Regeling vervallen per 18-02-2019

Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland

Geldend van 13-01-2010 t/m 17-02-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland

Artikel 1

Artikel 1.

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. waterkeringen: zeewering, dijken, kaden en andere kunstmatige of natuurlijke hoogten, onder welke benaming ook, die dienen tot kering van zee-, rivier-, boezem- of polderwater.

1. primaire waterkeringen: waterkeringen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de waterkering en als zodanig zijn aangegeven op de overzichtskaart als bedoeld in artikel 13 van de Wet op de waterkering ;

2. overige waterkeringen: kunstmatige of natuurlijke hoogten onder welke benaming ook, die dienen tot kering van wateren en als zodanig zijn aangegeven, respectievelijk zijn vastgelegd in de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet;

b. wateren: oppervlaktewateren die dienen voor de afvoer en/of aanvoer en/of berging van water; deze worden naar functie onderscheiden in:

1. primaire wateren: wateren en watergangen onder welke benaming ook, die als zodanig zijn aangegeven, respectievelijk vastgelegd in de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid van de Waterschapswet;

2. overige wateren: wateren en watergangen onder welke benaming ook, niet zijnde primaire wateren, die als zodanig zijn aangegeven, respectievelijk vastgelegd in de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet;

c. kunstwerken: waterstaatkundige werken die van belang zijn voor de taakuitoefening van het hoogheemraadschap;

d. Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, tenzij anders is aangegeven.

e. watersysteem: samenhangend geheel van één of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken.

Hoofdstuk 2 Gebied, taken en onderhoudsverplichtingen

Artikel 2.

1. De begrenzing van het gebied waarin de onderscheidene taken, bedoeld in artikel 3 worden uitgeoefend, is aangegeven op de bij dit reglement behorende kaart. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd de begrenzing zonodig nader in detail te bepalen.

2. Een gewaarmerkt exemplaar van de in het eerste lid bedoelde kaart berust bij de provincies Zuid-Holland en Noord-Holland en bij het hoogheemraadschap.

Artikel 3.

1. Het hoogheemraadschap heeft tot taak de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voor zover deze taak niet uitdrukkelijk aan andere publiekrechtelijke lichamen is opgedragen.

2.. Deze taak omvat de zorg voor het watersysteem en de zorg voor de zuivering van afvalwater, daaronder mede begrepen het stedelijk afvalwater dat afkomstig is vanuit het beheersgebied van een aangrenzende waterbeheerder en dat krachtens artikel 3.4, eerste lid van de Waterwet om doelmatigheidsredenen wordt gezuiverd op een zuiveringstechnisch werk dat in beheer is bij het hoogheemraadschap.

3. Als uitvloeisel van de taak, bedoeld in het tweede lid, onder a, is het hoogheemraadschap tezamen met de aangrenzende waterschappen belast met de zorg voor de instandhouding van de landscheidingen tussen het hoogheemraadschap enerzijds en de aangrenzende waterschappen anderzijds.

4. De taak van het hoogheemraadschap omvat mede de zorg voor de toepassing van de Scheepvaartverkeerswet, voor zover het wateren betreft waarvoor het hoogheemraadschap is aangewezen als bevoegd gezag.

5. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland wijzen, als bedoeld in artikel 5a van de Waterschapswet, de waterstaatswerken, gelegen in de gemeente Haarlem aan, die op een door hen te bepalen datum in beheer van het hoogheemraadschap overgaan.

Artikel 4.

1. Het onderhoud van waterkeringen berust bij het hoogheemraadschap, voor zover het betreft het instandhouden van stabiliteit en profiel.

2. Het onderhoud van primaire wateren berust bij het hoogheemraadschap.

3. Het onderhoud van kunstwerken berust bij het hoogheemraadschap, tenzij een derde daartoe wettelijk verplicht is, of, indien zodanige verplichting ontbreekt of niet bekend is, bij de zakelijk gerechtigde tot het kunstwerk.

Artikel 5.

1. De onderhoudsplichtigen en de onderhoudsverplichtingen betreffende waterkeringen en wateren worden aangegeven respectievelijk vastgelegd in de legger, bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet.

2. In de legger wordt vermeld wat de functie is van het desbetreffende waterstaatswerk, wie met het onderhoud is belast en wat het onderhoud omvat.

3. Ten aanzien van de vaststelling van de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid van de Waterschapswet zijn de artikelen 73 en 74 van de Waterschapswet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. vervallen

Hoofdstuk 3 Zetel en bestuur

Artikel 7.

De zetel van het hoogheemraadschap is gevestigd te Leiden.

Artikel 8.

Het bestuur van het hoogheemraadschap bestaat uit een algemeen bestuur, aangeduid onder de benaming verenigde vergadering, een dagelijks bestuur, aangeduid onder de benaming dijkgraaf en hoogheemraden en een voorzitter, aangeduid onder de benaming dijkgraaf.

Artikel 9.

1. Het algemeen bestuur bestaat uit dertig leden.

Van deze leden vertegenwoordigen:

a. eenentwintig leden de categorie ingezetenen, als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel a, van de Waterschapswet;

b. vier leden de categorie ongebouwd als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeelb, van de Waterschapswet;

c. één lid de categorie natuurterreinen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel c, van de Waterschapswet;

d. vier leden de categorie bedrijven als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel d, van de Waterschapswet.

2. a. De leden bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden benoemd door de Land- en Tuinbouworganisatie Noord, met dien verstande dat bij de benoeming acht word geslagen op een adequate vertegenwoordiging van de verschillende bedrijfssectoren binnen de land en tuinbouw in het gebied.

b. De leden bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, worden gezamenlijk benoemd door de Kamer van Koophandel en Fabrieken Rotterdam, de Kamer van Koophandel en Fabrieken Den Haag en de Kamer van Koophandel en de Fabrieken Amsterdam, met dien verstande dat de Kamers bij de benoeming acht slaan op een adequate vertegenwoordiging van de categorie bedrijven in het gebied van elke Kamer, voor zover gelegen binnen het gebied van het hoogheemraadschap.

Artikel 10. vervallen

Artikel 11.

1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en ten hoogste vijf andere leden.

2. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 41, tweede lid, van de Waterschapswet.

Artikel 12.

De benoeming van de leden van het dagelijks bestuur na de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling.

Artikel 13.

1. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Het doet daarvan schriftelijk bericht aan het algemeen bestuur.

2. Schorsing van en tussentijds verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengen terstond schorsing van, onderscheidenlijk verlies van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur mee.

Artikel 14. vervallen

Hoofdstuk 4 Bevoegdheden en verplichtingen bestuur

Artikel 15.

Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel 16.

Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Het zendt dit reglement aan het algemeen bestuur.

Artikel 17.

1. Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen commissies instellen die hen van advies dienen over onderwerpen die het belang van het hoogheemraadschap betreffen.

2. In het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur en voor de vergaderingen van het dagelijks bestuur worden, indien toepassing wordt gegeven aan het gestelde in het eerste lid, regels gesteld omtrent de benoeming, de zittingsduur, de adviestaken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de commissie.

3. Indien adviescommissies worden ingesteld ten behoeve van het algemeen bestuur, is op die commissies artikel 35 van de Waterschapswet van toepassing.

Artikel 18.

Artikel 86, vierde lid, van de Waterschapswet blijft ten aanzien van de daarin genoemde beslissingen van het dagelijks bestuur buiten toepassing.

Artikel 19. Vervallen

Artikel 20.

De eed (verklaring en belofte) als bedoeld in artikel 50 van de Waterschapswet, wordt door de voorzitter afgelegd ten overstaan van de Commissarisder Koningin in de provincie Zuid-Holland.

Hoofdstuk 5 Toezicht

Artikel 21.

Het toezicht op het hoogheemraadschap wordt uitgeoefend door Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten bepalen in onderling overleg op welke wijze de voorbereiding en besluitvorming zal plaatsvinden over hetgeen ter zake van het gemeenschappelijk toezicht moet worden beslist.

Artikel 22.

Voor de toepassing van artikel 3.12 van de Waterwet wordt de aanwijzing gegeven door gedeputeerde staten van de provincie op wier grondgebied in hoofdzaak het besluit betrekking heeft.

Artikel 23.

Het dagelijks bestuur zendt onverwijld aan Gedeputeerde Staten:

a. besluiten tot vaststelling of wijziging van de leggers waarin is omschreven waaraan waterstaatswerken moeten voldoen, als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet;

b. ontwerpbesluiten tot vaststelling van een peilbesluit, als bedoeld in artikel 4.2 van de Waterverordening Rijnland;

c. ontwerpbesluiten tot vaststelling, wijziging of intrekking van een vergunning voor het permanent onttrekken van grondwater of permanent infiltreren van water in een milieubeschermingsgebied voor grondwater, als bedoeld in artikel 5.3 van de Waterverordening Rijnland;

d. ontwerpbesluiten tot vaststelling of wijziging van een keur, als bedoeld in artikel 80, eerste lid van de Waterschapswet;

e. besluiten tot vaststelling van een calamiteitenplan, als bedoeld in artikel 5.29, eerste lid van de Waterwet;

f. besluiten tot oprichting of deelneming in een rechtspersoon.

Artikel 24. vervallen

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 25.

Provinciale Staten van Zuid-Holland zijn bevoegd tot besluitvorming omtrent wijzigingen van dit reglement indien en voorzover deze van beperkte strekking zijn.

Artikel 26.

Nadere voorzieningen ter uitvoering van dit reglement vereist, doch waaromtrent een regeling ontbreekt, worden door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland getroffen.

Artikel 27. Vervallen

Toelichting besluit tot wijziging Waterschapsreglement

Algemeen

Met dit besluit tot wijziging wordt het Reglement voor het hoogheemraadschap van Rijnland aangepast aan de Waterwet. De Waterwet, die naar verwachting eind 2009 in werking treedt, brengt onder meer een wijziging in het toezicht op de waterschappen mee.

Kenmerkend voor het toezicht is dat de provincie zich richt op de verwezenlijking van de strategische doelstellingen van het waterbeheer. De provincie vervult de rol van regisseur van het water- en omgevingsbeleid. Daarbij past een meer procesmatig toezicht, dat bestaat uit informatie verzamelen, deze beoordelen en, waar nodig, handelen. Het accent ligt daarbij bij een vroegtijdige en adequate informatieuitwisseling tussen de provincie en de waterschappen.

Wat betreft het toezicht op de uitvoering door de waterschappen wordt met de inwerkingtreding van de Waterwet wijziging gebracht in het beschikbare instrumentarium. Met de invoering van de Waterwet worden het hoofdstuk over goedkeuring1 en het artikel over administratief beroep2 uit de Waterschapswet geschrapt. Dit betekent dat besluiten (zoals bijvoorbeeld peilbesluiten) niet langer meer via het reglement aan goedkeuring kunnen worden gebonden en dat deze ook niet meer gebonden zijn aan administratief beroep. De generieke instrumenten (schorsing, vernietiging en indeplaatstreding) zijn gebleven.

Nieuw is het in de Waterwet opgenomen algemene aanwijzingsinstrument dat zowel reactief als proactief kan worden ingezet. Aanwijzingen zullen kunnen worden gegeven bij het uitoefenen van taken en bevoegdheden door de waterschappen. Met deze gewijzigde toezichtsrelatie tussen de provincie en het waterschap, komt ook een andere rol van de provincie bij dit toezicht in beeld. De rol van de provincie wordt daarbij, meer dan nu het geval is, procesbewaker. Kenmerkend daarbij is dat de provincie zich meer en meer richt op de verwezenlijking van de strategische doelen van het waterbeheer. Daarbij past een sturend instrumentarium dat is gericht op operationalisering van het (inter)- nationale en regionale waterbeleid. Om een correcte en zorgvuldige afweging te kunnen maken bij de inzet van aanwijzingen, schorsing, vernietiging en indeplaatsstelling zal in dit reglement worden voorzien in een informatieplicht van het hoogheemraadschap aan de provincie bij een aantal relevante besluiten.

Artikel 6 van de Waterschapswet maakt het mogelijk bij een interprovinciaal waterschap bij reglement te bepalen dat reglementswijzigingen van beperkte strekking kunnen worden opgedragen aan één van de provinciale staten. Artikel 25 van het reglement voorziet daarin. Op grond van dat artikel zijn provinciale staten van Zuid-Holland afzonderlijk bevoegd tot wijziging van het reglement, tenzij het een wijziging is betreffende de taken of het gebied van het waterschap. Die uitzondering doet zich bij deze reglementswijziging niet voor. Dit besluit behoeft derhalve niet mede te worden vastgesteld door provinciale staten van Noord-Holland.

Artikelgewijs

Artikel I

A

Artikel 1, letter a

In het huidige Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap van Rijnland wordt binnen de definitie van waterkeringen een functioneel onderscheid gemaakt tussen primaire waterkeringen en overige waterkeringen. Dit onderscheid is niet relevant voor de in dit reglement opgenomen onderhoudsverplichting en kan daarom vervallen.

B

Artikel 3, tweede lid

In artikel 3, tweede lid onder a en b van het Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap van Rijnland is een verwijzing opgenomen naar artikel 15a, eerste lid van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Met de invoering van de Waterwet komt, onder meer, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren te vervallen. De verwijzing is daarom hier vervangen door een verwijzing naar het in dit geval relevante artikel 3.4, eerste lid van de Waterwet. Naast deze meer technische wijziging wordt in algemene zin opgemerkt dat de taak van zuivering van afvalwater ruim gezien behoort te worden. Zo bezien hoort bijvoorbeeld ook de verwerking van bij de afvalwaterzuivering vrijkomende reststoffen tot het zuiveren van afvalwater.

Artikel 3, tweede lid, letter c, was bedoeld om te zorgen voor adequate vaargelegenheid in de wateren die waren aangegeven op de kaart die hoort bij het reglement. Omdat deze zorgplicht onderdeel uitmaakt van de zorg voor het gehele watersysteem is het niet langer nodig om deze taak expliciet te benoemen.

C

Artikel 4, eerste lid

Zoals hiervoor in onderdeel A reeds is vermeld, komt in de reglement het onderscheid tussen primaire en overige waterkeringen te vervallen. Daarmee kan ook in het eerste lid van artikel 4 het onderscheid verdwijnen en berust het onderhoud, voor zover het betreft het instandhouden van stabiliteit en profiel, voor alle waterkeringen bij het hoogheemraadschap.

D

Artikel 19

Artikel 19 van het Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap van Rijnland verklaarde in beginsel het dagelijks bestuur bevoegd tot uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen, waar medewerking werd gevorderd van het waterschap. Deze bepaling is destijds opgenomen in het reglement omdat veel (wettelijke) regelingen niet expliciet bepaalden welk orgaan van een waterschap bevoegd was. Het artikel was daarmee van praktische waarde. Inmiddels is het, onder meer met de herziening van de Waterschapswet, steeds meer gewoonte dat in (wettelijke) regelingen wel wordt bepaald van welk orgaan van een waterschap medewerking wordt verlangd.

Er lijken vooralsnog geen redenen meer aanwezig die zich verzetten tegen het laten vervallen van dit artikel. Vandaar dat uit een oogpunt van doelmatigheid is gekozen om het artikel te laten vervallen.

E

Artikel 22

Artikel 22 van het Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap van Rijnland, waarin is bepaald dat peilbesluiten die door de waterschappen worden vastgesteld, goedkeuringplichtig zijn, is komen te vervallen. De goedkeuringsplicht is met de Waterwet komen te vervallen. Wel zullen de ontwerppeilbesluiten komen te vallen onder de werking van artikel 23 van dit reglement. Daarin is bepaald dat deze ontwerpbesluiten aan Gedeputeerde Staten worden toegezonden. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij onderdeel F van dit reglement. In plaats van het oude artikel 22 is een nieuw artikel opgenomen dat gaat over de aanwijzingsbevoegdheid van Gedeputeerde Staten op grond van deWaterwet. Deze kunnen indien een samenhangend en doelmatig waterbeheer dat vordert een aanwijzing geven over de uitoefening van taken of bevoegdheden door het hoogheemraadschap.

F

Artikel 23

Met de invoering van de Waterwet is gekozen voor een watersysteembeheerbenadering. Daarbij zijn het de provincies die de algemene lijnen van het beleid uitzetten en het toezicht houden op de uitvoering. De inhoudelijke kant van de beheerstaak komt overwegend te liggen bij de waterschappen. Naast deze beleidswijziging voortvloeiend uit de Waterwet, werkt de Provincie Zuid-Holland ook aan een bestuurlijke vernieuwing binnen het project Provincie Nieuwe Stijl (PNS). In dit kader past een regisserende rol voor de provincie, naast een meer uitvoerende rol voor de waterschappen. Een en ander maakt dat niet langer gewerkt wordt met een goedkeuringsprocedure. Wel past in de vernieuwde sturingsvisie dat de waterschappen de provincie tijdig adequaat informeren over de wijze waarop zij hun verantwoordelijkheden invulling geven. Daarmee wordt ruimte gegeven voor overleg voorafgaand aan de definitieve vaststelling van relevante besluiten. Slechts indien dan blijkt dat er strijd is tussen het nationaal of regionaal beleid en het (ontwerp)besluit van de waterschappen, zal de provincie haar visie geven over de gevolgen van een ongewijzigde vaststelling van het (ontwerp)besluit. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de provincie zich nog langer uitputtend met de inhoud van de besluiten inlaat.

In artikel 23 van dit reglement is een opsomming gegeven van relevant geachte besluiten welke in hun (ontwerp)fase moeten worden toegezonden aan Gedeputeerde Staten.

Het betreft hier de (ontwerp)besluiten voor:

  • leggers;

  • peilbesluiten;

  • de keur;

  • de vergunningen in het kader van grondwater beheer in de milieubeschermingsgebieden;

  • calamiteitenplannen;

  • oprichting of deelneming in een rechtspersoon.

De leggers en de keur bevatten bepalingen die van invloed kunnen zijn op het provinciaal beleid van de ruimtelijke ordening en zijn om die reden opgenomen in de lijst van meldplichtige besluiten.

De peilbesluiten zijn, ondanks het vervallen van de goedkeuringsplicht, van groot belang voor het provinciaal beleid. Niet zozeer de toetsing van de individuele peilbesluiten, als wel het vroegtijdig kunnen signaleren van bijvoorbeeld een mogelijk ongewenste trend voor bijvoorbeeld verdroging in kwetsbare veenweidegebieden, maken dat een terughoudende vorm van toezicht op de peilbesluiten nodig wordt geacht. Daarbij is mede in overweging genomen dat een ongewenste trend in deze gevallen kan leiden tot onherstelbare schade. De informatieplicht voor vergunningen in het kader van grondwaterbeheer in de milieubeschermingsgebieden is een gevolg van de verschuivingen in de bevoegdheden voor het verstrekken van grondwatervergunningen. De provincie blijft in haar regisserende rol verantwoordelijk voor de kwaliteit van de milieubeschermingsgebieden, waardoor zij mede belang blijft houden bij het volgen van de ontwikkelingen met betrekking tot onttrekkingen en infiltraties in het grondwater.

De informatie over calamiteitenplannen vloeit voort uit het wettelijk kader en de behoefte tot het zorgvuldig op elkaar afstemmen van de verschillende calamiteitenplannen. De besluiten tot oprichting of deelneming in een rechtspersoon kunnen grote financiele gevolgen hebben, waardoor de behoefte aan informatie op dit vlak gewenst blijft.

G

Artikel 25

Artikel 6 van de Waterschapswet maakt het bij een interprovinciaal waterschap mogelijk bij reglement te bepalen dat reglementswijzigingen van beperkte strekking kunnen worden opgedragen aan één van de provinciale staten. In artikel 25 is hierin voorzien. Voorgeschreven was dat alleen reglementswijzigingen die onderhevig zijn aan de goedkeuring van de minister van Verkeer en Waterstaat bij gemeenschappelijke besluitvorming moeten plaatsvinden. Met de inwerkingtreding van de Wet modernisering waterschapsbestel in 2008 zijn ook besluiten van niet beperkte strekking, zoals bijvoorbeeld de samenstelling van het bestuur van het waterschap, niet meer onderhevig aan de goedkeuring door de minister van Verkeer en Waterstaat.

Thans wordt aangesloten bij artikel 6 van de Waterschapswet en aangegeven dat alleen voor wijzigingen van beperkte strekking provinciale staten van de provincie Zuid-Holland bevoegd zijn tot aanpassing van het reglement.

H

Artikel 27

Artikel 27 van het Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap van Rijnland bevatte een aantal overgangsbepalingen die ten tijde van de vorige reglementswijziging noodzakelijk werden geacht. Deze overgangsbepalingen kunnen door tijdsverloop of gebrek aan opportuniteit komen te vervallen.

Artikel II

Op de kaart die hoort bij het reglement is het taakgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland aangegeven. Op de vorige versie waren ook de vaarwateren aangegeven waarvoor het Hoogheemraadschap van Rijnland een zorgplicht had. Zoals eerder in artikel I, onderdeel B is aangegeven, maakt deze zorgplicht onderdeel uit van de zorg voor het gehele watersysteem. Hierdoor is het ook niet langer nodig de betreffende wateren op de kaart te markeren.

Integrale tekstuitgave Reglement van Bestuur voor het Hoogheemraadschap van Rijnland naar aanleiding van het wijzigingsbesluit van Provinciale Staten van 14 december 2009

Hoofdstuk 1.

Inleidende bepalingen.

Artikel 1.

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. waterkeringen: zeewering, dijken, kaden en andere kunstmatige of natuurlijke hoogten, onder welke benaming ook, die dienen tot kering van zee-, rivier-, boezem- of polderwater.

b. wateren: oppervlaktewateren die dienen voor de afvoer en/of aanvoer en/of berging van water; deze worden naar functie onderscheiden in:

1. primaire wateren: wateren en watergangen onder welke benaming ook, die als zodanig zijn aangegeven, respectievelijk vastgelegd in de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid van de Waterschapswet;

2. overige wateren: wateren en watergangen onder welke benaming ook, niet zijnde primaire wateren, die als zodanig zijn aangegeven, respectievelijk vastgelegd in de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet;

c. kunstwerken: waterstaatkundige werken die van belang zijn voor de taakuitoefening van het hoogheemraadschap;

d. Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en Gedeputeerde Staten van Noord- Holland, tenzij anders is aangegeven.

e. watersysteem: samenhangend geheel van één of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken.

Hoofdstuk 2.

Gebied, taken en onderhoudsverplichtingen.

Artikel 2.

1. De begrenzing van het gebied waarin de onderscheidene taken, bedoeld in artikel 3 worden uitgeoefend, is aangegeven op de bij dit reglement behorende kaart. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd de begrenzing zonodig nader in detail te bepalen.

2. Een gewaarmerkt exemplaar van de in het eerste lid bedoelde kaart berust bij de provincies Zuid- Holland en Noord-Holland en bij het hoogheemraadschap.

Artikel 3.

1. Het hoogheemraadschap heeft tot taak de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voor zover deze taak niet uitdrukkelijk aan andere publiekrechtelijke lichamen is opgedragen.

2. Deze taak omvat de zorg voor het watersysteem en de zorg voor de zuivering van afvalwater, daaronder mede begrepen het stedelijk afvalwater dat afkomstig is vanuit het beheersgebied van een aangrenzende waterbeheerder en dat krachtens artikel 3.4, eerste lid van de Waterwet om doelmatigheidsredenen wordt gezuiverd op een zuiveringstechnisch werk dat in beheer is bij het hoogheemraadschap.

3. Als uitvloeisel van de taak, bedoeld in het tweede lid, is het hoogheemraadschap tezamen met de aangrenzende waterschappen belast met de zorg voor de instandhouding van de landscheidingen tussen het hoogheemraadschap enerzijds en de aangrenzende waterschappen anderzijds.

4. De taak van het hoogheemraadschap omvat mede de zorg voor de toepassing van de Scheepvaartverkeerswet, voor zover het wateren betreft waarvoor het hoogheemraadschap is aangewezen als bevoegd gezag.

5. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland wijzen, als bedoeld in artikel 5a van de Waterschapswet, de waterstaatswerken, gelegen in de gemeente Haarlem aan, die op een door hen te bepalen datum in beheer van het hoogheemraadschap overgaan.

Artikel 4.

1. Het onderhoud van waterkeringen berust bij het hoogheemraadschap, voor zover het betreft het instandhouden van stabiliteit en profiel.

2. Het onderhoud van primaire wateren berust bij het hoogheemraadschap.

3. Het onderhoud van kunstwerken berust bij het hoogheemraadschap, tenzij een derde daartoe wettelijk verplicht is, of, indien zodanige verplichting ontbreekt of niet bekend is, bij de zakelijk gerechtigde tot het kunstwerk.

Artikel 5.

1. De onderhoudsplichtigen en de onderhoudsverplichtingen betreffende waterkeringen en wateren worden aangegeven respectievelijk vastgelegd in de legger, bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet.

2. In de legger wordt vermeld wat de functie is van het desbetreffende waterstaatswerk, wie met het onderhoud is belast en wat het onderhoud omvat.

3. Ten aanzien van de vaststelling van de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid van de Waterschapswet zijn de artikelen 73 en 74 van de Waterschapswet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. vervallen

Hoofdstuk 3.

Zetel en bestuur.

Artikel 7.

De zetel van het hoogheemraadschap is gevestigd te Leiden.

Artikel 8.

Het bestuur van het hoogheemraadschap bestaat uit een algemeen bestuur, aangeduid onder de benaming verenigde vergadering, een dagelijks bestuur, aangeduid onder de benaming dijkgraaf en hoogheemraden en een voorzitter, aangeduid onder de benaming dijkgraaf.

Artikel 9.

1. Het algemeen bestuur bestaat uit dertig leden. Van deze leden vertegenwoordigen:

a. eenentwintig leden de categorie ingezetenen, als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel a, van de Waterschapswet;

b. vier leden de categorie ongebouwd als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel b, van de Waterschapswet;

c. één lid de categorie natuurterreinen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel c, van de Waterschapswet;

d. vier leden de categorie bedrijven als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel d, van de Waterschapswet.

2 a. De leden bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden benoemd door de Land- en Tuinbouworganisatie Noord, met dien verstande dat bij de benoeming acht word geslagen op een adequate vertegenwoordiging van de verschillende bedrijfssectoren binnen de land en tuinbouw in het gebied.

b. De leden bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, worden gezamenlijk benoemd door de Kamer van Koophandel en Fabrieken Rotterdam, de Kamer van Koophandel en Fabrieken Den Haag en de Kamer van Koophandel en de Fabrieken Amsterdam, met dien verstande dat de Kamers bij de benoeming acht slaan op een adequate vertegenwoordiging van de categorie bedrijven in het gebied van elke Kamer, voor zover gelegen binnen het gebied van het hoogheemraadschap.

Artikel 10. vervallen

Artikel 11.

1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en ten hoogste vijf andere leden.

2. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 41, tweede lid, van de Waterschapswet. Artikel 12. De benoeming van de leden van het dagelijks bestuur na de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling.

Artikel 13.

1. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Het doet daarvan schriftelijk bericht aan het algemeen bestuur.

2. Schorsing van en tussentijds verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengen terstond schorsing van, onderscheidenlijk verlies van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur mee.

Artikel 14. vervallen

Hoofdstuk 4.

Bevoegdheden en verplichtingen bestuur

Artikel 15.

Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel 16.

Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Het zendt dit reglement aan het algemeen bestuur.

Artikel 17.

1. Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen commissies instellen die hen van advies dienen over onderwerpen die het belang van het hoogheemraadschap betreffen.

2. In het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur en voor de vergaderingen van het dagelijks bestuur worden, indien toepassing wordt gegeven aan het gestelde in het eerste lid, regels gesteld omtrent de benoeming, de zittingsduur, de adviestaken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de commissie.

3. Indien adviescommissies worden ingesteld ten behoeve van het algemeen bestuur, is op die commissies artikel 35 van de Waterschapswet van toepassing.

Artikel 18.

Artikel 86, vierde lid, van de Waterschapswet blijft ten aanzien van de daarin genoemde beslissingen van het dagelijks bestuur buiten toepassing.

Artikel 19. vervallen

Artikel 20.

De eed (verklaring en belofte) als bedoeld in artikel 50 van de Waterschapswet, wordt door de voorzitter afgelegd ten overstaan van de Commissaris der Koningin in de provincie Zuid-Holland.

Hoofdstuk 5.

Toezicht.

Artikel 21.

Het toezicht op het hoogheemraadschap wordt uitgeoefend door Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten bepalen in onderling overleg op welke wijze de voorbereiding en besluitvorming zal plaatsvinden over hetgeen ter zake van het gemeenschappelijk toezicht moet worden beslist.

Artikel 22.

Voor de toepassing van artikel 3.12 van de Waterwet wordt de aanwijzing gegeven door gedeputeerde staten van de provincie op wier grondgebied in hoofdzaak het besluit betrekking heeft.

Artikel 23.

Het dagelijks bestuur zendt onverwijld aan Gedeputeerde Staten:

 g. besluiten tot vaststelling of wijziging van de leggers waarin is omschreven waaraan waterstaatswerken moeten voldoen, als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet;

h. ontwerpbesluiten tot vaststelling van een peilbesluit, als bedoeld in artikel 4.2 van de Waterverordening Rijnland;

i. ontwerpbesluiten tot vaststelling, wijziging of intrekking van een vergunning voor het permanent onttrekken van grondwater of permanent infiltreren van water in een milieubeschermingsgebied voor grondwater, als bedoeld in artikel 5.3 van de Waterverordening Rijnland;

j. ontwerpbesluiten tot vaststelling of wijziging van een keur, als bedoeld in artikel 80, eerste lid van de Waterschapswet;

k. besluiten tot vaststelling van een calamiteitenplan, als bedoeld in artikel 5.29, eerste lid van de Waterwet;

l. besluiten tot oprichting of deelneming in een rechtspersoon.

Artikel 24. vervallen

Hoofdstuk 6.

Slotbepalingen.

Artikel 25.

Provinciale Staten van Zuid-Holland zijn bevoegd tot besluitvorming omtrent wijzigingen van dit reglement indien en voorzover deze van beperkte strekking zijn.

Artikel 26.

Nadere voorzieningen ter uitvoering van dit reglement vereist, doch waaromtrent een regeling ontbreekt, worden door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland getroffen.

Artikel 27. vervallen.