Regeling vervallen per 22-09-2016

Bijstandsverordening

Geldend van 01-01-2004 t/m 21-09-2016

Intitulé

Bijstandsverordening

De raad op 9 december 2003 het volgende besluit heeft vastgesteld:

De Raad van de gemeente Hoorn;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 oktober 2003;

inhoudende het voorstel om de Verordening toeslagen op en verlagingen van de bijstandsnorm voor de categorieën van belanghebbenden aan wie bijstand kan worden verleend (Bijstandsverordening) d.d. 1 juli 2003 te wijzigen:

besluit:

de Bijstandsverordening als volgt te wijzigen:

ALGEMENE BEPALINGEN

ARTIKEL 1.

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder

    • a.

      de wet: de Wet Werk en Bijstand (staatsblad 2003,199);

    • b.

      kostendeling: van kostendeling is sprake

      • -

        Bij inwonende niet ten laste komende kinderen, waarbij de inkomsten meer bedragen dan tweemaal de norm als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a van de wet verhoogd met 10% van het wettelijk minimumloon;

      • -

        Bij alle andere gevallen van woningdeling, waarbij de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan zoals woonkosten, verzekeringen, belastingen, vaste lasten, contributies, abonnementen e.a. kunnen worden gedeeld.

  • 2. In het geval dat het kind, bedoeld in artikel 1 lid 1 sub b van deze verordening, inkomen heeft uit WSF 2000, al dan niet in combinatie met inkomsten uit arbeid, blijft het inkomen uit studiefinanciering bij de bepaling van de inkomensgrens genoemd in artikel 1 lid 1 sub b buiten beschouwing.

  • 3. De overige begrippen die in deze verordening voorkomen, hebben dezelfde betekenis als in de Wet Werk en bijstand is aangegeven.

CATEGORIEËN

ARTIKEL 2

Voor belanghebbenden aan wie bijstand kan worden verleend en 21 jaar of ouder zijn maar jonger dan 65 jaar, geldt een categorieaanduiding.

De categorieën worden aangeduid als:

  • a.

    alleenstaande: de ongehuwde die geen tot zijn laste komende kinderen heeft en geen gemeenschappelijke huishouding voert met een andere tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad

  • b.

    alleenstaande ouder: de ongehuwde die de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

  • c.

    gehuwde: een persoon die gehuwd is, waaronder tevens wordt begrepen de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

  • d.

    Zwerver: een persoon die niet beschikt over een vast woon -en verblijfsadres.

  • e.

    Schoolverlater: een persoon die binnen zes maanden na beëindiging van een scholing of beroepsopleiding als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 of in hoofdstuk III van de Wet tegemoetkoming studiekosten een beroep doet op een bijstandsuitkering.

CRITERIA VOOR HET VERHOGEN EN VERLAGEN VAN DE BIJSTANDSNORM OF TOESLAG

Kostendeling

ARTIKEL 3

  • 1. De bijstandsnorm wordt verhoogd, indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder van 23 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar, hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2. De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt, voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn kinderen in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, bepaald op het in artikel 25, tweede lid, van de wet genoemde maximumbedrag.

  • 3. De toeslag als bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder waarop het tweede lid niet van toepassing is 10% van het wettelijk minimumloon.

ARTIKEL 4

  • 1. De bijstandsnorm wordt lager vastgesteld, indien de gehuwde die jonger is dan 65 jaar en de partner ook jonger is dan 65 jaar, een lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft, dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander. De verlaging bedraagt 10% van het wettelijk minimumloon.

  • 2. De bijstandsnorm wordt niet verlaagd, indien één van de partners of beide partners jonger zijn dan 21 jaar.

ARTIKEL 5

  • 1. De toeslag als bedoeld in artikel 25 van de wet, wordt voor een alleenstaande van 21 en 22 jaar, vastgesteld op maximaal 2% respectievelijk 9% van het wettelijk minimumloon.

  • 2. De toeslag als bedoeld in artikel 25 van de wet, wordt voor een alleenstaande van 21 respectievelijk 22 jaar vastgesteld op 1% respectievelijk 5% van het wettelijk minimumloon, indien hij lagere algemeen noodzakelijk kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 3. Lid 1 en lid 2 zijn niet van toepassing indien de belanghebbende wordt aangemerkt als schoolverlater.

Zwervers

ARTIKEL 6

  • 1. De toeslag als bedoeld in artikel 25 van de wet bedraagt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder die niet beschikt over een vast woon -en verblijfsadres 10% van het wettelijk minimumloon.

  • 2. De toeslag als bedoeld in artikel 25 van de wet wordt voor een alleenstaande van 21 respectievelijk 22 jaar die niet beschikt over een vast woon en verblijfsadres vastgesteld op 1% respectievelijk 5% van het wettelijk minimumloon.

ARTIKEL 7

  • 1. De bijstandsnorm wordt lager vastgesteld, indien de gehuwde waarvan beide partners jonger zijn dan 65 jaar lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft, dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg het niet beschikken over een vast woon -en verblijfsadres. De verlaging bedraagt 10% van het wettelijk minimumloon.

Woonkosten

ARTIKEL 8

  • 1. De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld, indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwde ouder dan 21 jaar, maar jonger dan 65 jaar, lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft of hebben, dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het ontbreken van woonkosten.

  • 2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 15% van het wettelijk minimumloon, indien de belanghebbende in het geheel geen woonkosten verschuldigd is.

  • 3. De verlaging als bedoeld in het eerste lid wordt bij voorrang toegepast op de gemeentelijke toeslag.

Anticumulatie

ARTIKEL 9

De bijstandsnorm of toeslag voor alleenstaande en alleenstaande ouders of de gehuwde ouder dan 21 jaar, maar jonger dan 65 jaar, die een woning bewonen, waaraan geen woonkosten verbonden zijn, kan niet verder worden verlaagd.

Schoolverlaters

ARTIKEL 10

De te verstrekken bijstandsnorm voor een schoolverlater bedraagt het eerste half jaar 50% van de Landelijke bijstandsnorm, als bedoeld in paragraaf 3.2 WWB.

Hulpbehoevendheid

ARTIKEL 11

De verzorgende medebewoner worden geacht, geen kosten te kunnen delen.

SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL 12

Burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

ARTIKEL 13

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

ARTIKEL 14

Deze verordening kan worden aangehaald als: de bijstandsverordening 2004.

ARTIKEL 15

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2004. De bijstandsverordening van 1 juli 2003 komt hierbij te vervallen.