Regeling vervallen per 13-02-2019

Mandaat- en Volmachtbesluit Rijnland 2018

Geldend van 25-01-2018 t/m 12-02-2019

Intitulé

Mandaat- en Volmachtbesluit Rijnland 2018

Mandaat- en Volmachtbesluit Rijnland 2018

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In dit besluit wordt verstaan onder:

1. bestuursorgaan: de verenigde vergadering, het college van dijkgraaf en hoogheemraden of de dijkgraaf;

2. college: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland, oftewel het dagelijks bestuur van Rijnland, bedoeld in artikel 8 van het Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland;

3. mandaat: de bevoegdheid om namens het college onder verantwoordelijkheid van het college en met inachtneming van aanwijzingen en richtlijnen van het college besluiten te nemen, stukken van het college vast te leggen en te ondertekenen;

4. ondermandaat: een door de secretaris-algemeen directeur aan een daartoe aangewezen functionaris gegeven bevoegdheid om namens het college onder verantwoordelijkheid van het college en met inachtneming van aanwijzingen en richtlijnen van het college besluiten te nemen, stukken van het college vast te leggen en te ondertekenen;

5. Rijnland: het hoogheemraadschap van Rijnland;

6. secretaris-algemeen directeur: de ambtenaar die de functie van manager s18 vervult;

7. verenigde vergadering: het algemeen bestuur van Rijnland, bedoeld in artikel 8 van het Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland;

8. volmacht: de bevoegdheid om in naam van de dijkgraaf de met privaatrechtelijke rechtshandelingen samenhangende schriftelijke stukken te ondertekenen.

Artikel 2 Doel

Doel van het verlenen van mandaat en volmacht is:

• verbetering van dienstverlening;

• verduidelijking van verantwoordelijkheden;

• verkorting van procedures;

• verhoging van de doelmatigheid van de organisatie.

Artikel 3 Mandaat

1. De in hoofdstuk 2 van dit besluit opgenomen bevoegdheden en de ondertekening van genoemde stukken wordt opgedragen aan de secretaris-algemeen directeur.

2. De secretaris-algemeen directeur brengt tenminste eenmaal per jaar aan het college verslag uit over de wijze waarop hij gebruik heeft gemaakt van de krachtens het eerste lid aan hem opgedragen bevoegdheden.

3. Het college kan aan het mandaat nadere voorschriften verbinden.

Artikel 4 Ondermandaat

1. De secretaris-algemeen directeur kan het hem verleende mandaat, tenzij dat expliciet niet is toegestaan, door middel van een ondermandaat opdragen aan door hem aan te wijzen functionarissen.

2. De in het eerste lid bedoelde functionarissen kunnen het hen verleende ondermandaat, tenzij dat expliciet is toegestaan, niet door middel van ondermandaat opdragen aan door hen aan te wijzen andere functionarissen.

3. De ondermandaten zijn opgenomen in het Besluit Ondermandaten Rijnland 2018.

4. De secretaris-algemeen directeur kan aan het ondermandaat nadere voorschriften verbinden.

Artikel 5 Plaatsvervanging

Bij afwezigheid van de secretaris-algemeen directeur wordt diens bevoegdheid als algemeen directeur uitgeoefend door een door het college uit de managers s16 aan te wijzen plaatsvervanger. Onder afwezigheid wordt verstaan: afwezigheid wegens verlof of wegens ziekte.

Artikel 6 Financieel mandaat

Indien de uitoefening van een mandaat tevens het beslissen over de besteding van budgetten met zich meebrengt, geschiedt dit overeenkomstig het bepaalde in de Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie van het hoogheemraadschap van Rijnland en de budgethoudersregeling.

Artikel 7 Uitzonderingen op mandaat

1. Een mandaat kan niet worden gegeven ter zake van de bevoegdheid tot:

a. het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften;

b. het vaststellen van beleidsregels;

c. het beslissen op niet-fiscale beroep- of bezwaarschriften.

2. Een mandaat geldt niet voor:

a. zaken die een bestuurlijke afweging vereisen, waaronder wordt begrepen zaken die leiden tot afwijking of aanvulling van een eerder vastgestelde beleidslijn, afdoening van die zaken niet voorziene financiële of andere belangrijke consequenties heeft of dit door het college kenbaar is gemaakt;

b. gevallen waarin Rijnland aan zichzelf een vergunning verleent en daarbij tevens sprake is van een afwijking van de ter zake gestelde beleidskaders.

Artikel 8 Afdelingsoverschrijdende onderwerpen

1. Indien de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid méér dan een afdeling aangaat, dient over de uitoefening overeenstemming te bestaan tussen de respectieve managers s14/s15.

2. Bij het ontbreken van overeenstemming tussen managers s14/s15, de managers s14/s15 van de stafafdelingen daaronder begrepen, en/of projectleiders s13/s14 (resultaatsmanagers), legt de gemandateerde het onderwerp ter besluitvorming voor aan een van de managers s16 en/of aan de secretaris-algemeen directeur.

Artikel 9 Wijziging wetten en regelingen

De in hoofdstuk 2 van dit besluit opgenomen mandaten worden geacht te zijn gewijzigd voor zoveel en op het tijdstip dat de hierin genoemde wetten en regelingen zijn gewijzigd.

Artikel 10 Volmacht

De dijkgraaf verleent volmacht om namens hem de met privaatrechtelijke rechtshandelingen samenhangende geschriften te ondertekenen voor zover voortvloeiend uit de uitoefening van de krachtens dit besluit gemandateerde of ondergemandateerde bevoegdheden.

Artikel 11 Ondertekening

1. Een krachtens mandaat genomen besluit alsmede de op de gemandateerde bevoegdheden betrekking hebbende brieven worden door de gemandateerde als volgt ondertekend:

"Dijkgraaf en Hoogheemraden

namens dezen,

(handtekening)

(naam)

(functie)"

2. Het in een document vastleggen van een privaatrechtelijke rechtshandeling door de gemandateerde of ondergemandateerde functionarissen als bedoeld in artikel 10, geschiedt onder vermelding van in ieder geval de volgende in het hoofd van het document te vermelden tekst:

"Het hoogheemraadschap van Rijnland, gevestigd te Leiden, vertegenwoordigd door

(functienaam) van de afdeling (afdelingsnaam), de heer/mevrouw (naam met eventuele titulatuur), hierna te noemen: Rijnland"

3. Het slot van het in het tweede lid bedoelde document vermeldt in ieder geval de volgende tekst:

"Aldus opgemaakt en in (...)voud ondertekend,

te: (plaatsnaam)

op: (datum)

(handtekening)

(naam)"

4. Bij plaatsvervanging van de mandaat- of volmachthouder wordt ondertekend overeenkomstig het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel.

Hoofdstuk 2: Mandaten

Artikel 12 Financiën

Het college mandateert aan de secretaris-algemeen directeur de bevoegdheid tot:

1. Het aangaan van langgeldleningen tot een bedrag als aangegeven in de vastgestelde begroting van het hoogheemraadschap van het desbetreffende jaar.

2. Het aangaan van rekening-courantovereenkomsten tot een kredietlimiet als aangegeven in de vastgestelde begroting van Rijnland van het desbetreffende jaar.

3. Het verlenen van vermindering of kwijtschelding aan hen die hebben aangenomen ten behoeve van het hoogheemraadschap iets te doen of te leveren voor zover een en ander een bedrag van € 25.000,-- niet te boven gaat.

4. Het aantekenen van bezwaar tegen en/of akkoord gaan met door gemeenten afgegeven beschikkingen met betrekking tot de vastgestelde WOZ-waarde van Rijnlandse eigendommen (gebouwen, woningen en installaties).

5. Het uitlenen, beleggen of herbeleggen van kasgelden.

6. Het doen van af- en overschrijvingen per waterschapstaak, voor zover het budget onvoorzien in de exploitatiebegroting niet wordt aangesproken en het niet ten koste gaat van de (afgesproken) prestaties.

7. Het bepalen van voorschotten en afrekeningen van kosten van wateronttrekkingen aan en waterlozingen op Rijnlands boezem.

8. Het bepalen van voorschotten en afrekeningen grensoverschrijdend afvalwater.

9. Het doen van aangiften omzetbelasting.

10. Het krachtens artikel 123, derde lid onder e., Waterschapswet aanwijzen van belastingdeurwaarders.

11. Het doen uitgaan van dwangbevelen.

Artikel 13 Onroerende goederen

Het college mandateert aan de secretaris-algemeen directeur de bevoegdheid tot:

1. Het kopen, ruilen en vervreemden van onroerende goederen; en

2. het aangaan en verlenen, wijzigen en beëindigen van persoonlijke en zakelijke gebruik- en genotrechten en bij het aangaan, wijzigen en beëindigen van verhuringen, verpachtingen en ingebruikgevingen tot een maximumbedrag van

€ 25.000,-- per geval per jaar; en

3. het kwijtschelden van vorderingen wegens huur, pacht en gebruik van onroerende eigendommen van het hoogheemraadschap;

alles voor zover nodig een passend krediet is verleend en bij koop tot een koopprijs van ten hoogste € 100.000,-- per geval per jaar en bij verkoop tot een verkoopprijs van ten hoogste € 250.000,-- per geval per jaar. Deze beperking geldt niet voor de verkoop van de daartoe aangewezen dienstwoningen.

Artikel 14 (Buiten) Gerechtelijke procedures

Het college mandateert aan de secretaris-algemeen directeur de bevoegdheid tot:

1. Het nemen van procesbesluiten inzake tegen het hoogheemraadschap of een besluit van een bestuursorgaan van het hoogheemraadschap ingestelde rechtsgedingen voor burgerlijke en administratieve gerechten.

2. Het nemen van procesbesluiten inzake rechtsgedingen voor burgerlijke of administratieve gerechten, waarbij het hoogheemraadschap of een bestuursorgaan van het hoogheemraadschap als belanghebbende als bedoeld in artikel 8:26 Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt.

3. Het nemen van procesbesluiten ter zake van het voeren van rechtsgedingen voor burgerlijke en administratieve gerechten, waaronder begrepen het indienen van bezwaar of het instellen van beroep, indien deze rechtsgedingen strekken of mede strekken tot uitvoering van door een bestuursorgaan van het hoogheemraadschap genomen besluiten.

4. Het aangaan van dadingen en het sluiten van andere schriftelijke overeenkomsten, waarbij door tegemoetkoming van beide zijden een publiekrechtelijke, privaatrechtelijke of strafrechtelijke procedure kan worden voorkomen of beëindigd.

Artikel 15 Besluiten tot verlenging of verdaging van de beslistermijn

Het college mandateert aan de secretaris-algemeen directeur de bevoegdheid tot:

1. Het verlengen van de beslistermijn als bedoeld in artikel 3:18 en 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht.

2. Het verdagen van een beslissing als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Wet openbaarheid van bestuur.

3. Het verdagen van een beslissing op bezwaar als bedoeld in artikel 7:10, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 16 Gedoogplicht

Het college mandateert aan de secretaris-algemeen directeur de bevoegdheid tot:

Het nemen van besluiten over het opleggen van een gedoogplicht als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Waterwet.

Artikel 17 Nadeelcompensatie

Het college mandateert aan de secretaris-algemeen directeur de bevoegdheid tot:

Het krachtens artikel 7.14 van de Waterwet op aanvraag toekennen van een vergoeding tot een bedrag van € 25.000,-- per ingediende aanvraag.

Artikel 18 Nadere besluiten ter uitvoering van besluiten van het college of de verenigde vergadering

Het college mandateert aan de secretaris-algemeen directeur de bevoegdheid tot:

Het nemen van nadere besluiten ter uitvoering van besluiten van het college of de verenigde vergadering.

Artikel 19 Projectplannen

Het college mandateert aan de secretaris-algemeen directeur de bevoegdheid tot:

De vaststelling van een projectplan als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet voor zover de begrote kosten van een project niet meer bedragen dan 3 miljoen euro en tenzij de secretaris-algemeen directeur van oordeel is dat er redenen zijn – waaronder in ieder geval begrepen mogelijke grote bestuurlijke of maatschappelijke consequenties – die vaststelling van een projectplan door het college rechtvaardigen.

Artikel 20 Budgetten (Contracten)

Het college mandateert aan de secretaris-algemeen directeur de bevoegdheid tot:

Het met inachtneming van de budgethoudersregeling geven van opdrachten, doen van bestellingen van goederen en diensten en het goedkeuren van facturen zonder verplichting.

Artikel 21 Personeel

Het college mandateert aan de secretaris-algemeen directeur de bevoegdheid tot:

1. Het zonder de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat als bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden vaststellen, wijzigen dan wel intrekken van regelingen inzake:

a. de werktijden en de vakantie

b. het belonings- of functiewaarderingssysteem

c. de arbeidsomstandigheden, het ziekteverzuim of het re-integratiebeleid

d. het aanstellings-, ontslag- en bevorderingsbeleid

e. de personeelsopleiding

f. de personeelsbeoordeling

g. het bedrijfsmaatschappelijk werk en de bedrijfsgezondheidsdienst

h. het werkoverleg

i. de behandeling van klachten van het personeel

j. het verwerken van alsmede de bescherming van de persoonsgegevens van de bij Rijnland werkzame personen

k. voorzieningen die gericht zijn op of geschikt te maken zijn voor waarneming van of controle op aanwezigheid, gedrag of prestaties van de bij Rijnland werkzame personen.

2. Het zonder de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat en met inachtneming van de ter zake geldende regelingen uitvoering geven aan de navolgende artikelen van de SAW:

a. artikel 7.1 en 7.2: het opleggen van disciplinaire maatregelen

b. artikel 7.4 en 7.5: schorsing

c. artikel 8.4: het afwijken van ontslag bij bereiken pensioengerechtigde leeftijd

d. artikel 8.6: het verlenen van ontslag bij reorganisatie

e. artikel 8.7: het verlenen van ontslag bij ongeschiktheid wegens ziekte

f. artikel 8.8: het verlenen van ontslag bij onbekwaamheid en ongeschiktheid

g. artikel 8.9: het verlenen van ontslag op andere gronden

h. artikel 8.11: het verlenen van ontslag na functie in publiekrechtelijk college.

3. Het met uitzondering van de aanstelling van de managers s16 en met inachtneming van de ter zake geldende regelingen uitvoering geven aan de overige bepalingen in de SAW.

4. Het met inachtneming van de ter zake geldende regelingen uitvoering geven aan de bepalingen in het Sociaal Statuut.

5. Het goedkeuren van verzoeken tot het inhuren van personeel binnen het in de exploitatiebegroting geraamde budget voor personeelskosten.

6. Het goedkeuren van verzoeken tot het inhuren van personeel binnen het in het project geraamde budget voor personeelskosten.

Artikel 22 Correspondentie

Het college mandateert aan de secretaris-algemeen directeur de bevoegdheid tot:

1. Het voeren van correspondentie van beleidsgevoelige aard.

2. Het voeren van correspondentie van niet-beleidsgevoelige aard en standaardbrieven.

3. Het besluiten en voeren van correspondentie ter zake van de bedrijfsvoering van Rijnland, waaronder begrepen de inrichting van de ambtelijke organisatie.

4. Toezending ter goedkeuring of ter informatie aan besturen van overheidslichamen van besluiten of standpunten van het college van dijkgraaf en hoogheemraden of de Verenigde Vergadering.

5. Het besluiten tot het inwinnen van extern advies, alsmede het selecteren van en het voeren van correspondentie met deze adviseurs.

Artikel 23 Beleid- & Planontwikkeling

Het college mandateert aan de secretaris-algemeen directeur de bevoegdheid tot:

De uitvoering van hoofdstuk 2 van de Wet ruimtelijke ordening: het voeren van (ambtelijk) vooroverleg over structuurvisies en andere strategische plannen.

Artikel 24 Plantoetsing, Vergunningverlening & Handhaving

Het college mandateert aan de secretaris-algemeen directeur, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 sub b van het Besluit Omgevingsrecht (functiescheiding handhaving en vergunningverlening), de bevoegdheid tot:

1. Plantoetsing:

a. De uitvoering van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening juncto de artikelen 3.26 en 3.28 Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 3.10 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: het voeren van vooroverleg over bestemmings-, inpassingsplannen en omgevingsvergunningen voor planologische afwijkingen (watertoets).

b. De uitvoering van artikel 4.17, lid 3 Wet Milieubeheer: de voorbereiding van gemeentelijke milieubeleidsplannen.

c. De uitvoering van artikel 4.23, lid 1, Wet Milieubeheer: de voorbereiding van gemeentelijke rioleringsplannen.

d. De uitvoering van hoofdstuk 7 Wet Milieubeheer: het vooroverleg over en het indienen van bedenkingen ter zake van milieueffectrapportages.

2. Vergunningverlening:

a. Het krachtens artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet en de daarop gebaseerde AMvB’s nemen van besluiten inzake het verbod stoffen te brengen in een oppervlaktewaterlichaam.

b. Het krachtens artikel 6.2, tweede lid, van de Waterwet verlenen van een vergunning inzake het verbod om met behulp van een werk, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, water of stoffen te brengen op een zuiveringtechnisch werk.

c. Het krachtens artikel 3.3 van de Keur Rijnland 2015 verlenen van een watervergunning en krachtens artikel 3.2 lid 4 van de Keur Rijnland 2015 verlenen van een maatwerkvoorschrift.

d. Het krachtens artikel 6.17 van de Waterwet afhandelen van een aanvraag die betrekking heeft op een handeling of samenstel van handelingen ten aanzien waarvan meer dan één bestuursorgaan bevoegd is.

e. Het krachtens artikel 6.18, eerste lid, van de Waterwet bepalen dat een revisievergunning moet worden aangevraagd.

f. Het krachtens artikel 6.19, eerste lid, van de Waterwet ambtshalve verlenen van een revisievergunning.

g. Het krachtens artikel 6.21 van de Waterwet weigeren van een vergunning.

h. Het krachtens artikel 6.22, eerste lid, van de Waterwet wijzigen of aanvullen van een vergunning en de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen;

i. Het krachtens artikel 6.22, tweede en derde lid, van de Waterwet geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning.

j. Het krachtens paragraaf 7.6 van de Wet Milieubeheer nemen van besluiten op uitgevoerde vormvrije m.e.r.-beoordelingen als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, sub b van het Besluit milieueffectrapportage.

k. Het verlenen van vaarvergunningen als bedoeld in artikel 3 van de Vaarwegenverordening Rijnland 2013.

l. Het nemen van verkeersbesluiten op grond van artikel 5 van de Scheepvaartverkeerswet.

m. Het verlenen van ontheffingen op grond van artikel 7 van de Scheepvaartverkeerswet van een gebod of verbod, aangegeven met een verkeersteken.

n. Het nemen van besluiten op grond van artikel 1 van de Wrakkenwet.

3. Handhaving:

a. De uitvoering van artikel 61 van de Waterschapswet juncto hoofdstuk 8 van de Waterwet juncto afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht.

b. De uitvoering van artikel 61 van de Waterschapswet juncto de Keur Rijnland 2015 juncto afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht.

c. Het uitvoering geven aan artikel 257ba Wetboek van Strafvordering juncto artikel 4.2 lid 1 sub b Besluit OM-afdoening.

Artikel 25 Subsidieregelingen

Het college mandateert aan de secretaris-algemeen directeur de bevoegdheid tot:

1. De uitvoering van de Algemene Subsidieverordening Rijnland 2010.

2. De uitvoering van de Subsidieverordening Baggerkosten Rijnland 2012.

3. De uitvoering van de Verordening Subsidies Natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen 2014.

4. Het toekennen van bijdragen aan derden ter hoogte van maximaal 25% van de begrote kosten van incidentele activiteiten indien deze activiteiten:

a. binnen het gebied van Rijnland worden ontplooid of daarop betrekking hebben, en

b. aan water, de taken van Rijnland of Rijnland als organisatie zijn gerelateerd.

Artikel 26 Archivering

Het college mandateert aan de secretaris-algemeen directeur de bevoegdheid tot:

1. Het vervangen van archiefbescheiden door reproducties, teneinde de aldus vervangen bescheiden te vernietigen, overeenkomstig artikel 7 van de Archiefwet 1995 en artikel 6, eerste en tweede lid van het Archiefbesluit 1995.

2. Het opmaken van een verklaring van vervanging van archiefbescheiden door reproducties, overeenkomstig artikel 8 van het Archiefbesluit 1995.

3. Het vervreemden van archiefbescheiden overeenkomstig artikel 8, eerste en tweede lid van de Archiefwet 1995 en artikel 7, eerste en tweede lid, en artikel 8 van het Archiefbesluit 1995.

4. Het opmaken van een verklaring van vervreemding van archiefbescheiden, overeenkomstig artikel 8 van het Archiefbesluit 1995.

5. Het overbrengen van archiefbescheiden naar de archiefbewaarplaats, overeenkomstig artikel 12 eerste lid van de Archiefwet 1995 en artikel 9, eerste, tweede en derde lid van het Archiefbesluit 1995.

6. Het vervroegd overbrengen van archiefbescheiden naar de archiefbewaarplaats, overeenkomstig artikel 13, eerste lid van de Archiefwet 1995.

7. Het verzoeken om het verlenen van een machtiging door Gedeputeerde Staten tot opschorting van de overbrenging van archiefbescheiden naar de archiefbewaarplaats, overeenkomstig artikel 13 derde en vierde lid van de Archiefwet 1995.

8. Het opmaken van een verklaring van overbrenging van archiefbescheiden naar de archiefbewaarplaats, overeenkomstig artikel 8 van het Archiefbesluit 1995.

9. Het opmaken van een verklaring van vernietiging van archiefbescheiden, overeenkomstig artikel 8 van het Archiefbesluit 1995.

10. Het stellen van beperkingen aan de openbaarheid van archiefbescheiden, overeenkomstig artikel 15 eerste en tweede lid en artikel 16 tweede lid van de Archiefwet 1995 en artikel 10 van het Archiefbesluit 1995.

Hoofdstuk 3 Inwerkingtreding

Artikel 27 Inwerkingtreding

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2018 en vervangt: het Mandaat- en Volmachtbesluit Rijnland 2015, zoals vastgesteld door het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland op 7 juli 2015.

2. Dit besluit kan worden aangehaald als het Mandaat- en Volmachtbesluit Rijnland 2018.

Leiden, 9 januari 2018