Regeling vervallen per 09-12-2014

Kaderverordening commissies van de raad 2002

Geldend van 28-02-2003 t/m 08-12-2014

Intitulé

Kaderverordening commissies van de raad 2002

De Raad van de Gemeente Hoorn;

gelezen het voorstel van het presidium van 23 oktober 2002;

overwegende dat de Kaderverordening commissies van de raad een aavulling c.q. wijziging behoeft;

besluit:

tot de volgende wijzigingen/aanvullingen van de

KADERVERORDENING COMMISSIES VAN DE RAAD 2002

ARTIKEL 1 BEGRIPSBEPALINGEN

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Gemeentewet

  • b.

    de raad: het bestuursorgaan de gemeenteraad van de gemeente Hoorn

  • c.

    een raadscommissie: een door de raad in te stellen vaste commissie van advies zoals bedoeld in artikel 82, lid 1, van de wet

  • d.

    een andere commissie van advies: een door de raad in te stellen vaste commissie van advies zoals bedoeld in artikel 84, lid 1 van de wet, met uitzondering van de commissie die adviseert over de bezwaar- en beroepschriften en de gemeentelijke Ombudscommissie

  • e.

    het college: het bestuursorgaan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn

  • f.

    het presidium: het presidium van de raad zoals bedoeld in artikel 3b van het Reglement van Orde van de gemeenteraad

  • g.

    niet-raadsleden: leden van een in de raad vertegenwoordigde politieke groepering, die staan op de kandidatenlijst die ten behoeve van de laatstgehouden gemeenteraadsverkiezingen is ingediend, die geen raadslid zijn en die tot lid of plaatsvervangend lid van een raadscommissie worden benoemd.

Daar waar in deze verordening de mannelijke vorm gebruikt wordt, dient daar ook de vrouwelijke vorm gelezen te worden.

ARTIKEL 1 A INSTELLING COMMISSIES

  • 1. De raadscommissies en de andere commissies van advies worden bij afzonderlijk raadsbesluit ingesteld.

  • 2. In dat besluit wordt tevens bepaald of een commissie zelf bevoegd is subcommissies in te stellen en onder welke voorwaarden.

  • 3. Het besluit tot instelling van een raadscommissie en een andere commissie van advies bepaalt tevens het aantal leden dat zitting heeft in die commissie en de eventuele hoedanigheid die verbonden is aan het voorzitterschap of het lidmaatschap van die commissie.

  • 4. Die eventueel vereiste hoedanigheid en het aantal leden kan bij afzonderlijk raadsbesluit worden gewijzigd.

ARTIKEL 2 TAKEN

  • 1. Tot de taak van een raadscommissie en van een andere commissie van advies behoort het geven van advies aan de raad over alle zaken die bij de instelling aan haar zijn opgedragen en door de raad daartoe aan haar worden voorgelegd.

  • 2. De raadscommissies kunnen ingevolge artikel 82 lid 1 van de Gemeentewet de besluitvorming van de raad voorbereiden en overleggen met het college en de burgemeester.

  • 3. Deze raadscommissie en een andere commissie van advies kunnen aan de raad ongevraagd advies uitbrengen over alle zaken die tot haar werkgebied behoren, of die zij naar haar oordeel in het belang van haar taak nuttig en nodig acht.

ARTIKEL 3 SAMENSTELLING RAADSCOMMISSIES

  • 1. Een raadscommissie bestaat uit:

    • a.

      een door de raad uit zijn midden benoemde voorzitter;

    • b.

      het door de raad, met inachtneming van artikel  1A van deze Verordening bepaalde aantal leden, eventueel met bepaalde hoedanigheden of deskundigheden.

  • 2. De voorzitter van de raadscommissie heeft geen stemrecht.

  • 3. De raad kan te allen tijde de benoeming van de voorzitter herzien.

  • 4. De raad kan de door hem benoemde leden te allen tijde ontslaan. Bij het verlenen van tussentijds ontslag voorziet de raad zo spoedig mogelijk in de ontstane vacature.

ARTIKEL 3A SAMENSTELLING ANDERE COMMISSIES VAN ADVIES AAN DE RAAD

  • 1. Een andere commissie van advies bestaat uit:

    • a.

      een door de raad benoemde voorzitter

    • b.

      het door de raad, met inachtneming van artikel 1A van deze Verordening bepaalde aantal leden, eventueel met bepaalde hoedanigheden of deskundigheden

  • 2. In het in artikel 1A van deze Verordening bedoelde instellingsbesluit wordt bepaald of de voorzitter van een andere commissie van advies aan de raad stemrecht heeft.

  • 3. De raad kan te allen tijde de benoeming van de voorzitter herzien.

  • 4. De raad kan de door hem benoemde leden te allen tijde ontslaan. Bij het verlenen van tussentijds ontslag voorziet de raad zo spoedig mogelijk in de ontstane vacature.

ARTIKEL 3B NIET-RAADSLEDEN

  • 1. Als lid of plaatsvervangend lid van een commissie kunnen ook niet-raadsleden worden benoemd op voordracht van een fractie.

  • 2. Ten aanzien van niet-raadsleden die zijn benoemd in raadscommissies zijn de artikelen 10, 11, 12, 13, 15 en 28 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Zij ondertekenen daartoe een door de voorzitter van de raad opgestelde verklaring.

  • 3. Niet-raadsleden zijn als lid van een raadscommissie uitdrukkelijk verbonden aan de fractie door wie zij zijn voorgedragen.

ARTIKEL 4 VERVANGING

  • 1. De raad kan naast leden één of meer plaatsvervangende leden voor een commissie benoemen. De plaatsvervangende leden vervangen de leden van de commissie bij ziekte, afwezigheid of ontstentenis. In geval van gelijktijdige afwezigheid van leden en plaatsvervangend leden namens een fractie in raadscommissies, mag bij uitzondering voor die vergadering door een ander raadslid van die fractie worden deelgenomen. De voorzitter wordt hiervan voorafgaand aan de vergadering op de hoogte gesteld.

  • 2. De raad kan naast de voorzitter een plaatsvervangend voorzitter voor een commissie benoemen. De plaatsvervangend voorzitter vervangt de voorzitter van de commissie bij ziekte, afwezigheid of ontstentenis.

  • 3. In geval van gelijktijdige verhindering van de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van een raadscommissie, wijst de voorzitter van de raad, zo mogelijk na overleg met het presidium, uit de raad een voorzitter aan voor die vergadering.

  • 4. Bij langdurige verhindering van de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de raadscommissie wordt door de raad uit zijn midden een tijdelijke waarnemer aangewezen.

ARTIKEL 5 BENOEMING VOORZITTER EN LEDEN RAADSCOMMISSIE

  • 1. De voorzitter en de leden van een raadscommissie worden, behoudens tussentijdse vacatures en in het geval dat toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 3, lid 4 van deze verordening, zo spoedig mogelijk benoemd na aanvang van een nieuwe raadsperiode.

  • 2. Zij worden behoudens het bepaalde in lid 4 gekozen voor de duur van de raadsperiode.

  • 3. Het voorzitterschap en het lidmaatschap van een raadscommissie van een raadslid vervalt op de dag waarop de voorzitter, respectievelijk dat lid ophoudt lid van de raad te zijn.

  • 4. De leden benoemd ter vervulling van een opengevallen plaats, ter vervanging van een ontslagen lid of wegens tussentijdse uitbreiding van het aantal leden, treden af op hetzelfde tijdstip als de leden, bedoeld in het eerste lid.

  • 5. De voorzitter van een raadscommissie maakt deel uit van het presidium.

ARTIKEL 5 A BENOEMING VOORZITTER EN LEDEN ANDERE COMMISSIES VAN ADVIES

  • 1. De voorzitter en de leden van een andere commissie van advies worden, behoudens in het geval dat toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 3A, lid 4 van deze verordening, benoemd voor een periode van 4 jaar. In het instellingsbesluit van de betreffende commissie kan worden bepaald of deze periode samenvalt met de raadsperiode. Voor zover de voorzitter of een lid van een andere commissie van advies tevens lid zijn van de raad geldt voor hen de bepalingen zoals opgenomen in artikel 5, de leden 1, 2, 3, 4.

  • 2. De aftredenden zijn dadelijk weer herkiesbaar, tenzij in het instellingsbesluit van de betreffende commissie anders is bepaald.

ARTIKEL 6 ONTSLAG

  • 1. De leden en de voorzitter van een raadscommissie of een andere commissie van advies kunnen te allen tijde ontslag nemen. Het verzoek tot het verlenen van ontslag wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad.

  • 2. De leden die in een andere hoedanigheid benoemd zijn dan die van lid van de raad dienen terstond een verzoek tot ontslag in te dienen wanneer zij die hoedanigheid verliezen. Wanneer zij daartoe in gebreke bleven doet de voorzitter zo spoedig mogelijk melding van het verlies van die hoedanigheid aan de voorzitter van de raad.

  • 3. Het ontslag gaat, indien een lid niet langer de kwaliteit bezit die voor benoeming of aanwijzing noodzakelijk was, onmiddellijk in. In alle overige gevallen blijft degene die het verzoek om ontslag heeft ingediend niettemin lid van de commissie tot zijn opvolger de benoeming of aanwijzing heeft aangenomen.

  • 4. De raad kan besluiten tot ontslag van in raadscommissies benoemde niet-raadsleden indien zij niet meer voldoen aan de vereisten genoemd in artikel 3B van deze verordening of op voorstel van de fractie door wie zij zijn voorgedragen.

ARTIKEL 7 SECRETARIS

  • 1.

    • a.

      Het secretariaat van een raadscommissie wordt vervuld door de griffier of door een andere ambtenaar van de gemeente onder de verantwoordelijkheid van de griffier.

    • b.

      Het secretariaat van een andere commissie van advies wordt vervuld op een in het Instellingsbesluit van die commissie te bepalen wijze.

  • 2. De secretaris van een commissie is zijn commissie behulpzaam bij al haar werkzaamheden. Hij draagt zorg voor het maken van een zakelijk verslag van het behandelde in een commissievergadering en vermeldt daarin de genomen besluiten en de uit te brengen adviezen. Het verslag wordt als regel in de eerstvolgende vergadering ter vaststelling aangeboden.

  • 3. Het verslag wordt toegezonden aan alle leden van de gemeenteraad, aan het college, aan alle genodigden voor die vergaderingen, aan alle anderen die in die vergadering het woord hebben gevoerd en het wordt geplaatst op de website van de gemeente. De artikelen 11 en 12 van deze Verordening zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL 8 VERGADEROPROEP

  • 1. Een commissie vergadert zo dikwijls haar voorzitter dat nodig oordeelt of tenminste twee leden van de commissie onder opgaaf van redenen en met vermelding van het onderwerp van de vergadering daarom schriftelijk aan de voorzitter van de commissie vragen.

  • 2. De voorzitter nodigt de leden schriftelijk voor het houden van een vergadering uit. De uitnodiging, de agenda en de daarbij behorende stukken worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste 10 dagen voor de dag van vergadering aan de leden toegezonden. Een vergadering waarom door het vereiste aantal leden op de voorgeschreven wijze is gevraagd, wordt gehouden binnen 14 dagen na ontvangst van het verzoek.

  • 3. De voorzitter draagt ervoor zorg, dat gelijktijdig met het uitnodigen van de leden, op de in de gemeente gebruikelijke wijze, openbaar kennis wordt gegeven van het houden van een openbare vergadering. De openbare bekendmaking vermeldt tenminste plaats, datum, uur en de agenda van de vergaderingen.

  • 4. De voorzitter draagt er, ten aanzien van openbare vergaderingen zorg voor, dat gelijktijdig met de leden van de commissie, degenen die direct-belanghebbende zijn bij de op de agenda vermelde onderwerpen worden uitgenodigd voor het bijwonen van de vergadering. Voor iedere vergadering zendt hij de agenda toe aan de raadsleden die geen lid zijn van zijn commissie.

ARTIKEL 8A AGENDA

  • 1. De voorzitter van een commissie bepaalt de agenda. De voorzitter van een raadscommissie volgt daarbij zoveel als mogelijk de aanwijzingen van het presidium of van de raadsvoorzitter.

  • 2. Waar dat van toepassing is wordt op de agenda aangegeven welk(e) agendapunt(en) opgenomen zijn voor een thematische of vrije bespreking en waarvan dus niet op voorhand wordt uitgegaan dat de behandeling zal uitmonden in een advies aan de raad.

ARTIKEL 9 PRESENTIELIJST

Ieder lid tekent voor hij aan de vergadering van zijn commissie deelneemt de presentielijst. De voorzitter sluit aan het einde der vergadering de presentielijst door ondertekening daarvan.

ARTIKEL 10 OPENBAARHEID EN BESLOTENHEID

  • 1. De vergaderingen van een commissie zijn behoudens het bepaalde in de Wet en deze verordening, openbaar.

  • 2. De deuren worden gesloten indien de voorzitter dat nodig oordeelt of daarom door één lid wordt gevraagd.

  • 3. Na het sluiten van de deuren beslist de vergadering terstond of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4. Over onderwerpen die in een vergadering met gesloten deuren zijn behandeld kan in een vergadering met gesloten deuren worden beslist of een advies worden uitgebracht.

  • 5. Met gesloten deuren wordt in ieder geval vergaderd indien onderwerpen aan de orde zijn waarbij personen of functionarissen in persoon zijn betrokken of zaken die in de persoonlijke levenssfeer liggen, dan wel indien het gemeentebelang door openbare behandeling in het algemeen, of op dat tijdstip, kan worden geschaad.

  • 6. Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de commissie of de raad anders beslist.

  • 7. De overige leden van de raad zijn bevoegd de openbare en besloten vergaderingen van de raadscommissies en van andere commissies van advies aan de raad waarvan zij geen lid zijn als toehoorder bij te wonen.

  • 8. Op degenen die vergaderingen van deze commissies bijwonen op grond van lid 6 zijn de artikelen 11 en 12 van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL 10A AANWEZIGHEID BURGEMEESTER EN WETHOUDER(S)

  • 1. De burgemeester of een wethouder kunnen, al dan niet op eigen verzoek, door de voorzitter van een commissie worden uitgenodigd om in een openbare vergadering van de commissie aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 2. De burgemeester of een wethouder kunnen als toehoorder bij een openbare vergadering van een commissie aanwezig zijn. Zij kunnen bij aanvang van die vergadering verzoeken het woord te mogen voeren. Als de commissie daarmee instemt geeft de voorzitter hen het woord.

  • 3. Indien de commissie daarom verzoekt kan de als toehoorder aanwezige burgemeester of wethouder door de voorzitter verzocht worden alsnog aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 4. De burgemeester of een wethouder kunnen alleen nadat de commissie daarmee heeft ingestemd door de voorzitter van een commissie worden uitgenodigd om in een besloten vergadering van een commissie aan de beraadslagingen deel te nemen of daarbij als toehoorder aanwezig te zijn.

  • 5. Op de burgemeester of een wethouder die vergaderingen van commissies bijwonen zijn de artikelen 11 en 12 van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL 11 GEHEIMHOUDING

  • 1. De commissie regelt, indien wordt besloten tot het houden van een vergadering met gesloten deuren, tevens de geheimhouding van het besprokene en hetgeen ten behoeve van die vergadering werd overgelegd.

  • 2. Zij kan de geheimhouding tot een bepaalde termijn beperken.

ARTIKEL 12

De voorzitter kan ten aanzien van de aan de commissie over te leggen stukken voorlopige geheimhouding opleggen. De voorlopige geheimhouding geldt totdat door de commissie toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 11.

ARTIKEL 13 QUORUM

  • 1. De vergadering van een commissie wordt niet gehouden indien, blijkens de presentielijst, buiten de voorzitter, niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is opgekomen.

  • 2. Wanneer het in het eerste lid bepaalde aantal leden niet is opgekomen kan door de voorzitter over dezelfde onderwerpen een nieuwe vergadering worden belegd. In afwijking van het bepaalde in artikel 8 behoeft tussen het uitnodigen van de leden en het houden van deze vergadering niet meer dan 24 uur te verlopen.

  • 3. Deze nieuwe vergadering kan worden gehouden ongeacht het aantal leden dat is opgekomen. In de vergadering kan uitsluitend worden gesproken en beslist over de onderwerpen die zijn vermeld op de agenda's voor de onder leden 1 en 2 bedoelde vergaderingen, tenzij blijkens de in de presentielijst geplaatste handtekeningen vergaderd wordt door de voltallige vergadering.

ARTIKEL 14 STEMMING

  • 1. Over alle zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen, voordrachten, aanbevelingen of geven van advies over personen, bij gesloten en ongetekende briefjes. Indien bij het nemen van een besluit over zaken geen der leden stemming vraagt wordt het voorstel, zoals dat is geformuleerd door de voorzitter, geacht te zijn aangenomen.

  • 2. Ieder aanwezig lid brengt één stem uit.

  • 3. Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 4. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het derde lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

  • 5. Indien de stemmen staken over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden.

  • 6. Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot.

ARTIKEL 15 ADVIES

  • 1. Het besprokene in een commissie-vergadering wordt samengevat in een uit te brengen advies, tenzij de commissie bij een agendapunt zoals bedoeld in artikel 8A lid 2 geen behoefte heeft om op dat moment tot een advies te komen.

  • 2. In adviezen worden de standpunten van minderheden vermeld.

  • 3. De adviezen worden schriftelijk en ondertekend door de voorzitter en de secretaris aan de raad uitgebracht.

ARTIKEL 16 ADVIES VAN TWEE OF MEER RAADSCOMMISSIES

  • 1. In gevallen waarin een onderwerp behoort tot het taakgebied van twee of meer raadscommissies kan de raad over het onderwerp het advies van meerdere raadscommissies vragen.

  • 2. De raad kan daarvoor een verenigde vergadering van raadscommissies voorschrijven.

ARTIKEL 17 VERENIGDE VERGADERING

  • 1. Een verenigde vergadering van raadscommissies wordt voorgezeten door de daarvoor door het presidium aan te wijzen voorzitter.

  • 2. Het secretariaat wordt in die gevallen vervuld door de griffier of door een door het presidium aan te wijzen secretaris van een van de raadscommissies.

ARTIKEL 18 PUBLIEK

  • 1. Aan de discussie in een vergadering kan op een door de voorzitter te bepalen wijze worden deelgenomen door het publiek.

  • 2. Alvorens het woord te voeren heeft een spreker verlof daartoe nodig van de voorzitter.

  • 3. De volgorde, tijdsduur en tijdstip van het spreken door het publiek worden bepaald door de voorzitter. Hij pleegt daartoe overleg met de commissie.

  • 4. Een spreker vanuit het publiek maakt zich voordat hij het woord neemt bekend aan de commissie.

ARTIKEL 19 ORDE

  • 1. De voorzitter handhaaft de orde van de vergadering.

  • 2. Hij stelt regels ten aanzien van het interrumperen van sprekers.

  • 3. Hij kan indien de orde door het publiek wordt verstoord, hen die dit doen, of al het publiek, uit de vergadering laten verwijderen, en de openbare vergadering zonder publiek laten voortzetten.

ARTIKEL 20 OVERGANGSBEPALINGEN

  • 1. Vanwege de Wet Dualisering Gemeentebestuur mogen raadscommissies-oude-stijl vanaf 14 maart 2002 niet meer functioneren. Nieuwe raadscommissies dienen te zijn ingesteld overeenkomstig de nieuwe Gemeentewet.

  • 2. Voor de andere commissies van advies die zijn ingesteld bij een besluit van de raad en die bestaan op de dag waarop deze verordening in werking treedt, worden de bepalingen in de verordeningen, reglementen of instellingsbesluiten die in strijd zijn met de nieuwe Gemeentewet geacht met ingang van 7 maart 2002 buiten werking te zijn gesteld. Voor die gevallen waarin dat tot een onwerkbare situatie leidt hanteert de betreffende commissie een tijdelijke oplossing totdat aan lid 3 van dit artikel is voldaan. De commissie deelt de raad mede voor welke tijdelijke oplossing is gekozen.

  • 3. Het college draagt ervoor zorg, dat over de bestaande verordeningen, reglementen en instellingsbesluiten van de onder lid 2 bedoelde commissies van advies binnen de termijn van een half jaar na vaststelling van deze verordening een voorstel aan de raad wordt voorgelegd. Het voorstel bevat tenminste:

    • a.

      een gemotiveerde keuze of die commissie verdergaat als andere commissie van advies aan de raad, als een collegecommissie of als een burgemeestercommissie, met vermelding bij die keuze van de mening hierover van de commissie zelf en van de betreffende portefeuillehouder of van de burgemeester.

    • b.

      als voorgesteld wordt de commissie verder te laten gaan als andere commissie van advies aan de raad een voorstel tot aanpassing van de voor die commissie bestaande verordening, reglement of instellingsbesluit aan de nieuwe Gemeentewet en aan deze Kaderverordening commissies van de raad 2002.

ARTIKEL 21 INWERKINGTREDING

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag volgend op die waarop de openbare bekendmaking heeft plaatsgevonden.

  • 2. Met de inwerkingtreding vervalt de Kaderverordening raadscommissies 1995, zoals vastgesteld op 11 april 1995, voor zover de bepalingen daarin al niet door de invoering van de nieuwe Gemeentewet per 7 maart 2002 waren vervallen.

ARTIKEL 22 CITEERARTIKEL

Deze verordening kan worden aangehaald als Kaderverordening commissies van de raad 2002.

TOELICHTING BIJ DE KADERVERORDENING COMMISSIES VAN DE RAAD 2002

Algemeen.

Door de invoering van de dualisering kunnen raadscommissies-oude-stijl vanaf 14 maart 2002 niet meer functioneren. Nieuwe raadscommissies (commissies van advies ex art 82 van de nieuwe Gemeentewet) dienen ingesteld te worden overeenkomstig de nieuwe Gemeentewet. Ook andere commissies van advies aan de raad dienen te worden aangepast aan de nieuwe Gemeentewet. Overeenkomstig het advies van de Commissie Algemeen Bestuurlijke Zaken en gelet op de nieuwe Gemeentewet zijn de algemene bepalingen Kaderverordening Raadscommissies 1995 aangepast aan het dualisme en omgevormd naar een Kaderverordening commissies van de raad 2002. Waar in de algemene bepalingen een onderscheid aan de orde is tussen bepalingen voor raadscommissies en bepalingen voor de andere commissies van advies aan de raad zijn deze in deze Kaderverordening aangegeven. De meer specifieke bepalingen voor raadscommissies en de meer specifieke bepalingen voor andere commissies van advies aan de raad worden opgenomen in de op grond van deze Kaderverordening te nemen instellingsbesluiten.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening beperkt zich tot de raadscommissies (artikel 82 lid 1van de Gemeentewet) en de andere commissies van advies aan de raad (artikel 84 lid 1 van de Gemeentewet) en met uitsluiting van de commissie die adviseert over bezwaar en beroepschriften (vanwege het karakter ervan en omdat daarvoor bovendien afwijkende bepalingen zijn opgenomen in de Wijzigingswet gemeentewet) en de Ombudscommissie (ook vanwege het karakter ervan). Voor beide commissies geldt een eigen Verordening. Er is dus nu geen sprake meer dat deze Kaderverordening nog gaat over commissies die advies uitbrengen aan het college van burgemeester en wethouders. Deze verordening gaat ook niet over commissies ex art. 83 (commissies met overgedragen bevoegdheden). Voor die commissies is per geval een afzonderlijke Verordening vastgesteld die uiterlijk op 7 maart 2004 dienen te zijn aangepast aan de dualisering. Verder gaat deze Kaderverordening ook niet over een zogenaamde Onderzoekscommissie (waarover in het Reglement van Orde gemeenteraad 2002 in artikel 38a regels zijn opgenomen). Evenmin gaat deze Kaderverordening over de Onderzoekscommissies met verdergaande bevoegdheden, waarover in de Gemeentewet in artikel 155 en de artikelen 155a t/m 155f wordt gesproken. Voor de uitwerking van deze zogenaamde Enquêtecommissie(s) dient een afzonderlijke Verordening te worden vastgesteld.

Artikel 1A Instelling commissies

Om zo goed mogelijk rekening te kunnen houden met de taak en specifieke eisen van iedere commissie bepaalt de verordening dat instelling, aantal leden en taak (zie ook artikel 2) bij afzonderlijke besluiten worden geregeld. In die afzonderlijke besluiten dient te worden geregeld of en onder welke voorwaarden een commissie een subcommissie mag instellen.

Artikel 2 Taken

Het eerste lid geeft de algemene taakbeschrijving van de commissies aan. Het tweede lid verwijst voor raadscommissies uitdrukkelijk naar de wettelijke bepaling (art. 82 lid 1). En het derde lid staat, in aansluiting op de gegroeide praktijk toe dat een commissie zelf initiatieven ontplooit om advies te geven over zaken die haar aangaan. Zonder daar teveel belemmeringen voor te willen inbouwen sommeert de verordening de commissies wel om zich te beperken tot het eigen werkgebied.

Artikel 3 Samenstelling Raadscommissies

Voor raadscommissies is in de gemeentewet voorgeschreven dat een raadslid voorzitter is. Iedereen kan tot lid benoemd worden van een raadscommissie (behalve dus de burgemeester of een wethouder). In de raadscommissies dient op grond van artikel 82 lid 3 voor zover het benoeming betreft van leden van de raad gezorgd te worden voor een evenredige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen. Voor de voorzitter van een raadscommissie wordt bepaald in deze verordening dat deze geen stemrecht heeft. De voorzitter beperkt zich dus tot meer procesgericht leidinggeven en brengt geen standpunt in namens de fractie waarvan hij in de raad deel uitmaakt. Met name omdat sprake is van een politiek gewogen personele bezetting van commissies is rekening gehouden met de mogelijkheid, dat leden of de voorzitter van een commissie tussentijds worden vervangen (de leden 3 en 4).

Artikel 3A Samenstelling andere commissies van advies

Bij de andere commissies van advies is de raad vrij te kiezen wie de voorzitter wordt met dien verstande dat de burgemeester en een wethouder geen voorzitter mogen zijn. De keuze voor een voorzitter zal afhangen van de aard van de commissie en/of het werkgebied van die commissie. In het betreffende instellingsbesluit dient wel bepaald te worden of deze voorzitter stemrecht heeft of niet. Iedereen kan tot lid benoemd worden van een raadscommissie of van een commissie van advies, aan de raad (behalve dus de burgemeester of een wethouder). Met name omdat sprake is van een politiek gewogen personele bezetting van commissies is rekening gehouden met de mogelijkheid, dat leden of de voorzitter van een commissie tussentijds worden vervangen (de leden 3 en 4).

Artikel 4 Vervanging

De ervaring leert, dat een bepaalde continuïteit in de personele bezetting van commissies op prijs wordt gesteld door de overige leden, en de kwaliteit van een commissie in het algemeen ten goede komt. De incidentele vervanging van de commissieleden is daarom beperkt.

Artikel 5 en 5A Benoeming voorzitter en leden

Door de zittingsduur van de voorzitter en de leden van raadscommissies direct te koppelen aan de zittingsduur van de gemeenteraad wordt bereikt dat een nieuwe raad de vrijheid behoudt om zijn adviesmogelijkheden zelf in te vullen door een gericht benoemingenbeleid. Voor de andere commissies dient dit per geval te worden bepaald. Voor de in die andere commissies benoemde raadsleden (als voorzitter of als lid) is in deze verordening wel aangegeven dat voor hen de zittingsduur van de raad geldt.

Artikel 6 Ontslag

In dit artikel is meer expliciet dan voorheen geregeld in lid 2 dat het verlies van een vereiste hoedanigheid bekend wordt bij de raad ook wanneer betrokkene zelf daarvan geen melding doet, zodat een opvolger kan worden benoemd in die hoedanigheid.

Artikel 7 Secretaris

Hierin wordt expliciet gekozen om het secretariaat van de raadscommissies te leggen bij de griffier ofwel onder de verantwoordelijkheid van de griffier te doen verrichten. Voor wat betreft de overige commissies van advies zal dat kunnen afhangen van de aard van de commissie en/of van de capaciteit in de zin van de beschikbaarheid van de griffier en de zijnen. Een vakmatige secretaris uit een bepaalde sector die hiertoe wordt aangewezen werkt wel onder verantwoordelijkheid van de raad, in de zin van het voldoen aan vanwege de griffier of het presidium gestelde richtlijnen voor dit werk. Dit zijn zaken om nader te regelen in een Verordening op de ambtelijke ondersteuning. Omdat de praktijk harder is dan de leer wordt in de Kaderverordening geen uitspraak gedaan over een kort of een lang verslag. Gehanteerd wordt de term uit het Reglement van orde voor de raad: “zakelijk”. De commissies dienen hierin zelf hun beperkingen vast te stellen, uiteraard ook rekening houdend met het beslag op de secretaris en de wens (lid 2) om als regel in de eerstvolgende vergadering over het verslag te kunnen beschikken.

Artikel 8 Vergaderoproep

Ruime bekendmaking van vergaderdata en agenda’s wordt uiteraard dwingend voorgeschreven. Plaatsing (gedurende een nader te bepalen tijd) van agenda’s en verslagen op de website is voor de raadscommissies al ingevoerd en zal binnenkort voor de andere commissies van advies worden ingevoerd. De 10 dagen termijn blijft een punt van zorg en discipline, waarvoor de voorzitter zich moet kunnen verlaten op de griffier. Het uitnodigen van degene wiens belangen in een vergadering ter discussie komen te staan is een inmiddels vast gegeven. Bij de werkwijze van de raadscommissies is gebruik om in december van ieder jaar een vergaderschema voor de normale vergaderingen voor het komende kalenderjaar vast te stellen.

Artikel 8A Agenda

In lid 2 wordt voor de raadscommissies de verbinding gelegd naar het presidium en diens taken ten aanzien van procedurebewaking, afstemming tussen raad en raadscommissies en rekening houden met de wensen vanuit het college of van de burgemeester of een wethouder.

Het past niet in het dualisme om de burgemeester of een wethouder het recht te geven om een punt te agenderen in een raadscommissie. Maar – zoals ook gesteld in het Reglement van Orde voor de gemeenteraad – in de cultuur van het dualisme past ook niet om dringende wensen van die zijden te negeren. Op de raad (en zijn commissies) zelf rust immers de plicht om alle zaken die op hem afkomen, van welke kant dan ook, te stroomlijnen, zeker wanneer daar dringende of fatale termijnen aan zijn verbonden. De raadscommissie kan een naar haar mening onvoldragen agendapunt altijd weer afvoeren. Als de raad die mogelijkheid opent (en er is een afzonderlijke Verordening voor in voorbereiding) kan het Burgerinitiatief een bijzondere wijze zijn waarop een onderwerp op de agenda van raadscommissies komt te staan. Het spreekt vanzelf dat de initiatiefnemers dan allen worden uitgenodigd om daarbij te zijn en het woord te voeren. Het derde lid speelt in op de gebruiken om niet alleen over kant-en-klare voorstellen te vergaderen maar ook over thema’s of onderwerpen in een vroeg stadium. In het dualisme zal dat bij de kaderstellende taak van de raad wellicht vaker voorkomen dan voorheen. Voor allen, ook het publiek, is het duidelijker wanneer dat uit de agenda expliciet blijkt. Uiteraard laat het de commissie vrij om over dergelijke agendapunten net zo goed besluiten te nemen of adviezen uit te brengen.

Artikel 10 Openbaarheid en beslotenheid

Deze verordening legt vast, dat de vergaderingen altijd openbaar zijn, tenzij bijzondere redenen zich daartegen verzetten. Het is mogelijk dat een lid gegronde redenen heeft om te verzoeken dat een zaak met gesloten deuren wordt behandeld, zonder dat de overige leden op de hoogte zijn van die redenen. Het is van belang dat in zo'n geval de mogelijkheid bestaat met gesloten deuren die redenen toe te lichten. De vergadering zal daarna toch moeten besluiten of al dan niet met gesloten deuren zal worden vergaderd. Naar analogie van art. 23 lid 4 van de Gemeentewet voor de raad is het verslag van een vergadering met gesloten deuren niet openbaar tenzij de commissie anders beslist. Het is goed denkbaar dat de raad beslist dat – en wanneer – het verslag alsnog openbaar wordt. Overige leden van de raad zijn altijd bevoegd ook besloten vergaderingen als toehoorder bij te wonen.Dat geldt niet meer zonder meer voor de burgemeester of een wethouder (zie artikel 10 A)

Artikel 10A Aanwezigheid Burgemeester en Wethouder(s)

Vanwege het dualisme is hiervoor een nieuw artikel opgenomen.

Voor de raadscommissies is in de Gemeentewet uitdrukkelijk gesteld dat overleg met het college tot de taken kan behoren. De verwachting is dan ook dat de raadscommissies zeer frequent de behoefte zullen hebben een of meer collegeleden uit te nodigen voor het verstrekken van inlichtingen of voor het deelnemen aan de beraadslagingen. En tevens dat die behoefte wederzijds is. Het blijft evenwel aan de commissie om daarover te beslissen. Voor wat betreft besloten vergaderingen is ook het toehoren door een collegelid, omdat deze geen lid meer is van de raad, aan goedkeuring onderhevig.

Artikel 14 Stemming

Voor wat betreft het stemrecht van de voorzitter wordt verwezen naar de artikelen 3 en 3A hierboven.Er is geen sprake van gewogen stemmen; ieder lid heeft één stem. Waar er behoefte is om de verschillen in zetelaantal tussen de fracties door te laten klinken dient dit door middel van het toekennen van een groter resp. kleiner aantal leden per fractie te gebeuren.

Artikel 15 Advies

Voor wat betreft het uitbrengen van adviezen is in dit artikel aangegeven dat in de advisering standpunten van minderheden uitdrukkelijk worden vermeld; en dat zal ook in het verslag gebeuren. Daarbij kan een ieder die kennis neemt van het advies zelf constateren welk aantal raadszetels achter dat minderheidsadvies staat. Maar de waarde van een advies kan niet worden uitgedrukt in stemverhoudingen alleen. Ook de argumentatie is van groot belang. De regeling rond het houden van stemmingen geeft dat weer, door de mogelijkheid open te laten, dat er geen advies, doch slechts een aantal meningen aan de raad wordt voorgelegd, op grond waarvan de raad een standpunt kan innemen. Om duidelijk te maken over welke zaken in de discussie geen, een beperkte, dan wel volledige overeenstemming is bereikt, rust op de voorzitter de plicht om de uit te brengen adviezen, waarover eventueel zal worden gestemd, te formuleren. Om met name over procedurele vragen duidelijkheid te verschaffen beschikt de voorzitter nadrukkelijk over de bevoegdheid om tot het houden van een stemming over te gaan.

Artikel 18 Publiek

De mogelijkheid voor publiek om op een bepaalde wijze deel te nemen aan/in te spreken op een vergadering is inmiddels een vast gebruik. Omdat de aard van het besprokene van agendapunt tot agendapunt en van commissie tot commissie zal verschillen laat de verordening het aan de voorzitter over om in overleg met de commissie inhoud te geven aan dit meespreekrecht. Door overleg tussen de voorzitters (met name van de raadscommissies, bijvoorbeeld in het presidium) kan een bepaalde uniformiteit, althans gelijkheid in benadering, van het meespreekrecht desgewenst praktijk worden.

Artikel 20 Overgangsbepalingen

Vanaf 14 maart 2002 dienen raadscommissies te zijn ingesteld op grond van de nieuwe Gemeentewet. Daaraan voorafgaand dient deze Verordening te zijn vastgesteld en in werking getreden. Tot die tijd dient op een andere wijze te worden voorzien in de behoefte aan advisering over raadsvoorstellen omdat de raadscommissies-oude-stijl vanaf 14 maart niet meer mogen functioneren. Daarnaast kennen wij enkele overige commissies van advies, ingesteld door de raad.

Dit betreft de volgende commissies (deels met een eigen Verordening, deels met een instellingsbesluit):

  • -

    Overlegorgaan Etnische Minderheden (voorzitter tot nu toe wethouder en o.a. 5 raadsleden lid)

  • -

    Centraal Overlegorgaan Sport (geen bestuurder voorzitter of lid)

  • -

    Monumentencommissie (voorzitter tot nu toe wethouder en o.a. 4 raadsleden lid)

  • -

    Commissie Beeldende Kunst (wethouder is voorzitter geweest; 1 ambtenaar lid)

  • -

    Adviesgroep Volkshuisvesting (voorzitter tot nu toe wethouder en o.a. 6

  • -

    raadsleden lid)

NB: Voor de commissie die adviseert over de bezwaar- en beroepsschriften en de Ombudscommissie gelden eigen regels in de Gemeentewet, respectievelijk binnenkort in de Algemene Wet Bestuursrecht en die laten wij niet vallen onder deze kaderverordening en dus ook niet onder deze overgangsbepalingen. Om eigen redenen volgen daarover wel binnenkort voorstellen tot aanpassing van de respectieve verordeningen.

Voor de hierboven genoemde vijf commissies zijn de leden 2 en 3 opgenomen om de voortgang in de advisering te garanderen. Het college, maar ook de commissies zelf, krijgen hiermee een aanvullende opdracht, namelijk om over de eigen aard en toekomst na te denken en daarover binnen een half jaar te rapporteren (een termijn van de orde, maar gezien de opdracht wel een wenselijke en een haalbare). Het betekent concreet dat deze commissies als door de raad ingestelde commissie in ieder geval vanaf 7 maart 2002 aan de raad moeten adviseren (maar wellicht gezien hun aard tegelijk aan het college hun advies bekendmaken) en dat noch de burgemeester noch een wethouder erin mag worden benoemd (niet als voorzitter en niet als lid). Waar dat even een probleem geeft zou de commissie voorlopig uit haar midden een voorzitter kunnen aanwijzen. De toekomstvoorstellen moeten aangeven of de aard van de werkzaamheden van een commissie en van de adviezen die ze uitbrengt met zich meebrengt dat een commissie wordt omgezet naar een commissie van advies aan het college (en niet meer aan de raad dus). Als die omzetting aan de orde is, wordt zo’n commissie ingesteld door het college, bepaalt het college de taak en samenstelling en benoemt het college de voorzitter en de leden. Dan is het juist niet meer toegestaan dat raadsleden er voorzitter of lid van zijn.