Regeling vervallen per 09-12-2014

Verordening op de Gemeentelijke Ombudscommissie 2006

Geldend van 01-01-2006 t/m 08-12-2014

Intitulé

Verordening op de Gemeentelijke Ombudscommissie 2006

Registratie-nrs: 05.10499/05.10501

De Raad van de gemeente Hoorn;

Overwegende, dat door de invoering van de Wet extern klachtrecht het verplicht is om per 1 januari 2006 te beschikken over een externe klachtvoorziening inzake de behandeling van klachten met betrekking tot gedragingen van gemeentelijke organen en ambtenaren van de gemeente Hoorn;

dat per 1 januari 2006 de bestaande besluiten tot instelling van een externe klachtvoorziening op grond van artikel 122 van de Gemeentewet van rechtswege komen te vervallen en derhalve alle gemeenten een nieuw besluit moeten nemen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Hoorn van 12 april 2005;

gelet op hoofdstuk IVc en artikel 149 van de Gemeentewet en titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

gehoord de ondernemingsraad van de gemeente Hoorn;

Besluit vast te stellen de volgende

Verordening op de Gemeentelijke Ombudscommissie2006

Artikel 1 Instelling ombudscommissie

Er is een gemeentelijke ombudscommissie.

Artikel 2 Benoeming en zittingsduur

De ombudscommissie bestaat uit vier leden, welke door de raad voor een periode van zes jaar worden benoemd. De leden kunnen worden herbenoemd voor een periode van zes jaar.

Artikel 3 Vergoedingen

De leden van de ombudscommissie ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding en indien men van buiten de gemeente komt, een tegemoetkoming in de reiskosten.

Artikel 4 Bemiddeling

De ombudscommissie kan gedurende een onderzoek de verzoeker en het bestuursorgaan voorstellen doen teneinde onderling tot een oplossing van de klacht te komen.

De ombudscommissie brengt ook na een geslaagde bemiddeling een verslag uit.

Artikel 5 Werkinstructie

Voor zover de ombudscommissie dit nodig acht, maakt hij een werkinstructie voor zijn werkzaamheden.

Artikel 6 Ontvangstbevestiging en toezending verzoekschrift

De ombudscommissie bevestigt de ontvangst van het verzoekschrift schriftelijk aan de verzoeker. Indien hij een onderzoek als bedoeld in artikel 9:18 van de Algemene wet bestuursrecht instelt, zendt hij tevens een afschrift van het verzoekschrift aan het bestuursorgaan en aan degene over wiens gedragingen wordt geklaagd.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

Verordening op de Gemeentelijke Ombudscommissie 2006

Toelichting:

Definitiebepaling van het begrip klacht

De Algemene wet bestuursrecht kent geen definitie van het begrip klacht. De wetgever acht een definitie ook onwenselijk, omdat een omschrijving ook een beperking van het klachtrecht kan inhouden. Uitgangspunt is een ruim klachtbegrip. Alles wat geen (Awb)-bezwaar is, is in beginsel een klacht.

Een klachtprocedure is gericht op het verkrijgen van een rechtens niet-bindend oordeel over het overheidshandelen. Bij een klachtbehandeling wordt, ruimer dan bij de rechtens bindende bezwaarschriftprocedure, bekeken of het betreffende bestuursorgaan zich correct gedragen heeft tegenover de klager.

Onder de klachtenregeling vallen gedragingen van bestuursorganen en van personen die onder de verantwoordelijkheid van bestuursorganen handelingen verrichten richting burgers en organisaties (bijvoorbeeld ambtenaren). Enkele voorbeelden van ‘niet correct’ gedragen zijn: ongeïnteresseerde bejegening, te trage afhandeling van een aanvraag, brieven worden te laat of niet beantwoord, het antwoord is in strijd met gewekte verwachtingen en onvoldoende gemotiveerd, aangevraagde informatie wordt niet toegezonden.

Artikel 1 Instelling ombudscommissie

Er zijn zes mogelijkheden voor invulling van de ombudsfunctie, te weten: de Nationale Ombudsman, een eigen gemeentelijke ombudsman, een eigen gemeentelijke ombudscommissie, een regionale voorziening (ombudsman of ombudscommissie), aansluiting bij een voorziening van een andere gemeente, of een externe bezwaarschriftencommissie die tevens ombudscommissie is.

Indien gekozen is voor een eigen ombudscommissie als externe klachtvoorziening, zijn de artikelen 81w en 81x (en daarmee ook 81q, derde en vierde lid, 81r, 81s, 81t en 81v) van de Gemeentewet van toepassing.

Artikel 2 Benoeming en zittingsduur

In artikel 81w van de Gemeentewet is bepaald dat de raad het aantal leden vaststelt, die voor een periode van zes jaar worden benoemd. De Gemeentewet stelt geen maximum aan herbenoeming. De modelverordening van de VNG gaat uit van eenmaal herbenoemen. Dit is echter ter beoordeling van de gemeenten zelf. Bij de wijziging in de verordening van 9 december 2003 is destijds geen maximum gesteld aan het aantal herbenoemingen. Destijds is wel afgesproken dat de ombudscommissie een rooster van aftreden opstelt, zodat niet alle leden tegelijk zullen aftreden.

De raad benoemt tevens uit de leden een voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter.

De ombudscommissie bestaat uit een voorzitter, een secretaris en twee leden.

Artikel 3 Vergoedingen

Artikel 81v van de Gemeentewet schrijft voor dat de leden van de ombudscommissie een bij verordening van de raad vastgestelde vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen. De Verordening Geldelijke Voorzieningen raads- en commissieleden Hoorn is in dit geval van toepassing. Aan de hand van een circulaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt ieder jaar het presentiegeld berekend. Voorts ontvangen de leden een tegemoetkoming in de reiskosten indien men van buiten de gemeente komt.

Artikel 4 Bemiddeling

Eerste lid:

Tijdens het onderzoek kan de ombudscommissie een poging doen om via bemiddeling (interventie) tot een bevredigende oplossing voor de verzoeker te komen. De wijze waarop dit gebeurt kan de ombudscommissie in een werkinstructie nader regelen. Als bemiddeling in een jaar regelmatig voorkomt, is het verstandig om dit op te nemen in het jaarverslag. De ombudscommissie kan uitsluitend tot interventie overgaan indien hij bevoegd is om de gedraging te onderzoeken.

Tweede lid:

Het oordeel over het handelen en de hieruit voortvloeiende aanbevelingen voor de organisatie legt de ombudscommissie neer in een rapport (nieuwe artikel 9:36 Awb) indien hij zijn onderzoek voltooit. In het geval van een geslaagde bemiddeling zal de ombudscommissie doorgaans reden hebben om het onderzoek niet voort te zetten en komt hij aan het uitbrengen van een rapport en het geven van een oordeel niet toe. Het is echter wel gewenst dat de ombudscommissie ook in geval van een geslaagde bemiddeling zijn bemoeienis afsluit met een schriftelijk stuk waarin hij verslag doet van het onderzoek en de bevindingen en van het resultaat van de bemiddeling.

Artikel 5 Werkinstructie

De ombudscommissie kan de wijze waarop hij zijn werkzaamheden vorm wenst te geven vastleggen in een werkinstructie.

Artikel 6 Ontvangstbevestiging

Eerste lid:

De ontvangstbevestiging is overeenkomstig hetgeen artikel 9:6 Awb voor het intern klachtrecht bepaalt: het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van het klaagschrift schriftelijk. Tevens wordt het betreffende afdelingshoofd aangeven en de eerst te volgen stappen beschreven.

Tweede lid:

Gelijkwaardig aan hetgeen artikel 9:9 Awb voor het intern klachtrecht regelt, is bepaald dat aan het bestuursorgaan en aan degenen op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, een afschrift van het verzoekschrift wordt toegezonden. Indien de ombudscommissie het verzoekschrift niet in behandeling neemt, heeft toezending van een kopie van het verzoekschrift aan het bestuursorgaan geen wezenlijke functie en zou het onder omstandigheden zelfs een schending van vertrouwelijkheid kunnen betekenen (artikel 2:5 Awb is van overeenkomstige toepassing op de ombudscommissie). Komt het wel tot een onderzoek van de ombudscommissie, dan heeft niet alleen het bestuursorgaan, maar ook de betrokken ambtenaar recht op een kopie van het verzoekschrift (artikel 9:30 Awb). Overigens valt niet in alle gevallen de gedraging waarover geklaagd wordt toe te schrijven aan een bepaalde persoon; als dat zich voordoet, kan uiteraard worden volstaan met het toesturen van een afschrift van het verzoekschrift aan alleen het bestuursorgaan.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Artikel 139 van de Gemeentewet bepaalt onder meer dat verordeningen niet in werking treden, voordat ze zijn bekendgemaakt. Volgens artikel 142 van de Gemeentewet treden verordeningen op de achtste dag na bekendmaking in werking, tenzij een ander tijdstip is aangewezen. Met ingang van 1 januari 2005 geldt de Tijdelijke referendumwet niet meer en geldt dus weer de vrijheid om verordeningen direct in werking te laten treden.

Aangezien de huidige verordening op 1 januari 2006 ingevolge artikel 122 van de Gemeentewet van rechtswege komt te vervallen, behoeft deze niet te worden ingetrokken.