergadering op een te onderscheiden wijze aan de commissieleden kenbaar gemaakt.

  • 3. Het verslag wordt zo spoedig mogelijk in een openbare commissievergadering vastgesteld als na raadpleging van de vergadering blijkt, dat geen van de leden opmerkingen heeft.

  • 4. Wanneer de voorzitter blijkt, dat er wel opmerkingen worden gemaakt, dan wordt het verslag na de openbare commissievergadering onverwijld in een besloten vergadering vastgesteld. 

Hoofdstuk 6 Nadere bepalingen commissies en het voorzittersconvent

Paragraaf 1 Algemene nadere bepalingen

Artikel 6.1 Toepassing

Op de in dit hoofdstuk genoemde commissies, alsmede het voorzittersconvent, zijn de bepalingen van hoofdstuk 5 van overeenkomstige toepassing voor zover niet van deze bepalingen is afgeweken, voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met de in dit hoofdstuk opgenomen nadere bepalingen en voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het karakter van commissie.

Paragraaf 2 Geloofsbrievencommissie

Artikel 6.2 Geloofsbrievencommissie

  • 1. In afwijking van artikel 5.1 benoemt de verenigde vergadering uit haar midden een geloofsbrievencommissie die zich uitsluitend toelegt op het in artikel V4 lid 1 van de Kieswet en artikel 19 Waterschapswet bedoelde onderzoek naar de geloofsbrieven.

  • 2. De geloofsbrievencommissie bestaat uit drie leden gekozen door loting.

  • 3. De commissie wijst uit de commissieleden een voorzitter aan.

  • 4. De geloofsbrievencommissie wordt bijgestaan door de griffier of een andere door de secretaris aan te wijzen ambtenaar.

  • 5. De samenstelling van de geloofsbrievencommissie blijft gedurende de zittingsperiode van de verenigde vergadering gelijk.

  • 6. Een lid kan op eigen verzoek terugtreden uit de commissie.

  • 7. Bij terugtreding van een commissielid benoemt de verenigde vergadering in haar eerstvolgende bijeenkomst een nieuw lid dat door loting wordt aangewezen.

  • 8. De vergaderingen van de geloofsbrievencommissie zijn openbaar.

Paragraaf 3 Agendacommissie en voorzittersconvent

Artikel 6.3 Agendacommissie

  • 1. Er is een agendacommissie die bestaat uit de dijkgraaf en fractievoorzitters van de verenigde vergadering.

  • 2. Elk lid van de agendacommissie kan een lid van de verenigde vergadering aanwijzen, dat hem bij zijn afwezigheid in de agendacommissie vervangt.

  • 3. De secretaris en de griffier zijn in elke vergadering van de commissie aanwezig. Bij afwezigheid worden zij vervangen.

  • 4. De agendacommissie kan een bestuurder of ambtenaar van het hoogheemraadschap van Delfland uitnodigen om bij het overleg aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 5. De vergaderingen van de agendacommissie vinden op oproep van de dijkgraaf plaats uiterlijk acht dagen voor een vergadering van de verenigde vergadering. Indien door de dijkgraaf of de agendacommissie nodig geacht, kan een extra vergadering worden belegd van de agendacommissie.

  • 6. De vergaderingen van de agendacommissie zijn niet openbaar. De leden van de verenigde vergadering kunnen als toehoorder aanwezig zijn.

  • 7. De agendacommissie heeft in ieder geval de volgende taken:

    • a.

      het voorbereiden en vaststellen van voorlopige agenda voor de vergaderingen van de verenigde vergadering, gehoord de adviezen van de commissies;

    • b.

      het vaststellen van de vergadercyclus van de verenigde vergadering.

Artikel 6.4 Voorzittersconvent

  • 1. Er is een voorzittersconvent, dat bestaat uit de dijkgraaf en fractievoorzitters van de verenigde vergadering.

  • 2. Elk lid van het voorzittersconvent kan een lid van de verenigde vergadering aanwijzen, dat hem bij zijn afwezigheid in het voorzittersconvent vervangt.

  • 3. In het voorzittersconvent wordt in vertrouwelijkheid overleg gevoerd over zaken die de verenigde vergadering betreffen. De dijkgraaf en de fractievoorzitters bepalen welke onderwerpen zich lenen voor bespreking in het voorzittersconvent.

  • 4. De secretaris en de griffier zijn in elke vergadering van het voorzittersconvent aanwezig. Bij afwezigheid worden zij vervangen.

  • 5. Het voorzittersconvent kan een bestuurder of ambtenaar van het hoogheemraadschap van Delfland uitnodigen om bij het overleg aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van dit reglement, beslist de verenigde vergadering op voorstel van de dijkgraaf.

Artikel 7.2 Intrekking en inwerkingtreding

  • 1. Het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland wordt ingetrokken.

  • 2. De verordening werkwijze vaste adviescommissies wordt ingetrokken.

  • 3. De benoemingen op grond van de regelingen onder het eerste tot en met derde lid blijven van kracht tot aan de nieuwe samenstelling van de verenigde vergadering na de verkiezingen in 2019.

  • 4. Dit reglement treedt in werking met ingang van de dag volgende op die waarop het is bekendgemaakt.

Artikel 7.3 Citeertitel

Dit reglement wordt aangehaald als het Reglement van orde VV en commissies Delfland.

Ondertekening