Regeling vervallen per 01-01-2015

Bezoldigingsregeling gemeentepersoneel 2008

Geldend van 24-01-2013 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Bezoldigingsregeling gemeentepersoneel 2008

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn;

gelezen het voorstel van de afdeling Advies & Control d.d. 4 april 2008;

overwegende dat het noodzakelijk is om de bestaande bezoldigingsverordening te actualiseren en repareren en dat het tevens wenselijk is om een aantal regelingen overzichtelijker samen te voegen;

gelet op

  • het bepaalde in artikel 3:1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR/UWO);

  • het gestelde in artikel 160 van de Gemeentewet;

  • het instemmende advies van de Ondernemingsraad d.d. 6 oktober 2008;

besluit:

vast te stellen deBezoldigingsregeling gemeentepersoneel 2008

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Medewerker

    De medewerker in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR/UWO.

  • b.

    Bezoldiging

    Het salaris, vermeerderd met het bedrag van de aan de medewerker toegekende emolumenten en toelagen – niet zijnde onkostenvergoedingen – zoals omschreven in artikel 3:1 lid 2 sub c van de CAR/UWO.

    De toelagen en/of emolumenten kunnen uitsluitend betrekking hebben op:

    • ·

      persoonlijke toelage

    • ·

      arbeidsmarkttoelage

    • ·

      inconveniëntentoelage

    • ·

      waarnemingstoelage

    • ·

      toelage onregelmatige dienst

    • ·

      toelage piketdienst

    • ·

      afbouwtoelage

    • ·

      garantietoelage

    Van deze bezoldigingsregeling maken deel uit bijlage II en IIa van de CAR.Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. c. Bestuursorgaan

    Het bevoegd gezag met bestuurs- en beslissingsbevoegdheid. In het kader van deze regeling is de gemeenteraad het bestuursorgaan ten behoeve van de functies en medewerkers van de raadsgriffie. Het college van burgemeester en wethouders is het bestuursorgaan ten behoeve van de functies en medewerkers welke tot de ambtelijke organisatie worden gerekend. Het nemen en ondertekenen van besluiten in het kader van deze regeling is gemandateerd conform het geldende mandaatbesluit en –register.

  • d.

    Salaris

    Het bedrag van de schaal hetwelk aan de medewerker is toegekend of, als voor de betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag.

  • e.

    Schaal

    De voor een betrekking of voor een aantal betrekkingen tezamen ter bepaling van het salaris geldende opklimmende reeks van bedragen, zoals opgenomen in bijlage II en IIa van de CAR, daaronder mede begrepen de bedragen welke gelden ter verhoging van het salaris als gevolg van diensttijduitloop.

  • f.

    Salaris per uur

    1/156 deel van het salaris bij een werktijd van gemiddeld 36 uur per week.

  • g.

    Functionele schaal

    De door het systeem van functiewaardering vastgestelde schaal waarin de betreffende functie is ingeschaald.

  • h.

    Aanloopschaal

    De aanloopschaal is de salarisschaal die één schaal onder de functionele salarisschaal ligt.

  • i.

    Uitloopschaal

    De uitloopschaal is de salarisschaal die één schaal boven de functionele schaal ligt.

  • k.

    Periodieke verhoging

    Het verschil tussen twee opeenvolgende salarisbedragen binnen een schaal.

  • l.

    Maximumsalaris

    Het hoogste bedrag van een salarisschaal.

  • m.

    Betrekking

    Het geheel van werkzaamheden dat door de medewerker is te verrichten.

  • n.

    Volledige betrekking

    Een betrekking waarbij de arbeidsduur gemiddeld 36 uur per week bedraagt.

  • o.

    Functie

    Het samenstel van feitelijke taken en/of werkzaamheden dat de medewerker op basis van een algemeen functieprofiel (en/of een specifiek functieprofiel), dan wel aanvullende werkinstructies moet uitvoeren.

  • p.

    Functioneringsgesprek en/of personeelsbeoordeling

    De jaarlijkse periodieke beoordeling (WEP-gesprek of beoordelingsformulier) van het functioneren van de medewerker op grond van artikel 15:1:15 van de CAR/UWO.

  • q.

    Overwerk

    Werkzaamheden door de medewerker in dienstopdracht verricht buiten de feitelijke arbeidsduur per week.

  • r.

    Piketdienst

    Het zich volgens een vastgesteld rooster buiten de voor de medewerker vastgestelde werktijden ter beschikking houden om bij onvoorziene omstandigheden werkzaamheden te verrichten.

  • s.

    Stagiair

    De student die in het kader van een opleiding werkervaring op doet, met als nevendoel zijn capaciteit in te zetten ten behoeve van ontwikkeling en actualisering van de kennis en werkwijze van de gemeente Hoorn.

  • t.

    Ziekte

Ongeschiktheid wegens ziekte of gebrek zoals omschreven in hoofdstuk 7 van de CAR/UWO.

Artikel 2 Aanspraak bezoldiging, recht op salaris

  • 1. Een medewerker heeft recht op bezoldiging vanaf het moment dat hij formeel in dienst treedt.

  • 2. Het salaris wordt berekend, gebaseerd op de arbeidsduur per week, en uitbetaald per kalendermaand.

  • 3. Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een kalendermaand, wordt het bedrag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal dagen van de betreffende kalendermaand.

  • 4. Het recht op bezoldiging eindigt in geval van ontslag met ingang van de dag waarop het ontslag in gaat.

Artikel 3 Salaris bij deeltijd

Het salaris van de medewerker die in deeltijd werkt, wordt vastgesteld naar evenredigheid van het salaris bij een volledige betrekking.

Artikel 4 Bepalen salarisschaal

  • 1. De salarissen van de medewerkers waarvan het salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage II of IIa van de CAR.

  • 2. De toepassing van bijlage II of IIa vindt plaats conform het gestelde in artikel 3:1, derde t/m vijfde lid van de CAR.

  • 3. Het bestuursorgaan bepaalt conform de Procedureregeling organieke functiebeschrijving en functiewaardering het voor de betreffende functie geldende functieprofiel en functionele salarisschaal.

  • 4. Met inachtneming van de zwaarte van de functie en het functioneren van de medewerker alsmede de interne salarisverhoudingen wordt de medewerker ingedeeld in een voor zijn functie toepasselijk functieprofiel (eventueel gecombineerd met een toepasselijke module) en salarisschaal.

  • 5. De in het vastgestelde functieboek van de gemeente Hoorn opgenomen modulen worden niet van een functiewaardering voorzien.

  • 6. De combinatie van de module Coördinatie met een functieprofiel met een functionele salarisschaal tot maximaal schaal 8 kan leiden tot een verhoging met maximaal één salarisschaal.

  • 7. De combinatie van een functieprofiel in functionele salarisschaal 9 en hoger met de module Coördinatie heeft geen effect op de waardering van de functie.

  • 8. De combinatie van een functieprofiel met een brandweerrepressiemodule heeft geen effect op de waardering van de functie.

  • 9. Zonder voorafgaand ontslag kan voor een medewerker geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan het salaris van de voor hem geldende salarisschaal. Een verlaging kan wel plaatsvinden bij definitieve herplaatsing van een zieke medewerker als bedoeld in artikel 7:16 lid 2 CAR dan wel bij disciplinaire straf, als bedoeld in hoofdstuk 16 van de CAR/UWO. Verlaging van de voor de medewerker geldende salarisschaal kan eveneens gelden bij het door de medewerker op eigen initiatief aanvaarden van een functie in een lagere salarisschaal dan de voor hem geldende salarisschaal.

  • 10. In afwijking van het bepaalde in lid 3 t/m 8 kan door het bestuursorgaan voor nader te noemen betrekkingen een vaste salarisschaal worden bepaald of een salarisbedrag worden toegekend wat overeenkomt met de bepalingen in de relevante (subsidie-)regeling. Een mogelijke reden om deze bepaling toe te passen is het vaststellen van het salaris voor gesubsidieerde betrekkingen.

Artikel 5 Salaris bij indiensttreding

  • 1. Bij indiensttreding kent het bestuursorgaan de medewerker het salaris toe, dat in de op zijn functie betrekking hebbende functionele salarisschaal is vermeld bij periodiek 0.

  • 2. Ingeval daartoe naar het oordeel van het bestuursorgaan aanleiding bestaat kan van het bepaalde in het vorige lid worden afgeweken door het toekennen van een hoger salaris in de betreffende functionele salarisschaal of de uitloopschaal. Argumenten hiervoor zijn gelegen in:

    • a)

      het hebben van aantoonbare relevante werkervaring;

    • b)

      de aansluiting van het aangetoonde salaris van de vorige betrekking ten opzichte van de huidige betrekking;

    • c)

      arbeidsmarktschaarste.

  • 3. Als de medewerker bij indiensttreding of benoeming in een andere functie naar verwachting nog niet volledig voldoet aan de eisen die de functie stelt, wordt hij ingeschaald in de aanloopschaal.

  • 4. Bij bevordering van de aanloopschaal naar de functionele schaal zijn de bepalingen uit artikel 9 van deze regeling van toepassing.

Artikel 6 Toekenning periodieke verhoging

  • 1. Het salaris van de medewerker wordt bij voldoende functioneren naar oordeel van het bestuursorgaan binnen de voor hem geldende salarisschaal jaarlijks periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag. Dit geldt niet voor de medewerker die het maximum van de voor hem geldende schaal reeds heeft bereikt.

  • 2. De periodieke salarisverhoging wordt toegekend met ingang van 1 januari van elk jaar.

  • 3. Het tijdstip waarop ingevolge het vorige lid een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd als daartoe naar het oordeel van het bestuursorgaan aanleiding bestaat.

  • 4. De diensttijd die als medewerker in tijdelijke dienst wordt doorgebracht en die onmiddellijk gevolgd wordt door een aanstelling of arbeidsovereenkomst, komt in aanmerking voor een personeelsbeoordeling en de daaruit voortvloeiende salarisconsequentie als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 7 Niet toekennen periodieke verhoging, bevriezen salarisbedrag

  • 1. Bij onvoldoende functioneren van de medewerker, blijkend uit een functioneringsgesprek en een personeelsbeoordeling, kunnen salarisverhogingen als bedoeld in artikel 6 achterwege worden gelaten.

  • 2. Na toepassing van het vorige lid, wordt de medewerker jaarlijks opnieuw beoordeeld door het bestuursorgaan in hoeverre er aanleiding bestaat deze toepassing voort te zetten.

  • 3. Nadien kan bepaald worden, dat de salarisverhogingen, welke met toepassing van het eerste lid achterwege zijn gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht, alsnog worden toegekend.

  • 4. Als er een besluit wordt genomen over het toepassen van het eerste, tweede of derde lid van dit artikel wordt de medewerker daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld. Het informeren van de medewerker vindt in elk geval plaats voor de datum waarop de salarisverhoging zou zijn ingegaan. Deze schriftelijke informatie bevat tevens de redenen voor het betreffende besluit op basis van de personeelsbeoordeling.

Artikel 8 Extra periodieke verhoging

  • 1. Aan de medewerker, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, worden toegekend op grond van buitengewone bekwaamheid, geschiktheid, ijver of andere door het bestuursorgaan van belang geachte omstandigheden waarbij de medewerker in opvallende mate boven de gestelde eisen functioneert. Een dergelijke toekenning vindt plaats op basis van een functioneringsgesprek of een personeelsbeoordeling.

  • 2. Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip, waarop ingevolge artikel 6 lid 2 van deze regeling een salarisverhoging zou moeten worden toegekend, onverlet, tenzij door het bestuursorgaan anders wordt bepaald.

Artikel 9 Bevordering naar een hogere schaal

  • 1. Wanneer voor de medewerker een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris, wordt het salaris vastgesteld op het naast hogere bedrag in de nieuwe schaal. Als deze bevordering tegelijkertijd plaatsvindt met een periodieke verhoging vindt eerst de bevordering plaats en wordt vervolgens de periodieke verhoging toegepast.

  • 2. Voor de medewerker die het maximum van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt, wordt het salaris in de nieuwe salarisschaal vastgesteld op het eerst volgende bedrag in die schaal, waarmee wordt gerealiseerd dat het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris tenminste 75 % bedraagt van het verschil tussen het bedrag dat de medewerker laatstelijk genoot en het naast lagere bedrag in de te verlaten schaal.

  • 3. Voor de medewerker die nog niet het maximum salarisbedrag van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt, wordt het salaris in de nieuwe salarisschaal vastgesteld op het eerst volgende bedrag in die schaal, waarmee wordt gerealiseerd dat het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris tenminste 75 % bedraagt van het verschil tussen het bedrag dat de medewerker laatstelijk genoot en het naast hogere bedrag in de te verlaten schaal.

Artikel 10 Bevordering naar de uitloopschaal

  • 1. De medewerker die het maximumsalaris van de voor hem geldende functionele salarisschaal heeft bereikt en die blijk heeft gegeven van langdurig goed functioneren, kan worden bevorderd naar de uitloopschaal. Het salaris in de uitloopschaal wordt vastgesteld conform artikel 9 van deze regeling. Bevordering naar de uitloopschaal vindt plaats op basis van een personeelsbeoordeling of functioneringsgesprek.

  • 2. Toekenning van de uitloopschaal zoals bedoeld in lid 1 vindt uiterlijk plaats als de medewerker zes jaar het maximumsalaris van de functionele schaal heeft genoten.

  • 3. Bij functies ingeschaald in schaal 13 en hoger wordt geen uitloopschaal toegekend vanwege de beloningsverhoudingen binnen de topstructuur van de gemeentelijke organisatie.

Artikel 11 Persoonlijke toelage

  • 1. Aan de ambtenaar, die het maximum van de voor hem geldende schaal heeft bereikt, kan conform artikel 3:7:8 CAR/UWO door het bestuursorgaan een persoonlijke toelage worden toegekend, wanneer daartoe op grond van buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver aanleiding bestaat.

  • 2. De toelage wordt ingetrokken, als de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij het bestuursorgaan van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

Artikel 12 Tijdelijke persoonlijke toelage

  • 1. Aan de medewerker die het maximum van de voor hem geldende schaal heeft bereikt, kan in specifieke situaties een tijdelijke persoonlijke toelage worden toegekend van het verschil tussen het maximum van de geldende schaal en het bedrag dat de medewerker zou ontvangen bij bevordering naar de eerstvolgende hoger gelegen schaal (conform de bepaling uit artikel 9 van deze regeling).

  • 2. Aan de medewerker die het maximum van de voor hem geldende schaal nog niet heeft bereikt en die tijdelijk belast is met de uitvoering van andersoortige werkzaamheden (bijvoorbeeld tijdelijke projectmatige werkzaamheden) kan in specifieke situaties een tijdelijke persoonlijke toelage worden toegekend.

  • 3. De toelage dient vergezeld te gaan met schriftelijk vastgelegde afspraken over de duur, de grond, de hoogte en de ingangs- en einddatum van de toelage.

  • 4. De toelage wordt ingetrokken, als de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij het bestuursorgaan van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

Artikel 13 Arbeidsmarkttoelage

  • 1. Als de situatie op de arbeidsmarkt daartoe aanleiding geeft, kan aan de medewerker een arbeidsmarkttoelage worden toegekend. Een mogelijke reden om de in dit artikel bedoelde toelage toe te kennen is het aantrekken van potentiële medewerkers, die zonder een dergelijke toelage niet in dienst zouden treden of het voorkomen van uitstroom van een betreffende medewerker.

  • 2. De toelage dient vergezeld te gaan met schriftelijk vastgelegde afspraken over de duur, de grond, de hoogte en de ingang- en einddatum van de toelage.

  • 3. De toelage wordt toegekend voor een tijdvak dat tevoren is vastgesteld met inachtneming van een maximum van drie jaar.

  • 4. De toelage wordt ingetrokken, als de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij het bestuursorgaan van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

Artikel 14 Beloningsdifferentiatie

  • 1. Als een medewerker of een groep medewerkers als collectief een uitstekende kortdurende of eenmalige prestatie heeft geleverd, kan het bestuursorgaan een bijzondere beloning als bedoeld in artikel 15:1:28 van de CAR/UWO toekennen.

  • 2. De criteria en vormen van bijzondere beloning zoals bedoeld in lid 1. en andere vormen van beloningsdifferentiatie zijn opgenomen in de bijlage 2 ‘Richtlijn voor beloningsdifferentiatie’.

Artikel 15 Waarnemingstoelage

De medewerker die in opdracht van het bestuursorgaan volledig een andere functie waarneemt waarvoor een hogere salarisschaal geldt dan voor zijn eigen functie, ontvangt een toelage conform artikel 3:1:2 CAR/UWO.

Artikel 16 Overwerk

  • 1. Met verwijzing naar de CAR/UWO artikel 3:2:1 lid 1 t/m 5 heeft de medewerker recht op een vergoeding voor overwerk.

  • 2. De medewerker die functioneel is ingeschaald in salarisschaal 11 of hoger, komt niet in aanmerking voor de vergoeding van overwerk.

  • 3. Op grond van CAR/UWO artikel 3:2:1 lid 5c wordt de medewerkers waarvoor volgens rooster in plaats van een zondag, feestdag of zaterdag een andere vrije dag is aangewezen, overwerk op die vrije dag met 80% vergoed.

Artikel 17 Inconveniëntentoelage, toelage bezwarende werkomstandigheden

  • 1. Aan de medewerker, die naar het oordeel van het bestuursorgaan onder bezwarende omstandigheden arbeid verricht, verleent het bestuursorgaan een compensatie in de vorm van een inconveniëntentoelage.

  • 2. Onder bezwarende werkomstandigheden worden, conform de Graderingstabellen inconveniënten, de volgende gezichtspunten verstaan:

    • zwaarte van de arbeid (dragen en tillen)

    • inspannende houding en eenzijdige beweging

    • bezwarende oplettendheid

    • werksfeer (fysieke en/of psychische belasting)

    • persoonlijk risico.

  • 3. De aan de functie gebonden bezwarende omstandigheden zijn geheel onafhankelijk van de voor de functie of medewerker geldende salarisschaal en worden middels de Graderingstabellen inconveniënten beoordeeld en gewaardeerd.

  • 4. De hoogte van de toelage wordt conform de Conversietabel inconveniënten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze verordening, bepaald en bedraagt € 0,--, € 55,--, € 110,-- of € 165,--.

  • 5. De toelage wordt steeds na een periode van 5 jaar verhoogd, te rekenen vanaf 1 januari 2007, met de gemiddelde loonontwikkeling (de algemene salarismaatregelen voor de sector gemeenten) over die periode van 5 jaar.

Artikel 18 Toelage onregelmatige dienst

  • 1. Met verwijzing naar de CAR artikel 3:3 heeft de medewerker recht op een toelage onregelmatige dienst.

  • 2. Aan de medewerker, wiens betrekking is ingedeeld volgens de functionele salarisschaal 10a of lager en die, anders dan bij wijze van overwerk, geregeld of naar de aard van zijn functie vrij geregeld volgens rooster arbeid verricht op andere tijden dan op de werkdagen maandag tot en met vrijdag tussen 8.00 en 18.00 uur, wordt een toelage toegekend.

  • 3. De toelage zoals bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de medewerker geldende salaris per uur:

    • a.

      20 % voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 8.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur;

    • b.

      40 % voor de uren op zaterdag tussen 6.00 en 22.00 uur;

    • c.

      40 % voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur;

    • d.

      65 % voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, derde lid 3 CAR/UWO;

  • 4. met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur dat is afgeleid van het salaris behorende bij het maximum van salarisschaal 6.

  • 5. Voor de in het vorige lid onder sub a genoemde ochtend- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, als de arbeid is aangevangen voor 7.00 uur, respectievelijk is beëindigd na 19.00 uur.

  • 6. De toelage wordt als vast bedrag per maand uitbetaald ter hoogte van het gemiddelde bedrag berekend over een vastgesteld rooster over 12 kalendermaanden.

  • 7. De toelage wordt in het geval van een variabel rooster per kalendermaand achteraf uitbetaald op basis van de feitelijk in onregelmatige dienst verrichtte arbeidsuren.

  • 8. In geval van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte gedurende tenminste 30 kalenderdagen gerekend vanaf de eerste ziektedag, wordt de toelage als bedoeld in lid 6 toegekend ter hoogte van het gemiddelde bedrag per maand over de periode van 12 kalendermaanden voorafgaande aan de maand waarin de medewerker ziek is geworden.

Artikel 19 Toelage piketdienst

  • 1. Aan de medewerker die op grond van artikel 15:1:10 sub c CAR/UWO zich buiten de voor zijn betrekking vastgestelde werktijden in opdracht van het bestuursorgaan periodiek bereikbaar en beschikbaar moet houden teneinde bij oproep arbeid te verrichten, wordt een toelage piketdienst toegekend zoals bedoeld in artikel 3:3:1 van de CAR/UWO.

  • 2. Dit artikel is niet van toepassing voor

    • medewerkers die zijn ingeschaald in de functionele salarisschaal 11 en

    • hoger beroeps- en vrijwillige brandweerpersoneel.

  • 3. Geen vergoeding wordt toegekend, als uitdrukkelijk is bepaald, dat bij de vaststelling van de bezoldiging met de in lid 1 bedoelde verplichting is rekening gehouden.

  • 4. De toelage bedraagt 10% van het salaris per uur voor elk uur, waarin de medewerker zich ter beschikking moet houden, voor zover deze uren vallen op andere dagen dan die genoemd in het vierde lid van dit artikel.

  • 5. De toelage bedraagt 16% van het salaris per uur voor elk uur, waarin de medewerker zich ter beschikking moet houden, voor zover deze uren vallen op zondag, nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de dag waarop de verjaardag van de koningin wordt gevierd en de aangewezen lokale feestdagen.

  • 6. Voor de berekening van de toelage wordt uitgegaan van het maximumsalaris van schaal 3, zoals opgenomen in Bijlage IIa van de CAR.

  • 7. De toelage wordt in een gemiddeld, op basis van de vorige leden berekend, vast bedrag per maand uitbetaald.

  • 8. Als het vastgestelde rooster voor piketdienst tussentijds een wijziging ondergaat, wordt de uit te betalen toelage gedurende het kalenderjaar slechts gewijzigd als het gemiddelde maandelijkse vergoedingsbedrag voor het verrichten van piketdienst een wijziging ondergaat van meer dan 15%.

  • 9. In geval van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte wordt de toelage vastgesteld op het bedrag dat hem zou zijn toegekend indien hij niet ziek was geworden.

  • 10. Als vaststelling van dit bedrag op deze wijze niet mogelijk is, dan wordt dit bedrag vastgesteld op het gemiddelde van het bedrag dat de medewerker per maand is toegekend over de twaalf maanden voorafgaand aan de maand waarin de medewerker ziek is geworden.

Artikel 20 Garantietoelage

  • 1. Door het bestuursorgaan kan aan een medewerker of een categorie medewerkers in bijzondere omstandigheden een garantietoelage worden toegekend. Een mogelijke reden om deze toelage toe te kennen is gelegen in situaties waarin het college heeft besloten een medewerker een inkomensachteruitgang te compenseren.

  • 2. De toegekende garantietoelage wordt aangepast aan algemene trendmatige salarisaanpassingen zoals deze worden vastgesteld voor het gemeentelijk personeel.

  • 3. Bij bevordering naar een hogere salarisschaal wordt het bedrag van de garantietoelage geïncorporeerd in het toe te kennen salaris en vervalt gelijktijdig de garantietoelage.

Artikel 21 Afbouwtoelage

  • 1. Aan de medewerker wiens bezoldiging een blijvende verlaging ondergaat als gevolg van het buiten zijn toedoen – anders dan door ziekte – beëindigen van de toelage onregelmatige dienst of de toelage piketdienst, wordt een afbouwtoelage toegekend als:

    • a)

      de blijvende verlaging van de toelage ten minste 3% bedraagt van de bezoldiging, en

    • b)

      de medewerker deze toelage gedurende ten minste twee jaar zonder onderbreking van langer dan twee maanden heeft ontvangen.

  • 2. De berekeningsbasis voor de toelage als bedoeld in lid 1 wordt vastgesteld op het bedrag dat de medewerker gemiddeld per maand heeft ontvangen over twaalf kalendermaanden voorafgaand aan de maand waarin de toelage is beëindigd dan wel verminderd.

  • 3. In het geval beide in lid 1 bedoelde toelagen worden beëindigd, wordt bij de toepassing van lid 2 de afbouwtoelage per toelage afzonderlijk berekend.

  • 4. De uitkeringsperiode voor de toelage is gelijk aan het naar boven op een maand afgeronde één vierde gedeelte van de tijd dat de medewerker de toelage(n) heeft ontvangen. Aan de uitkeringsperiode voor de toelage is een maximum verbonden van drie jaar.

  • 5. De hoogte van de toelage wordt bepaald door de uitkeringsperiode in drie gelijke delen te splitsen, waarbij -te beginnen met het eerste deel- afronding naar boven plaatsvindt op een hele maand, met dien verstande dat de maximumduur van de uitkeringsperiode niet wordt overschreden. Gedurende de drie deelperioden bedraagt de aflopende toelage achtereenvolgens 75%, 50% en 25% van de berekeningsbasis.

  • 6. De periode doorgebracht vanwege arbeidsongeschiktheid, zwangerschaps-, bevallings- of ouderschapsverlof wordt niet aangemerkt als onderbreking in de zin van de vorige leden.

Artikel 22 Bedrijfshulpverlening

  • 1. De medewerker, die door of vanwege het bestuursorgaan is aangewezen als bedrijfshulpverlener als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet en naast zijn normale werkzaamheden de bedrijfshulpverleningstaken naar behoren heeft vervuld, ontvangt - tot wederopzegging - een vergoeding.

  • 2. De in lid 1 bedoelde vergoeding komt overeen met het bedrag per maand dat door de Minister van Binnenlandse Zaken voor het rijkspersoneel wordt vastgesteld.

  • 3. Intrekking van het besluit tot aanwijzing als bedrijfshulpverlener vindt plaats:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de bedrijfshulpverlener;

    • b.

      indien de bedrijfshulpverlener niet meer in het bezit is van een geldig BHV-diploma;

    • c.

      indien het hoofd bedrijfshulpverlening hem niet meer in staat acht om op adequate wijze zijn taak uit te voeren;

    • d.

      bij schorsing of ontslag als ambtenaar.

Artikel 23 Bijwonen avondvergaderingen, vergoeding secretariaatswerkzaamheden

  • 1. De medewerker die is belast met het maken van de notulen van commissievergaderingen in de avonduren ontvangt hiervoor een vergoeding die gebaseerd is op de door de Minister van Binnenlandse Zaken vast te stellen presentiegeld voor commissieleden, die geen raadslid zijn. Voor de uitwerking van de notulen compenseert de medewerker de gewerkte uren op basis van tijd voor tijd.

  • 2. De in lid 1 genoemde vergoeding wordt niet toegekend aan de medewerker, in wiens functie deze werkzaamheden zijn begrepen en als zodanig mede bepalend zijn geweest voor de vaststelling van de salarisschaal voor die betrekking.

Artikel 24 Bezoldiging bij ziekte

  • 1. De hoogte van de bezoldiging van een zieke medewerker wordt bepaald op grond van de artikelen 7:3 en 7:4 van de CAR.

  • 2. Het bedrag van de bezoldiging bedoeld in artikel 7:3 CAR/UWO wordt vastgesteld door het salaris te vermeerderen met het bedrag dat de ambtenaar gemiddeld over een refertetijdvak zoals bedoeld in artikel 7:8:1 van de CAR/UWO, van 12 kalendermaanden voorafgaande aan de eerste ziektedag ontvangen heeft aan toelage onregelmatige dienst, inconveniëntentoelage, toelage piketdienst en de persoonlijke- of garantietoelage.

  • 3. Een zieke medewerker wordt de periodieke salarisverhoging als bedoeld in artikel 6 niet onthouden, anders dan zoals bepaald in artikel 7.

  • 4. Een zieke medewerker ontvangt conform de vastgelegde duur, hoogte en einddatum de afbouwtoelage en de arbeidsmarkttoelage.

Artikel 25 Gratificaties

  • 1. Aan de medewerker die gedurende 25 jaar, 40 jaar, respectievelijk 50 jaar een betrekking bij de overheid heeft vervuld wordt conform artikel 3:5 CAR en 3:5:1 UWO een ambtsjubileumgratificatie toegekend.

  • 2. Aan de medewerker die gedurende 12,5 jaar onafgebroken een betrekking bij de gemeente Hoorn heeft vervuld wordt een dienstjubileumgratificatie toegekend.

  • 3. De hoogte van de in lid 2 bedoelde gratificatie is, ongeacht de voor de medewerker geldende arbeidsduur, gelijk aan een bedrag van € 250,- netto. De gratificatie wordt uitbetaald in de maand waarin het dienstjubileum valt.

  • 4. Diensttijd welke niet in actieve dienst is doorgebracht vanwege het bekleden van een politiek ambt, telt niet mee bij de berekening van het dienstjubileum zoals bedoeld in het tweede lid.

  • 5. Diensttijd welke gelijktijdig in meer dan één betrekking is vervuld telt voor de berekening van het dienstjubileum zoals bedoeld in het tweede lid één keer mee.

  • 6. De medewerker die de gemeente Hoorn op grond van artikel 8:2 respectievelijk 8:11 CAR verlaat met ontslag wegens ouderdomspensioen, arbeidsongeschiktheid of FPU, wordt een gratificatie toegekend, gelijk aan een bedrag, overeenkomend met anderhalve maand bezoldiging waarop de medewerker in de anderhalve maand voor zijn ontslag aanspraak heeft.

Artikel 26 Eindejaarsuitkering

De medewerker heeft conform artikel 3:6 CAR/UWO recht op een eindejaarsuitkering.

Artikel 27 Voorschot op vakantietoelage

  • 1. De medewerker kan in een periode van 12 maanden, van 1 juni tot 1 juni, maximaal één keer, in bijzondere situaties, een netto voorschot op zijn vakantietoelage aanvragen.

  • 2. De hoogte van het voorschot is beperkt tot de op het moment van aanvraag opgebouwde vakantietoelage.

Artikel 28 Algemene salariswijzigingen

Aanpassing van de salarisschalen vindt plaats ingevolge de algemene salarismaatregelen voor de sector gemeenten zoals die in het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden worden overeengekomen.

Artikel 29 Stagevergoeding

De stagiair, welke tenminste 2 kalendermaanden een stage bij de gemeente Hoorn verricht, ontvangt een stagevergoeding ter hoogte van € 250,- bruto per maand bij een volledige werkweek. De vergoeding van de stagiair met een kortere werkweek wordt naar evenredigheid vastgesteld.

Artikel 30 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan het bestuursorgaan een bijzondere voorziening treffen.

Artikel 31 Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling kan worden aangehaald als “Bezoldigingsregeling gemeentepersoneel 2008”

  • 2. Deze regeling treedt, met uitzondering van artikel 16 en artikel 17 en bijlage 1, in werking op de dag na publicatie in het gemeenteblad, onder gelijktijdige intrekking van de Bezoldigingsverordening gemeentepersoneel 2004 d.d. 1 februari 2004, de Vergoedingsregeling piketdienst 2006 d.d. 1 maart 2006 en de Gratificatieregeling gemeentepersoneel 2004, d.d. 14 oktober 2004.

  • 3. Artikel 16, 17 en bijlage 1. van deze regeling treedt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007 in werking, onder gelijktijdige intrekking van de Conversietabel inconveniënten 2002 d.d. 13 november 2001,

  • 4. Dit besluit wordt gepubliceerd in het gemeenteblad en via Intranet.

Bijlage 1. bij artikel 17 van de Bezoldigingsregeling gemeentepersoneel 2008

Conversietabel inconveniënten

De aan een functie gebonden bezwarende omstandigheden zijn geheel onafhankelijk van de voor de functie of medewerker geldende salarisschaal en worden middels de Graderingstabellen inconveniënten gewaardeerd.

De hoogte van de inconveniëntentoelage wordt conform onderstaande tabel bepaald.

Niveau

Ongewogen score per enig gezichtspunt

Totaal gewogen score

Toelage per maand1

0

0 t/m 5

0 t/m 23

Geen

1

6 t/m 7

24 t/m 35

€ 56,-

2

9 t/m 11

36 t/m 55

€ 112,-

3

14 t/m 17

56 t/m 83

€ 168,-

Bijlage 2. bij artikel 14 van de Bezoldigingsregeling gemeentepersoneel 2008

Richtlijn voor beloningsdifferentiatie

Inleiding

Als eerste stap richting beloningsdifferentiatie zijn in 1993 -bij wijze van experiment- middelen voor de centrale voorwaarden beschikbaar gesteld voor gratificaties. De evaluatie van dit experiment heeft geleid tot een aantal aanbevelingen, welke in de toenmalige Commissie voor Georganiseerd Overleg2 aan de orde is gesteld. Overeengekomen is het experiment om te zetten in beleid, waarbij van werknemerszijde met name aandacht werd gevraagd voor twee aspecten, t.w. wat wordt beloond en hoe wordt dit gemeten. Bijgaand wordt u een kader aangereikt, waarin instrumenten om beloning te differentiëren de revue zullen passeren. Een centrale plaats is hierbij ingeruimd voor gratificaties als managementinstrument om medewerkers incidenteel extra te belonen voor bijzondere prestaties.

Uitgangspunten:

Voor extra beloning geldt als ondergrens "redelijk te stellen eisen in de functie", zoals behorend bij het vastgestelde functieprofiel (de stoel), m.a.w. wanneer een functie naar behoren wordt vervuld, bestaat er op zich geen directe aanleiding om tot extra beloning over te gaan. De honorering van de verrichte werkzaamheden vindt plaats in de functionele of uitloopschaal.

In dit kader is het volgende vermeldenswaard. De uitloopschaal is destijds geïntroduceerd als middel om bijzondere prestaties met een permanent karakter, dan wel langdurig goede functievervulling te kunnen waarderen. Dit betekent dat van degenen die zich op basis van hun ervaringsjaren in de uitloopschaal bevinden relatief meer mag worden verwacht om in aanmerking te kunnen komen voor een vorm van extra beloning.

Blijvende functieverzwaring, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin, is geen reden om een extra incidentele beloning te overwegen. Voor een structurele, kwalitatieve functieverzwaring geldt dat de functie in een zwaarder functieprofiel met een daarbij passende functiewaardering moet worden ingedeeld, conform de regeling organieke functiebeschrijving- en waardering.

Toename van de werkzaamheden (kwantitatieve functieverzwaring) is geen aanleiding voor het toekennen van een extra periodieke verhoging, een gratificatie of een hogere salarisschaal. Hiervoor kan uitbreiding van de arbeidsduur of overwerkregeling worden toegepast.

Bij waarneming c.q. vervanging van een zwaardere/hogere functie bestaat er de mogelijkheid van een waarnemingstoelage.

Instrumenten:

Ten behoeve van structurele beloningsdifferentiatie zijn als instrumenten te o.m. te noemen:

  • -

    de extra periodieke verhoging;

  • -

    de versnelde doorgroei in de aanloop-, functionele of uitloopschaal;

  • -

    de versnelde bevordering naar de functionele of uitloopschaal.

Deze structurele beloningsvormen zijn aan de orde wanneer blijvend sprake is van een hogere prestatie. De besluitvorming voor het hanteren van deze beloningsvormen ligt bij het college en is gemandateerd conform het mandaatbesluit en -register.

Voor incidentele blijken van waardering kan door het management bij bijzondere prestaties gebruik worden gemaakt van gratificaties in geld en attenties. De toekenning vindt bij voorkeur plaats direct na afronding van een project of inspanning/prestatie (boter bij de vis) dan wel aan het einde van een kalenderjaar. De filosofie hierbij is dat gratificaties (als kort durende motivator) het beste werken als na voltooiing van de gewaardeerde inspanning direct tot uitbetaling wordt overgegaan. De waardering voor deze vorm van belonen bij het personeel ligt hoog. De beslissingslijnen zijn kort en de realisatie is snel een feit. De beloning kan zowel als individuele als groepsbeloning worden uitgekeerd. T.a.v. groepsbeloning wordt opgemerkt dat bijzondere individuele prestaties vaak alleen kunnen ontstaan, wanneer de andere groepsleden en de werkomgeving hier een wezenlijke bijdrage aan leveren.

Het hanteren van het instrument beloningsdifferentiatie in de vorm van gratificaties is gemandateerd aan het afdelingshoofd. Hij is verantwoordelijk voor het gebruik en toepassing van dit instrument. Om die reden is het van groot belang, een besluit om een gratificatie toe te kennen duidelijk te motiveren en bekend te maken. Enerzijds ter legitimatie van de beloningsbeslissing, anderzijds om via managementsrapportage verantwoording te geven over de verdeling en besteding van de middelen aan het personeel.

Criteria:

Als de omschrijving "bijzondere prestatie" als argument wordt gebruikt, moet dat argument met voorbeelden/feiten worden geïllustreerd. Wat moet in dit kader worden verstaan onder een bijzondere prestatie.

  • a.

    bijzondere kwantitatieve prestaties die in ruime mate uitgaan boven hetgeen in de functie redelijker wijs mag worden verlangd;

  • b.

    inzet en initiatief die hebben gezorgd voor een belangrijke ontwikkeling in het functie- of vakgebied en in ruime mate zijn uitgegaan boven hetgeen redelijkerwijs uit de functie voortvloeit.

Te belonen prestaties:

Bij kwantitatieve prestaties verdient het aanbeveling aansluiting te zoeken bij objectieve criteria, zoals opgenomen in: doel-/taakstelling, beleids-/beheersplannen, normen en kengetallen, voortgang- en afdoeningcontrole, termijnen, bevindingen (externe) controlerapportage, het realiseren van kostenbesparingen in tijd en/of geld. Het is daarbij zaak dat het personeel op de hoogte is van deze zaken, opdat bekend is aan welke eisen tenminste moet zijn voldaan, wil een extra beloning in beeld komen.

Minder kwantificeerbare voorbeelden zijn: het overnemen van andere werkzaamheden vanwege ziekte van een collega, coaching van een nieuwe collega, de begeleiding/ondersteuning van stagiaires of tijdelijke krachten, de invoering c.a. van nieuwe systemen/apparatuur/werkwijzen, de bereidheid regelmatig knelpunten op te lossen door extra te werken, inzet voor verbetering- en veranderingsprocessen, verhoging service-, dan wel klantgerichtheid, kwaliteit-, veiligheid- en milieubesef. Ook hier geldt dat deze aspecten behoren uit te stijgen boven hetgeen redelijkerwijs van een medewerker wordt verwacht.

Vormen van attenties/gratificaties:

Een leidinggevende kan een keuze maken uit de volgende vormen van incidentele beloning.

  • -

    geld;

  • -

    vrije tijd;

  • -

    kleine attenties (zoals bloemen, fles wijn, cadeaubon c.a., diner, gebak voor een werkeenheid)

  • -

    opleiding.

De vorm en de hoogte zijn afhankelijk van de aard van de prestatie.

Bedragen:

Op 5 februari 2004 heeft het Managementteam nadere invulling gegeven aan de te hanteren bedragen, mede gelet op de administratieve en fiscale afwikkeling van de verstrekte beloning.

Bij gratificaties worden gemeentebreed uniforme netto bedragen gehanteerd, te beginnen met € 50,- oplopend tot maximaal € 500,-. In uitzonderlijke gevallen kan het bestuursorgaan, c.q. de directie een hoger bedrag toekennen. De salarisadministratie zorgt voor de uitbetaling en brutering van het toegekende bedrag. Financiering vindt plaats binnen het beschikbare afdelingsbudget.


Noot
1

De hoogte van de toelage per maand wordt 1 keer per 5 jaar aangepast aan de gemiddelde algemene loonontwikkeling binnen de sector gemeenten over die 5 jaar;

De genoemde bedragen gelden per 1 januari 2007 tot 1 januari 2012.

Noot
2

In de vergadering van 9 december 1994 heeft de Commissie voor Georganiseerd Overleg ingestemd met deze richtlijnen.