Algemeen delegatiebesluit Houten

Geldend van 06-12-2014 t/m heden

Intitulé

Algemeen delegatiebesluit Houten

De raad van de gemeente Houten;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 maart 2011;

Overwegende dat het wenselijk is om het bestaande Delegatiestatuut te actualiseren en zodanig vorm te geven dat toekomstige wijzigingen direct verwerkt kunnen worden, waardoor het zijn actualiteit blijft behouden;

Gelet op het bepaalde in artikel 156 Gemeentewet en titel 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit vast te stellen het

ALGEMEEN DELEGATIEBESLUIT HOUTEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit besluit en de daarbij behorende bijlage I verstaat onder:

  • a.

    delegatie: het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent;

  • b.

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen.

  • c.

    seniorenconvent: het overeenkomstig artikel 5, tweede lid, van het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad (vastgesteld in de gemeenteraadsvergadering van 29 september 2009 en sedertdien gewijzigd) ingestelde seniorenconvent.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1. Dit besluit is van toepassing op de uitoefening van de bevoegdheden genoemd in bijlage I van dit besluit, alsmede op toekomstige wijzigingen van die bijlage.

  • 2. De in bijlage I genoemde bevoegdheden worden hierbij overgedragen aan het college, een en ander onder de in dit besluit en de bijlage genoemde voorwaarden.

Artikel 3 Gevallen waarin delegatie niet is toegestaan

  • 1. Behoudens de specifieke uitzonderingen en voorwaarden die in bijlage I zijn vermeld, worden de volgende bevoegdheden uitdrukkelijk aan de raad voorbehouden:

    • a.

      vaststelling van de kaders van het beleid, tenzij uit de redactie van bijlage I met betrekking tot een bepaalde bevoegdheid het tegendeel voortvloeit;

    • b.

      bevoegdheden tot regelgeving, tenzij in separate verordeningen is bepaald dat het college terzake nadere regels kan stellen;

    • c.

      onderwerpen waaruit financiële consequenties voortvloeien die niet zijn voorzien in een (wijziging van de) begroting en waarvoor door de raad geen krediet is gevoteerd.

  • 2. Voorts wordt aan de raad voorbehouden besluitvorming omtrent politiek controversiële onderwerpen, zulks ter beoordeling van het college, de raad of het seniorenconvent.

Artikel 4 Informatieplicht

  • 1. Bij de overgedragen bevoegdheden als benoemd in bijlage I, staat vermeld op welke wijze het college aan de raad rapporteert hoe zij van de overgedragen bevoegdheden gebruik heeft gemaakt.

  • 2. Buiten de in het eerste lid bedoelde informatieplicht verschaft het college op verzoek van de raad inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden.

  • 3. Verzuim van de in de vorige leden bedoelde informatieplichten heeft niet tot gevolg dat het besluit onbevoegd is genomen c.q. de handeling onbevoegd is verricht.

Artikel 5 Mandaat van krachtens delegatie verkregen bevoegdheden

  • 1. Het college kan krachtens delegatie verkregen bevoegdheden uitsluitend opdragen aan de portefeuillehouder of aan een ambtenaar, indien en nadat de raad daarvoor toestemming heeft verleend.

  • 2. De toestemming als bedoeld in het eerste lid wordt vermeld in de lijst van overgedragen bevoegdheden (bijlage I).

Artikel 6 Verwijzing

Een besluit dat op grond van een gedelegeerde bevoegdheid wordt genomen, vermeldt het delegatiebesluit en de vindplaats daarvan.

Artikel 7 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2011.

  • 2.

    Het Delegatiestatuut gemeente Houten, vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van 19 december 2006, wordt ingetrokken met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze regeling.

  • 3.

    Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Algemeen delegatiebesluit’.

Dit is besloten in de openbare vergadering van de raad op 24 mei 2011.

De raad van de gemeente Houten,

De griffier,

De voorzitter,

P.M.H. van Ruitenbeek

C.H.J. Lamers

Overzicht verstrekte delegaties behorend bij Algemeen delegatiebesluit Houten

Nr.

Onderwerp

Voorwaarden c.q. wijze van verantwoording

Mandaat

toegestaan?

1.

Gemeentewet

 

 

a.

het wijzigen van gemeentelijke belastingverordeningen conform artikel 156, tweede lid onder h. Gemeentewet. Het betreft dan de belastingverordeningen genoemd in artikel 225, de precariobelasting, de rioolheffing bedoeld in 228a, de rechten, genoemd in artikel 229, de rechten waarvan de heffing geschiedt krachtens andere wetten dan deze wet en de heffing, bedoeld in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer. Het betreft allen heffingen waarbij sprake is van kostendekkende tarieven.

 

De aan het eind van ieder kalenderjaar vastgestelde

wijzigingsverordeningen welke gelden in het daarop volgende belastingjaar ter kennisgeving voorleggen aan de raad.

 

Nee

b.

- het beschikbaar stellen van investeringskredieten tot € 25.000,-;

- het beschikbaar stellen van uitvoeringsbudgetten tot:

€ 25.000,- structureel en

€ 50.000,- incidenteel.

 

Via collegebrieven en bestuursrapportage

 

 

Nee

c.

Het optreden in c.q. het voeren van verweer en het voorzien in de formele procesvertegenwoordiging bij de behandeling van door derden ingediende bezwaar- en

beroepschriften c.q. verzoeken om voorlopige voorziening en het voeren van overleg ex artikel 10:30 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de raad als bestuursorgaan van de gemeente betrokken is.

 

 

Ja,

doch niet ambtelijk bij toepassing van artikel 10:30 Awb

d.

de bevoegdheid tot het aanwijzen van andere “gemeentehuizen” ten behoeve van het sluiten van huwelijken en het registreren van partnerschappen.

Zie ook raadsbesluit van 26 april 2005 (nr. 2005-053)

Nee

 

 

 

 

2.

Algemene wet bestuursrecht

 

 

a.

Het op grond van artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht opschorten, verdagen en/of verder uitstel verlenen van de termijn voor het beslissen op een bij de raad ingediend bezwaarschrift.

Kopie van de brief ter inzage leggen voor de raad

Ja

b.

Het op grond van artikel 4:18 van de Algemene wet bestuursrecht vaststellen van de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom, die de raad als bestuursorgaan verbeurt.

Kopie van de brief ter inzage leggen voor de raad

Ja

c.

Het toepassen van een voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Zie het raadsbesluit van 25 november 2014 (nr. 2014-070).

 

Nee

 

 

 

 

3.

Inspraakverordening

 

 

 

Het verlenen van inspraak bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid als bedoeld in de Inspraakverordening.

Zie het raadsbesluit van 25 november 2014 (nr. 2014-070).

 

Ja

 

 

 

 

4.

Wet op de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens

 

 

 

het uitvoeren van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens

 

Zie ook raadsbesluit van 19 december 1995

Ja

 

 

 

 

5.

Wet op de ruimtelijke ordening

 

 

 

het vaststellen van een exploitatieplan en het besluit geen exploitatieplan vast te stellen als bedoeld in artikel 6.12 Wro behorende bij een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 van de Wabo medewerking wordt verleend

1x per jaar een overzicht naar de raad

Ja

 

 

 

 

6.

Wet openbaarheid van bestuur

 

 

 

het beslissen op verzoeken om informatie als bedoeld in de Wob, welke gericht zijn aan de raad. Hieronder is mede begrepen het opschorten en verdagen van de termijn waarbinnen op een Wob-verzoek een beslissing moet zijn genomen.

Kopie van de brieven voor de raad ter inzage leggen

Ja,

conform voorschriften in Mandaatregeling

(mandaat indien beslissing positief;

geen mandaat indien beslissing geheel of gedeeltelijk negatief)

7.

Wegenwet

 

 

 

Het onttrekken van een weg aan het openbaar verkeer op grond van artikel 9 van de Wegenwet.

Zie het raadsbesluit van 25 november 2014 (nr. 2014-070).

a.de doorgaande functie van de weg blijft bestaan;

b. 1) het aantal parkeerplaatsen ter plaatse neemt niet af, omdat

- onttrekking van parkeerplaatsen niet aan de orde is, of

- in de directe nabijheid van de te onttrekken parkeerplaatsen evenveel vervangende parkeerplaatsen in de openbare ruimte of op particulier terrein wordt gerealiseerd, of

2) het aantal parkeerplaatsen ter plaatse neemt af, maar uit parkeeronderzoek blijkt dat er desondanks voldoende parkeerruimte overblijft.

Nee

 

 

 

 

 

Artikelen die genoemd worden in de delegatieoverzichten

Artikel 35, derde, vierde en vijfde lid Wet gemeenschappelijke regelingen

  • 3. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4. Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur van het openbaar lichaam onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan, zo nodig, de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 5. Het bepaalde in het eerste, derde en vierde lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting. In de gemeenschappelijke regeling kan worden bepaald ten aanzien van welke categorieën begrotingswijzigingen hiervan kan worden afgeweken.

Artikel 4:18 Algemene wet bestuursrecht

Het bestuursorgaan stelt de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij beschikking vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was.

Artikel 7:10 Algemene wet bestuursrecht

  • 1. Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken of, indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld, binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.

  • 2. De termijn wordt opgeschort, gerekend vanaf de dag na die waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

  • 3. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen.

  • 4. Verder uitstel is mogelijk, voor zover:

    a. alle belanghebbenden daarmee instemmen;

    b. de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad; of

    c. dit nodig is in verband met de naleving van wettelijke procedurevoorschriften.

  • 5. Indien toepassing is gegeven aan het tweede, derde of vierde lid, doet het bestuursorgaan hiervan schriftelijk mededeling aan belanghebbenden.

Artikel 10:30 Algemene wet bestuursrecht

  • 1. Gedeeltelijke goedkeuring of onthouding van goedkeuring vindt niet plaats dan nadat aan het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen gelegenheid tot overleg is geboden.

  • 2. De motivering van het goedkeuringsbesluit verwijst naar hetgeen in het overleg aan de orde is gekomen.

Artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening

  • 1. De gemeenteraad stelt een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, of naar aanleiding van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen of indien:

    • a.

      het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;

    • b.

      het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en

    • c.

      het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

  • 3. Met betrekking tot een omgevingsvergunning als bedoeld in het tweede lid alsmede bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a, kan de gemeenteraad de bevoegdheden, bedoeld in het eerste en tweede lid, delegeren aan burgemeester en wethouders.

  • 4. Een exploitatieplan wordt gelijktijdig bekendgemaakt met het bestemmingsplan of de wijziging, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, waarop het betrekking heeft. Een beslissing omtrent een exploitatieplan die betrekking heeft op een omgevingsvergunning wordt tegelijk met die vergunning bekendgemaakt.

  • 5. De gemeenteraad kan in samenwerking met de raden van aangrenzende gemeenten een intergemeentelijk exploitatieplan vaststellen. Burgemeester en wethouders van deze gemeenten leggen het vastgestelde plan gelijktijdig ter inzage. In afwijking van artikel 3.8, derde lid, vangt de in dat lid genoemde termijn aan na vaststelling van het exploitatieplan door alle betrokken gemeenteraden.

Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 van de Wabo

  • 1.

    Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend:

    • a.

      indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:

3°. indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;

Artikel 9 Wegenwet

  • 1. Een weg, niet behoorende tot de in artikel 8 bedoelde, kan aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij een besluit van den raad der gemeente, waarin de weg is gelegen.

  • 2. Het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt meegedeeld aan Gedeputeerde Staten.