Regeling vervallen per 01-01-2012

Beleidsregel Tegemoetkoming kosten kinderopvang voor Sociaal medisch geïndiceerden

Geldend van 28-01-2010 t/m 31-12-2011

Intitulé

Beleidsregel Tegemoetkoming kosten kinderopvang voor Sociaal medisch geïndiceerden

Corsaregistratienummer: 09.51083

Het college van burgemeester en wethouder van de gemeente Hoorn;

gelet op het bepaalde in titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

I.vast te stellen de navolgende beleidsregel:

Beleidsregel Tegemoetkoming kosten kinderopvang voor Sociaal medisch geïndiceerden

Artikel 1. Doel van de regeling

Deze regeling heeft als doel te voorzien in een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie. Dit kan alleen als er geen aanspraak is op een tegemoetkoming in het kader van de Wet Kinderopvang.

Artikel 2. Begripsbepalingen

1.In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet kinderopvang;

  • b.

    de verordening: de Verordening tegemoetkoming kinderopvang van de gemeente Hoorn;

  • c.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn.

Artikel 3. Sociaal-medische indicatie

Bij de aanvraag moet een verklaring overgelegd worden waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een sociaal-medische indicatie. Deze verklaring moet minimaal aan de volgende voorwaarden voldoen;

  • a.

    de noodzakelijkheid moet middels indicatieadvisering worden aangetoond;

  • b.

    de sociaal medische indicatie is afgegeven door een erkende instelling;

  • c.

    de geldigheidsduur van de indicatie moet zijn aangegeven;

  • d.

    de omvang van het aantal uren of dagdelen kinderopvang die noodzakelijk worden geacht;

Artikel 4. Te verstrekken gegevens

Een aanvraag tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat, naast de in artikel 2 genoemde verklaring, in ieder geval de volgende gegevens:

  • a.

    naam en adres van de ouder(s);

  • b.

    indien van toepassing: naam en adres van de partner;

  • c.

    naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • d.

    overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag;

  • e.

    indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner

Artikel 5. Offerte kinderopvang

De ouder zal een offerte of contract van een erkende kinderopvanginstelling overleggen aan de gemeente:

  • a.

    erkende kinderopvanginstellingen zijn die instellingen die worden genoemd in een landelijk register kindercentra en gastouderbureau;

  • b.

    de ouder dient zelf een contract af te sluiten met een erkende kinderopvanginstelling;

  • c.

    de betaling van de tegemoetkoming zal rechtstreeks plaatsvinden aan de kinderopvanginstelling, de ouder dient hiervoor een machtiging af te geven aan de gemeente Hoorn.

Artikel 6. Financiële tegemoetkoming

De hoogte van de tegemoetkoming is gelijk aan de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst rekening houdend met het inkomen van de ouder/verzorger en zij (eventuele) partner.

Artikel 7. Ingangsdatum

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang feitelijk zal plaatsvinden;

  • 2. De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van één kalenderjaar;

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

Artikel 8. Weigeringgrond

  • 1. Het college weigert de tegemoetkoming indien er geen sprake is van een sociaal-medische indicatie of deze onvoldoende is aangetoond;

  • 2. Het college weigert de tegemoetkoming indien de ouder aanspraak kan maken op een tegemoetkoming in het kader van de Wet Kinderopvang;

  • 3. Het college weigert de tegemoetkoming indien de offerte afwijkt van de afgegeven indicatie.

Artikel 9. Inlichtingenplicht

De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijke mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere of hogere tegemoetkoming of van invloed kunnen zijn op het recht van bijzondere bijstand.

Artikel 10. Uitvoering

In gevallen waar deze beleidsregel niet of niet naar redelijkheid voorziet, beslist het college.

Artikel 11. Beëindiging beleidsregel

Op het moment dat de doelgroep sociaal-medisch geïndiceerden alsnog aan de doelgroepen in de Wet kinderopvang wordt toegevoegd, zal deze beleidsregel komen te vervallen.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na publicatie.

  • II.

    te bepalen dat deze beleidsregel wordt bekendgemaakt: door opname in het Gemeenteblad en vervolgens bij de afdeling Communicatie gedurende zes weken op werkdagen van 09.00 tot 15.00 uur voor een ieder ter inzage leggen van dit besluit;

  • lll.

    daarnaast deze beleidsregel onderhands bekend te maken aan:

    • -

      de CliëntenPlusRaad;

    • -

      de cliënten van Sociale Zaken middels de Nieuwsbrief.

Toelichting

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Verordening Wet kinderopvang gemeente Hoorn ligt bij de afdeling werk en Bijstand. Deze verordening regelt de voorschot verlening en de vaststelling van de tegemoetkoming.

Bij de inwerkingtreding van de Wet kinderopvang is artikel 23 niet in werking getreden. Dit artikel zou er voor zorgen dat mensen met een sociale medische problematiek ook onder de werking van de Wet kinderopvang zouden vallen. Door het college is de beleidsregel bijzondere bijstand 2009 vastgesteld. Op grond van deze beleidsregel is het mogelijk om bijzondere bijstand te verstrekken voor kinderopvang voor mensen met een sociaal medische problematiek. Bij de verlening van bijzondere bijstand dient echter rekening gehouden te worden met draagkracht uit vermogen en inkomen. Dit is in veel gevallen minder gunstig dan de draagkrachtregels die gelden op grond van de Wet Kinderopvang. Er is voor gekozen om voor de kosten van kinderopvang voor mensen met een sociaal medische indicatie een aparte regeling te treffen. In deze regeling wordt de systematiek bij het verlenen van tegemoetkomingen op grond van de Wet kinderopvang gehanteerd.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel 1.

Er is voor gekozen om voor de kosten van kinderopvang voor mensen met een sociaal medische indicatie een aparte regeling te treffen.

Artikel 2.

Dit artikel bevat enkele begripsomschrijvingen.

Artikel 3.

De noodzakelijkheid voor kinderopvang is gebaseerd op een sociaal-medische indicatie, van ouder, partner of kind.

De sociaal-medische indicatie dient te worden afgegeven door een erkende instelling. Hierbij kan gedacht worden aan instellingen die reeds adviezen als kerntaak beheersen, bijvoorbeeld: Riagg, GGD en Jeugdzorg.

Daarnaast dient de geldigheidsduur van de indicatie in overeenstemming te zijn met de aanvraag periode. De afweging van de omvang is tevens gerelateerd aan de sociaal-medische indicatie.

De beoordeling van de omvang vindt plaats door een erkende instelling.

Artikel 4.

De tegemoetkoming wordt door de ouder aangevraagd bij het college. Het moet dan gaan om het college van de gemeente waar de ouder woont. De aanvraag moet schriftelijke gebeuren.

Omdat een tegemoetkoming voor de duur van een kalenderjaar wordt verstrekt moet deze elk jaar opnieuw worden aangevraagd.

Een verhoging of verlaging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang, zal ook moeten worden aangevraagd. De ouder moet hiervan wel onmiddellijk mededeling doen aan het college.

Artikel 5.

Bij een aanvraag zal een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen moeten worden toegevoegd. Dit betekent dat de aanvraag voor een tegemoetkoming pas bij de gemeente kan worden ingediend als de ouder over een offerte of contract beschikt.

Onder de oude regeling gesubsidieerde kinderopvang sloot de gemeente een contract af met de kinderopvanginstelling. Dit is nu niet meer het geval. De ouder moet zelf het contract afsluiten met de instelling. Dit sluit aan bij de systematiek van de Wet Kinderopvang.

Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen moet ingeschreven staan in een gemeentelijk register.

De tegemoetkoming zal door middel van een machtiging direct worden betaald aan de kinderopvanginstelling of gastouderbureau. Deze werkwijze vindt in vele gevallen ook plaats onder de Wet Kinderopvang. Voor een eenvoud van procedures wordt dan ook aansluiting gezocht bij de gang van zaken onder de Wet Kinderopvang.

Artikel 6.

In de Wet kinderopvang is geregeld dat ouders die aanspraak hebben op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang een inkomensafhankelijke bijdrage betalen. Ouders/verzorgers met een inkomen op minimum niveau ontvangen een tegemoetkoming die vrijwel alle kosten dekt.

Met betrekking tot de tegemoetkoming aan sociaal medisch geïndiceerde personen worden de gemeente vrijgelaten in de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming (wel of geen eigen bijdrage) Verder mogen ze zelf de wijze van uitvoering regelen.

Er is een aantal argumenten om van ouders/verzorgers een eigen bijdrage te vragen in de kosten van de kinderopvang.

  • -

    Door gebruik te maken van kinderopvang besparen ouders/verzorgers enigszins op de kosten voor levensonderhoud (verblijf en voeding);

  • -

    In veel situaties waar de overheid diensten aanbiedt en meefinanciert wordt van burgers

  • -

    in het algemeen een eigen bijdrage gevraagd, omdat zij er in meer of mindere mate profijt van hebben;

  • -

    Een eigen bijdrage verhoogt het kostenbewustzijn en hierdoor wordt er een prikkel ingebouwd om het gebruik van de kinderopvang te beperken en zo de kosten te kunnen beheersen

Het algemene uitgangspunt is dat hiervoor aangesloten wordt bij de systematiek die wordt gehanteerd bij het verlenen van tegemoetkomingen op grond van de Wet kinderopvang. De belastingdienst kent een tegemoetkoming die afhankelijk is van het inkomen van de ouder/verzorger en zijn partner. In dit besluit wordt ten aanzien van de berekening van de hoogte van de tegemoetkoming aangesloten bij de systematiek die de belastingdienst hanteert.

Artikel 7.

De ingangsdatum van de tegemoetkoming heeft betrekking op het moment dat de feitelijke kinderopvang plaatsvindt. De uitbetaling van de tegemoetkoming vindt pas plaats vanaf het moment dat het besluit tot verlening van de tegemoetkoming is genomen. De betaling vindt dan met terugwerkende kracht plaats tot het moment waarop feitelijk de kinderopvang startte. De ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming is ook van toepassing op wijziging van het aantal uren.

De tegemoetkoming wordt in principe voor een heel kalenderjaar verleend. Voor aanvragen die in de loop van het jaar worden toegekend, geldt dat de tegemoetkoming wordt verstrekt tot 31 december van het betreffende jaar. Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen. Door de periode van verstrekking van de tegemoetkoming te koppelen aan de duur van de sociaal medische indicatie, hoeft de betrokkene geen actie te ondernemen om de verstrekking van de tegemoetkoming stop te zetten of hoeft de gemeente geen eventueel onterecht uitgekeerde bedragen terug te vorderen.

Artikel 8.

De weigeringgrond geeft aan dat een gemeentelijke tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie een vangnetvoorziening is. Alleen ouders die niet op grond van een andere bepaling in de Wet kinderopvang aanspraak kunnen doen op een vergoeding in de kosten van kinderopvang, kunnen aanspraak doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wegens een sociaal-medische noodzaak.

Artikel 9.

Er kunnen twee vormen van schending van de inlichtingenplicht worden onderscheiden:

  • 1.

    het betreffende kind maakt geen gebruik van kinderopvang,

  • 2.

    er wordt wel gebruik gemaakt van de kinderopvang, maar de ouder heeft geen recht op een tegemoetkoming.

Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hier van ten onrechte een tegemoetkoming heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het teveel betaalde bedrag terugvorderen.

Artikel 10 t/m 12.

Deze spreken voor zich.