Regeling vervallen per 13-03-2019

Reglement van Orde voor de Verenigde Vergadering en Commissies Rijnland 2005

Geldend van 25-03-2009 t/m 12-03-2019

Intitulé

Reglement van Orde voor de Verenigde Vergadering en Commissies Rijnland 2005

De Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland;

Gezien het voorstel van de voorbereidingscommissie d.d. 24 december 2004;

Gelet op artikel 15 van het Reglement voor het hoogheemraadschap van Rijnland;

Besluit:

vast te stellen het

Reglement van orde voor de Verenigde Vergadering en de Commissies Rijnland 2005

Aanhef

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    Rijnland: het hoogheemraadschap van Rijnland;

  • b.

    Reglement: het Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland;

  • c.

    Kiesreglement: het Kiesreglement voor het hoogheemraadschap van Rijnland;

  • d.

    Verenigde Vergadering: het algemeen bestuur, bedoeld in artikel 8 van het Reglement;

  • e.

    voorzitter: de dijkgraaf van Rijnland of degene die hem op aanwijzing van het college vervangt;

  • f.

    college: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland;

  • g.

    secretaris: de secretaris-algemeen directeur van Rijnland of degene die hem op aanwijzing van het college vervangt;

  • h.

    lid: een lid van de Verenigde Vergadering al naar uit het zinsverband blijkt;

  • i.

    hoogheemraad: een ander lid van het college als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het Reglement;

  • j.

    vergadering: een bijeenkomst van de Verenigde Vergadering, voor zover niet het tegendeel blijkt;

  • k.

    commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk III van dit reglement;

  • l.

    amendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig conceptbesluit, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • m.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • n.

     motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken zonder dat daaraan rechtsgevolgen zijn verbonden;

  • o.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • p.

    initiatiefvoorstel: voorstel door een lid gedaan en buiten de agenda vallend, dat zo spoedig mogelijk op de agenda van de vergadering wordt geplaatst;

  • q.

    informatie: gegevens neergelegd in schriftelijke stukken of mondeling verstrekt en ander materiaal dat gegevens bevat;

  • r.

    advies: een deskundig oordeel;

  • s.

    bijstand: het verzamelen en verwerken van informatie en het verlenen van hulp bij de redactionele vormgeving van voorstellen, amendementen en moties.

  • t.

    fractie: de leden van de Verenigde Vergadering, die door en uit de categorie ingezetenen zijn gekozen via de kandidatenlijst van een belangengroepering of de gezamenlijke kandidaten­lijst van meer dan één belangen­groepering, dan wel de leden van de Verenigde Vergadering die aan de voorzitter hebben bericht zich van een fractie te hebben afgescheiden.

Artikel 2 De voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde gedurende de vergadering;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde;

    • d.

      wat de wet, het Reglement of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2. De voorzitter verleent het woord, formuleert de conclusies waarover zal worden gestemd en deelt de uitslag van de stemmingen mede.

Artikel 3 De secretaris

  • 1. De secretaris is aanwezig in de vergadering.

  • 2. De secretaris kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

  • 3. De secretaris draagt zorg voor voldoende ambtelijke bijstand als bedoeld in hoofdstuk V.

Hoofdstuk II Vergaderingen

Paragraaf II.1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 4 Vergaderfrequentie

  • 1. De Verenigde Vergadering vergadert jaarlijks ten minste vier maal.

  • 2. De Verenigde Vergadering vergadert voorts indien de voorzitter of het college het nodig oordeelt of indien ten minste zes leden daarom schriftelijk en met opgave van redenen verzoeken.

Artikel 5 Dag en plaats van vergaderen

De voorzitter bepaalt de dag, het tijdstip en de plaats van de vergaderingen.

Artikel 6 Oproep; agenda

  • 1. De voorzitter zendt de leden - spoedeisende vergaderingen uitgezonderd - ten minste twaalf dagen vóór een vergadering een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, tijd en plaats van de vergadering.

  • 2. De oproepingsbrief vermeldt de onderwerpen die in de vergadering behandeld zullen worden in de volgorde waarin deze aan de orde zullen worden gesteld.

  • 3. De Verenigde Vergadering kan besluiten de volgorde van behandeling te wijzigen.

  • 4. De Verenigde Vergadering kan op voorstel van de voorzitter of een lid in spoedeisende gevallen besluiten onderwerpen die niet in de oproepingsbrief zijn vermeld terstond in behandeling te nemen.

  • 5. De voorzitter kan na het verzenden van de oproepingsbrief zo nodig een aanvullende agenda doen uitgaan. De daarop vermelde voorstellen worden zo spoedig mogelijk doch uiterlijk twee maal 24 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

  • 6. Wanneer de Verenigde Vergadering een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan zij besluiten tot verwijzing naar een commissie of tot terugzending naar het college om nadere inlichtingen of om advies.

Artikel 7 Toezending stukken

  • 1. De voorzitter zorgt er voor dat - spoedeisende gevallen uitgezonderd - de te behandelen voorstellen ten minste twaalf dagen voor de vergadering aan de leden worden gezonden.

  • 2. De notulen van de voorgaande vergadering worden zo mogelijk gelijktijdig met de overige voorstellen aan de leden toegezonden.

Artikel 8 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. De stukken, welke dienen ter toelichting van de voorstellen en niet in kopie aan de leden worden toegezonden, worden gelijktijdig met het verzenden van de voorstellen voor de leden in het Rijnlandhuis ter inzage gelegd. Indien ná dit tijdstip stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.

  • 2. Een lid mag een origineel van een ter inzage gelegd stuk niet buiten het Rijnlandhuis brengen. Een lid mag een kopie van een ter inzage gelegd stuk slechts voor eigen gebruik buiten het Rijnlandhuis brengen.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid blijven de stukken, omtrent wier inhoud ingevolge artikel 37, eerste dan wel tweede lid, van de Waterschapswet geheimhouding is opgelegd, onder berusting van de secretaris, die de leden de inzage verleent.

  • 4. Indien leden het verlangen daartoe kenbaar maken, verstrekt de secretaris of een door hem aan te wijzen ambtenaar hen de nodige toelichting op de te behandelen zaken.

Artikel 9 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt door aankondiging in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen en verder op de voor afkondigingen bij Rijnland gebruikelijke wijze ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, de aanvangstijd en plaats alsmede de agenda van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar de agenda en de daarbij behorende voorstellen kunnen worden ingezien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 22.

Paragraaf II.2 Orde van de vergaderingen

Artikel 10 Presentielijst; verhindering

  • 1. Ieder ter vergadering komend lid tekent onmiddellijk na aankomst in de vergaderzaal de presentielijst.

  • 2. Een lid dat verhinderd is de vergadering bij te wonen, geeft daarvan zo mogelijk vóór de aanvang van de vergadering kennis aan de secretaris.

  • 3. Een lid dat vóór de sluiting de vergadering verlaat, geeft daarvan bij het begin van de vergadering kennis aan de voorzitter.

  • 4. Aan het einde van de vergadering wordt de presentielijst door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel 11 Zitplaatsen

  • 1. De leden hebben een vaste zitplaats, die hen door de voorzitter bij de aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de Verenigde Vergadering en telkenmale na de toelating van een nieuw lid is aangewezen.

  • 2. De leden van het college alsmede de secretaris nemen plaats ter weerszijden van de voorzitter, met dien verstande dat de secretaris plaatsneemt direct ter linker zijde van de voorzitter.

Artikel 12 Openbaarheid; toehoorders en pers

  • 1. De vergaderingen van de Verenigde Vergadering zijn, behoudens wanneer toepassing is gegeven aan het bepaalde in paragraaf II.5, openbaar.

  • 2. Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

Artikel 13 Vergaderquorum, Opening vergadering

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zittinghebbende leden tegenwoordig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, deelt de voorzitter mee, nadat hij de namen van de afwezige leden heeft voorgelezen, dat de vergadering niet wordt geopend.

  • 3. Indien ingevolge het tweede lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 4. Op de vergadering bedoeld in het derde lid zijn het eerste en het tweede lid niet van toepassing. De Verenigde Vergadering kan echter over andere aangelegenheden dan die voor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering waren geagendeerd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 14 Notulen

  • 1. Tijdens elke vergadering worden zoveel mogelijk de notulen van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 2. De notulen moeten inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de secretaris en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die met en die zonder kennisgeving afwezig waren;

    • b.

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de toehoorders, die op grond van artikel 22 het woord voerden;

    • c.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • d.

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de leden die het woord voerden;

    • e.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met bij hoofdelijke stemming vermelding van de namen van de leden die voor of tegen stemden en de leden op grond van het bepaalde in artikel 33 die niet aan de stemming hebben deelgenomen;

    • f.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties en amendementen;

    • g.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 21 door de Algemene Vergadering is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 3. De notulen worden opgesteld onder de zorg van de secretaris.

  • 4. De leden hebben het recht een voorstel tot verandering aan de Verenigde Vergadering te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. De in de eerste volzin bedoelde voorstellen dienen uiterlijk op de tweede dag voor de vergadering waarop de notulen worden vastgesteld schriftelijk bij de secretaris te worden ingediend.

  • 5. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel 15 Ingekomen stukken

  • 1. De voorzitter doet, voor zover deze niet reeds aan de leden zijn toegezonden, mededeling van de bij de Verenigde Vergadering ingekomen stukken.

  • 2. Het college doet bij de toezending van de bij de Verenigde Vergadering ingekomen stukken schriftelijk of ter vergadering bij monde van de voorzitter voorstellen ter zake van hun afdoening.

Artikel 16 Spreekregels

  • 1. Een lid voert slechts het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2. De voorzitter verleent het woord in een door hem te bepalen volgorde.

  • 3. De leden spreken vanaf hun plaats en richten zich tot de voorzitter en via deze tot anderen.

  • 4. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden vanaf een andere plaats spreken.

  • 5. De Verenigde Vergadering kan op voorstel van de voorzitter regels stellen omtrent de spreektijd van de leden.

Artikel 17  Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de Verenigde Vergadering anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn is afgesloten nadat het college of de voorzitter op het door de leden gesprokene hebben geantwoord.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. In een tweede of volgende termijn worden in de regel geen elementen, feiten of punten behandeld die niet reeds in de eerste of eerdere termijn aan de orde zijn geweest.

  • 5. Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing op:

    • het lid van het college dat in het bijzonder is belast met het in behandeling zijnde onderwerp;

    • de rapporteur van een commissie;

    • het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat (sub)amendement, die motie of dat voorstel.

  • 6. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een persoonlijk feit of over een voorstel van orde.

Artikel 18 Handhaving orde

  • 1. De voorzitter kan de vergadering ter handhaving van de orde voor een door hem te bepalen tijd schorsen en deze, indien de orde na de heropening opnieuw wordt verstoord, sluiten.

  • 2. Een spreker mag in zijn rede niet worden gestoord, tenzij de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren.

  • 3. Interrupties zijn toegestaan, tenzij de voorzitter beslist dat de spreker zijn betoog zonder verdere interrupties zal afronden.

  • 4. Indien een lid zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, dan wel de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien het desbetreffende lid hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 5. De voorzitter kan de Verenigde Vergadering voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de goede gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming ervan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk; zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

  • 6. Het is toehoorders verboden tekenen van goed- en afkeuring te geven of op andere wijze de orde te verstoren.

  • 7. De voorzitter is bevoegd toehoorders die de orde op enigerlei wijze verstoren, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen; zo nodig doet de voorzitter hen verwijderen.

  • 8. De voorzitter is bevoegd toehoorders, die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

Artikel 19 Beraadslaging

  • 1. De voorzitter kan voorstellen over één of meer onderdelen van een voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter kan de Verenigde Vergadering besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode is verstreken.

Artikel 20 Deelname aan de beraadslaging door anderen dan de voorzitter of de leden van de Verenigde Vergadering

  • 1. De voorzitter kan, met instemming van de Verenigde Vergadering, in de vergadering het woord verlenen aan andere ambtenaren dan de secretaris of andere daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komende personen.

  • 2. Op degene die op grond van dit artikel is toegelaten deel te nemen aan de beraadslaging zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing.

Artikel 21 Spreekrecht toehoorders

  • 1. Na de opening van de vergadering kunnen toehoorders het woord voeren over al dan niet op de agenda vermelde onderwerpen, met uitzondering van de agendapunten betreffende het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde personen die van het spreekrecht gebruik willen maken, melden dit voor de opening van de vergadering bij de secretaris of bij een door hem aangewezen ambtenaar.

  • 3. Zij die zich als spreker hebben aangemeld, verkrijgen van de voorzitter successievelijk gedurende maximaal 5 minuten het woord, tenzij de voorzitter anders beslist.

  • 4. De totaal beschikbare spreektijd voor de in het eerste lid bedoelde personen bedraagt maximaal 30 minuten.

  • 5. Indien zich meer dan zes sprekers hebben aangemeld, wordt de totaal beschikbare spreektijd evenredig over hen verdeeld. De voorzitter verleent het woord in het algemeen in de volgorde waarin het is gevraagd.

Artikel 22 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de Verenigde Vergadering tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 23 Beslissing

Na de beraadslaging en beslissing over de eventuele amendementen en subamendementen wordt over het voorstel in zijn geheel, zoals het dan luidt, een eindbeslissing genomen.

Artikel 24 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de Verenigde Vergadering terstond.

Artikel 25 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- en/of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Paragraaf II.3 Rechten van leden

Artikel 26 Amendementen en subamendementen

  • 1. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd tijdens de beraadslagingen amendementen voor te stellen op het voorgestelde besluit.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een subamendement voor te stellen.

  • 3. Elk (sub)amendement moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Elk (sub)amendement moet om in behandeling genomen te kunnen worden, door ten minste twee andere leden mede worden ondertekend of bij mondelinge indiening mede worden ondersteund.

  • 5. Een (sub)amendement dient zodanig te zijn geformuleerd dat de tekst ervan geschikt is om in het ontwerp-besluit te worden verwerkt.

  • 6. Intrekking door de indiener(s) van een (sub)amendement is te allen tijde mogelijk voordat de besluitvorming door de Verenigde Vergadering heeft plaatsgevonden.

Artikel 27 Voorstel tot splitsing

  • 1. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd tijdens de beraadslagingen voor te stellen het besluit in een of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

  • 2. Elk voorstel tot splitsing moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 3. Elk voorstel tot splitsing moet om in behandeling te kunnen worden genomen door ten minste twee andere leden mede worden ondertekend of bij mondelinge indiening mede worden ondersteund.

Artikel 28 Moties

  • 1. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd een motie in te dienen.

  • 2. Een motie moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend en moet door ten minste twee andere leden mede worden ondertekend.

  • 3. De behandeling van een motie over een op de agenda opgenomen onderwerp vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld

Artikel 29 Initiatiefvoorstellen

  • 1. Ieder lid heeft het recht voorstellen aan de Verenigde Vergadering te doen die buiten de agenda vallen.

  • 2. Een voorstel als bedoeld in het eerste lid, moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend en door ten minste twee andere leden mede worden ondertekend.

  • 3. De voorzitter plaatst het voorstel zo spoedig mogelijk op de agenda van een vergadering.

  • 4. Op voorstel van het college beslist de Verenigde Vergadering of het voorstel voor kennisgeving wordt aangenomen, direct in behandeling wordt genomen of om advies in handen van het college wordt gesteld.

  • 5. Indien de Verenigde Vergadering beslist tot het direct in behandeling nemen van het voorstel, vindt behandeling van het voorstel plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 30 Schriftelijke vragen

  • 1. Ieder lid kan aan de voorzitter of aan het college schriftelijk vragen stellen. De vragen kunnen tevens een verzoek als bedoeld in de artikelen 89 en 97 van de Waterschapswet inhouden om inlichtingen te verstrekken.

  • 2. De vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 3. De vragen worden bij de voorzitter ingediend.

  • 4. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk doch in elk geval binnen zes weken nadat de vragen zijn binnengekomen, plaats; mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende vergadering.

  • 5. Indien beantwoording niet binnen de in het vierde lid bedoelde termijn kan plaatsvinden, ontvangt de vragensteller daarvan gemotiveerd bericht waarbij de termijn wordt aangegeven waarbinnen beantwoording plaats zal vinden.

  • 6. De vragen, de antwoorden en de berichten als bedoeld in het vijfde lid worden gelijktijdig met de voorstellen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, aan de leden toegezonden.

  • 7. De vragensteller kan bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende vergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde vergadering, nadere inlichtingen vragen omtrent het gegeven antwoord.

Artikel 31 Rondvraag

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 30 heeft ieder lid dat ter vergadering aanwezig is het recht de voorzitter of andere leden van het College middels korte vragen om feitelijke informatie te vragen ook ten aanzien van onderwerpen die buiten de orde van de vergadering zijn.

  • 2. De voorzitter geeft voor het sluiten van de vergadering gelegenheid tot het stellen van de in het eerste lid bedoelde korte vragen.

  • 3. De informatie wordt ter vergadering mondeling of zo spoedig mogelijk na de vergadering schriftelijk verschaft.

Paragraaf II.4 Procedures bij stemmingen

Artikel 32 Stemverboden

  • 1. Een lid neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hemzelf, zijn echtgenoot, echtgenote of partner of zijn bloed- of aanverwanten tot de tweede graad ingesloten, rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als gemachtigde is betrokken.

  • 2. Een benoeming of aanbeveling gaat iemand persoonlijk aan wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing bij de beslissing betreffende de geloofsbrieven van de na een periodieke verkiezing benoemde leden.

Artikel 33 Stemquorum

  • 1. Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en aan de stemming mag deelnemen, daaraan heeft deelgenomen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing in een vergadering als bedoeld in artikel 13, derde lid, voor zover het betreft onderwerpen die voor de daaraan voorafgaande en ingevolge artikel 13, tweede lid, niet geopende vergadering waren geagendeerd.

Artikel 34 Besluitquorum

  • 1. Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming is de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 2. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

Artikel 35 Wijze van stemming

  • 1. Nadat de beraadslaging is gesloten of indien niemand het woord verlangt, brengt de voorzitter het voorstel tot besluitvorming.

  • 2. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt verlangd en ook de voorzitter stemming niet noodzakelijk acht, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 3. De stemming over personen voor het doen van benoemingen of aanbevelingen geschiedt bij schriftelijke stemming.

  • 4. De stemming over zaken geschieden bij handopsteken, tenzij de voorzitter of een van de leden hoofdelijke stemming verlangt.

Artikel 36 Schriftelijke stemming

  • 1. Een schriftelijke stemming geschiedt bij gesloten en ongetekende stembriefjes.

  • 2. De voorzitter benoemt drie leden tot stembureau.

  • 3. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 4. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De Algemene Vergadering kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 5. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het derde lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 6. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • een blanco ingevuld stembriefje;

    • een ondertekend stembriefje;

    • een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • een stembriefje waarbij op een ander persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 7. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de Algemene Vergadering, op voorstel van de voorzitter.

  • 8. De uitslag van de stemming wordt onmiddellijk aan de Algemene Vergadering bekend gemaakt.

  • 9. Onder de zorg van de secretaris worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 37 Herstemming bij schriftelijke stemming

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen de twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd.

  • 3. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming tussen die personen die een gelijk aantal stemmen hebben behaald, uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 4. Indien bij een tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

  • 5. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, identieke briefjes geschreven.

  • 6. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 7. Vervolgens neemt de voorzitter één van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen dan wel toegelaten tot de derde stemming.

Artikel 38 Stemming over zaken

  • 1. ieder ter vergadering aanwezig lid dat met inachtneming van het bepaalde in artikel 32 aan de stemming kan deelnemen, is verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 2. Tenzij de vergadering voltallig is of de stemming een voorstel van orde betreft, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 3. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of een ingevolge het derde lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

  • 4. Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle zitting hebbende leden, voor zover zij met inachtneming van het bepaalde in artikel 32 aan de stemming konden deelnemen, een stem hebben uitgebracht.

  • 5. Indien de stemmen staken bij de stemming over een voorstel van orde is het voorstel niet aangenomen.

  • 6. Indien een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem heeft vergist, kan hij deze vergissing herstellen voordat het volgende lid heeft gestemd. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt alleen aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 7. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

  • 8. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of op grond van het bepaalde in artikel 32 niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

Artikel 39 Hoofdelijke stemming

  • 1. Indien hoofdelijke stemming wordt gevraagd, bepaalt de voorzitter bij welk lid, met uitzondering van de hoogheemraden, de stemming aanvangt.

  • 2. De secretaris roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen, beginnende bij het lid dat daarvoor overeenkomstig het eerste lid is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 3. De leden brengen hun stem uit door het woord 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging.

Artikel 40 Stemming over amendementen, subamendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een voorstel of amendement zijn ingediend, wordt eerst over het meest verstrekkende amendement of subamendement gestemd.

  • 4. Wordt een amendement of subamendement van verdere strekking als bedoeld in het voorgaande lid, aangenomen dan vervallen de minder verstrekkende amendementen of subamendementen.

  • 5. Indien aangaande een voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over dat voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

  •      6. De Verenigde Vergadering kan te allen tijde besluiten de stemming over een motie uit te stellen tot een volgende vergadering.

Paragraaf II.5 Besloten vergaderingen

Artikel 41 Algemeen

  • 1. De Algemene Vergadering kan op voorstel van de voorzitter of een van zijn leden besluiten dat ter zake van één of meer agendapunten in een besloten vergadering wordt beraadslaagd en besluitvorming plaatsvindt.

  • 2. De beraadslaging en besluitvorming over het in het eerste lid bedoelde voorstel zijn niet openbaar.

  • 3. Bij een besloten vergadering zijn slechts de voorzitter, de leden en de secretaris aanwezig.

  • 4. De voorzitter kan voorts, met instemming van de Algemene Vergadering, bepalen dat andere ambtenaren dan de secretaris of andere daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komende personen bij de besloten vergadering of een deel daarvan aanwezig zijn.

Artikel 42 Geheimhouding

  • 1. Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de Algemene Vergadering of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden en daar desgewenst een termijn stellen.

  • 2. De besluiten, die in een besloten vergadering zijn genomen, worden door de voorzitter zo spoedig mogelijk daarna bekendgemaakt, tenzij de Algemene Vergadering heeft besloten dat ook ten aanzien daarvan – al dan niet voor een door haar gestelde termijn – geheimhouding zal gelden.

  • 3. De Algemene Vergadering kan in een volgende besloten vergadering besluiten de in het eerste en tweede lid bedoelde geheimhouding op te heffen.

  • 4. Indien de Algemene Vergadering op grond van artikel 37, vierde lid van de Waterschapswet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering daarmee overleg gevoerd.

Artikel 43 Notulen

  • 1. De notulen van een besloten vergadering worden in een gesloten envelop aan de leden gezonden.

  • 2. Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de Algemene Vergadering een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen.

  • 3. De vastgestelde notulen van de besloten vergadering worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Hoofdstuk III Commissies

Paragraaf III.1 Vervallen

Paragraaf III.2 Vaste commissies van de Algemene Vergadering

Artikel 50 Algemene bepalingen vaste commissies

1. De Verenigde Vergadering kent de volgende vaste commissies:

  • a.

    commissie waterbeheer;

  • b.

    commissie waterkering en -zuivering;

  • c.

    commissie bestuurs- en concernzaken.

2. De commissies adviseren de Verenigde Vergadering en het college desgevraagd of uit eigen beweging. Zij zijn overi­gens werkzaam ter bevordering van een goede samenwerking tussen de Verenigde Vergadering en het college.

3. Niet tot de taak van de commissies behoren die onderwer­pen, die aan het oordeel van een bijzondere commissie uit de Verenigde Vergadering worden onder­worpen, tenzij bij het besluit tot instelling van die bijzondere commissie anders is bepaald.

Artikel 51 Taakstelling

1. De commissie Voldoende water adviseert over alle aspecten van aangelegenheden die betrekking hebben op:

  • de zorg voor de waterhuishouding ter zake van het kwantiteitsbeheer van oppervlaktewateren;

  • de zorg voor de vaargelegenheid in de wateren die zijn aangegeven op de kaart als bedoeld in artikel 2, eerste lid van het reglement

  • de zorg voor de toepassing van de Scheepvaartverkeerswet, voor zover het hoogheemraadschap is aangewezen als bevoegd gezag.

2. De commissie Veiligheid en gezond water adviseert over alle aspecten van aangelegenheden die betrekking hebben op

  • de zorg voor de waterkering;

  • de zorg voor de zuivering van stedelijk afvalwater;

  • de zorg voor de waterhuishouding ter zake van het kwaliteitsbeheer van oppervlaktewateren, waaronder begrepen de bestrijding van de verzilting van de oppervlaktewateren.

De commissie Bestuur, Organisatie en Dienstverlening adviseert over alle aspecten van aangelegenheden van algemeen bestuurlijke aard, waaronder begrepen bij de Verenigde Vergadering ingediende bezwaarschriften op grond van de Algemene wet bestuursrecht en – voor zover door het college gevraagd – bezwaarschriften over omslag en verontreinigingsheffing, alsmede alle aspecten van de overige algemene en concernaangelegenheden voor zover deze niet behoren tot het werkterrein van een van de andere commis­sies.

Artikel 52 Samenstelling commissies 

1. De voorzitters van de commissies worden door de Verenigde Vergadering uit de leden van de Verenigde Vergadering aangewezen, met dien verstande dat geen leden van het college van dijkgraaf en hoogheemraden als zodanig kunnen worden aangewezen.

De commissie benoemt uit eigen midden een plaatsvervangend voorzitter.

De voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter, indien hij ter vergadering de voorzitter vervangt, heeft in de commissie een raadgevende stem.

2. De commissieleden worden door de Verenigde Vergadering uit haar midden benoemd en wel: 

  • a.

    op voordracht van elke fractie in de categorie ingezetenen één of meer leden, met dien verstande dat elke fractie zoveel mogelijk met een gelijk aantal leden ielke commissie is vertegenwoordigd,

  • b.

    op voordracht van de categorie ongebouwd twee leden in één commissie en één lid in de overige commissies,

  • c.

    op voordracht van de categorie bedrijfsgebouwd twee leden in één commissie en één lid in de overige commissies,

  • d.

    het lid van de categorie natuurterreinen wordt benoemd tot lid van alle commissies.

3. Een lid van een fractie in de categorie ingezetenen bestaande uit drie of meer leden kan slechts worden benoemd tot lid van één commissie.

4. Eén lid van een fractie in de categorie ingezetenen bestaande uit twee leden kan worden benoemd in twee commissies.

5. Het lid van een eenpersoonsfractie in de categorie ingezetenen kan worden benoemd in alle commissies.

6. In de plaats van het in het tweede lid onder d, het vierde of het vijfde lid van dit artikel bedoelde lid, kan op voordracht van de categorie of fractie

  • a.

    namens de categorie of fractie bestaande uit één of twee leden, twee respectievelijk één lid worden benoemd dat geen lid is van de Verenigde Vergadering;

  • b.

    als lid voor de onder a bedoelde commissies personen in aanmerking komen die als eerstvolgende na het in de Verenigde Vergadering toegelaten lid op de kandidatenlijst voor de waterschapsverkiezingen zijn vermeld, dan wel als zodanig zijn voorgedragen door de desbetreffende categorie.

Artikel 53 Zittingsduur en vacatures

1. De voorzitters, plaatsvervangend voorzitters en leden van de commissies hebben zit­ting gedurende hun zittingsperiode in het College respectievelijk de Verenigde Vergadering.

2. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien vol­gens de procedure, zoals omschreven in artikel 52

Artikel 54 Ambtelijke bijstand

1. De secretaris wijst in overleg met de respectieve voorzitters voor elke commissie een secretaris en zo nodig een plaatsvervangend secretaris aan.

3. De verdere verlening van de ambtelijke bijstand geschiedt in overleg met de voorzitters van de commissies op aan­wijzing van de secretaris.

Artikel 55 Vergaderingen

1. Op de vergaderingen van de commissies is het bepaalde in hoofdstuk II van dit reglement van orde van overeenkomstige toepassing voor zover dit artikel ter zake geen afwijkende bepalingen bevat.

2. Een vergadering wordt niet gehouden indien blijkens de presentielijst minder dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is verschenen.

3. Wanneer de in het vorige lid vereiste aantal leden niet is verschenen, wordt een nieuwe vergadering belegd, met dien verstande dat er slechts vierentwintig uur tussen het tijdstip van de kennisgeving en het aanvangsuur van de vergadering behoeft te verlopen. Alsdan wordt de verga­dering gehouden ongeacht het aantal leden, dat is verschenen.

4. De commissievergaderingen vinden overdag plaats, tenzij de commissie anders heeft bepaald.

5. De commissievergaderingen zijn openbaar, tenzij ten minste twee leden die de presentielijst hebben ondertekend verzoeken om een besloten vergadering of indien de voorzitter zulks nodig oordeelt. In dat geval is paragraaf II.5 van overeenkomstige toepassing.

6. De secretaris van de commissie zorgt ervoor dat de oproep voor de commissievergadering, zo mogelijk tegelijk met de in artikel 7 bedoelde toezending van stukken, tijdig aan de leden wordt toege­zonden. De oproep vermeldt plaats, datum en uur van de vergade­ring, alsmede de agenda.

7. De secretaris van de commissie zorgt ervoor dat de commissievergadering door aankondiging in één of meer binnen het gebied van de commissie verschijnende dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen en verder op de voor afkondigingen bij het hoogheemraadschap gebruikelijke wijze ter openbare kennis wordt gebracht. De openbare kennisgeving vermeldt:

  • de datum, de aanvangstijd en plaats alsmede de agenda van de vergadering;

  • de wijze waarop en de plaats waar de agenda en de daarbij behorende stukken kunnen worden ingezien;

  • de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 21.

8. Ieder commissielid is bevoegd in een naar zijn mening spoedeisend geval tijdens de vergadering voor te stellen een onderwerp aan de agenda toe te voegen. De commissie beslist of, en zo ja, in hoeverre aan dit voorstel gevolg zal worden gegeven.

9. Bij staking van de stemmen of op verzoek van één of meer commissieleden worden de verschillende meningen, die in de commissie naar voren zijn gebracht, aan de Verenigde Vergadering respectievelijk het college meegedeeld.

10. Van hetgeen in de commissie is behandeld wordt onder de zorg van de secretaris van de commissie een kort ver­slag opgemaakt, dat na de vaststelling in de volgende vergade­ring door de voorzitter en de secretaris van de betref­fende commissie wordt ondertekend.

11. Het ontwerpverslag van de commissieverga­dering wordt tijdig aan de leden van de Verenigde Vergadering toegezonden en waar nodig tijdens de vergadering door de voorzitter of plaatsvervangend voorzitter van de commissie toegelicht.

Artikel 56 Bijwonen vergaderingen door leden van het college

De leden van het college zijn bevoegd de vergaderin­gen bij te wonen van de commissies waarin zij geen zitting hebben en hebben daarin een raadgevende stem.

Artikel 57 Verdeling onderwerpen

1. Onderwerpen worden in beginsel slechts een één commissie behandeld

2. Onderwerpen die het werkterrein van meer dan één commis­sie raken, kunnen door de dijkgraaf worden verwezen naar meer commis­sies. Zij worden in dat geval door de betreffende commissies afzonderlijk behan­deld, tenzij de dijkgraaf behandeling in een gecombineerde vergadering nodig oordeelt. In het laatste geval wordt de vergadering gehouden onder voor­zitterschap van een door het College uit zijn midden aangewe­zen lid.

3. Op een gecombineerde vergadering als bedoeld in het eerste lid, zijn de bepalin­gen ter zake van de vaste commissies van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf III.3  Commissie voor de geloofsbrieven

Artikel 58 De commissie voor de geloofsbrieven

1. Het onderzoek van de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden geschiedt door een bijzondere commissie bestaande uit drie leden, waaronder één lid van het college, dat als voorzitter van de commissie fungeert.

2. De leden van de commissie worden telkenmale door de voorzitter benoemd.

3. De commissie wordt bijgestaan door de secretaris of een door de secretaris aan te wijzen ambtenaar.

4. De commissie brengt na gedaan onderzoek van de geloofsbrieven, van de andere bij het Kiesreglement vereiste stukken en van de eventuele bezwaarschriften verslag uit aan de Verenigde Vergadering en doet daarbij een voorstel tot het nemen van een besluit ter zake van de toelating van nieuw benoemde leden. Van een minderheidsstandpunt wordt zonodig melding gemaakt.

5. Op vergaderingen van de commissie is het bepaalde in hoofdstuk II van dit reglement zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de vergaderingen niet openbaar zijn.

Paragraaf III.4    Bijzondere commissies van de Verenigde Vergadering

Artikel 59 Algemene bepalingen bijzondere commissies van de Verenigde Vergadering

1. De Verenigde Vergadering kan besluiten tot instelling van bijzondere commissies en regelt bij het instellingsbesluit de samenstelling, taak, werkwijze en zittingsduur van de commissie.

2. De commissie moet zodanig zijn samengesteld dat alle fracties en categorieën daarin zoveel mogelijk naar evenredigheid zijn vertegenwoordigd.

3. Op vergaderingen van bijzondere commissies zijn de bepalingen van dit reglement zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, tenzij in het instellingsbesluit anders is bepaalt.

4. De vergaderingen van bijzondere commissies zijn openbaar, tenzij ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft ondertekend verzoekt om een besloten vergadering of de voorzitter het nodig oordeelt. In dat geval is paragraaf II.5 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 60 Taakverdeling bijzondere commissies

1. De commissie benoemt uit haar midden een voorzitter en een rapporteur.

2. De voorzitter van de commissie is ook tot rapporteur benoembaar.

3. De commissie wordt, zo zij dit verlangt, bijgestaan door de secretaris.

4. De secretaris kan in zijn plaats een ambtenaar aanwijzen, die als secretaris van de commissie optreedt, tenzij de commissie uit haar midden een secretaris aanwijst. Deze laatste kan zich, indien de commissie dat verlangt, laten bijstaan door een door de secretaris aan te wijzen ambtenaar.

Artikel 61 Voorbereiding en uitbrengen verslag

1. De voorzitter zendt terstond de in handen van de commissie te stellen stukken aan de voorzitter van de commissie.

2. Ieder lid kan bij de commissie een door hem ondertekende nota inzenden, bevattende zijn opmerkingen over de zaak waarvan het onderzoek aan de commissie is opgedragen.

3. De commissie brengt, zo haar opdracht niet anders luidt, schriftelijk verslag uit.

4. Elk verslag bevat een bepaald advies, waartoe de commissie, hetzij met algemene stemmen, hetzij met meerderheid van stemmen heeft besloten.

5. Het gevoelen van een eventuele minderheid wordt, zo deze dit verlangt, in het verslag of in een afzonderlijke nota vermeld.

6. Indien geen meerderheid kan worden gevormd tot het uitbrengen van een bepaald advies, worden de onderscheiden meningen in het verslag vermeld.

7. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie. Indien aan de commissie geen secretaris is toegevoegd, wordt het verslag door al haar leden ondertekend.

8. Na ondertekening wordt het verslag aan de voorzitter gezonden, die de leden daarvan zo spoedig mogelijk een exemplaar doet toekomen.

Artikel 62 Bijwonen vergadering door voorzitter

De voorzitter kan de vergaderingen van de bijzondere commissies bijwonen en heeft daarin alsdan een adviserende stem.

Hoofdstuk IV Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 63 Verslag; verantwoording

  • 1. Een lid dat door de Verenigde Vergadering is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken verslag te doen over zaken die in het desbetreffende algemeen bestuur aan de orde zijn. De voorzitter kan een door deVerenigde Vergadering gewenste bespreking van dit verslag verwijzen naar een of meer vaste commissies.

  • 2. Ieder lid kan aan een bestuurslid als bedoeld in het eerste lid schriftelijke vragen stellen. Artikel 30 is alsdan van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid het bestuurslid als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de Verenigde Vergadering over het toestaan daarvan. Artikel 31 is alsdan van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De Verenigde Vergadering kan een door haar aangewezen lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan als bedoeld in het eerste lid, als zodanig ontslag verlenen indien dit niet meer het vertrouwen van de Verenigde Vergadering bezit.

  • 6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de Verenigde Vergadering een van haar leden heeft benoemd.

  • 7. Dit artikel is eveneens van overeenkomstige toepassing indien de in het eerste lid bedoelde aanwijzing betrekking heeft op de voorzitter of de secretaris.

Hoofdstuk V Ambtelijke bijstand

Artikel 64 Informatie, advies en bijstand

  • 1. Een lid dat informatie of advies wenst, kan zich daarvoor rechtstreeks wenden tot de secretaris of een door de secretaris aan te wijzen ambtenaar.

  • 2. Ambtelijke bijstand moet worden gevraagd aan de secretaris. De secretaris draagt zorg voor de verlening van de bijstand; hij kan één of meer ambtenaren aanwijzen die de gevraagde bijstand verlenen.

  • 3. Ambtelijke bijstand wordt verleend tenzij:

    • a.

      het lid niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bijstand betrekking heeft op de werkzaamheden van de Verenigde Vergadering;

    • b.

      de taakuitoefening van de betreffende functionarissen hierdoor aanmerkelijk zou worden belemmerd en de bijstand niet tot geringere, meer aanvaardbare proporties kan worden teruggebracht.

  • 4. Wanneer de secretaris van mening is dat zich een geval voordoet waarin géén ambtelijke bijstand kan of behoort te worden verleend, legt hij het verzoek voor aan het college en doet hij daarvan mededeling aan de aanvrager. Het college beslist zo spoedig mogelijk.

  • 5. Wanneer een lid niet of niet geheel tevreden is over de verschafte informatie, advies of bijstand, kan hij de zaak, indien het betreft door of namens de secretaris verleende informatie, advies of bijstand, voorleggen aan het college.

  • 6. Indien het betreft informatie of advies verleend door een ander, kan het lid zich tot de secretaris wenden, die de zaak vervolgens met die ander bespreekt; mocht dit overleg voor het lid geen bevredigend resultaat hebben, dan legt de secretaris de zaak voor aan het college.

Artikel 65 Informeren portefeuillehouder

De secretaris of de aangewezen ambtenaren geven van de door hen mondeling of schriftelijk verstrekte informatie, advies of bijstand kennis aan de betreffende portefeuillehouder in het college indien zulks in het belang is van een goede bestuursvoering.

Artikel 66 Geen geheimhoudingsverplichting

Bij het vragen van informatie, advies of bijstand mag degene die deze hulp verleent niet tot geheimhouding verplicht worden.

Artikel 67 Andere hulp

Voor zover er behoefte bestaat aan andere hulp dan die welke valt onder de definitie van de begrippen informatie, advies en bijstand, beslist de Verenigde Vergadering.

Hoofdstuk VI Beëdiging van nieuwe leden

Artikel 68 Beëdiging

  • 1. De voorzitter roept een toegelaten lid op om in de eerstvolgende vergadering de in de Waterschapswet voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 2. Het afleggen van de voorgeschreven eed of verklaring en belofte als bedoeld in het eerste lid, vindt plaats direct na het openen van de desbetreffende vergadering.

Hoofdstuk VII Vervallen

Vervallen

Hoofdstuk VIII Register nevenfuncties

Artikel 77 Register nevenfuncties

  • 1. De secretaris houdt een openbaar register bij, waarin van elk van de leden de functies staan vermeld, die betrokkene naast het lidmaatschap van de Verenigde Vergadering vervult.

  • 2. De secretaris verzoekt de leden jaarlijks opgave te doen van de in het eerste lid bedoelde functies.

  • 3. De leden zijn onverminderd het bepaalde in het tweede lid, gehouden elke wijziging in de door hen naast het lidmaatschap van de Verenigde Vergadering vervulde functies zo spoedig mogelijk aan de secretaris door te geven.

Hoofdstuk IX Slotbepalingen

Artikel 78 Uitleg reglement

  • In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van dit reglement beslist de Verenigde Vergadering op voorstel van de voorzitter.

  • Artikel 79 Inwerkingtreding, vervanging reglementen, citeertitel

  • 1. Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2005 en vervangt:

    • het Reglement van orde voor de bijeenkomsten van de Verenigde Vergadering van het waterschap De Oude Rijnstromen, zoals vastgesteld bij besluit van genoemde Verenigde Vergadering van 27 september 1994;

    • het Reglement van orde voor de Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap van Rijnland, zoals vastgesteld bij besluit van genoemde Verenigde Vergadering van 19 oktober 1994;

    • het Reglement van orde voor de vergaderingen van het College van hoofdingelanden van het Waterschap Groot-Haarlemmermeer, zoals vastgesteld bij besluit van genoemd College van 9 juni 1995;

    • het Reglement van orde voor de Verenigde Vergadering van het waterschap Wilck en Wiericke, zoals vastgesteld bij besluit van genoemde Verenigde Vergadering van 21 januari 1999;

    • het Reglement van orde voor de vergaderingen van de commissie algemene zaken, zoals vastgesteld bij besluit van het College van hoofdingelanden van het waterschap Groot-Haarlemmermeer van 26 april 1996;

    • de Verordening vaste commissie Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap van Rijnland, zoals vastgesteld bij besluit van genoemde Verenigde Vergadering van 11 juni 1997;

    • de Verordening vaste commissies, zoals vastgesteld bij besluit van de Verenigde Vergadering van het waterschap Wilck en Wiericke van 21 januari 1999;

    • de Regeling opstellen benoeming hoogheemraad, zoals vastgesteld bij besluit van de Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap van Rijnland van 16 juni 1999;

  • 2. Dit reglement kan worden aangehaald als “Reglement van orde voor de Verenigde Vergadering en de Commissies Rijnland 2005”.

  • Leiden, 3 januari 2005

Algemene toelichting

Ter aanvulling op het bepaalde in titel II van de Waterschapswet, waarin bepalingen over de samenstelling en inrichting van het waterschapsbestuur zijn opgenomen, is het aan de daartoe bevoegde bestuursorganen overgelaten om ten aanzien van de bijeenkomsten van de Verenigde Vergadering nadere bepalingen te stellen. Deze bepalingen zijn grotendeels van openbare orde.

In artikel 15 van het Reglement voor het hoogheemraadschap van Rijnland wordt het reglement van orde, dat betrekking heeft op vergaderingen en andere werkzaamheden voorgeschreven. Met de aanduiding "andere werkzaamheden" wordt gedoeld op vergaderingen van commissies en dergelijke, alsmede op de wijze van bekendmaken van bestuursbesluiten, voor zover daarin niet op andere wijze is voorzien.

In het reglement van orde moeten in ieder geval regels worden gesteld omtrent wijze van oproeping tot de vergadering, de handhaving van de orde tijdens de vergadering en de wijze waarop de stemmingen plaatsvinden.

Op grond van het repressief toezicht, vastgelegd in artikel 23, eerste lid, sub e van het Reglement voor het hoogheemraadschap van Rijnland, dient het reglement van orde voor de Verenigde Vergadering aan Gedeputeerde Staten te worden toegezonden.

Artikelsgewijze toelichting

  • Hoofdstuk I

  • Hoofdstuk II

  • Hoofdstuk III

  • Hoofdstuk IV

  • Hoofdstuk V

  • Hoofdstuk VI

  • Hoofdstuk VII

  • Hoofdstuk VIII

Hoofdstuk I

Artikel 1

Onder "aanhangig" (sub l. en m.) wordt verstaan aan de orde/in behandeling zijnd.

Artikel 2

De voorzitter is ingevolge artikel 94 van de Waterschapswet voorzitter van de Verenigde Vergadering. Hij wordt, indien nodig, vervangen door een hoogheemraad, die door het college als waarnemend voorzitter is  aangewezen. 

De voorzitter heeft in de vergadering een raadgevende stem. De wetgever heeft de mogelijkheid dat de voorzitter tevens lid van de Verenigde Vergadering is en in de vergadering stemrecht heeft, gelet op de onafhankelijke positie van de voorzitter nadrukkelijk uit willen sluiten. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

Artikel 3

De secretaris is de verbinding tussen het bestuurlijke en het ambtelijke deel van de waterschapsorganisatie. Ingevolge artikel 55 van de Waterschapswet heeft de secretaris zowel het recht als de plicht om in iedere vergadering aanwezig te zijn. Zonder hem kan dan ook geen sprake zijn van een formele vergadering met besluitvorming. Indien de secretaris een vergadering niet kan bijwonen, wegens normale afwezigheid, maar ook omdat de beraadslaging of besluitvorming hemzelf betreft, dient hij zich te doen vervangen door een waarnemer. De waarnemend of plaatsvervangend secretaris moet door de Verenigde Vergadering worden aangewezen.

Hoofdstuk II

paragraaf II.1

Artikel 4

Dit artikel spreekt voor zich. Van belang is wel dat ook een aantal leden van de Verenigde Vergadering de mogelijkheid heeft schriftelijk een extra vergadering te verzoeken.

Artikel 5

Ook dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 6

Het college is belast met de voorbereiding van alles waarover door de Verenigde Vergadering zal worden beraadslaagd en besloten. De voorzitter plaatst de voorstellen op de agenda. Dit laatste geldt ook voor initiatiefvoorstellen die door leden van de Verenigde Vergadering worden ingediend (zie artikel 29 RvO).

Voorstellen die niet op de agenda zijn vermeld, zijn buiten de orde, tenzij de Verenigde Vergadering een besluit als bedoeld in het vierde lid heeft genomen.

Artikel 7

De zorg voor de beschikbaarheid van de stukken is hier bij de voorzitter gelegd om de bestuurlijke verantwoordelijkheid daarvoor te accentueren.

Artikel 8

Artikel 37 van de Waterschapswet geeft het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter, een commissie van het waterschap de mogelijkheid om op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur geheimhouding op te leggen omtrent de inhoud van de stukken die aan de vergadering worden overlegd.

Naast de geheime stukken, gaat het in dit artikel om de zogenaamde "achterliggende" stukken waarvan vaak in de voorstellen melding wordt gemaakt (bijv. ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.). Het gaat hier niet om de - openbare - voorstellen. Daarvoor is in artikel 9 een regeling opgenomen.

Artikel 9

Dit artikel is in overeenstemming met het voorschrift van artikel 19, tweede lid, Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht.

Paragraaf II.2

Artikel 10

De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemmingsquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 33 van dit reglement.

Artikel 12

De vergaderingen zijn in beginsel openbaar, behoudens wanneer anderszins is besloten (zie paragraaf II.5)

Artikel 13

De vergadering kan eerst aanvangen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is. Het gedeelte betreffende het quorum is overeenkomstig artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 14

Het recht om aanpassing voor te stellen (vierde lid) komt ook toe aan het lid, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de Verenigde Vergadering om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling wordt geaccepteerd. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State).

Artikel 15

Omtrent de (aan de Verenigde Vergadering gerichte) ingekomen stukken worden alleen voor­stellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze met een voorstel van het college te worden voorbereid.

Artikel 16

Het gaat hierbij niet om interrupties (zie artikel 18).

Artikel 17

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een lid van de Verenigde Vergadering na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.

Indien de Verenigde Vergadering van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan zij daartoe uitdrukkelijk besluiten.

De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

Artikel 18

In dit artikel is aan de voorzitter de bevoegdheid gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen. Het vijfde lid biedt de voorzitter de mogelijkheid om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. Dit artikel is in overeenstemming met artikel 26 van de Gemeentewet.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring.

Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar de drie laatste leden van dit artikel. De bevoegdheid van de voorzitter de toehoorders die de orde verstoren, of alle toehoorders te gelasten te vertrekken, is overeenkomstig artikel 26 van de Gemeentewet.

Artikel 19

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.

Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 17, eerste lid).

Artikel 20

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 39 Waterschapswet geregelde verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de Verenigde Vergadering bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.

Artikel 21

Naast deelname aan de beraadslagingen door andere ambtenaren dan de secretaris of andere daarvoor in aanmerking komende personen, kunnen ook toehoorders – direct na de opening van de vergadering – in de gelegenheid worden gesteld het woord tot de Verenigde Vergadering te richten, waarbij het niet noodzakelijk is dat het onderwerp ook op de agenda van de vergadering staat. Men dient zich aan te melden en de spreektijd kan worden beperkt.

Een regeling als de onderhavige doet recht aan de noodzaak de ingelanden te betrekken bij het besturen van het waterschap.

Artikel 22

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.

Artikel 23

Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.

Artikel 24

De voorzitter legt aan de Verenigde Vergadering ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslagingen, besloten door de Verenigde Vergadering. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel te worden gevolgd (artikel 29).

Artikel 25

Teneinde te bereiken dat de Verenigde Vergadering niet wordt “overvallen” door het feit dat van de vergadering beeld- of geluidregistraties worden gemaakt, dient het voornemen daartoe vooraf mededeling te worden gedaan aan de voorzitter.

Paragraaf II.3

Artikel 26

Leden van deVerenigde Vergadering kunnen aan de Verenigde Vergadering wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander lid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het sub-amendement. Een (sub-)amendement kan worden ingediend op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub-) amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de Verenigde Vergadering besluiten tot een derde termijn (artikel 17). Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 40.

Artikel 27

Voorstel tot splitsing van een voorgesteld besluit kan, indien aangenomen, meebrengen dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

Artikel 28

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolgen is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom is het college formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 29 geregelde initiatief­voorstellen.

Artikel 29

Het is de taak van het college aan de Verenigde Vergadering de nodige voorstellen te doen. Toch zal een lid van de Verenigde Vergadering soms de behoefte kunnen hebben zelf een voorstel te doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Een initiatiefvoorstel komt altijd op de agenda van de Verenigde Vergadering.

Artikel 30

Het vragenrecht geeft aan de leden van de Verenigde Vergadering het recht schriftelijk informatie te vragen over aangelegenheden, die tot de bevoegdheid van het college of de voorzitter behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.

In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld een korte nadere toelichting omtrent het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien er behoefte bestaat aan een bredere discussie, kan het gegeven antwoord worden doorverwezen naar een adviescommissie. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de Verenigde Vergadering moet leiden, kan hij het recht van initiatief benutten om het onderwerp op de agenda van de Verenigde Vergadering te krijgen.

Artikel 31

Het hier bedoelde vragenrecht is bedoeld om de leden van de Verenigde Vergadering ook in de gelegenheid te stellen ter vergadering nog informatieve vragen te stellen, waarop het college zo mogelijk ook direct mondeling antwoordt.

Paragraaf II.4

Artikel 32

Dit artikel geeft uitwerking van het algemeen beginsel in het  bestuursrecht dat leden van bestuursorganen niet deelnemen aan besluitvorming, waarbij zij of hun familieleden een persoonlijk belang hebben.

Artikel 33

Op grond van dit artikel blijven vacatures en de leden, die op grond van artikel 32 niet aan de stemming mogen deelnemen, buiten beschouwing bij het bepalen van het stemquorum. Voor vergaderingen, die een voortzetting zijn van een eerdere vergadering, die wegens het ontbreken van een quorum niet konden worden geopend, geldt deze bepaling echter niet.

Artikel 34

Hoewel aanwezige leden verplicht zijn aan de stemming deel te nemen (zich van stemming onthouden is op grond van artikel 38 niet mogelijk) kan het voorkomen dat leden zich de facto aan de stemming onttrekken door bijv. de vergaderzaal tijdelijk te verlaten. Bij de beantwoording van de vraag of een besluit wel of niet is aangenomen, blijven deze leden dan buiten beschouwing.

Artikel 35

Besluiten kunnen zonder of met stemming worden aangenomen.

Alleen wanneer stemming plaatsvindt, bestaat er de tweedeling tussen schriftelijke en en niet-schriftelijke stemming. Dit laatste kan dan plaatsvinden bij handopsteken of hoofdelijk.

Artikel 36 en 37

Deze artikelen geven uitwerking van het schriftelijk stemmen. Artikel 36 regelt de feitelijke gang van zaken bij de stemming en artikel 37 de herstemming.

Over benoemingen (niet ontslag) of het opstellen van een voordracht of aanbeveling van personen moet schriftelijk worden gestemd (artikel 35). Een voordracht is voor de Verenigde Vergadering bindend; de Algemene Vergadering heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de Verenigde Vergadering mag afwijken.

Artikel 38

De regeling ter zake van de stemming over zaken is neergelegd in artikel 38. Zo bepaalt het eerste lid dat alle aanwezige leden, die aan de stemming mogen deelnemen, ook verplicht zijn daaraan deel te nemen, al zijn er geen sancties gesteld op het zich aan de stemming onttrekken door tijdelijk de vergaderzaal te verlaten.

Bij staken van de stemmen wordt besluitvorming uitgesteld naar de volgende vergadering, tenzij het een voorstel van orde betreft of de vergadering voltallig is. In dat laatste geval is uitstel niet noodzakelijk, omdat er geen afwezige leden zijn die de uitslag van de stemming nog kunnen beïnvloeden.

Een voorstel van orde is altijd verworpen als de stemmen daarover staken. Hetzelfde geldt voor een stemming over een voorstel in een voltallige vergadering of in de tweede vergadering, waarop het voorstel in stemming komt.

Artikel 39

De manier waarop de hoofdelijke stemming plaatsvindt, is neergelegd in dit artikel en behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 40

Voor meer informatie omtrent een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 26 en 28 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement.

Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college; een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit

Over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet. Indien amendementen op een voorstel zijn ingediend, wordt daarover eerst gestemd, waarbij eerst het meest verstrekkende in stemming wordt gebracht. Als dat amendement is aangenomen, vervallen de andere amendementen automatisch.

Hetzelfde geldt voor amendementen op amendementen; de zogenaamde subamendementen.

Nadat over alle (sub)amendementen is gestemd, wordt vervolgens – zie artikel 23 – over het al dan niet gewijzigde voorstel in zijn geheel gestemd.

Paragraaf II.5

Artikel 41

Een besloten vergadering is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het Reglement van orde in acht genomen dienen te worden. Artikel 35, tweede lid van de Waterschapswet geeft de mogelijkheid dat de deuren van de bijeenkomst van de Verenigde Vergadering worden gesloten, wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft ondertekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. In de artikelen 35 en 36 van de Waterschapswet zijn aanvullende voorschriften voor het sluiten van de deuren opgenomen.

Artikel 42

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 37 van de Waterschapswet nodig (het opleggen van geheimhouding).

Vanzelfsprekend wordt aan de Verenigde Vergadering ook de mogelijkheid geboden de geheim­houding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan haar behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus gaan om de situatie dat de voorzitter geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan een commissie heeft overgelegd. De commissie kan dan aan de Verenigde Vergadering verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de voorzitter daartoe niet bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen, waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Artikel 43

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 35, vierde lid, Waterschapswet.

Hoofdstuk III

Paragraaf III.1

Vervallen

Paragraaf III.2

Artikel 50 t/m 57

Ingevolge artikel 17 van het Reglement kan de Verenigde Vergadering ook adviescommissies instellen. Deze paragraaf strekt tot het instellen van vier vaste commissies en regelt hun samenstelling, taak en werkwijze.

Artikel 52

Bij de samenstelling van de commissies wordt gestreefd naar een “evenredige” verdeling over de categorieën en fracties. Het is aan de categorieën/fracties om een voordracht voor de benoeming van de leden van de commissie te doen.

Het aantal leden van de commissies is dan ook niet vastgelegd.

De voorzitters van de commissies worden door de VV uit haar midden benoemd; leden van het college kunnen niet tot voorzitter worden benoemd.

Voor fracties met minder dan drie leden bestaat de mogelijkheid één lid in meer commissies te benoemen. Ook kunnen zij ervoor kiezen in plaats van een benoeming in meer dan één commissie, de overige plaatsen te laten opvullen door personen, die geen lid zijn van de Verenigde Vergadering maar wel op de kandidatenlijst van de betreffende groepering waren geplaatst (categorie ingezetenen) of die door de categorie natuurterreinen zijn voorgedragen.

Artikel 53

Aangezien er bij de vaste commissies sprake is van benoeming, dient de zittingstermijn en de wijze van vacaturevervulling te worden geregeld.

Artikel 55

Voor de vergaderingen van de vaste commissies geldt dat hoofdstuk II van het Reglement van Orde van overeenkomstige toepassing is, inclusief de afwijkende  quorumbepaling.

Paragraaf III.3

Artikel 58

De commissie voor de geloofsbrieven is een bijzondere commissie, waarvan de leden telkenmale door de voorzitter worden benoemd. De geloofsbrief is de brief, waarbij de voorzitter van het hoofdstembureau aan de benoemde kennis geeft van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in het Kiesreglement vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de Verenigde Vergadering toegelaten te kunnen worden.

Ingevolge het Kiesreglement beslist de Verenigde Vergadering over de toelating van haar leden.

Paragraaf III.4

Artikel 59 t/m 62

De Verenigde Vergadering kan bijzondere commissies instellen. Zij regelt de taak, zittings­duur en samenstelling van deze commissies. Anders dan bij de vaste commissies het geval is, het voorzitterschap van de commissie worden bekleed door een lid van het college. De commissie kiest op grond van artikel 60 uit haar midden een voorzitter en dat kan natuurlijk wel een lid van het college zijn, als de Verenigde Vergadering ook één of meer leden van het college tot lid van de commissie heeft benoemd.

Hoofdstuk IV

Artikel 63

De informatie- en verantwoordingsrechten en -verplichtingen zijn gebaseerd op de Wet Gemeenschappelijke Regelingen.

Leden van de Verenigde Vergadering (of in voorkomende gevallen de voorzitter of de secretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur dan wel als vertegenwoordiger van en in naam van het waterschap. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de Verenigde Vergadering, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de Verenigde Vergadering bepalingen te bevatten. In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen). In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 38. Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor een interpellatie. In het vierde lid is de wijze van ontslagverlening van een door de Verenigde Vergadering aangewezen lid van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling geregeld.

Hoofdstuk V

Artikel 64 t/m 67

In de artikelen 64 tot en met 67 staat centraal de relatie tussen de leden van de Verenigde Vergadering en de ambtenaren. Deze relatie is gebaseerd op artikel 55 van de Waterschapswet, waarin is bepaald dat de secretaris het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter ter zijde staat bij de uitoefening van hun taak.

In dit reglement van orde is geen bepaling opgenomen voor die gevallen waarin de tot het verlenen van hulp aangewezen ambtenaar op grond van gewetensbezwaren daartoe niet bereid is. Wij zijn van mening dat er in een dergelijk geval sprake is van een rechtspositioneel probleem dat binnen de ambtelijke organisatie tot een oplossing dient te worden gebracht.

Artikel 64

In dit artikel is uitgewerkt dat de coördinatie van de ambtelijke bijstand berust bij de secretaris. Hij is als hoofd van het ambtelijk apparaat daarvoor de aangewezen figuur.

Beoordeling of één van de genoemde weigeringsgronden zich voordoet vindt in eerste instantie plaats door de secretaris. Vanuit zijn wettelijke positie is dat ook de aangewezen weg.

In het vierde lid is aangegeven dat de uiteindelijke beslissing over het niet verlenen van ambtelijke bijstand is voorbehouden aan het college. Uiteraard kan de Verenigde Vergadering via de gebruikelijke weg hierover het college verzoeken verantwoording af te leggen (artikel 89 Waterschapswet).

Het vijfde en zesde lid spreken voor zich. Wanneer - naar de mening van een lid van de Verenigde Vergadering - op onvoldoende wijze aan zijn of haar verzoek om hulp gehoor wordt gegeven kan de zaak aan een functioneel hogere instantie worden voorgelegd. Voor wat betreft de secretaris aan het college, voor wat betreft anderen aan de secretaris die dan ook hier weer de functie van intermediair vervult.

Artikel 65

In dit artikel is aangegeven dat het van belang is dat de betrokken portefeuillehouder op de hoogte is van door het ambtelijk apparaat verstrekte informatie, advies of bijstand. Hij kan dan in principe niet voor verrassingen komen te staan als gevolg van een kennisachterstand ten opzichte van het lid van de Verenigde Vergadering. Uiteraard heeft een en ander slechts betrekking op de zogenaamde politiek gevoelige onderwerpen. Alertheid hierop wordt dan ook bij de verstrekkers verondersteld.

Hoofdstuk VI

Artikel 68

De tekst van de eed of verklaring en belofte die een lid van de Verenigde Vergadering bij het aanvaarden van het lidmaatschap moet afleggen, is in artikel 34 van de Waterschapswet vastgelegd.

Hoofdstuk VII

Vervallen

Hoofdstuk VIII

Artikel 77

Dit artikel vormt de nadere uitwerking van het bepaalde in artikel 32 van de Waterschapswet.