Beleidsregels gebruikelijke hulp van huisgenoten maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoorn 2021

Geldend van 01-05-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels gebruikelijke hulp van huisgenoten maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoorn 2021

Zaaknummer: 1858611

Gelezen het voorstel van Zorg & Samenleving

Beleidsregels gebruikelijke hulp huisgenoten maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoorn 2021 en Beleidsregels gebruikelijke hulp Jeugdhulp gemeente Hoorn 2021

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn besluit:

1. De Beleidsregels gebruikelijke hulp huisgenoten maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoorn 2021 vast te stellen

2. De Beleidsregels gebruikelijke hulp Jeugdhulp gemeente Hoorn 2021 vast te stellen onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels gebruikelijke hulp gemeente Hoorn 2020.

te bepalen dat bovenstaand wordt bekendgemaakt:

Aldus vastgesteld, 30 maart 2021

College van burgemeester en wethouders

De secretaris,                                             de burgemeester,

Beleidsregels gebruikelijke hulp van huisgenoten maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoorn 2021

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.1. Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoorn 2020 en de Algemene wet bestuursrecht.

1.2. In de beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    huisgenoten: partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die tot de leefeenheid van de inwoner behoren

Artikel 2. Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp Wmo is de hulp die naar algemeen aanvaardbare opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de huisgenoten.

Het gaat om:

  • het helpen met de huishouding, bijvoorbeeld met eten koken, opruimen en schoonhouden, het verzorgen van kinderen, het doen van de administratie;

  • het ondersteunen bij de deelname aan het maatschappelijk verkeer, zoals het gaan naar een (huis)arts, het bezoeken van dagbesteding, het gaan naar en het doen van recreatieve activiteiten;

  • Het begeleiden bij normaal maatschappelijk verkeer binnen de levenssfeer, zoals het bezoeken van vrienden, familie;

  • Het helpen bij verplaatsingen met een structureel karakter, waarbij rekening wordt gehouden met de intensiteit en de dag invulling van de huisgenoten.

Artikel 3. Gebruikelijke hulp door huisgenoten

3.1. Gebruikelijke hulp wordt verwacht van huisgenoten met wie een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd.

3.2. Wanneer er gebruikelijke hulp van een kind wordt verwacht, wordt onderzoek gedaan naar het vermogen van dit kind. De inzet van kinderen mag niet ten koste gaan van hun welbevinden en ontwikkeling, waaronder schoolprestaties. Er wordt rekening gehouden met:

  • wat op een bepaalde leeftijd als bijdrage van een kind mag worden verwacht;

  • de ontwikkelingsfase van het specifieke kind;

  • het feitelijke vermogen van dit kind om een bijdrage te leveren.

Artikel 4. Uitzonderingen op het bieden van gebruikelijke hulp

In de volgende situaties wordt ervan uitgegaan dat er (tijdelijk) geen gebruikelijke hulp kan worden geboden:

  • 1.

    Als de huisgenoten:

  • overbelast zijn of dreigen te worden;

  • beperkingen hebben en de kennis en vaardigheden missen om gebruikelijke hulp uit te voeren en niet over het vermogen beschikken die vaardigheden aan te leren;

  • niet aanwezig kunnen zijn vanwege activiteiten elders met een verplichtend karakter;

  • 2.

    Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke hulp in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke hulp voor op die maatschappelijke activiteiten.

  • 3.

    Als uit onderzoek blijkt dat huisgenoten zodanige gezondheidsproblemen hebben dat de betreffende taken niet in redelijkheid door hen uitgevoerd kunnen worden.

  • 4.

    Er naar het oordeel van het College sprake is van bijzondere omstandigheden.

  • 5.

    De cliënt een zeer korte levensverwachting heeft.

Artikel 5. Factoren die geen reden zijn om van gebruikelijke hulp af te zien

De volgende factoren zijn géén reden om van gebruikelijke hulp af te zien. Voor zover er sprake is van uitzonderingen worden deze per factor toegelicht. Deze lijst is niet limitatief

  • Diversiteit op basis van sekse, religie, cultuur, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen;

  • Niet gewend zijn;

  • Een hoge leeftijd.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 mei 2021.

Artikel 9 Citeerartikel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels gebruikelijke hulp door huisgenoten maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoorn 2021.

Vastgesteld bij collegebesluit in de vergadering van burgemeester en wethouders van Hoorn,

d.d. 30 maart 2021

De secretaris,                                    De burgemeester,

Toelichting beleidsregels Gebruikelijke Hulp Wmo

Bij artikel 2. Gebruikelijke hulp

Van wie wordt gebruikelijke hulp verwacht?

Gebruikelijke hulp wordt verwacht van personen met wie de betrokkene een gezamenlijke huishouding voert. Hoe men de gebruikelijke hulp invult, mag men zelf bepalen. Dit kan bijvoorbeeld ook door een hulp in te huren in plaats van zelf de hulp te bieden.

Het college houdt bij de beoordeling van de vraag of en zo ja hoeveel gebruikelijke hulp er kan worden verleend, rekening met de persoonlijke omstandigheden van degenen van wie verwacht wordt die gebruikelijke hulp te verlenen.

Bij artikel 3. Gebruikelijke hulp door huisgenoten

Van kamerbewoners of andere inwonende huurders wordt geen gebruikelijke hulp verwacht. Wel van huisgenoten met wie een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd.

Kinderen van 0 tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan het huishouden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar kunnen (naar eigen mogelijkheden):

  • helpen met opruimen;

  • helpen met tafel dekken en tafel afruimen;

  • helpen met de vaatwasser in- en uitpakken of afwassen en afdrogen;

  • een boodschap doen;

  • hun eigen kleding in de wasmand gooien.

Kinderen van 12 tot 18 jaar kunnen dezelfde taken als kinderen van 5 tot 12 jaar verrichten en

  • hun eigen kamer opruimen;

  • hun eigen kamer stofzuigen;

  • hun eigen bed verschonen.

Volwassenen (vanaf 18 jaar) kunnen alle taken die ook behorende tot een eenpersoonshuishouden verrichten.

Bij artikel 4. Uitzonderingen op het bieden van gebruikelijke hulp

In onderstaande situaties wordt niet of minder verwacht dat gebruikelijke hulp geleverd kan worden (niet limitatief):

Een zeer korte bekende levensverwachting:

Als de hulpvrager een zeer korte bekende levensverwachting heeft kan, ter ontlasting van de gezamenlijke huishouding, een uitzondering gemaakt worden op gebruikelijke hulp. Uit het onderzoek moet blijken of de gehele plicht voor gebruikelijke hulp wegvalt of dat deze slechts gedeeltelijk wegvalt. Het College zal de afweging in het ondersteuningsplan motiveren.

Gezondheidsproblemen:

Als uit onderzoek blijkt, dat personen binnen de gezamenlijke huishouding zodanige gezondheidsproblemen hebben, dat de betreffende taken niet in redelijkheid door hen uitgevoerd kunnen worden, kan ook een uitzondering gemaakt worden op de gebruikelijke hulp. Het oordeel hierover wordt in eerste instantie gevormd door informatieverstrekking van de aanvrager, dan wel van de huisgenoten en door observatie. Kan de het College zich op grond van de informatieverstrekking en zijn eigen observatie geen geobjectiveerd oordeel vormen, dan kan het College medisch advies bij een onafhankelijke arts inwinnen.

(Dreigende) overbelasting:

Voor zover een huisgenoot overbelast is of dreigt te raken, wordt van hem of haar geen gebruikelijke hulp verwacht.

De geleverde zorg die de gebruikelijke hulp in omvang in intensiteit overstijgt, is primair mantelzorg. De inzet van (vrijwillige) mantelzorg (in het verlengde van gebruikelijke hulp) maakt dat een individuele voorziening niet aan de orde is. Een mogelijk gevaar voor overbelasting van de mantelzorger dient uiteraard meegenomen te worden in de overweging. Overbelasting van de mantelzorger of dreiging daarvan kan ertoe leiden dat (alsnog) een voorziening geïndiceerd dient te worden.

De verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb is overigens geen passende voorziening indien het de bedoeling is dat de benodigde zorg met pgb-gelden ingezet blijft worden door dezelfde overbelaste ouder/mantelzorger. Overbelasting van een mantelzorger, of de dreiging daarvan, kun je niet compenseren met een geldelijke vergoeding voor taken. In geval van overbelasting dienen zorgtaken juist weggenomen te worden en dient de zorg dus door (andere) zorgverlener(s) te worden uitgevoerd (zowel pgb als zorg in natura mogelijk)

De zorg voor een zieke kan zo zwaar worden dat van overbelasting sprake is. In zulke gevallen kan de gebruikelijke verzorging en/of begeleiding opnieuw beoordeeld worden en zo nodig leiden tot een gewijzigd besluit. Voor het bieden van een beschermende woonomgeving blijven ouders, ook bij overbelasting, zelf verantwoordelijk.

Beoordeling van overbelasting

Aan het indiceren van gebruikelijke hulp gaat het beoordelen van de overbelasting vooraf. Overbelasting wijst op een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan. Tekort schieten van het ‘coping mechanisme’ kan er de oorzaak van zijn; emotionele labiliteit en slapeloosheid het gevolg. Naast de aard en ernst van de overbelasting wordt ook onderzocht of deze komt doordat er iets met de gebruikelijke hulpverlener zelf aan de hand is (draagkracht vermindering) en/of dat deze gevolg is van de ernst van de ziekte van het kind of andere belastende situaties in het gezin (draaglast verhoging).

De vraag is of in individuele situaties van een uitzondering sprake is op grond waarvan toch gebruikelijke hulptaken moeten worden overgenomen. Eén van de redenen daarvoor kan zijn dat degenen van wie wordt verwacht dat zij taken overnemen, overbelast zijn (geraakt) en niet meer in staat zijn de gebruikelijke hulp te leveren. Steeds moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. De met de overbelasting gepaard gaande klachten moeten duidelijk beschreven worden. In voorkomende gevallen kan het opnemen van contact met de huisarts over de ouder, partner of huisgenoot helpen om een oordeel te vormen.

Soms is het duidelijk dat er sprake is van overbelasting, maar soms ook niet. Er bestaat niet één, simpel af te nemen test, die hierover direct uitsluitsel geeft. Wel gebruiken behandelaars en hulpverleners vragenlijsten waarmee overbelasting (mede) onderbouwd kan worden. Niet alleen de omvang van de planbare zorgtaken, maar ook de mate van de noodzaak tot het continu aanwezig zijn om onplanbare hulp te leveren is van invloed op de belastbaarheid van de gebruikelijke hulp. Met andere woorden: het uitvoeren van enkele zorgtaken op vooraf afgesproken momenten is vaak minder belastend dan het uitvoeren van dezelfde zorgtaken waarbij continue aanwezigheid en alertheid van de gebruikelijke hulpverlener noodzakelijk is.

Klachten en symptomen die bij een aanpassingsstoornis optreden, kunnen op overbelasting wijzen zonder dat van een stoornis in psychiatrische zin sprake hoeft te zijn. Het gaat om klachten en symptomen zoals:

  • angst of gespannenheid: nervositeit, onrust, rusteloosheid, slecht slapen;

  • depressie: hopeloosheid, huilbuien, somberheid;

  • gedragsproblemen: negeren van normen en regels, onaangepast gedrag;

  • gecombineerd emotioneel en gedragsgestoord: depressie en/of angst gecombineerd met een gedragsstoornis of onaangepast gedrag;

  • lichamelijke klachten, verminderde prestaties of concentratieproblemen.

Er moet een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg die iemand biedt. Bij overbelasting door een dienstverband van te veel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in minder uren gaan werken of aanpak van de spanningen op het werk.

Steeds zal daarom in het besluit tot toekenning van een individuele voorziening worden aangegeven dat, wanneer de overbelasting bijvoorbeeld door het herinrichten van het huiselijk leven en/of werk kan worden teruggedrongen, dit dan ook van een ouder, partner of huisgenoot wordt verwacht. Wanneer de geldigheidsduur van het besluit verlopen is en een nieuwe aanvraag wordt gedaan, zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen.

Eventuele (dreigende) overbelasting staat toepassing van deze Beleidsregels niet in de weg, wanneer er voor de huisgenoot eigen mogelijkheden zijn om de overbelasting op te heffen.

Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke hulp in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke hulp voor op die maatschappelijke activiteiten. Incidenteel of structureel overwerk is geen reden om af te wijken van de geldende gebruikelijke hulp.

Het College moet altijd onderzoeken of personen binnen een gezamenlijke huishouding, gezien de voor die gezamenlijke huishouding geldende gebruikelijke hulp, door de (chronische) uitval van de hulpvrager niet onevenredig belast wordt en overbelasting dreigt. Het College moet zich hier een geobjectiveerd oordeel over te vormen. Dit oordeel wordt in eerste instantie gevormd door informatieverstrekking van de aanvrager, dan wel de huisgenoten en observatie. Kan het College zich op grond van de informatieverstrekking en eigen observatie geen geobjectiveerd oordeel vormen, dan kan deze medisch advies bij een onafhankelijke arts ingewonnen worden.

Bij artikel 5. Factoren die geen reden zijn om van gebruikelijke hulp af te zien

De volgende factoren zijn géén reden om van gebruikelijke hulp af te zien. Deze lijst is niet limitatief. Voor zover er sprake is van uitzonderingen worden deze per factor toegelicht:

Culturele diversiteit:

Bij het inventariseren van de eigen mogelijkheden van de gezamenlijke huishouding wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen over het verrichten van gebruikelijke hulp.

Niet gewend zijn om huishoudelijk werk en/of zorgtaken te verrichten:

Redenen als 'niet gewend zijn om' of 'geen huishoudelijk werk en/of zorgtaken willen verrichten' zijn geen redenen om geen gebruikelijke hulp te kunnen verstrekken. In het geval een huisgenoot nooit geleerd heeft om huishoudelijk werk en/of zorgtaken uit te voeren, kan hiervoor korte tijd ondersteuning aangeboden worden om dit aan te leren.

Een hoge leeftijd:

Als ouderen in staat zijn hulp te bieden als het gaat om huishoudelijke ondersteuning of zorgtaken, dan valt dat onder gebruikelijke hulp. Zij zijn namelijk niet per definitie niet in staat deze hulp te verstrekken. Uiteraard zal tijdens het onderzoek bekeken moeten worden in hoeverre een oudere in staat is dit te doen of nieuwe taken aan te leren.

Ondertekening