Regeling vervallen per 21-06-2012

Inspraakverordening Rijnland 2005

Geldend van 17-06-2009 t/m 20-06-2012

Intitulé

Inspraakverordening Rijnland 2005

De Algemene Vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland;

Gezien het voorstel van de voorbereidingscommissie d.d. 24 december 2004;

Gelet op artikel 79 van de Waterschapswet en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

vast te stellen de;

Inspraakverordening Rijnland 2005

Inhoud

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Rijnland: het hoogheem­raadschap van Rijnland;

  • b.

    de Algemene Vergadering: het algemeen bestuur, bedoeld in artikel 8 van het Reglement voor  het hoogheemraadschap van Rijnland;

  • c.

    het college: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland;

  • d.

    belanghebbenden: de natuur­lijke of rechts­personen wiens belang recht­streeks bij een besluit van Rijnland is betrok­ken;

  • e.

    inspraak: het naar voren brengen van een zienswijze over een door de Algemene Vergadering of het college te nemen besluit.

Artikel 2  Object van inspraak

  • 1. Onverminderd het bij of krachtens de wet bepaalde wordt belanghebbenden de mogelijkheid van inspraak geboden over ontwerp-besluiten van de Algemene Vergadering ter zake van:

    • a.

      de vaststelling of wijziging van verordeningen, met uitzondering van belastingverordeningen

    • b.

      de handhaving van de waterstanden;

    • c.

      de aanleg of verbetering van waterschapswerken, tenzij het werken betreft waarvan haar het oordeel van het college niet in betekenende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie of van de hoogte van de te heffen omslagen is te verwachten;

    • d.

      de vaststelling of wijziging van de legger;

    • e.

      de vaststelling of wijziging van andere besluiten van algeme­ne strek­king, tenzij deze besluiten naar aard of belang niet voor inspraak in aanmerking komen;

  • 2. Voorts wordt belanghebbenden de mogelijkheid van inspraak geboden ten aanzien van ontwerp-besluiten van het college voor zover deze besluiten naar het oordeel van het college voor inspraak in aanmerking komen.

Artikel 3 Terinzagelegging

1. Een ontwerpbesluit ten aanzien waarvan inspraak wordt geboden, wordt voor iedereen tenminste vier weken ter inzage gelegd in het Rijnlandshuis en de kantoren van de gemeenten binnen Rijnland en gepubliceerd op de website van Rijnland.

2. Indien het ontwerpbesluit als bedoeld in het eerste lid slechts betrekking heeft op een deel van het beheersgebied van Rijnland, kan naast de terinzagelegging in het Rijnlandshuis worden volstaan met terinzagelegging in de kantoren van de gemeenten in het desbetreffende gedeelte van het beheersgebied.

Artikel 4 Publicatie terinzagelegging

  • 1. Het college maakt de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag-, nieuws- of huisaan- huisbladen, op de website van Rijnland en/of desgewenst op een andere naar zijn oordeel geschikte wijze.

  • 2. De bekendmaking omvat in ieder geval:

    • a.

      de zakelijke inhoud of de strekking van het ontwerp­-besluit;

    • b.

      waar en wanneer het ontwerp-besluit kan worden ingezien;

    • c.

      de mede­deling dat belang­heb­benden hun zienswijze over het ont­werp-besluit naar voren kunnen brengen;

    • d.

      de mededeling dat degene die zijn zienswijze naar voren brengt, kan ver­zoeken dat zijn persoonlijke gegevens niet worden ver­meld;

    • e.

      de wijze waarop belang­heb­benden kennis kunnen nemen van de beschouwingen van het college over de naar voren gebrachte zienswijzen.

Artikel 5  Naar voren brengen van zienswijzen

  • 1. Een belanghebbende kan gedurende de in artikel 3 bedoelde termijn zijn gemotiveer­de zienswijze over het te nemen be­sluit bij het college naar voren brengen.

  • 2. Een belanghebbende kan zijn zienswijze naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen.

  • 3. Het naar voren brengen van een zienswijze kan langs elektronische weg plaatsvinden indien het college daartoe heeft besloten, dit in de bekendmaking bedoeld in artikel 4, eerste lid, is aangegeven en geschiedt op de in de bekendmaking aangegeven wijze.

  • 4. Indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in het derde lid, kan van degenen, die een zienswijze langs elektronische weg naar voren willen brengen worden geëist dat zij zich op een in de bekendmaking aan te geven wijze identificeren.

  • 5. Indien toepassing is gegeven aan het bepaalde in het derde lid, kan bij twijfel aan de authenticiteit aan degene, die langs elektronische weg een zienswijze naar voren heeft gebracht, worden verzocht de zienswijze binnen twee weken alsnog op de gebruikelijke wijze schriftelijk in te dienen. Het moment waarop de langs elektronische weg naar voren gebrachte zienswijze is ontvangen, is als dan bepalend voor de beantwoording van de vraag of de zienswijze binnen de voorgeschreven termijn is ingediend.

Artikel 6 Rapportage

  • 1. In de toelichting aan de Algemene Vergadering op het ontwerp-besluit vermeldt het college:

    • a.

      de gehouden in­spraak­procedure

    • b.

      zijn beschouwin­gen over de naar voren gebrachte zienswijzen

  • 2. Het college doet tijdig voor de vergadering  van de Algemene Vergadering waarop het ontwerp-besluit is geagendeerd aan de belanghebbenden die hun zienswijze naar voren hebben gebracht zijn beschouwingen over deze zienswijzen toekomen. 

Artikel 7 Beklagrecht

  • 1. Belanghebbenden kunnen een schrif­te­lijke klacht indie­nen bij het college over het niet of niet tijdig verle­nen van inspraak en over de uitvoe­ring van de inspraakpro­cedure.

  • 2. Een klacht over het niet of niet tijdig ver­lenen van inspraak wordt ingediend uiter­lijk twee weken na­dat klager rede­lij­kerwijs kon weten dat hem geen inspraak wordt verleend.

  • 3. Een klacht over de uitvoering van de inspraakpro­cedure wordt ingediend uiter­lijk twee weken nadat het college zijn beschou­win­gen over de naar voren gebrachte zienswijzen kenbaar heeft gemaakt aan belang­hebben­den.

  • 4. Het college beslist, gehoord de commissie bestuurszaken van de Algemene Vergade­ring, binnen vier weken na ontvangst van het klaagschrift over de inge­diende klacht. Het kan deze termijn met ten hoog­ste vier weken verlengen.

  • 5. Het college brengt de beslissing over het klaagschrift onmiddellijk ter kennis van de klager en de Algemene Vergade­ring.

Artikel 8 Inwerkingtreding; vervanging verordening; citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot en met  1 januari 2005.

  • 2. Met ingang van de in het eerste lid bedoelde datum worden ingetrokken de:

    • a.

      Inspraakverordening Rijnland, zoals vastgesteld bij besluit van de Verenigde Vergadering van  18 februari 1995;

    • b.

      Inspraakverordening Groot Haarlemmermeer, zoals vastgesteld bij besluit van de Algemene Vergadering van Hoofdingelanden van 7 februari 1992, laatstelijk gewijzigd op 22 januari 1994;

    • c.

      Inspraakverordening Wilck en Wiericke, zoals vastgesteld bij besluit van de Verenigde Vergadering van 21 januari 1999;

    • d.

      Inspraakverordening  waterschap Oude Rijnstromen, zoals vastgesteld bij besluit van de Verenigde Vergadering van 28 juni 1994.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als “Inspraakverordening Rijnland 2005”.

  • Leiden, 19 januari 2005

Algemene toelichting

Artikel 79 van de Waterschapswet verplicht de waterschappen tot het vaststellen van een Inspraakverordening die van toepassing is op door de Algemene Vergadering te nemen besluiten.

Deze algemene Inspraakverordening moet worden beschouwd als een aanvulling op inspraakregelingen die zijn opgenomen in formele wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen. Zo kent bijvoorbeeld de Waterschapswet een eigen inspraakregeling voor de begroting van het waterschap. Bij het opstellen van de Inspraakverordening is rekening gehouden met de Algemene wet bestuursrecht.

Het doel van de inspraak is tweeledig. Aan de ene kant wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening omtrent een ontwerp-besluit van het waterschapsbestuur kenbaar te maken. Aan de andere kant is het voor het waterschap een belangrijk hulpmiddel om op basis van een evenwichtige belangenafweging tot een besluit te komen.

Uit dit doel vloeit een aantal randvoorwaarden ten aanzien van de inspraak voort. Inspraak is slechts zinvol wanneer er voor het waterschapsbestuur een keuzemogelijkheid is. Indien het waterschap geen keuze heeft, hetgeen met name kan voorkomen indien het een gebonden besluit betreft dat voortvloeit uit een voorschrift van hoger gezag, kan het ook geen rekening houden met de meningen van belanghebbenden.

Inspraak komt het beste tot zijn recht indien het beleidsvoornemen c.q. de praktische consequenties van de verschillende keuzemogelijkheden zo concreet mogelijk aanwezig zijn. Dit betekent dat ambtelijke en bestuurlijke gedachtevorming omtrent het te nemen besluit moet hebben plaatsgevonden en dat eventuele keuzemogelijkheden voor de insprekers duidelijk zijn aangegeven.

Alhoewel bij de Inspraakverordening in een algemeen voor een ieder bestemde mogelijkheid tot inspraak is voorzien, ontslaat dit het waterschapsbestuur niet van zijn verantwoordelijkheid om na te gaan of ten aanzien van bepaalde direct belanghebbenden niet sprake is van een meer dan algemene betrokkenheid, die het gewenst maakt hun de ontwerp-besluiten ook rechtstreeks toe te zenden om commentaar.

In dit verband is overigens met nadruk op te merken dat het in veel gevallen zinvol is om in een vroeg stadium, bijvoorbeeld in het kader van de ambtelijke voorbereiding, voorlichting te geven omtrent het beleidsvoornemen c.q. om daarover overleg te voeren met de meest direct betrokken belanghebbenden. Op die wijze kunnen belanghebbenden immers al in een zeer vroeg stadium kennis nemen van voornemens van het waterschap, en met name door het aandragen van informatie er mede voor zorgdragen dat het waterschap een ontwerp-besluit in de inspraak brengt dat op juiste wijze inzicht geeft in de diverse aspecten van het ontwerp-besluit.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Het artikel geeft in lid 1 onder a tot en met d een opsomming van de besluiten van de Verenigde Vergadering die in ieder geval onder de werking van de Inspraakverordening vallen.

Lid 1 onder e biedt daarnaast de mogelijkheid om ook andere besluiten van algemene strekking,  die naar aard of belang hiervoor in aanmerking komen onder de werking van de Inspraakverordening te laten vallen.

Daarnaast biedt het tweede lid de mogelijkheid om besluiten van het college, die naar het oordeel van het college hiervoor in aanmerking komen, onder de werking van de Inspraakverordening te brengen.

Artikel 3

Dit artikel regelt de openbaarmaking door terinzagelegging van het ontwerp-besluit waarop belanghebbenden hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

Artikel 4

Dit artikel regelt op welke wijze op ruime schaal bekendheid moet worden gegeven aan het feit dat een besluit met toepassing van de Inspraakverordening wordt voorbereid. Daarbij wordt voorgeschreven welke informatie de openbare kennisgeving moet bevatten opdat de inspraakprocedure goed kan verlopen.

Artikel 5

Geregeld wordt door wie, binnen welke termijn en op welke wijze zienswijzen over de te nemen beslissing naar voren kunnen worden gebracht.

Artikel 6

Lid 2 waarborgt dat de indiener van een zienswijze op de hoogte wordt gebracht van de beschouwingen van het college op zijn zienswijze. 

Artikel 7

Dit artikel kent belanghebbenden het recht toe om bij het college een klacht in te dienen over de wijze waarop toepassing is gegeven aan de Inspraakverordening.