Regeling vervallen per 02-10-2015

Verordening Langdurigheidstoeslag 2012

Geldend van 23-02-2012 t/m 01-10-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Verordening Langdurigheidstoeslag 2012

Corsaregistratienummer: 11.42053

De Raad van de gemeente Hoorn;

  • -

    gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders d.d. ;

  • -

    gezien het ombuigvoorstel armoedebeleid;

  • -

    gezien het raadsbesluit van 04 oktober 2011;

  • -

    overwegende dat het door de wijzigingen in de Wet werk en bijstand per 1 januari 2012 nodig is om de verordening langdurigheidstoeslag aan te passen;

  • -

    gezien het advies van de Algemene Raadscommissie d.d. ;

  • -

    gelet op het bepaalde in artikel 147 van de Gemeentewet, de artikelen 8 en 36 van de Wet werk en bijstand;

besluit:

vast te stellen de navolgende:

Verordening langdurigheidstoeslag 2012

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college : het college van burgemeester en wethouders van Hoorn;

  • b.

    wet : de Wet werk en bijstand;

  • c.

    alleenstaande : een alleenstaande als bedoeld in artikel 4 lid 1 sub a van de wet;

  • d.

    alleenstaande ouder : een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4 lid 1 sub b van de wet;

  • e.

    gezin : een gezin als bedoeld in artikel 4 lid 1 sub c van de wet;

  • f.

    bijstandsnorm : de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet;

  • g.

    peildatum : de datum waarop in enig jaar het recht op langdurigheidstoeslag ontstaat;

  • h.

    inkomen : het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat de zinsnede ‘een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen als ‘de referteperiode’ en waarbij voor de beoordeling van het recht op een langdurigheidstoeslag ook een bijstandsuitkering als inkomen wordt gezien;

  • i.

    referteperiode : onafgebroken periode van 60 maanden voorafgaand aan de peildatum;

  • j.

    vermogen : het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet.

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1. Tot de doelgroep voor een langdurigheidstoeslag behoren personen van 21 jaar of ouder maar jonger dan 65 die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen hebben als bedoeld in artikel 34 van de wet en geen uitzicht hebben op inkomensverbetering.

  • 2. Bij een gezin geldt het leeftijdscriterium voor minstens twee gezinsleden. De voorwaarde ‘geen uitzicht hebben op inkomensverbetering’ geldt voor alle gezinsleden van 21 jaar of ouder maar jonger dan 65.

  • 3. Personen die op de peildatum of in de referteperiode een uitkering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten hebben genoten, worden wel geacht uitzicht op inkomensverbetering te hebben en komen niet voor een langdurigheidstoeslag in aanmerking.

Artikel 3 Langdurig een laag inkomen

Onder langdurig een laag inkomen als bedoeld in artikel 2 van deze verordening wordt verstaan: een inkomen dat gedurende de referteperiode niet uitkomt boven 110% van de geldende bijstandsnorm.

Artikel 4 Hoogte langdurigheidstoeslag

  • 1. De hoogte van de langdurigheidstoeslag is afhankelijk van de leefsituatie op de peildatum.

  • 2. De langdurigheidstoeslag bedraagt:

    • a.

      voor een gezin € 500,-;

    • b.

      voor alleenstaande ouders € 450,-;

    • c.

      voor alleenstaanden € 350,-.

  • 3. Bij een gezin waarvan slechts twee gezinsleden aan het leeftijdscriterium als bedoeld in artikel 2 van deze verordening voldoen en één van deze twee gezinsleden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt het rechthebbende gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem of haar als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Artikel 5 Ingangsdatum

De langdurigheidstoeslag wordt op aanvraag verstrekt. De ingangsdatum van deze toeslag is de datum waarop de referteperiode is verstreken.

Artikel 6 Hardheidsbepaling

In gevallen waarin deze verordening niet of niet naar redelijkheid voorziet, beslist het college.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt de dag na publicatie in werking en werkt terug tot 1 januari 2012.

De verordening langdurigheidstoeslag 2009, welke in werking is getreden per 1 juli 2009, wordt ingetrokken per 1 januari 2012.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als: Verordening langdurigheidstoeslag 2012.

Hoorn, 7 februari 2012

De griffier,                            de voorzitter,

Toelichting

Algemeen

De langdurigheidstoeslag bestaat sinds de invoering van de Wet werk en bijstand (WWB). Deze toeslag is bestemd voor personen in de leeftijdscategorie van 21 tot 65 jaar die langdurig moeten rondkomen van een laag inkomen en geen uitzicht hebben op inkomensverbetering.

Met de langdurigheidstoeslag verleent de gemeente gerichte inkomensondersteuning, waarbij de financiële prikkel om te gaan of te blijven werken gehandhaafd blijft. De leeftijdsgrens van 23 jaar is in 2009 door de wetgever verlaagd naar 21 jaar vanwege het feit dat ouders tot de 21-jarige leeftijd onderhoudsplichtig zijn voor hun kinderen. Omdat de algemene bijstand voor 65-plussers hoger is dan die voor 65-minners, heeft de wetgever de huidige bovengrens van 65 jaar voor het recht op langdurigheidstoeslag onveranderd gelaten.

De voorwaarden om voor de langdurigheidstoeslag in aanmerking te komen staan in artikel 36 van de wet. Het college verleent de langdurigheidstoeslag op aanvraag. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het gaat hier om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.

Per 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd naar de gemeenten. Deze wijziging verplichtte gemeenten om bij verordening regels vast te stellen over de hoogte van de langdurigheidstoeslag en over de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Op 04 oktober 2011 heeft de Hoornse Raad besloten om het begrip ‘langdurig’ vanaf 2012 aan te passen.

De wet wijzigt in 2012. De wijzigingen hebben gevolgen voor de langdurigheidstoeslag. Niet alleen de invoering van de huishoudtoets is van invloed, ook worden gemeenten beperkt voor wat betreft de invulling van het begrip ‘laag inkomen’. In artikel 36 lid 6 van de WWB staat namelijk dat het inkomen niet hoger mag zijn dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Verder is in artikel 36 van de WWB opgenomen dat de langdurigheidstoeslag alleen mag worden verstrekt aan personen van 21 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar die langdurig een laag inkomen hebben en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 WWB hebben en geen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Door de zinsnede ‘geen uitzicht hebben op inkomensverbetering wordt gewaarborgd dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief –zoals studenten- niet in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag.

Door de wetswijzigingen vanaf 2012 en de keuze van de Raad om het begrip ‘langdurig’ aan te passen, is aanpassing van de verordening noodzakelijk.

Met de komst van deze nieuwe verordening wordt de verordening langdurigheidstoeslag 2009 ingetrokken.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die in de verordening voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen, dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.

Gekozen is om de referteperiode vast te stellen op 60 maanden voorafgaand aan de peildatum. Hiermee is meteen invulling gegeven aan het begrip ‘langdurig’. Dus over de duur van de referteperiode wordt bepaald of iemand langdurig een laag inkomen heeft.

Artikel 2 Voorwaarden

De voorwaarden om in aanmerking te komen voor langdurigheidstoeslag luiden: langdurig aangewezen zijn op het sociaal minimum en geen uitzicht hebben op inkomensverbetering.

De lokale invulling van de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’ is vastgelegd in artikel 3.

De doelgroep is in feite iedereen die aan de voorwaarden voldoet. Door uitbreiding van het begrip van ’gezin’ en de invoering van de huishoudtoets in de wet en het geldende leeftijdscriterium bij de langdurigheidstoeslag, is nadere precisiering noodzakelijk.

Het leeftijdscriterium geldt bij een gezin voor minstens twee gezinsleden. De voorwaarde van geen uitzicht op inkomensverbetering geldt voor alle gezinsleden die aan het leeftijdscriterium voldoen. Als hieraan niet wordt voldaan, bestaat – nog afgezien van het inkomen - voor het gezin geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt de rechthebbende gezinsleden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allen, zowel afzonderlijk als gezamenlijk, aan de voorwaarden voldoen. Dus bij een gezin waarbij slechts één gezinslid aan het leeftijdscriterium voldoet, bestaat geen recht op langdurigheidstoeslag voor het desbetreffende gezin.

Een meerderjarig kind als bedoeld in artikel 4, lid 2, van de wet (student met WSF of WTOS en een bepaald maximum inkomen) valt niet onder het begrip van ‘gezin’. Ook een bloedverwant in de eerste graad waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 4, lid 5, van de wet (mantelzorg) valt buiten het uitgebreide begrip van ’gezin’.

Geen uitzicht op inkomensverbetering

Door deze zinsnede in de wet wordt gewaarborgd dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarkt-perspectief niet in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag. Zo wordt er bij studenten van uitgegaan dat zij arbeidsmarktperspectief hebben.

Is er zicht op inkomensverbetering? Dan is er geen recht op een langdurigheidstoeslag. Denk hierbij aan:

  • ·

    studenten en scholieren

  • ·

    jongeren tot 23 jaar (vanaf 23 jaar wettelijk minimum loon)

  • ·

    personen die een opleiding of re-integratietraject volgen om betaald werk te krijgen

  • ·

    personen die door urenuitbreiding of ander werk een hoger salaris kunnen realiseren

Artikel 3 Langdurig laag inkomen

Onder ‘langdurig een laag inkomen’ wordt in Hoorn verstaan: een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm gedurende een onafgebroken periode van 60 kalendermaanden (de referteperiode).

In 2009 is de wet aangepast: de minimumleeftijd om in aanmerking te komen voor de langdurigheidstoeslag is verlaagd van 23 jaar naar 21 jaar. Veel gemeenten, waaronder Hoorn, hebben in 2009 de referteperiode verkort van 60 maanden naar 36 maanden. Veel gemeenten deden dit vanwege het karakter van de langdurigheidstoeslag. Deze toeslag is namelijk bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad te reserveren voor onverwachte uitgaven. Het blijkt dat de financiële reserves van deze mensen veelal na 3 jaar zijn uitgeput. Kiezen voor een kortere periode betekent dat mensen eerder worden bereikt. De referteperiode van 3 jaar sluit aan bij de termijn die het Nederlands Instituut voor Budgetvoorlichting hanteert bij budgetbeheer voor de reserveringen voor vervangingsuitgaven.

Op 04 oktober 2011 heeft de Hoornse Raad besloten om de referteperiode per 1 januari 2012 terug te brengen van 36 maanden naar 60 maanden.

In de wet is vastgelegd dat de inkomensgrens voor categoriale bijzondere bijstand en de langdurigheids-toeslag vanaf 2012 is gemaximeerd op 110%. De Hoornse Raad heeft op 04 oktober 2011 gekozen voor een inkomensgrens van 110%.

Een onderbreking in het inkomen door bijvoorbeeld een te lang verblijf in het buitenland heeft in beginsel geen gevolgen voor het recht op langdurigheidstoeslag, mits aannemelijk is dat tijdens die periode ook aan de voorwaarden werd voldaan. Het ligt op de weg van de aanvrager om dit aan te tonen.

Het komt voor dat tijdens de referteperiode ten onrechte uitkering is verstrekt als gevolg van verzwegen inkomsten, waardoor sprake is van een hoger inkomen dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Dit is een reden om de toekenning van een langdurigheidstoeslag te weigeren, tenzij de teveel verstrekte uitkering de uitkeringsgerechtigde(n) niet kan worden verweten vanwege een fout van de uitkerende instelling.

Artikel 4 Hoogte langdurigheidstoeslag

Dit artikel regelt de lokale hoogte van de langdurigheidstoeslag. Er is qua hoogte van de toeslag niet voor gekozen om de onderlinge samenhang tussen de verschillende normgroepen te wijzigen. De huidige samenhang (gehuwden 100%, alleenstaande ouders 90% en alleenstaanden 70%) wordt als redelijk en evenwichtig ervaren; budgettaire overwegingen spelen bij deze keuze mede een rol.

Door de jaren heen is de hoogte van de langdurigheidstoeslag weinig veranderd. Uit praktische overwegingen is daarom in 2009 gekozen voor een vast, rond bedrag voor een periode van 3 jaar voor de verschillende doelgroepen, namelijk:

  • ·

    € 500,- voor gehuwden;

  • ·

    € 450,- voor alleenstaande ouders;

  • ·

    € 350,- voor alleenstaanden.

Hierdoor bleven de toeslagen nagenoeg gelijk en gingen mensen er niet op achteruit. In 2011 heeft de Raad bij de behandeling van het ombuigvoorstel armoedebeleid besloten deze bedragen te handhaven.

Vanaf 2012 wordt verstrekt:

  • ·

    € 500,- aan gezinnen;

  • ·

    € 450,- aan alleenstaande ouders;

  • ·

    € 350,- aan alleenstaanden.

In dit artikel staat hoe wordt omgegaan als bij een gezin één van de gezinsleden is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag op grond van artikel 11 en 13 lid 1 van de WWB.

Artikel 5 Ingangsdatum

De langdurigheidstoeslag wordt alleen op aanvraag verstrekt. Ambtshalve toekenning behoort niet tot de mogelijkheden. Omdat de toeslag voor een periode van 12 maanden wordt verstrekt, verschuift de peildatum bij iedere toekenning een jaar.

Artikel 6 Hardheidsbepaling

Het kan zijn dat sprake is van bijzondere omstandigheden, waarbij het strikt hanteren van het gestelde in de verordening niet leidt tot een redelijke uitkomst. In zo’n situatie kan het college afwijkend beslissen.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening werkt terug tot 1 januari 2012. De oude verordening wordt ingetrokken.

Artikel 8 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.