Regeling vervallen per 27-06-2013

Overlastverordening 1994

Geldend van 13-05-1994 t/m 26-06-2013

Intitulé

Overlastverordening 1994

Titel 1: Begripsomschrijving.

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • A

    Inrichting:

    • a

      inrichting waarin een bedrijf of werkzaamheid als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a of c van de Drank- en Horecawet wordt uitgeoefend, zomede de daarbij behorende terrassen;

    • b

      alle overige al dan niet openbaar toegankelijke localiteiten, open plaatsen, tuinen of gedeelten daarvan, zomede de daarbij behorende terrassen, de daaraan grenzende en de daarmee gemeenschap hebbende vertrekken, die niet uitsluitend als woning of winkel (met uitzondering van afhaalcentra) worden gebruikt, voor zover daar regelmatig en/of op gezette tijden:

      • 1

        gelegenheid wordt gegeven anders dan om niet enigerlei eet- en/of drinkwaren te verkrijgen en/of te verbruiken, dan wel;

      • 2

        amusement of ontspanning wordt aangeboden;

  • B

    Bezoeker:

    een ieder die zich in een inrichting bevindt, met uitzondering van:

    • a

      de gezinsleden van de ondernemer en/of feitelijk exploitant van de inrichting;

    • b

      de personen wier tegenwoordigheid in de inrichting wegens dringende omstandigheden vereist wordt.

  • C

    Exploitant:

    degene die de inrichting beheert en dagelijks begeleidt.

  • D

    Ondernemer:

    een ieder die over een inrichting enige zeggenschap uitoefent krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.

Titel 2: Vergunningsplicht.

Artikel 2

Onverminderd het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening in de gemeente Hoorn is voor het exploiteren van een inrichting als bedoeld in deze verordening een vergunning van de burgemeester vereist.

Titel 3: Vergunning.

Artikel 3

  • 1. De ondernemer dient bij de aanvraag om een vergunning een nauwkeurige beschrijving van de inrichting over te leggen waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan en waarvan een plattegrond van de inrichting is toegevoegd. Tevens dient hij, indien hij niet tevens de eigenaar van de inrichting is, een verklaring van laatstgenoemde te overleggen waaruit blijkt dat hij door deze gerechtigd is als ondernemer over de de ruimte te beschikken. Voorts dient hij aan te geven wie de exploitant is en op welke wijze de inrichting zal worden geëxploiteerd. Op de aanvraag wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2. De vergunning kan uitsluitend worden gesteld ten name van de ondernemer en is niet overdraagbaar. Op de vergunning wordt de naam van de exploitant vermeld.

  • 3. De eigenaar van de inrichting zal, indien deze niet tevens de ondernemer is, van verlenging, wijziging of intrekking van de vergunning in kennis worden gesteld.

  • 4. De burgemeester kan bij openbare kennisgeving nadere regelen vaststellen omtrent de inhoud, inrichting, vorm en wijze van indiening van de aanvraag.

  • 5. Indien de ondernemer niet voldoet aan de bij of krachtens het eerste en vierde lid gestelde regelen, wordt hij door de burgemeester in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken de aanvraag aan te vullen.

Artikel 4

  • 1. De burgemeester beslist binnen dertien weken op de aanvraag. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste dertien weken worden verdaagd, waarvan kennis wordt gedaan aan degeen die de aanvraag heeft ingediend.

  • 2. Gedurende de beslissingsperiode, als bedoeld in het eerste lid, is het toegestaan de exploitatie van een bestaande inrichting voort te zetten, met inachtneming van de voorschriften, verbonden aan de bestaande vergunning.

  • 3. Door de burgemeester wordt de vergunning slechts verleend indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de naaste omgeving door de aanwezigheid van de inrichting niet ontoelaatbaar nadelig wordt beïnvloed.

  • 4. Bij de toepassing van het in het vorige lid genoemde criterium wordt door de burgemeester rekening gehouden met het karakter van de straat en van de wijk waarin de inrichting is gelegen of zal komen te liggen, alsmede met de aard van de inrichting. Voorts betrekt hij in de beoordeling van de aanvraag de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan.

Artikel 5

Bij het onherroepelijk worden van een verleende nieuwe vergunning vervalt de oude vergunning van rechtswege.

Titel 4: Voorlopige vergunning.

Artikel 6

  • 1. Indien naar het oordeel van de burgemeester onvoldoende vaststaat of wordt voldaan aan het criterium, gesteld in artikel 4, derde lid, kan door de burgemeester een vergunning worden afgegeven voor een bepaalde proefperiode. De proefperiode kan de duur van een half jaar niet overschrijden.

  • 2. Indien gedurende de proefperiode als bedoeld in het eerste lid blijkt, dat niet voldaan wordt aan het gestelde criterium als bedoeld in artikel 4, derde lid, kan door de burgemeester nadere voorschriften worden gesteld of kan de burgemeester de tijdelijke vergunning intrekken.

  • 3. Indien tijdens de proefperiode niet van bezwaren is gebleken, gaat de tijdelijke vergunning van rechtswege over in een vergunning zonder tijdsbepaling.

Titel 5: Overschrijving van vergunning.

Artikel 7

  • 1. Indien de inrichting wordt overgenomen door een nieuwe ondernemer en deze aantoont dat de aard van de inrichting en overige omstandigheden ongewijzigd blijven, kan de burgemeester op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek de vergunning op zijn naam overschrijven, zonder dat daarbij een aanvraag voor een nieuwe vergunning is vereist.

  • 2. Indien in de inrichting een wisseling van de exploitant plaatsvindt en door de ondernemer wordt aangetoond dat de aard van de inrichting en de overige omstandigheden ongewijzigd blijven, kan de burgemeester op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek de vergunning in dier voege wijzigen dat daarin de naam van de nieuwe exploitant wordt vermeld.

  • 3. Per inrichting kan niet meer dan één aanvraag gelijktijdig in behandeling zijn of worden genomen.

  • 4. Door de burgemeester wordt binnen dertien weken na de datum, waarop het verzoek als bedoeld in het eerste respectievelijk tweede lid werd ingediend, beslist.

  • 5. Gedurende de periode, die benodigd is om te komen tot de beslissing als bedoeld in het vierde lid, is het de (nieuwe) ondernemer toegestaan, de exploitatie voort te zetten met inachtneming van de voorschriften verbonden aan de bestaande vergunning.

  • 6. Indien de (nieuwe) ondernemer niet binnen vier weken na ontvangst van een afwijzende beslissing als bedoeld in het vierde lid alsnog conform de procedure van titel 3 een aanvraag voor een nieuwe vergunning indient, kan de burgemeester de bestaande vergunning intrekken.

Artikel 8

De burgemeester kan aan de vergunning voorschriften verbinden, zulks ter bescherming van het woon- en leefklimaat als bedoeld in artikel 4, lid 3.

Titel 6: Wijziging vergunningsvoorschriften en intrekking vergunning.

Artikel 9

De burgemeester kan de vergunning intrekken, dan wel de vergunningsvoorschriften wijzigen:

  • a

    indien blijkt, dat de vergunning tengevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b

    indien naar zijn oordeel niet meer wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 4, derde lid;

  • c

    indien gehandeld wordt in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • d

    indien de exploitatie van de inrichting voor een periode van langer dan een half jaar is of wordt onderbroken;

  • e

    indien er sprake is van een gewijzigde exploitatie waarvoor geen nieuwe vergunning is aangevraagd.

Titel 7: Handhaving.

Artikel 10

  • 1. Indien de ondernemer van een inrichting handelt in strijd met artikel 11 of 12 kan de burgemeester de inrichting al dan niet voor een bepaalde duur gesloten verklaren.

  • 2. De sluiting voor onbepaalde duur kan op verzoek van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

Artikel 11

Het is verboden een inrichting als bedoeld in artikel 1 onder a. te exploiteren, zonder daartoe in het bezit te zijn van een vergunning als bedoeld in artikel 2.

Artikel 12

Het is verboden een inrichting te exploiteren in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

Artikel 13

  • 1. Het is verboden na het van kracht worden van de sluiting als bedoeld in artikel 10, bezoekers tot de inrichting toe te laten of daarin te laten verblijven.

  • 2. Het is een ieder verboden in een bij besluit van de burgemeester gesloten inrichting als bezoeker te verblijven.

Artikel 14

Zo dikwijls de handhaving van deze verordening zulks vereist, wordt hierbij hen, die met de handhaving van deze verordening zijn belast of daaraan moeten meewerken, de last verstrekt de inrichting te allen tijde te betreden of binnen te treden, voorzover zulks woningen betreft, met inachtneming van het bepaalde bij de Wet van 31 augustus 1853, Stb. 83, zoals nadien gewijzigd, alsmede het bepaalde in artikel 128, zesde lid, van de (nieuwe) Gemeentewet.

Artikel 15

Met de zorg voor de handhaving van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, mede belast de door de burgemeester aan te wijzen ambtenaren van Bouw- en Milieuzaken voor zover het zaken betreft die aan hun toezicht zijn toevertrouwd.

Artikel 16

  • 1. Overtreding van het bepaalde in de artikelen 11, 12 en 13 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Daarnaast kan overtreding van de in het vorige lid genoemde artikelen worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Titel 8: Overgangs- en slotbepaling.

Artikel 17

Aan een ondernemer van een inrichting welke ten tijde van het inwerking treden van deze verordening, in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 2, lid 1 van de Verordening inzake het verstrekken van alcoholhoudende drank in de binnenstad, dan wel een vergunning als bedoeld in de Overlastverordening Hoorn, wordt geacht een vergunning krachtens deze verordening (Overlastverordening Hoorn 1994) te zijn verleend, zulks met inachtneming van gelijkluidende voorwaarden, welke daaraan zijn verbonden.

Artikel 18

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als "Overlastverordening Hoorn 1994.

  • 2. Op het tijdstip van inwerkingtreding van de in het eerste lid bedoelde verordening vervalt de Overlastverordening Hoorn zoals vastgesteld op 26 mei 1987 onder nummer 426387A.