Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening op de heffing en invordering van Parkeerbelastingen 2015

Geldend van 23-12-2014 t/m 31-12-2015

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van Parkeerbelastingen 2015

Zaaknummer: 1097497

De Raad van de gemeente Hoorn;

  • -

    gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders d.d. 18 november 2014;

  • -

    gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 2014

Besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van Parkeerbelastingen 2015 (Verordening Parkeerbelastingen 2015)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

  • b.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven.

  • c.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, voor het betalen van de parkeerbelasting ingerichte mobiele telefoons, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • d.

    centrale computer: een computer van de gemeente dan wel een computer van het bedrijf waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of ander communicatiemiddel;

  • e.

    vergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een voertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen

  • f.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

  • g.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, waarbij brommobielen ook beschouwd worden als zijnde motorvoertuig.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting terzake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting terzake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

  • 1. indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

  • 2. indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven van degene die een gehandicaptenparkeerkaart duidelijk leesbaar en op een zichtbare plaats, bij voorkeur op het dashboard, in het voertuig heeft geplaatst. Hierbij is van belang dat degene op wiens naam de gehandicaptenparkeerkaart is uitgeschreven in het voertuig aanwezig is bij aanvang van het parkeren. Deze vrijstelling geldt niet voor parkeergarages.

Artikel 5 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd bij de aanvang van het heffingstijdvak waarvoor de belasting wordt geheven.

  • 3.

    Indien de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, in de loop van het jaar aanvangt,wordt het verschuldigde bedrag berekend naar zoveel twaalfde gedeelten van het jaartarief,als na de aanvang van de belastingplicht volle maanden in het heffingstijdvak overblijven.

Artikel 7 Heffing naar tijdsgelang

  • 1. Indien voor een parkeervergunning parkeerbelasting is voldaan voor een tijdvak van langer dan één kalendermaand en die parkeervergunning vóór het verstrijken van dat tijdvak wordt ingetrokken, wordt ontheffing van parkeerbelasting verleend over het aantal nog niet ingetreden volle kalendermaanden van dat tijdvak. De in de vorige volzin bedoelde ontheffing wordt niet eerder verleend dan nadat de beschikking van het college van burgemeester en wethouders, waarbij de parkeervergunning wordt ingetrokken, onherroepelijk is komen vast te staan.

  • 2. Indien een vergunninghouder parkeerbelasting heeft voldaan voor een parkeervergunning over een tijdvak van langer dan één kalendermaand en aannemelijk is, dat als gevolg van door of met medewerking van het gemeentebestuur getroffen maatregelen, andere dan die bedoeld in het eerste lid, gedurende één of meer in dat tijdvak vallende kalendermaanden niet van de parkeervergunning gebruik heeft kunnen maken, wordt op schriftelijk verzoek ontheffing van parkeerbelasting verleend over het aantal volle kalendermaanden gedurende welke de vergunninghouder niet heeft kunnen parkeren.

Artikel 8 Wijze van heffing en termijn van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte, door bij aanvang van het parkeren geld in de parkeerapparatuur werpen of door middel van elektronische betaling via de parkeerapparatuur, dan wel bij wege van nota en moet worden betaald na afloop van het parkeren. Van de verschuldigde belasting per tijdseenheid wordt op of via de parkeerapparatuur kennisgegeven.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen één maand na het einde van het parkeren, indien bij de aanvang van het parkeren telefonisch of elektronisch aangifte is gedaan via de centrale computer.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4. In afwijking van het derde lid kan de belasting door middel van automatische betalingsincasso worden afgeschreven.

  • 5. Een naheffingsaanslag inclusief de kosten van de naheffingsaanslag zoals bedoeld in artikel 11 en voor zover van toepassing verhoogd met de andere kosten zoals bedoeld in artikel 11 moet terstond worden betaald.

Artikel 9 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar bekend te maken besluit.

Artikel 10 Bevoegdheid tot naheffingsaanslag, wielklem en wegsleepregeling

  • 1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het motorvoertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het motorvoertuig wordt weggereden.

  • 2. De raad wijst bij openbaar bekend te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3. Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het voertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 11 Kosten

  • 1. De kosten van de naheffingsaanslag terzake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 59,00.

  • 2. De kosten van het aanbrengen en verwijderen van de wielklem bedragen € 36,00

  • 3. De kosten voor de overbrenging en bewaring bedragen: € 182,00. Hierbij wordt voor het stallen van het voertuig per dag gerekend: € 15,00

  • 4. Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te brengen kosten wordt bij beschikking vastgesteld.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De Verordening Parkeerbelastingen 2014 vastgesteld bij raadsbesluit van 17 december 2013 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2015 met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan en voor zover de Verordening Parkeerbelastingen 2015 geen rechtskracht krijgt.

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Parkeerbelastingen 2015".

Artikel 14 Bekendmaking

Deze verordening zal worden bekendgemaakt door het plaatsen van de verordening in het gemeenteblad. Alsmede wordt in een huis-aan-huisblad meegedeeld dat de verordening voor een ieder kosteloos ter inzage ligt in het gemeentehuis.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2014 te Hoorn

de griffier,              de voorzitter,

Tarieventabel parkeerbelastingen 2015