Regeling vervallen per 10-02-2012

Marktreglement Hoorn 2005

Geldend van 12-01-2006 t/m 09-02-2012

Intitulé

Marktreglement Hoorn 2005

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1. In dit reglement wordt verstaan onder:

    • a.

      marktmeester: de door het college aangestelde – of aangewezen ambtenaar, belast met zorg voor de dagelijkse gang van zaken op de markt;

    • b.

      standplaatshouder: degene aan wie door – of namens het college vergunning is verleend om gedurende de markt een standplaats in te nemen;

    • c.

      standplaats: het voor de duur van een marktdag door - of namens het college aan de vergunninghouder toegewezen deel van het marktterrein;

    • d.

      vaste plaats: een standplaats op de weekmarkt die voor een bepaalde duur beschikbaar wordt gesteld aan een vergunninghouder;

    • e.

      dagplaats: een standplaats die per marktdag op de weekmarkten, de jaarmarkten of de markten op koopzondagen of koopavonden beschikbaar wordt gesteld aan een vergunninghouder;

    • f.

      standwerkerplaats: een standplaats die per marktdag door of namens het college ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

    • g.

      standwerken: de activiteit waarbij de vergunninghouder bij voortduring daadwerkelijk de aandacht van het publiek trekt en uitweidt over het door hem te verhandelen artikel met het doel dit artikel aan het om hem verzamelde publiek te verkopen.

  • 2. In dit reglement wordt de mannelijke persoonsvorm gebruikt, de vrouwelijke wordt geacht erin te zijn begrepen.

  • 3. Onder echtgenoot wordt in dit reglement mede begrepen de geregistreerde partner van standplaatshouder of degene met wie hij duurzaam samenwoont.

Artikel 2

  • 1. In de gemeente Hoorn worden de volgende weekmarkten gehouden:

    • a.

      de zaterdagmarkt in de binnenstad op de rijbaan van het Breed en het aan de zuidzijde daarvan gelegen trottoir vanaf het Achterom richting Gedempte Turfhaven, op het zuidelijk voetpad en de parallel daaraangrenzende parkeerstrook van de Gedempte Turfhaven tot aan de Gouw, op de Gouw en op de Nieuwstraat;

    • b.

      de dinsdagmarkt op het zuidelijk gedeelte van het parkeerterrein aan het Betje Wolffplein;

    • c.

      de woensdagmarkt op het binnengedeelte van het parkeerterrein gelegen aan de zuidoostzijde van het winkelcentrum De Huesmolen.

  • 2. In de gemeente Hoorn worden de volgende jaarmarkten gehouden:

    • a.

      de voorjaarsmarkt op de laatste woensdag in april op het Breed vanaf het Achterom richting Gedempte Turfhaven, op de Gedempte Turfhaven, op de Spoorstraat, de Gouw en de Nieuwstraat;

    • b.

      de lappendag op de derde maandag in augustus op het Grote – en Kleine Noord, de Noorderveemarkt, het parkeerterrein Noorderveemarkt en de Veemarkt,;

    • c.

      de najaarsmarkt op de woensdag na de tweede dinsdag in november op het vanaf het Achterom richting Gedempte Turfhaven, op de Gedempte Turfhaven, op de Spoorstraat, de Gouw en de Nieuwstraat.

  • 3. Het college bepaalt zonodig jaarlijks welke – en waar extra markten worden gehouden zoals markten op de koopzondagen of koopavonden, nachtmarkten, kerstmarkt en themamarkten waarop de bepalingen van dit reglement van toepassing zijn.

  • 4. Geen markt wordt gehouden op de dagen waarop het op grond van de Winkeltijdenwet verboden is een winkel voor het publiek geopend te hebben behoudens het bepaalde hieromtrent bij of krachtens de op grond van de Winkeltijdenwet vastgestelde gemeenteverordening.

  • 5. Bij het samenvallen van een in dit artikel genoemde marktdag met een van de in het lid 4 bedoelde dagen, kan het college voor het houden van de markt een andere dag aanwijzen.

  • 6. De zaterdagmarkt wordt gehouden van 08.30 tot 17.00 uur, de dinsdag- en woensdagmarkt van 08.30 tot 16.30 uur, de voor- en najaarsmarkt van 08.30 tot 17.00 en de lappendag van 07.00 tot 16.00 uur.

  • 7. De standplaatsen dienen te zijn ontruimd binnen één uur na het sluiten van de markt.

  • 8. Het tijdstip waarop voorbereidingen mogen worden getroffen voor het ontruimen van de standplaats wordt gesteld op een half uur vóór het sluiten van de markt.

Artikel 3

  • 1. Indien dringende redenen van openbaar belang hiertoe noodzaken is het college bevoegd markten tijdelijk te houden op andere plaatsen dan door het college in dit reglement is bepaald.

  • 2. De ruimte op of aan de marktterreinen kan het college in het openbaar belang of ter uitvoering van gemeentewerken tot andere doeleinden benutten.

Artikel 4

  • 1. Het college kan ten aanzien van de markt bepalen:

    • a.

      het aantal standplaatsen;

    • b.

      de afmetingen van de standplaatsen;

    • c.

      de eisen m.b.t. de inrichting van het marktterrein en de standplaatsen;

    • d.

      de opstelling op basis van een inrichtingsplan;

    • e.

      de indeling op basis van een branchepatroon van de markt;

    • f.

      welke standplaatsen worden toegewezen als standwerkerplaats;

    • g.

      onder welke omstandigheden een markt wordt afgelast en/of gestopt en afgebroken;

    • h.

      welke sanctiemaatregelen voor welke overtredingen kan worden opgelegd en op welke wijze dat kan worden uitgevoerd;

    • i.

      op welke wijze en tegen welke vergoeding elektriciteit en overige nutsvoorzieningen ten behoeve van de standplaats worden ingezet.

  • 2. Het college kan voor de markt een lijst met branches of artikelen vaststellen.

  • 3. Het college kan per markt een maximum stellen aan het aantal per branche of artikel toe te wijzen standplaatsen.

  • 4. Het college kan per markt een maximum stellen aan het aantal per branche of artikel toe te laten gegadigden voor toewijzing van een standplaats.

  • 5. Door het college kan aan de hand van de in het lid 2 van dit artikel genoemde lijst het branchepatroon voor een markt worden vastgesteld.

HOOFDSTUK II TOEWIJZEN EN BEZETTEN VAN STANDPLAATSEN

Artikel 5

  • 1. De standplaatsen op weekmarkten worden als vaste plaatsen toegewezen. De standplaatsen op de jaarmarkten en de markten op koopzondagen en –avonden worden als dagplaatsen toegewezen.

  • 2. Een vrijgekomen vaste plaats wordt als dagplaats beschouwd en blijft als zodanig aangemerkt zolang deze niet als vaste plaats is toegewezen.

  • 3. Het college kan bepalen dat de toewijzing van vaste plaatsen geschiedt op basis van wachtlijsten.

Artikel 6

  • 1. Per weekmarkt wordt een lijst van standplaatshouders opgesteld aan de hand waarvan door of namens het college standplaatsen zijn toegewezen.

  • 2. De volgorde op de in het eerste lid genoemde lijsten wordt bepaald door de datum en tijdstip waarop voor het eerst een vaste plaats op de markt is toegewezen.

Artikel 7

De toewijzing van vaste plaatsen op de weekmarkten geschiedt als regel éénmaal per kwartaal, eerst aan de hand van de lijsten voor standplaatshouders en vervolgens aan de hand van een nader door het college te bepalen toewijzingsmethode.

Artikel 8

De toewijzing van dagplaatsen geschiedt per marktdag op een nader door het college te bepalen wijze.

Artikel 9

  • 1. Een vergunning van – of namens het college voor een vaste of dagplaats vermeldt de naam en voornamen, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de vergunninghouder.

  • 2. Een vergunning voor een vaste plaats vermeldt in ieder geval:

    • a.

      een duidelijke omschrijving van de toegewezen vaste standplaats met vermelding van de afmetingen daarvan;

    • b.

      de kraam of andere verkoopmaterialen die de vergunninghouder bij het innemen van de standplaats mag gebruiken;

    • c.

      de artikelen welke de vergunninghouder mag verhandelen of de branche waartoe de vergunninghouder behoort;

    • d.

      de datum waarop aan de vergunninghouder voor het eerst vergunning is verleend.

  • 3. De in het eerste lid genoemde vergunning dient de dienstdoende marktmeester op eerste aanvraag te worden getoond.

Artikel 10

  • 1. Om voor de in artikel 9 genoemde vergunning in aanmerking te komen is vereist dat de gegadigde een handelingsbekwaam natuurlijk persoon is, die:

    • a.

      zich ten genoegen van het college dient te legitimeren door middel van een geldig identiteitsbewijs zoals nader aangegeven in de Wet op de identificatieplicht. Daarnaast dient een vreemdeling ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 door middel van een verblijfsdocument aan te tonen, dat hij de bevoegdheid heeft om in Nederland te mogen werken c.q. ondernemen;

    • b.

      ten genoegen van het college heeft aangetoond persoonlijk te hebben voldaan aan alle voorgeschreven publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van de bedrijfsuitoefening en –organisatie, alsmede opgaaf van het btw-nummer respectievelijk een btw-verklaring van de Belastingdienst en het sofinummer;

    • c.

      genoegzaam verzekerd is tegen eisen tot het betalen van schadeloosstellingen, waartoe de standplaatshouder op een markt krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebracht lichamelijk letsel en wegens beschadiging van eigendommen van derden. Betrokkene dient ten genoegen van het college het bewijs over te leggen dat de ter zake van deze verzekering verschuldigde premie is voldaan.

  • 2. Het college kan van het bepaalde in lid 1, sub c, van dit artikel in naar hun oordeel bijzondere gevallen ontheffing verlenen.

  • 3. De vergunninghouder wordt geacht aan het in lid 1, onder c, van dit artikel genoemde voorschrift te hebben voldaan, indien een geldig bewijs van lidmaatschap wordt overgelegd van een organisatie welke voor al haar leden een collectieve verzekering als in lid 1, onder c, van dit artikel bedoeld, heeft gesloten.

  • 4. Indien niet – of niet meer aan de vereisten genoemd in het eerste lid onder a,b en c wordt voldaan, wordt de in artikel 9 genoemde vergunning ingetrokken.

Artikel 11

  • 1. Op de lijst genoemd in artikel 6 wordt doorgehaald de naam van degene die:

    • a.

      niet langer in het bezit is van de in artikel 9 genoemde vergunning;

    • b.

      is overleden;

    • c.

      als standplaatshouder niet ten minste éénmaal per twee weken een plaats op de markt inneemt, met dien verstande, dat onder het niet innemen tevens wordt verstaan het voortijdig verlaten van de markt, één en ander tenzij door het college anders wordt bepaald;

    • d.

      als standplaatshouder wegens ziekte gedurende een periode van twee achtereenvolgende jaren de toegewezen vaste plaats niet of vrijwel niet persoonlijk heeft bezet;

    • e.

      een artikel gaat voeren in een andere branche dan bij de inschrijving is vermeld, met dien verstande evenwel dat de inschrijving binnen één jaar kan worden hersteld;

  • 2. Het onder b van het eerste lid bepaalde is van toepassing met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.

  • 3. Het onder c. en d. van het eerste lid bepaalde is van toepassing met inachtneming van de artikelen 13, 14, 15 en 16.

VERVANGING / BIJSTAND

Artikel 12

  • 1. Een standplaats moet door de vergunninghouder persoonlijk worden ingenomen. Hij mag deze derhalve niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 2. Een vaste plaats of een dagplaats welke niet uiterlijk één uur na aanvang van de markt door de vergunninghouder is bezet, wordt als dagplaats aangemerkt tenzij de dienstdoende marktmeester tijdig kennis heeft gekregen van het latere innemen en hij de reden daarvan billijkt.

AFWEZIGHEID STANDPLAATSHOUDERS

Artikel 13

  • 1. De standplaatshouder kan voor een vakantie één aaneengesloten periode van maximaal zes weken per markt per jaar gebruiken dan wel maximaal tien marktdagen per markt per jaar afwezig zijn.

  • 2. In het in het eerste lid bedoelde geval kan het college per kalenderjaar gedurende ten hoogste tien marktdagen per markt per jaar ontheffing verlenen van de verplichting om persoonlijk op de toegewezen standplaats aanwezig te zijn.

  • 3. Het college kan, na ontheffing te hebben verleend van de verplichting om persoonlijk op de toegewezen standplaats aanwezig te zijn, de standplaatshouder toestaan, op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek, zich te laten vervangen voor ten hoogste tien marktdagen per markt per jaar door:

    • a.

      de echtgenoot;

    • b.

      een bloed- of aanverwant in de eerste graad;

    • c.

      een persoon, die bij hem in loondienst is met dien verstande dat de vervanger handelingsbekwaam is.

AFWEZIGHEID DOOR ZIEKTE

Artikel 14

  • 1. De standplaatshouder die wegens ziekte voor een langere aaneengesloten periode verhinderd is de vaste plaats in te nemen, dient het college daarvan schriftelijk in kennis te stellen.

  • 2. Bij langdurige afwezigheid wegens ziekte dient ten bewijze van deze reden van verhindering iedere drie maanden een verklaring van een geneeskundige te worden overgelegd.

  • 3. Het college kan van het overleggen van deze verklaring ontheffing verlenen.

  • 4. Indien de in het vorige lid bedoelde verklaring van een geneeskundige niet wordt overgelegd of indien er naar het oordeel van het college gerede aanleiding bestaat om nadere informatie te verkrijgen inzake een ziekmelding, dient de standplaatshouder een keuring door een door het college nader te bepalen geneeskundige te ondergaan.

  • 5. In het in het eerste lid bedoelde geval kan het college ontheffing verlenen van de verplichting om persoonlijk op de toegewezen standplaats aanwezig te zijn.

  • 6. Het college kan na ontheffing te hebben verleend van de verplichting om persoonlijk op de toegewezen standplaats aanwezig te zijn, de standplaatshouder toestaan, op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek, zich te laten vervangen voor een periode van ten hoogste twee jaren, gerekend vanaf de eerste dag van afwezigheid door:

    • a.

      de echtgenoot;

    • b.

      een bloed- of aanverwant in de eerste graad;

    • c.

      een persoon die bij hem in loondienst is, met dien verstande dat de vervanger handelingsbekwaam is.

Artikel 15

  • 1. Indien de door de standplaatshouder als vervanger voorgedragen persoon door het college, met toepassing van het gestelde in de artikelen 13 lid 3 en 14 lid 5, als zodanig wordt aangemerkt, verleent het college aan de vervanger een daartoe strekkende vergunning.

  • 2. Op de in het eerste lid genoemde vergunning wordt vermeld:

    • a.

      de persoonsgegevens van de vervanger;

    • b.

      de markt waar mag worden vervangen;

    • c.

      het nummer van de standplaats waarop wordt vervangen;

    • d.

      de periode waarop wordt vervangen;

    • e.

      een goed gelijkende pasfoto.

    • f.

      De in het eerste lid genoemde vergunning dient de dienstdoende marktmeester op eerste aanvraag te worden getoond.

Artikel 16

  • 1. De standplaatshouder, die bij plotselinge verhindering wegens bijzondere omstandigheden niet in staat is de vaste plaats in te nemen, dient de marktmeester daarvan in kennis te stellen.

  • 2. De standplaatshouder dient op verzoek van de marktmeester de afwezigheid aan het college schriftelijk te bevestigen.

  • 3. In het in het eerste lid bedoelde geval kan het college ontheffing verlenen van de verplichting om persoonlijk op de toegewezen standplaats aanwezig te zijn.

OVERSCHRIJVING VERGUNNING VASTE PLAATS

Artikel 17

  • 1. In geval van overlijden, blijvende arbeidsongeschiktheid of het bereiken van een pensioengerechtigde leeftijd van vergunninghouder kan de vergunning voor de vaste plaats worden overgeschreven op de echtgenoot.

  • 2. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een kind van vergunninghouder de vergunning voor een vaste plaats krijgen indien hij tenminste drie jaar aaneengesloten in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende een zelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd.

Artikel 18

  • 1. In geval van overlijden, blijvende arbeidsongeschiktheid of het bereiken van een pensioengerechtigde leeftijd van vergunninghouder kan de vergunning voor een vaste plaats worden overgeschreven op een mede-eigenaar die tenminste drie jaar aaneengesloten als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd of een medewerker die een zelfde aaneengesloten periode in loondienst van het marktbedrijf van vergunninghouder heeft gewerkt.

  • 2. De persoon die gebruik maakt van de in artikel 17 en 18 genoemde mogelijkheid tot overschrijving van de vergunning dient:

    • a.

      te voldoen aan de in de artikelen 10 en 11 vervatte eisen;

    • b.

      in staat te zijn om daadwerkelijk aan alle marktverplichtingen te voldoen;

    • c.

      een aanvraag tot overschrijving in binnen twee maanden na het overlijden van vergunninghouder of nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid van vergunninghouder is vastgesteld dan wel nadat vergunninghouder een pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.

HOOFDSTUK III OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19

Het ruilen van toegewezen standplaatsen is verboden.

Artikel 20

  • 1. De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat deze standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan gedurende de markttijd schoon wordt gehouden. Tijdens de markt dient hij zijn afval en verpakkingsmateriaal zelf in te zamelen.

  • 2. De standplaats dient uiterlijk op het tijdstip van de ontruiming van de markt, zoals genoemd in artikel 2 lid 7, door de standplaatshouder schoon te worden opgeleverd.

  • 3. De vergunninghouder is verplicht het door of vanwege hem geproduceerde afval bij het verlaten van de markt mee te nemen. De standplaatshouder is verplicht om desgevraagd aan het college een contract met een vuilverwerkingsbedrijf te overleggen, waaruit blijkt, dat hij zijn vuilafvoer op afdoende wijze heeft geregeld.

  • 4. Vergunninghouders die op hun standplaats eet- en drinkwaren voor de directe consumptie ter plaatse gereedmaken, dienen aan de voorzijde van de verkoopinrichting een tweetal afvalkorven of afvalbakken van voldoende grootte te plaatsen.

  • 5. Vergunninghouders dienen de hen toegewezen standplaats na ontruiming vetvrij en goed schoon achter te laten.

Artikel 21

Het college is bevoegd de vergunning als bedoeld in artikel 9 en 15 voor één of meer marktdagen voorwaardelijk of onvoorwaardelijk te schorsen van degene die:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens de marktverordening overtreedt;

  • b.

    van de standplaats gebruik maakt op een wijze die strijdig is met het doel waarvoor zij is verleend;

  • c.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • d.

    de marktmeester in de uitoefening van zijn taak dan wel de door de marktmeester gegeven aanwijzingen niet naleeft;

  • e.

    direct of indirect de goede gang van zaken op de markt in gevaar brengt of verstoort;

  • f.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet.

Artikel 22

In onvoorzienbare omstandigheden is het college, onverminderd hetgeen in de voorgaande artikelen is bepaald, bevoegd al die maatregelen te treffen welke voor een goede gang van zaken op de markt onontbeerlijk zijn.

Artikel 23

Het college is bevoegd in bijzondere gevallen af te wijken van het bepaalde in dit reglement.

Artikel 24

Dit reglement treedt in werking op een nader door het college te bepalen datum.