Gedragscode voor de burgemeester en de wethouders van Hoorn

Geldend van 21-10-2004 t/m heden

Intitulé

Gedragscode voor de burgemeester en de wethouders van Hoorn

Registratienummer : 04.014a

De raad van de gemeente Hoorn;

  • -

    gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 november 2003;

  • -

    gelet op artikel 41c lid 2 en artikel 69, lid 2 van de Gemeentewet;

Besluit;

Vast te stellen de

Gedragscode voor de burgemeester en voor de wethouders van Hoorn;

Artikel 1 Algemene bepalingen

  • 1.1. Onder het college wordt verstaan: het college van burgemeester en wethouders.

  • 1.2. Onder een bestuurder wordt verstaan: de burgemeester of een wethouder.

  • 1.3. Deze gedragscode geldt voor de burgemeester in zijn hoedanigheid van zelfstandig bestuursorgaan en als lid, tevens voorzitter, van het college en voor de wethouders.

  • 1.4. In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college en neemt het college zo nodig een beslissing.

  • 1.5. De code is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 1.6. De bestuurder ontvangt bij zijn aantreden een exemplaar van de code.

Artikel 2 Belangenverstrengeling en aanbesteding

  • 2. 1 Een bestuurder doet opgave van zijn aanmerkelijke financiële belangen in ondernemingen en organisaties warmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 2.2. Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

  • 2.3. Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.

  • 2.4. Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

  • 2.5. Een bestuurder die een functie bekleedt bij een organisatie die een belang heeft bij een door het college te nemen besluit, neemt niet deel aan de beraadslagingen en de stemming over het besluit. Deze bepaling geldt niet wanneer het een functie betreft die hij bekleedt uit hoofde van zijn ambt of een functie waarin hij door de raad of het college is benoemd of voorgedragen.

  • 2.6. Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzicht van de aanbieder kan beïnvloeden.

Artikel 3 Nevenfuncties

  • 3.1. Een bestuurder vervult geen nevenfuncties waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente.

  • 3.2. Een bestuurder geeft bij de verplichte openbaarmaking van al zijn nevenfuncties tevens aan of de functie wel of niet bezoldigd is.

  • 3.3. De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt (c.q. nevenfunctie), met inbegrip van de functies waarin hij door de raad of het college is benoemd of voorgedragen, worden gedeclareerd bij het orgaan waar de nevenfunctie wordt vervuld, tenzij er sprake is van een vaste (on)kostenvergoeding die aan de gemeente wordt overgemaakt. In dat geval kunnen met inachtneming van het gestelde in de Verordening voorzieningen wethouders en raadsleden 2002, deze kosten worden gedeclareerd overeenkomstig het gestelde in artikel 7.

  • 3.4. Een bestuurder die een nevenfunctie wil vervullen anders dan uit hoofde van het ambt, bespreekt, voorafgaand aan de melding van zijn voornemen aan de raad, dit voornemen in het college. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten.

Artikel 4 Informatie

  • 4.1. Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt.

  • 4.2. Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van de gevraagd informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 4.3. Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

Artikel 5 Meningsuiting

  • 5.1. Een bestuurder onthoudt zich van beledigingen, laster en leugens.

  • 5.2. Een bestuurder tast de persoonlijke integriteit van leden van het college, raad en ambtelijke organisatie niet onbewezen aan.

  • 5.3. Een bestuurder draaft er zorg voor dat de toonzetting van de beweringen niet geschiedt in persoonlijk grievende woorden.

  • 5.4. Naderhand onjuist gebleken beweringen worden door de bestuurder publiekelijk gerectificeerd.

  • 5.5. In openbare vergaderingen wordt met elkaar in de beleefdheidsvorm gesproken.

Artikel 6 Aannemen van geschenken

  • 6.1. Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht.

  • 6.2. Indien een bestuurder geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan 50 euro vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd.

  • 6.3. Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit gemeld in het college waar een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.

Artikel 7 Bestuurlijke uitgaven

  • 7.1. Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

    Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

  • 7.2 Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd:

    - met de uitgave is het belang van de gemeente gediend;

    - de uitgave vloeit voort uit de functie.

Artikel 8 Declaraties

  • 8.1. De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 8.2. Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe door het college vastgestelde administratieve procedure.

  • 8.3. Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionalitiet van de uitgave vermeld.

  • 8.4. Gemaakte kosten worden in de regel binnen twee maanden gedeclareerd. Eventuele voorschotten worden voor zover mogelijk binnen een maand afgerekend.

  • 8.5. De gemeentesecretatis is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afgandeling en registratie van declaraties. Declaraties van wethouders worden ngediend bij de burgemeester of een door hem aan te wijzen ambtenaar . Declaraties van de burgemeester worden ingediend bij de eerste loco-burgemeester of een door laatstgenoemde aan te wijzen ambtenaar.

  • 8.6. In geval van twijfel omtrent een declaratie van een wethouder wordt deze zo nodig ter besluitvorming aan het college voorgelegd. Betrokken wethouder onthoudt zich daarb ij van stemming.

  • 8.7. In geval van twijfel omtrent een declaratie van de burgemeester wordt deze zo nodig ter besluitvorming voorgelegd aan het college. De burgemeester zit die bespreking niet voor en onthoudt zich bij dit punt van stemming.

Artikel 9 Gebruik van gemeentelijke voorzieningen

  • 9.1. Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor prive doeleinden is niet toegestaan.

  • 9.2. Bestuurders kunnen op basis van een overeenkomst ter zake voor zakelijk gebruik een fax, mobiele telefoon en computer in bruikleen ter beschikking krijgen.

Artikel 10 Reizen buitenland

  • 10.1. Een bestuurder die het voornemen heeft een buitenlandse dienstreis te maken, heeft toestemming nodig van het college. De gemeenteraad wordt van het besluit op de hoogte gesteld.

  • 10.2. Een bestuurder die het voornemen van een reis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

  • 10.3. Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het college en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

  • 10.4. Van de reis wordt op verzoek van het college c.q. raad een verslag opgesteld. Buitenlandse reizen worden vermeld in een jaarverslag.

  • 10.5. Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college betrokken.

  • 10.6. Het anderzins meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het college betrokken.

  • 10.7. Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor prive doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van het college. De extra reis- en verblijfskosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.

  • 10.8. De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voor zover zij redelijk en verantwoord worden geacht.