Regeling vervallen per 01-01-2020

Bezoldigingsregeling gemeente Horst aan de Maas

Geldend van 28-11-2014 t/m 31-12-2019

Intitulé

Bezoldigingsregeling gemeente Horst aan de Maas

De gemeentesecretaris van de gemeente Horst aan de Maas;

  • -

    Gelet op de mandaatregeling Horst aan de Maas en het daarbij behorende mandaatregister onderdeel HRM (paragraaf 2.0.0.1)

  • -

    Gelet op artikel 3:1 van de CAR-UWO en het oorspronkelijk akkoord met het Bijzonder Georganiseerd Overleg d.d. 22 maart 2010;

  • -

    Gelet op de CAR-UWO wijzigingen conform het bepaalde in de LOGA-ledenbrief van 4 juli 2013, kenmerk CVA/U201300476

  • -

    Gelet op het akkoord met de OR d.d.7 oktober 2014

Besluit

vast te stellen navolgende “Bezoldigingsregeling gemeente Horst aan de Maas”.

I. Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    medewerker:

    • 1.

      de ambtenaar in de zin van de CAR-UWO hoofdstuk 1, artikel 1:1, eerste lid, onder a.

    • 2.

      de werknemer als bedoeld in artikel 2:5:1 van de CAR-UWO;

  • b.

    schaal: de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder a, van de CAR-UWO, opgenomen in bijlage II en Ila van die regeling;

  • c.

    salaris: het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder b, van de CAR-UWO;

  • d.

    bezoldiging: de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder c, van de CAR-UWO;

  • e.

    uurloon: Het uurloon als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder o van de CAR-UWO;

  • f.

    maximumsalaris: het hoogste bedrag van een salarisschaal;

  • g.

    betrekking: de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder b, van de CAR-UWO;

  • h.

    passende functie: functie van gelijkwaardig werk- en denkniveau die de medewerker redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid, omstandigheden en bestaande vooruitzichten kan worden opgedragen. Een passende functie is doorgaans van hetzelfde niveau als de oude functie maar kan ook van een hoger niveau zijn of maximaal een niveau lager dan de oude functie. Onder persoonlijkheid, vooruitzichten en omstandigheden kunnen ondermeer worden verstaan: interesse, capaciteiten, ervaring, scholing en salarispositie.

  • i.

    geschikte functie: een functie die niet valt onder het begrip passende functie maar die de medewerker wel bereid is om te vervullen.

  • j.

    conversie: de vertaling van de gevonden rangorde naar salarisschalen;

  • k.

    functieniveau: de schaal die het resultaat is van de conversie;

  • l.

    ontwikkelingsniveau: de schaal direct onder het functieniveau;

  • m.

    volledige betrekking: de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder k, van de CAR-UWO;

  • n.

    overwerk: het overwerk als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder l, van de CAR-UWO;

  • o.

    toelage: Alle toelagen waarop ingevolge of krachtens deze regeling aanspraak bestaat

II. Recht op salaris

Artikel 2

  • 1. Het recht op salaris vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de medewerker ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op salaris aan met de dag waarop de medewerker feitelijk in dienst is getreden.

  • 2. Het recht op salaris eindigt in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

Artikel 3 Gebroken tijdvakken

Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

Artikel 4 Onvolledige betrekking

Het salaris van de medewerker met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.

Artikel 5 Salarisbedragen

De salarissen van de medewerkers van wie het salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschaal zoals opgenomen in bijlage Ila van de CAR-UWO.

Artikel 6

  • 1. De toepassing van bijlage II a van de CAR-UWO vindt plaats conform hetgeen is bepaald in artikel 3:1, derde t/m vijfde lid, van de CAR-UWO.

  • 2. Burgemeester en wethouders bepalen met inachtneming van de resultaten van een functiewaarderingsonderzoek en aan de hand van de vastgestelde conversietabel de voor de medewerker geldende salarisschaal; tenzij – op grond van beoordeling – de wijze van functioneren zich daartegen nog verzet.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.

  • 4. Anders dan bij het aanvaarden van passende of geschikte arbeid, dan wel bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in de CAR-UWO kan zonder voorafgaand ontslag voor een medewerker geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

Artikel 7

  • 1. Bij aanstelling, na functiewaardering of na benoeming in een functie met een hoger functieniveau vindt inschaling plaats:

    • a.

      in het ontwikkelingsniveau (aanloopschaal), indien de ambtenaar nog niet aan de gestelde opleidings- en ervaringseisen voldoet en/of verwacht wordt dat de ambtenaar de functie nog niet volledig en normaal goed zal vervullen.

    • b.

      in het functieniveau, indien de ambtenaar aan de gestelde opleidings- en ervaringseisen voldoet en tevens verwacht wordt dat de ambtenaar de functie volledig en normaal goed zal vervullen.

  • 2. De ambtenaar die is aangesteld in het ontwikkelingsniveau wordt bevorderd naar het functieniveau nadat uit een vastgestelde beoordeling is gebleken dat hij de functie volledig en normaal goed vervult. Deze beoordeling vindt normaal gesproken aan het eind van het eerste jaar plaats. Bevordering naar de functieschaal vindt onder normale omstandigheden uiterlijk na 2 jaren plaats. Bijzondere omstandigheden om hiervan af te wijken kunnen o.a. zijn: langdurige ziekte, maatwerktrajecten, etc.

Artikel 8 Periodieke verhoging van het salaris

  • 1.

    Het salaris van de medewerker die voldoende functioneert, wordt binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag.

  • 2.

    De periodieke verhogingen worden toegekend aan de medewerker die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, voor de eerste maal met ingang van de eerste dag van de maand waarin zijn aanstelling een jaar is verstreken en nadien telkens per 1 januari van het volgende jaar.

  • 3.

    Het tijdstip waarop ingevolge het vorige lid voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van de afdelingsmanager aanleiding bestaat.

  • 4.

    Een verhindering wegens ziekte als bedoeld in hoofdstuk 7 van de CAR/UWO zal niet van invloed zijn op het tijdstip van toekenning van periodieke salarisverhogingen.

Artikel 9 Geen periodieke verhoging

  • 1. Indien een medewerker, op grond van een beoordeling, onvoldoende functioneert, kan worden bepaald dat voor hem de in artikel 8 bedoelde salarisverhoging achterwege wordt gelaten

  • 2. Nadien kan worden bepaald dat de salarisverhoging, welke met toepassing van het eerste lid achterwege is gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht alsnog wordt toegekend.

  • 3. Als er in de beoordelingsperiode (maximaal 1 jaar) een periode van 6 maanden geen arbeid is verricht kan de manager bepalen dat niet kan worden vastgesteld of er sprake is van voldoende functioneren. Redenen van afwezigheid kunnen zijn: arbeidsongeschiktheid (art. 7:8:2 CAR), onbetaald verlof, deelname levensloopregeling, etc.

  • 4. Van een beslissing tot toepassing van het eerste en derde lid wordt de medewerker zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

Artikel 10 Salaris bij bevordering naar hogere schaal

  • 1. Wanneer voor de medewerker een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op een bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris, dat de medewerker in de oude schaal zou hebben genoten. Indien deze plaatsing in een hogere salarisschaal tegelijkertijd plaatsvindt met een periodieke verhoging vindt eerst de plaatsing in de hogere salarisschaal plaats en wordt vervolgens de periodieke verhoging toegepast.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid van dit artikel wordt het nieuwe salaris met één periodiek verhoogd, indien het naast hoger gelegen salaris in de nieuwe schaal een groei van minder dan 75% van het salarisverschil bedraagt, welke de medewerker zou hebben ontvangen indien hij in zijn oude schaal een periodieke verhoging zou hebben gekregen.

  • 3. Voor de medewerker die het maximum van de oude schaal heeft bereikt, moet de groei minimaal 75% van het salarisverschil bedragen tussen het maximum salaris van de schaal en het naast lagere bedrag binnen de oude salarisschaal.

III. Instrumenten van flexibel belonen

Artikel 11 Uitstekende prestatie

  • 1.

    • Wegens een uitstekende of buitengewone prestatie kan aan de medewerker, op voorstel van zijn manager, een bijzondere beloning worden toegekend op basis van en in aanvulling op artikel 15:1:28 van de CAR in de vorm van:

      • a.

        Extra verlof

      • b.

        Gratificatie

      • c.

        Extra opleidingsmogelijkheden

      • d.

        Een andere door de secretaris in te vullen beloning.

        Op voorstel van de manager beslist de secretaris over de toekenning van de bijzondere beloning

  • 2. Op het moment dat een medewerker een kortdurende eenmalige inspanning of bijzondere prestatie heeft verricht kan de manager deze prestatie direct belonen in de vorm van een attentie. Melding vindt vooraf plaats in het MO.

Artikel 12 Arbeidsmarkttoelage

Aan de medewerker kan om redenen van werving en behoud een toelage worden toegekend. De hoogte van deze toelage bedraagt maximaal 10% van het bruto maandsalaris. De toelage kan worden toegekend gedurende een tijdelijke periode (bijvoorbeeld drie jaren). Indien de arbeidsmarktsituatie na deze periode niet gewijzigd is kan de toelage verlengd worden.

IV. Overige toelagen en vergoedingen

Artikel 13 Waarnemingstoelage

Een waarnemingstoelage wordt toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:1:2 van de CAR-UWO.

Artikel 14 Overwerk en Buitendagvenstervergoeding

  • 1. Het recht op een overwerkvergoeding geldt alleen voor de ambtenaar ingedeeld in een salarisschaal lager dan schaal 11 en voor wie de bijzondere regeling van de werktijden van toepassing is. De bijzondere regeling van de werktijden staat in de artikelen 4:3 tot en met 4:7 van de CAR-UWO en is nader uitgewerkt in de Werktijdenregeling gemeente Horst aan de Maas. In geval van overwerk wordt een overwerkvergoeding toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:2 en artikel 3:2:1 van de CAR-UWO.

  • 2. Voor de ambtenaar voor wie de standaardregeling van de werktijden geldt zoals opgenomen in artikel 4:2 CAR-UWO en de werktijdenregeling Horst aan de Maas, kan een buitendagvenstervergoeding gelden. Deze buitendagvenstervergoeding wordt uitbetaald conform de bepalingen in artikel 3:8 CAR-UWO.

  • 3. De overwerk- en buitendagvenstervergoeding geldt alleen op het moment dat er sprake is van een dienstopdracht om daadwerkelijk over te werken of buiten het dagvenster werkzaamheden te verrichten.

Artikel 15 Toelage onregelmatige dienst

  • 1. Aan de medewerker, ingedeeld in een salarisschaal lager dan schaal 11 en voor wie op grond van een vast rooster werktijden zijn vastgesteld op maandag t/m vrijdag vóór 8.00 uur of na 18.00 uur, op zaterdag, op zondag of op feestdagen, wordt een toelage onregelmatige dienst toegekend. De berekening van de toelage vindt plaats over het uurloon van de medewerker, echter ten hoogste over het uurloon behorende bij het maximum van salarisschaal 7. De betaling van de toelage onregelmatige dienst vindt maandelijks plaats.

  • 2. De toelage bedraagt een percentage van het uurloon. De percentages zijn:

    • -

      20% op de uren van maandag tot en met vrijdag tussen 0.00 en 8.00 uur en tussen 18.00 en 24.00 uur

    • -

      50% op zaterdagen tussen 0.00 en 18.00 uur

    • -

      70% op zaterdagen tussen 18.00 en 24.00 uur, op zon- en feestdagen (genoemd in artikel 4:2:1, lid 3 van de CAR).

  • 3. De toelage onregelmatige dienst geldt niet voor roosters waarbij de aanvangstijd van de werkzaamheden structureel is vastgesteld op 7.30 uur.

Artikel 16 Toelage bereikbaarheid- en beschikbaarheiddienst

  • 1.

    • Aan de medewerker, ingedeeld in een salarisschaal lager dan schaal 11 en die zich buiten de vastgestelde werktijden beschikbaar dient te houden om werkzaamheden te verrichten wordt een toelage beschikbaarheiddienst toegekend.

    • 2.

      De toelage bedraagt per uur van bereikbaarheid en beschikbaarheid een percentage van het bruto salaris per uur dat hoort bij het maximum salaris van schaal 7, en wel:

      a 5% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 22.00 uur en 10% voor de uren op die dagen tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur;

      b 5% voor de uren op zaterdag tussen 6.00 en 18.00 uur en 10% voor de uren op die dag tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen 18.00 en 24.00 uur;

      c 10% voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, derde lid, van de CAR / UWO.

    De hoogte van de vergoeding wordt berekend tot een vast bedrag en maandelijks uitbetaald. Afhankelijk van het aantal medewerkers met wie deze dienst wordt gedraaid wordt toelage naar rato betaald.

  • 3. Beschikbaarheid voor gladheidbestrijding:

    Medewerkers die zich in de maanden november tot en met maart beschikbaar dienen te houden voor de gladheidbestrijding ontvangen hiervoor een vergoeding ter hoogte van € 150,- bruto per maand. Dit op basis van inroostering bij 1 x per 2 weken dienst. Indien de medewerker zich ook beschikbaar houdt op grond van een beschikbaarheiddienst geldt alleen de hiervoor geldende toelage. Betaling vindt maandelijks plaats gedurende de periode van inroostering.

Artikel 17 Inconveniëntentoelage

  • 1. De senior medewerker buitendienst, allround medewerker buitendienst / vakspecialist en medewerker buitendienst (algemeen) hebben recht op een op een inconveniëntentoelage.

  • 2. De hoogte van de toelage bedraagt € 17,59 (salarispeil 1 juni 2008) bruto per maand. Indexering vindt plaats conform salarisontwikkeling CAO. Voor medewerkers die rioleringswerkzaamheden verrichten, geldt een extra toeslag van € 20,83 per maand.

Artikel 18 Afbouwtoelage

  • 1. Aan de medewerkers wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in artikelen 13, 14 (met uitzondering van de vergoeding voor beschikbaarheid bij gladheidbestrijding) en 15, een blijvende verlaging ondergaat, wordt een aflopende toelage toegekend indien de achteruitgang meer dan 3% van het brutosalaris bedraagt.

  • 2. Voorwaarde is wel dat de medewerker de toelage voorafgaand minimaal 2 jaren zonder wezenlijke onderbreking (= > 2 maanden) heeft genoten.

  • 3. De toelage wordt op de volgende wijze afgebouwd: in het eerste jaar met 0%, in het tweede jaar met 25%, in het derde jaar met 50%, in het vierde jaar met 75% en daarna volledig.

  • 4. De afbouw is niet van toepassing indien de medewerker de leeftijd van 60 jaar of ouder heeft bereikt en de toelage voorafgaand minimaal 10 jaren heeft genoten zonder wezenlijke onderbreking (= > 2 maanden). In die situaties wordt de toelage omgezet naar een vaste vergoeding tot aan de datum van ontslag.

Artikel 19 BHV vergoeding

De medewerker die is aangewezen als bedrijfshulpverlener ontvangt maandelijks een vergoeding volgens artikel 58a, lid 2, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

V. Overige bepalingen

Artikel 20 Bezoldiging bij ziekte

  • 1. de hoogte van de bezoldiging van een zieke medewerker wordt bepaald op grond van artikel 7:3 en 7:4 van de CAR.

  • 2. Het bedrag van de bezoldiging bedoeld in artikel 7:3 van de CAR wordt vastgesteld door het salaris te vermeerderen met het bedrag dat de medewerker gemiddeld over een periode van 3 maanden voorafgaand aan de eerste ziektedag heeft ontvangen aan toelagen heeft ontvangen. Van de periode van 3 maanden kan worden afgeweken wanneer deze periode een afwijkend beeld geeft van het gemiddelde.

  • 3. Voor zover de medewerker op de eerste ziektedag minder dan 3 kalendermaanden zijn betrekking heeft vervuld, wordt gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld per maand is toegekend over het tijdvak waarin voor het ontstaan van de verhindering in dienst is geweest.

  • 4. De eventuele doorbetaling van de beschikbaarheidvergoeding bij gladheid tijdens ziekte eindigt aan het einde van de beschikbaarheiddienst (per 1 april).

Artikel 21 Hardheidsclausule

In alle gevallen waarin deze regeling niet of niet naar redelijkheid voorziet, beslist de gemeentesecretaris.

Artikel 22 Slotbepalingen

Deze verordening treedt in werking op 1 november 2014 en kan worden aangehaald als de "Bezoldigingsregeling gemeente Horst aan de Maas ".

Ondertekening

Horst, 1 november 2014.
Burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas,
namens dezen,
De secretaris,
Drs. J. van der Noordt MMO