Regeling vervallen per 25-07-2017

Gedragscode integriteit bestuurders Rijnland 2007

Geldend van 06-06-2007 t/m 24-07-2017

Intitulé

Gedragscode integriteit bestuurders Rijnland 2007

De verenigide vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland;

Gezien het voorstel van Dijkgraaf en Hoogheemraden van 3 april 2007 (07.10465);

Mede gezien de bij dit besluit behorende publicatie "Integriteit van politieke ambtsdragers bij gemeenten, provincies en waterschappen" van januari 2007

Gelet op artikel 33, derde lid, van de Waterschapswet, zoals deze komt te luiden na de inwerkingtreding van de Wet Modernisering Waterschapsbestel (Kamerstukken 30.601),

Besluit:

vast te stellen de Gedragscode integriteit bestuurders Rijnland 2007, luidende als volgt:

Gedragscode integriteit bestuurders Rijnland 2007

Deel 1 kernbegrippen

1. Bestuursleden van Rijnland stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van Rijnland, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.

2. Integriteit van bestuursleden als politieke ambtsdragers houdt in dat de verantwoorde­lijk­heid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verant­woor­ding af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders dan wel aan de Verenigde Vergadering, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen.

3. Een aantal kernbegrippen is leidend en plaatst integriteit van bestuurders in een breder perspectief. Zij zijn de toetssteen voor de in deel 2 opgenomen gedragsregels en de gedragingen van bestuurders moeten aan deze kernbegrippen kunnen worden getoetst.

4. De kernbegrippen zijn:

a. Dienstbaarheid:

Het handelen van een bestuurslid is altijd en volledig gericht op het belang van het waterschap en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

b Functionaliteit:

Het handelen van een bestuurslid heeft een herkenbaar verband met de functie die zij/hij vervult in het bestuur.

c Onafhankelijkheid:

Het handelen van een bestuurslid wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

d. Openheid:

Het handelen van een bestuurslid is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van het bestuurslid en haar/zijn beweegredenen daarbij.

e. Betrouwbaarheid:

Op een bestuurslid moet men kunnen rekenen; zij/hij houdt zich aan haar/zijn afspraken. Kennis en informatie waarover zij/hij uit hoofde van haar/zijn functie beschikt, wendt zij/hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

f. Zorgvuldigheid:

Het handelen van een bestuurslid is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Deel 2 Gedragsregels

Artikel 1 Algemene bepalingen

1. Deze gedragscode geldt voor de leden van het College van Dijkgraaf en Hoog­heem­raden en de Verenigde Vergadering  - in deze regeling tezamen aangeduid als bestuursleden - van het Hoogheemraadschap van Rijnland, tenzij uit de tekst van een gedragsregel anders blijkt.

2. In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is vindt bespreking plaats in het College van Dijkgraaf en Hoogheemraden of de Verenigde Vergadering.

3. De code is openbaar en op toegankelijke wijze te raadplegen.

4. Bestuursleden ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

5. Een bestuurslid is aanspreekbaar op de naleving van deze code.

Artikel 2  Belangenverstrengeling

1. Een bestuurslid doet opgave van haar/zijn financiële belangen.

2. Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt het bestuurslid (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

3. Een oud-bestuurslid wordt het eerste jaar na de beëindiging van haar/zijn ambts­termijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor Rijnland.

4. Indien de onafhankelijke oordeelsvorming van een bestuurslid over een onderwerp in het geding kan zijn, geeft zij/hij bij de besluitvorming daarover aan in hoeverre het onderwerp hem persoonlijk aangaat.

5. Een bestuurslid dat familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten of zaken aan Rijnland, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

6. Een bestuurslid neemt van een aanbieder van diensten aan Rijnland geen geschenken, faciliteiten of diensten aan die haar/zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kunnen beïnvloeden.

7. Een bestuurslid vervult geen nevenfuncties die een structureel risico vormen voor een integere invulling van de politieke functie.

8. Een bestuurslid geeft ten behoeve van de openbaarmaking van haar/zijn neven­functies en q.q-nevenfuncties aan voor welke organisatie de functies worden verricht, wat het tijdsbeslag is en of de functies bezoldigd zijn.

9. Een bestuurslid behoudt geen inkomsten uit een q.q.-nevenfunctie tenzij dat op grond van de wet geheel of gedeeltelijk is toegestaan. De inkomsten komen ten goede aan de kas van Rijnland.

Artikel 3 Informatie

1. Een bestuurslid gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover zij/hij uit hoofde van haar/zijn ambt beschikt. Vertrouwelijke stukken worden uitsluitend in schriftelijke vorm aan bestuurders toegezonden. Zij/hij zorgt ervoor dat stukken met vertrouwelijke gegevens veilig worden opgeborgen.

2. Een bestuurslid houdt geen informatie achter.

3. Een bestuurslid verstrekt geen informatie die vertrouwelijk of geheim is.

4. Een bestuurslid maakt niet ten eigen bate of ten bate van haar/zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

5. Een bestuurslid gaat verantwoord om met de e-mail- en internetfaciliteiten van Rijnland.

Artikel 4 Geschenken, diensten en uitnodigingen

1. Een bestuurslid accepteert geen geschenken, faciliteiten of diensten indien haar/zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed. In onderhandelingssituaties weigert zij/hij door betrokken relaties aangeboden geschenken of andere voordelen.

2. Geschenken en giften die een bestuurslid uit hoofde van haar/zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd.

3. Geschenken en giften die een bestuurslid uit hoofde van haar/zijn functie ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50 vertegenwoordigen zijn eigendom van Rijnland. Er wordt een waterschapsbestemming voor gezocht. Geschenken en giften die een waarde van € 50 of minder vertegenwoordigen kunnen worden behouden.

4. Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, meldt het bestuurslid dit in het bestuursorgaan waarvan zij/deel uit maakt, waarna een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.

5. Aanbiedingen voor privé-werkzaamheden of kortingen op privé-goederen worden niet geaccepteerd.

6. Een bestuurslid maakt in het bestuursorgaan waar zij/hij deel van uit maakt melding van uitnodigingen voor excursies en evenementen op kosten van derden.

Artikel 5 Bestuurlijke uitgaven, onkostenvergoedingen en voorzieningen

1. Uitgaven worden uitsluitend vergoed indien dat op grond van wettelijke voorschriften is toegestaan en de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond. Een bestuurslid is terughoudend bij het in rekening brengen van uitgaven die zich op het grensvlak van privé en publiek bevinden.

2. Een bestuurslid declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

3. In geval van twijfel omtrent een declaratie, wordt dit voorgelegd aan de Dijkgraaf en zonodig ter besluit­vorming aan het College van Dijkgraaf en Hoogheemraden voorgelegd.

4. Gebruik van waterschapseigendommen of - voorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan tenzij het betreft de bruikleen van een fax, mobiele telefoon of computer die mede voor privé-doeleinden kunnen worden gebruikt.

Artikel 6 Buitenlandse dienstreizen

1. Onder een buitenlandse reis wordt verstaan een reis naar het buitenland (inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba), niet zijnde een reis naar een instelling van de Europese Unie.

2. Een bestuurslid dat het voornemen heeft uit hoofde van haar/zijn functie een buitenlandse reis te maken of is uitgenodigd voor een buitenlandse reis of werkbezoek op kosten van derden, heeft vooraf toestemming nodig van het bestuursorgaan waar zij/hij deel van uit maakt. Rijnlandsbelang van de reis is doorslaggevend voor de besluit­vorming. Indien het toestemming aan een lid van het College van Dijkgraaf en Hoogheemraden betreft wordt de Verenigde Vergadering van de besluitvorming in het College op de hoogte gesteld.

3. Een bestuurslid meldt het voornemen tot een buitenlandse reis of een uitnodiging daartoe in het bestuursorgaan waar zij/hij deel van uit maakt en verschaft daarbij informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap, de geraamde kosten en de wijze waarop van de reis verslag wordt gedaan.

4. Het ten laste van Rijnland meereizen van de partner van een bestuurslid naar en in het buitenland is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van Rijnland daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming betrokken.

5. Het anderszins meereizen naar en in het buitenland van derden op kosten van Rijnland is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming betrokken.

6. Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van het bestuurslid.

Leiden,  6 juni 2007              

De Verenigde Vergadering voornoemd,

G.J. Doornbos

dijkgraaf

ir. A. Haitjema

secretaris