Regeling vervallen per 24-10-2014

Mandaatbesluit Milieudienst Westfriesland 2010

Geldend van 14-10-2010 t/m 23-10-2014

Intitulé

Mandaatbesluit Milieudienst Westfriesland 2010

Corsaregistratienummer: 10.47610

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn;

overwegende dat:

  • -

    de Gemeenschappelijke Regeling Milieudienst Westfriesland per 1 juli 2005 in werking getreden is;

  • -

    de gemeente Hoorn deelneemt aan deze Regeling;

  • -

    artikel 4 van deze Regeling aangeeft dat de Milieudienst haar taken zo effectief en efficiënt mogelijk invult;

  • -

    een dergelijke invulling onder meer inhoudt dat het in verband met een doelmatige uitoefening van taken op het gebied van vergunningverlening en handhaving door de Milieudienst wenselijk is taken en bevoegdheden te mandateren aan de directeur van de Milieudienst;

  • -

    per 22 december 2009 de Waterwet in werking is getreden;

  • -

    per 1 oktober 2010 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking is getreden;

  • -

    nieuwe afspraken zijn gemaakt met betrekking tot afhandeling van vergunningen en handhaving van wet- en regelgeving in inrichtingen;

gelet op:

  • -

    het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen het

Mandaatbesluit Milieudienst Westfriesland 2010.

Artikel 1 Definities

Dit mandaatbesluit verstaat onder:

  • a.

    de directeur: de directeur van de Milieudienst Westfriesland;

  • b.

    het college: het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn.

Artikel 2 Bevoegdheden

  • 1. De directeur is bevoegd om namens het college beslissingen te nemen of taken uit te oefenen die zijn vermeld op de bijlage van de bij dit besluit gevoegde lijst.

  • 2. Bevoegdheden die in de bijlage met Mt (mandaat) worden aangeduid, worden - met inbegrip van ondertekening van stukken - opgedragen aan de directeur. Het gaat daarbij om de bevoegdheid om in naam van het college besluiten te nemen of taken uit te oefenen.

  • 3. Voor aangelegenheden die inde bijlage met Mg (machtiging) worden aangeduid, wordt de directeur als gemachtigde van het college aangewezen. Het gaat daarbij om een machtiging tot het verrichten van feitelijke handelingen.

  • 4. In geval van afwezigheid van de directeur, worden deze bevoegdheden uitgeoefend door zijn plaatsvervanger(s).

Artikel 3 Betrekken college bij besluitvorming

  • 1.

    Indien bij namens het college uit te oefenen bevoegdheden of taken, zoals bedoeld onder artikel 2, lid 2 van dit mandaatbesluit, het beleid van dit college is betrokken op de wijze zoals omschreven in lid 2 van dit artikel dan wel indien de mandataris van mening is dat terzake beleidsaspecten aan de orde zijn die buiten het werkterrein van de Milieudienst vallen, legt de mandataris de zaak vooraf aan de betrokken portefeuillehouder voor. Indien deze zulks nodig acht, wordt de zaak ter verdere besluitvorming aan het college voorgelegd.

  • 2.

    Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt in elk geval geacht het beleid van het college bij een te nemen besluit te zijn betrokken:

  • a.

    indien het voorgenomen besluit een aanvulling of afwijking van het tot dan gevoerde beleid inhoudt, indien precedentwerking te verwachten is dan wel indien beleid terzake moet worden vastgesteld;

  • b.

    indien er rekening mee gehouden moet worden, dat de betrokken portefeuillehouder en/of het college op zijn of haar verantwoordelijkheid voor het te nemen besluit zal worden aangesproken;

  • c.

    indien uit het te nemen besluit financiële, politieke of andere belangrijke consequenties kunnen voortvloeien.

Artikel 4 Afspraken bij relatie met ander beleidsterrein

Indien bij de uitoefening van bevoegdheden, zoals bedoeld onder artikel 2 een ander gemeentelijk beleidsterrein dan milieu belang heeft of de betreffende zaak een ander beleidsterrein raakt, legt de functionaris aan wie de bevoegdheid ter zake is toegekend, de zaak vooraf aan het hoofd van de sector, afdeling, bureau of taakveld waarbinnen dit beleidsterrein valt voor. Indien met dit hoofd geen overeenstemming wordt bereikt, legt de functionaris aan wie de bevoegdheid is toegekend, de zaak aan de portefeuillehouder van de gemeente voor. Indien laatstgenoemde zulks nodig acht, wordt de zaak ter verdere besluitvorming aan het college voorgelegd.

Artikel 5 Ondertekening

In geval van gebruikmaking van de bevoegdheid om namens het college besluiten te nemen of taken uit te oefenen, worden uitgaande stukken als volgt ondertekend: “Burgemeester en wethouders van Hoorn,

namens dezen,

gevolgd door de functieaanduiding van de mandataris en zijn of haar handtekening en naam”.

Artikel 6 Ondermandaat

  • 1. Indien en voor zover in de bij dit besluit behorende bijlage niet anders is aangegeven, is de mandataris bevoegd de aan hem gemandateerde bevoegdheden onder te mandateren. Hierbij kan hij nadere richtlijnen vaststellen.

  • 2. De ondermandatering geschiedt schriftelijk en wordt tevoren ter kennis van het college gebracht.

  • 3. Ingeval van uitoefening van ondermandaat als bedoeld in het eerste lid, worden uitgaande stukken als volgt ondertekend:

    “Burgemeester en wethouders van Hoorn,

    namens dezen:”

    gevolgd door de functieaanduiding van de ondermandataris en zijn of haar handtekening en naam.

Artikel 7 Overgangsbepalingen en intrekking eerder besluit

  • 1. Voor procedures voor afhandeling van milieuvergunningen, meldingen of handhavingtrajecten die zijn gestart vóór 1 oktober 2010 (inwerkingtreding van de Wabo) blijft het oude recht met betrekking tot mandatering van toepassing.

  • 2. Voor het overige worden de voorafgaande mandaatbesluiten Milieudienst Westfriesland ingetrokken.

Artikel 8 Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na die waarop het bekend is gemaakt.

  • 2. Dit besluit waarin de mandatering en de machtiging namens het college is opgenomen, kan worden aangehaald als “Mandaatbesluit Milieudienst Westfriesland 2010”.

    Hoorn, 28 september 2010

    Burgemeester en wethouders van Hoorn,

    de secretaris,                   de burgemeester,

Bijlage bij het Mandaatbesluit Milieudeinst Westfriesland 2010

ALGEMEEN

omschrijving bevoegdheid

Mandataris/

gemachtigde

soort

01

Het verschaffen van schriftelijke informatie van feitelijke aard aan derden, voor zover het het werkterrein van de Milieudienst betreft

Directeur

Mg

02

Het vaststellen van alle binnen de Milieudienst benodigde aanvraagformulieren ingevolge artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht

Directeur

Mt

03

Het uitoefenen van de doorzendplicht c.q. terugzendplicht ingevolge de artikel 2:3 en 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht

Directeur

Mg

04

Het stellen van een termijn om een aanvraag met gegevens en bescheiden dan wel met een vertaling of een samenvatting aan te vullen, alsmede beslissen om een aanvraag niet te behandelen als bedoeld in artikel 4:5 in samenhang met artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht

Directeur

Mt

WET MILIEUBEHEER

omschrijving bevoegdheid

Mandataris/

gemachtigde

Soort

1

Het in ontvangst nemen van meldingen op grond van artikel 8.41 en artikel 8.41a van de Wet milieubeheer

Directeur

Mt

2

Het beslissen op verzoeken over de gelijkwaardigheid van andere maatregelen en het verlengen van de beslistermijn op grond van artikel 8.40a van de Wet milieubeheer.

Directeur

Mt

3

Het stellen van nadere eisen / maatwerkvoorschriften op grond van artikel 8.42 van de Wet milieubeheer.

Directeur

Mt

4

Het conform afdeling 4.1.2. van de Algemene wet bestuursrecht horen van betrokkenen bij het tot stand komen van een beschikking op het werkterrein van de Milieudienst.

Directeur

Mt

5

Het vertegenwoordigen van en voeren van het woord namens het college bij het horen van belanghebbenden in verband met een bezwaarschrift tegen een besluit in de situatie als omschreven in artikel 7.5 van de Algemene wet bestuursrecht dat dit horen niet geschiedt door (een deel van) het college zelf, doch door (een) niet bij de voorbereiding van de beschikking betrokken geweest zijnde persoon/personen respectievelijk in de situatie, als omschreven in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht, dat ten behoeve van de beslissing op bezwaar een adviescommissie is ingesteld, waarbij het horen door of namens deze commissie gebeurt.

Directeur

Mg

6

Het opstellen van een verweerschrift in het kader van een bezwaarschriftprocedure met betrekking tot beschikkingen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet milieubeheer (Wm), dan wel op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV); het opstellen van een verweerschrift in het kader van een (hoger) beroepsprocedure op grond van de Algemene wet bestuursrecht bij de rechtbank respectievelijk de Raad van State met betrekking tot beschikkingen in het kader van de Wabo en de Wm dan wel op grond van de APV.

Directeur

Mt

7

Het vertegenwoordigen van en voeren van het woord namens het college in het kader van een (hoger) beroepsprocedure op grond van de Algemene wet bestuursrecht bij de rechtbank respectievelijk Raad van State met betrekking tot beschikkingen in het kader van de Wabo en de Wm dan wel op grond van de APV.

Directeur

Mg

8

Het schriftelijk mededelen dat een dwangsom is respectievelijk dat dwangsommen zijn verbeurd en het beslissen tot het geven van een invorderingsbeschikking ervan.

Directeur

Mt

9

Het uitvoeren en coördineren van werkzaamheden in verband met aanzegging toepassing bestuursdwang of dwangsom op grond van hoofdstuk 18 Wet Milieubeheer, de Wabo en de Algemene wet bestuursrecht.

Directeur

Mg

10

Het beslissen omtrent bestuursrechtelijke sancties op grond van de Gemeentewet in samenhang met de Algemene wet bestuursrecht, de Wet milieubeheer en de Wabo, zoals het toepassen van een last onder bestuursdwang en het opleggen van een last onder dwangsom (de beschikkingen).

Directeur

Mt

11

Het beslissen op een verzoek tot handhaving.

Directeur

Mt

12

Het beslissen tot het geheel of gedeeltelijk intrekken van een dwangsombesluit.

Directeur

Mt

13

Het verlenen van ontheffingen op grond van artikel 10.32 Wet milieubeheer (lozing van afvalwater op de riolering).

Directeur

Mt

14

Het verlenen van ontheffingen op grond van artikel 10.52 Wet milieubeheer (het breken van puin met een puinbreker).

Directeur

Mt

15

Het verlenen van ontheffingen op grond van artikel 10.63 lid 1 Wet milieubeheer van het in artikel 10.30, eerste lid, Wet milieubeheer gestelde verbod op lozingen op de riolering.

Directeur

Mt

16

Het verlenen van ontheffingen op grond van artikel 10.63, tweede lid, Wet milieubeheer van het in artikel 10.2, eerste lid, Wet milieubeheer gestelde verbod op het verbranden van afvalstoffen buiten een inrichting.

Directeur

Mt

OVERIGE MILIEUWETGEVING

omschrijving bevoegdheid

Mandataris/

Gemachtigde

Soort

1

Het uitoefenen van de bevoegdheden die op grond van de Wet bodembescherming aan het college toekomen alsmede het uitoefenen van handhavingbevoegdheden en het accepteren van meldingen op grond van het Besluit bodemkwaliteit.

Directeur

Mt

2

Het uitoefenen van de bevoegdheden die op grond van de Waterwet aan het college toekomen alsmede het adviseren en briefwisseling voeren op eigen initiatief dan wel naar aanleiding van aan het college ter advisering voorgelegde verzoeken om vergunning of ontheffing ingevolge de Waterwet.

Directeur

Mt

3

Het verlenen resp. weigeren van een ontheffing om in de open lucht een knalapparaat of een gevelreinigings-apparaat in werking te hebben op grond van het desbetreffende artikel van de Algemene plaatselijke verordening respectievelijk daarvoor in de plaats tredende regelgeving.

Directeur

Mt

4

Het kennis nemen van een kennisgeving voor het overschrijden van geluidsvoorschriften in het kader van de festiviteitenregeling op grond van de Algemene plaatselijke verordening

Directeur

Mt

5

Het verlenen respectievelijk weigeren van een verkoopvergunning voor vuurwerk op grond van het desbetreffende artikel van de Algemene plaatselijke verordening

Directeur

Mt

6

Het (voorwaardelijk) verlenen dan wel onthouden van de vereiste toestemming voor het laden en lossen van consumentenvuurwerk ingevolge de ADR in samenhang met de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen.

Directeur

Mt

TOELICHTING bij het mandaatbesluit Milieudienst Westfriesland 2010

1. Algemene opmerkingen

In het mandaatbesluit wordt aangegeven welke bevoegdheden de milieudienst namens de deelnemende gemeenten uitoefent. Dit houdt in dat:

  • -

    de deelnemende gemeente te allen tijde verantwoordelijk blijft voor het in mandaat genomen besluit;

  • -

    de milieudienst in beginsel zonder betrokkenheid van de deelnemende gemeente kan besluiten.

De mandaatgever blijft overigens bevoegd de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen.

Voor een belangrijk deel van het werkpakket zal gelden dat door regelgeving en vastgesteld beleid voldoende sturing aan de taakuitvoering kan worden meegegeven. Voor een beperkt deel van de werkzaamheden zal echter “per geval” een bestuurlijke afweging nodig zijn, voordat de milieudienst gebruik maakt van het mandaat. Een volledig sluitende opgave vooraf van de gevallen waarom het dan gaat is nauwelijks mogelijk en zinvol; daarvoor is de bestuurlijke praktijk te veelkleurig; eenvoudig lijkende zaken blijken achteraf soms van groot belang te zijn. Vandaar dat het belangrijk is om stil te staan bij de vraag hoe de milieudienst en een deelnemende gemeente met elkaar omgaan ingeval van “bestuursgevoelige” kwesties. Het is zowel in het belang van de milieudienst als in het belang van de deelnemende gemeente dat tijdig onderkend wordt door de milieudienst wanneer er sprake kan zijn van zo’n kwestie. Daarbij moet gedacht worden aan zaken, waaraan mogelijk bestuurlijke en/of financiële risico’s verbonden zijn. Een periodiek overleg met de portefeuillehouder milieu van een deelnemende gemeente dient ertoe om dergelijke zaken te bespreken en maatwerkafspraken te maken betreffende de wijze waarop door de milieudienst gebruik kan worden gemaakt van de mandatering. Dit moet voorkomen dat door de taakuitvoering “op afstand” een situatie ontstaat waarin de gemeente haar bestuurlijke grip op de uitvoering dreigt te verliezen.

De hierboven beschreven doelstelling brengt met zich mee dat er – naast een formeel-juridisch mandaatbesluit – ook een overlegstructuur tussen de milieudienst en de deelnemende gemeenten dient te worden opgezet om bestuursgevoelige zaken te bespreken.

2. Inhoud mandaatbesluit

Bij het ontwerpen van het mandaatbesluit dat thans aan de deelnemende gemeenten wordt voorgelegd, was het streven erop gericht dat de deelnemende gemeenten zoveel mogelijk aansluiten bij dit model, teneinde de gewenste efficiency (door uniformiteit) te kunnen realiseren.

Voor wat betreft de mandatering is een specificatie aangebracht afhankelijk van de handelingen die het betreft:

  • a.

    voor feitelijke handelingen kan machtiging verleend worden door een bestuursorgaan

  • b.

    voor besluiten kan mandaat verleend worden door een bestuursorgaan (daarnaast kan voor privaatrechtelijke handelingen volmacht verleend worden; deze handelingen komen in het besluit niet voor en blijven derhalve buiten beschouwing).

Bij mandaat gaat het om een bevoegdheidsuitoefening waarvoor het mandaterende bestuursorgaan verantwoordelijk blijft en waarover het zeggenschap blijft behouden. Een in mandaat genomen besluit geldt als een besluit van de mandaatgever. Mandaat is te beschouwen als een vertegenwoordiging als het gaat om besluiten inde zin van de Algemene Wet Bestuursrecht, anders gezegd als het gaat om publiekrechtelijke besluiten. Als het gaat om feitelijke handelingen, wordt voor de vertegenwoordiging het begrip machtiging gehanteerd.

Bovengenoemde terminologie is in het bij het besluit behorende register opgenomen. In het mandaatregister worden derhalve de volgende soorten van bevoegdheden onderscheiden, t.w.:

  • *

    Mandaat (Mt);

  • *

    Machtiging (Mg).

Mandaatverlening houdt in dat het mandaterend bestuursorgaan, volledig verantwoordelijk blijft voor de handelingen en beslissingen van degene aan wie het mandaat wordt gegeven. Het mandaterend bestuursorgaan mag de bevoegdheid altijd zelf blijven uitoefenen en tussentijds algemene en bijzondere richtlijnen geven. De bij mandaat genomen beschikkingen worden getekend namens het mandaterend bestuursorgaan. Bezwaar of beroep tegen de besluiten staat open bij het mandaterend bestuursorgaan respectievelijk een ander bestuursorgaan.

In het besluit is bepaald dat als het beleid van het college bij de zaak is betrokken of andere beleidsaspecten aan de orde zijn, de mandataris de zaak moet voorleggen aan de betrokken portefeuillehouder. Als deze dit nodig acht, wordt de zaak aan B & W ter besluitvorming voorgelegd. Aangegeven wordt in welke gevallen het beleid wordt geacht bij de zaak betrokken te zijn (precedentwerking, verwachting dat wethouder of college op zijn/haar verantwoordelijkheid zal worden aangesproken, kans op niet voorziene financiële of andere consequenties).

3. Overlegstructuur

In de door de deelnemende gemeente gewenste frequentie vindt overleg plaats tussen een vertegenwoordiger van de milieudienst en de portefeuillehouder van de deelnemende gemeente. Spoedeisend overleg kan zowel door de portefeuillehouder als de milieudienst geïnitieerd worden. De deelnemende gemeente bepaalt of daar overigens nog ambtenaren/bestuurders bij aanwezig zijn. Tijdens dit overleg wordt o.a. gesproken over zaken waarvoor de milieudienst een bestuurlijke uitspraak wenselijk acht alvorens van het mandaat gebruik te maken. De milieudienst is er verantwoordelijk voor dat de portefeuillehouder tijdig adviezen krijgt omtrent deze zaken en dat daarin wordt aangegeven of en zo ja welke raakvlakken er zijn met andere beleidsterreinen. In dat geval bereidt de milieudienst het advies in samenwerking met ambtenaren van de deelnemende gemeente voor.