Regeling vervallen per 05-01-2012

Regeling klokkenluiders gemeente Hoorn 2004

Geldend van 03-03-2004 t/m 04-01-2012

Intitulé

Regeling klokkenluiders gemeente Hoorn 2004

Registratienummer 03.20033

Het college van burgmeester en wethouders van de gemeente Hoorn;

gelezen het voorstel v an de afdeling Personeel en Organisatie van

1 september 2003, alsmede de Voorbeeldregeling Klokkenluiders 2003 van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbiedsvoorwaarden zoals opgenomen in de circulaire van 30 juli 2003, kenmerk CvA/2003003172;

overwegende dat overheidswerkgevers verplicht zijn om een procedure vast te stellen voor het omgaan met bij een ambtenaar levende vermoedens van misstanden binnen de organisatie waar hij werkzaam is en de bescherming van de ambtenaar tijdens en na het volgen van die procedure;

gelet op het bepaalde in artikel 15:2 van de CAR/UWO regeling;

gelet op het instemmende advies van de ondernemingsraad;

besluit

vast te stellen de navolgende Regeling klokkenluiders gemeente Hoorn 2004

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • -

      medewerker: de ambtenaar bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a en artikel 1:2, onderdeel a; d en e van de CAR/UWO-regeling;

    • -

      vertrouwenspersoon: de functionaris die als zodanig binnen de gemeentelijke organisatie door het college is aangewezen.

    • -

      meldpunt: een externe commissie of persoon die als zodanig door het college is aangewezen;

    • -

      vermoeden van een misstand: een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden met betrekking tot de gemeentelijke organisatie waar de medewerker werkzaam is omtrent:

      • a

        een strafbaar feit;

      • b

        een schending van regelgeving of beleidsregels;

      • c

        het misleiden van justitie;

      • d

        een gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu, of

      • e

        het bewust achterhouden van informatie over deze feiten.

  • 2. Voor de toepassing van deze regeling ten aanzien van de griffier en de op de griffie werkzame medewerkers is de raad bevoegd.

Interne procedure

Artikel 2 Interne melding

  • 1. De medewerker die een vermoeden van een misstand wil melden, doet dit bij zijn direct leidinggevende, diens leidinggevende of de vertrouwenspersoon.

  • 2. De medewerker kan de vertrouwenspersoon verzoeken zijn identiteit bij het college niet bekend te maken. De medewerker kan dit verzoek te allen tijde herroepen.

  • 3. De leidinggevende dan wel de vertrouwenspersoon draagt er zorg voor dat het college onverwijld op de hoogte wordt gesteld van een gemeld vermoeden van een misstand en van de datum waarop de melding ontvangen is.

  • 4. Naar aanleiding van de melding van een vermoeden van een misstand stelt het college onverwijld een onderzoek in.

  • 5. Het college zendt aan de medewerker dan wel de vertrouwenspersoon die een vermoeden van een misstand heeft gemeld, een ontvangstbevestiging. De ontvangstbevestiging bevat het gemelde vermoeden van een misstand en het moment waarop de medewerker het vermoeden aan de leidinggevende of de vertrouwenspersoon heeft gemeld.

Artikel 3 Standpunt

  • 1. Het college stelt de medewerker dan wel de vertrouwenspersoon, binnen zes weken schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt omtrent het gemelde vermoeden van een misstand.

  • 2. Indien het standpunt niet binnen zes weken kan worden gegeven, kan het college de afhandeling voor ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de medewerker dan wel de vertrouwenspersoon hiervan schriftelijk in kennis.

Externe procedure

Artikel 4 Het meldpunt

  • 1. Het college wijst een of meer personen aan die het meldpunt vormt of vormen.

  • 2. Het meldpunt heeft tot taak een door de medewerker gemeld vermoeden van een misstand te onderzoeken en het college daaromtrent te adviseren.

  • 3. Indien het meldpunt uit meerdere personen bestaat, is dit altijd een oneven aantal, inclusief de voorzitter. Tevens kunnen in dat geval een secretaris, een plaatsvervangend voorzitter en andere plaatsvervangende leden worden benoemd. Zij beslissen bij gewone meerderheid van stemmen.

Artikel 5 Melding bij het meldpunt

  • 1. De medewerker kan het vermoeden van een misstand binnen redelijke termijn melden bij het meldpunt, indien:

    • a.

      hij het niet eens is met het standpunt bedoeld in artikel 3;

    • b.

      hij geen standpunt ontvangen heeft binnen de termijnen bedoeld in artikel 3.

  • 2. De medewerker kan het meldpunt verzoeken zijn identiteit niet bekend te maken. Hij kan dit verzoek te allen tijde herroepen.

Artikel 5a Rechtstreekse melding bij het meldpunt

In het geval zwaarwegende belangen de toepassing van de interne procedure in weg staan, kan de medewerker, in afwijking van de artikelen 2, 3 en 5, eerste lid, het vermoeden van een misstand rechtstreeks melden bij het meldpunt

Artikel 6 Ontvangstbevestiging en onderzoek

  • 1. Het meldpunt bevestigt de ontvangst van een melding van een vermoeden van een misstand aan de medewerker die het vermoeden heeft gemeld en stelt burgemeester en wethouders op de hoogte van de melding.

  • 2. Indien het meldpunt dit voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk acht, stelt het een onderzoek in.

  • 3. Ten behoeve van het onderzoek omtrent een melding van een vermoeden van een misstand is het meldpunt bevoegd bij het college alle inlichtingen in te winnen die het voor de vorming van zijn advies nodig acht. Het college verschaft het meldpunt de gevraagde inlichtingen.

  • 4. Het meldpunt kan het onderzoek of gedeelten daarvan opdragen aan één van de leden of een deskundige.

  • 5. Wanneer de inhoud van bepaalde door het college verstrekte informatie vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van het meldpunt dient te blijven, wordt dit aan het meldpunt meegedeeld. Het meldpunt beveiligt informatie met een vertrouwelijk karakter tegen kennisneming door onbevoegden.

Artikel 7 Niet ontvankelijkheid

  • 1. Het meldpunt verklaart de melding niet ontvankelijk indien:

    • a

      de misstand niet van voldoende gewicht is;

    • b

      de medewerker de procedure bedoeld in artikel 2 niet heeft gevolgd, of en artikel 5a niet van toepassing is, of

    • c

      de medewerker de procedure bedoeld in artikel 2 heeft gevolgd, maar de termijnen bedoeld in artikel 3 nog niet zijn verstreken.

    • d

      de melding niet binnen redelijke termijn is geschied.

Artikel 8 Inhoudelijk advies van het meldpunt

  • 1. Indien het gemelde vermoeden van een misstand ontvankelijk is, legt het meldpunt binnen zes weken zijn bevindingen omtrent de melding van een vermoeden van een misstand neer in een advies aan het college. Het meldpunt zendt een afschrift van het advies aan de medewerker met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de aan het meldpunt verstrekte informatie.

  • 2. Indien het advies niet binnen zes weken kan worden gegeven, wordt de termijn door het meldpunt met ten hoogste vier weken verlengd. Het meldpunt stelt het college alsmede de medewerker daarvan schriftelijk in kennis.

  • 3. Het advies wordt in geanonimiseerde vorm en met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van aan het meldpunt verstrekte informatie en de ter zake geldende wettelijke bepalingen openbaar gemaakt op een wijze die het meldpunt geëigend acht, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.

Artikel 9 Nader standpunt

  • 1. Het college stelt binnen twee weken na ontvangst van het advies bedoeld in artikel 8, de medewerker alsmede het meldpunt, schriftelijk op de hoogte van zijn nader standpunt.

  • 2. Aan de medewerker die het meldpunt heeft verzocht zijn identiteit niet bekend te maken geschiedt de berichtgeving van het nader standpunt via het meldpunt.

  • 3. Een van het advies afwijkend nader standpunt wordt gemotiveerd.

Artikel 10 Jaarverslag

  • 1. Jaarlijks wordt door het meldpunt een verslag opgemaakt.

  • 2. In dat verslag wordt in geanonimiseerde zin en met inachtneming van de ter zake geldende wettelijke bepalingen gemeld:

    • a.

      het aantal en de aard van de meldingen van een vermoeden van een misstand;

    • b.

      het aantal meldingen dat niet tot een onderzoek geleid heeft;

    • c.

      het aantal onderzoeken die het meldpunt heeft verricht, en

    • d.

      het aantal adviezen en de aard van de adviezen die het meldpunt heeft uitgebracht.

  • 3. Dit jaarverslag wordt aan het college en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Artikel 11 Intrekking en inwerkingtreding

  • 1. De "Regeling Klokkenluiders gemeente Hoorn" wordt ingetrokken.

  • 2. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2004.