Regeling vervallen per 01-01-2015

Regeling treasury gemeente Houten

Geldend van 25-02-2009 t/m 31-12-2014

Intitulé

Regeling treasury gemeente Houten

Burgemeester en wethouders van de gemeente Houten;

 

gelet op:

  • artikel 212 van de Gemeentewet,  

  • wet dualisering gemeentebestuur,

  • wet financiering decentrale overheden en

  • artikel 11, 13 en 17, sub d van de Financiële verordening;

 

besluiten:

 

vast te stellen de navolgende

REGELING TREASURY GEMEENTE HOUTEN

 

 

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Naast de begrippen die gehanteerd worden in de Wet financiering decentrale overheden en de “Financiële verordening”, wordt in dit statuut verstaan onder:

  • a.

    Derivaten Financiële instrumenten belichaamd in contracten, waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices. De onderliggende waarden kunnen ook financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

  • b.

    EMU-groep De Economische en Monetaire Unie (of EMU) is de groep van EU-lidstaten die de euro als betaalmiddel hebben ingevoerd;

  • c.

    Financiering Het aantrekken van vreemd vermogen voor een periode van minimaal één jaar;

  • d.

    Garantieproducten Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido. Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen;

  • e.

    Geldstromenbeheer Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • f.

    Intern liquiditeitsrisico De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • g.

    Kasgeldlimiet Een bedrag op basis van de Wet financiering decentrale overheden (Fido) ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

  • h.

    Koersrisico Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • i.

    Kredietrisico De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

  • j.

    Liquiditeitenbeheer Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

  • k.

    Liquiditeitenplanning Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld in een lange en een korte termijn liquiditeitenplanning;

  • l.

    Rating De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

  • m.

    Rentevisie Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;

  • n.

    Saldobeheer Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • o.

    Solvabiliteitsratio van 0% Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (lidstaten van de Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

  • p.

    Treasuryfunctie De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen en het bewaken van de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

  • q.

    Uitzetting Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer;

  • r.

    Wet fido de Wet Financiering decentrale overheden.

Artikel 2 Doelstellingen

De volgende doelstellingen worden onderscheiden:

  • a.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten voor het verkrijgen van benodigde middelen c.q. het uitzetten van overtollige middelen tegen acceptabele condities;

  • b.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • c.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • d.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van de regeling treasury;

  • e.

    Waarborgen dat de taken en verantwoordelijkheden op dit onderdeel duidelijk worden geregeld.

Hoofdstuk 2. Risicobeheer

Artikel 3 Uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag leningen of garanties uitsluitend verstrekken uit hoofde van de “publieke taak”, waarbij vooraf advies van de stafafdeling BCJ wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij. Daarbij wordt BCJ advies gevraagd met betrekking tot de voorwaarden waaronder een lening of garantie wordt verstrekt;

  • 2.

    De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van deze regeling treasury;

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van renterisico’s. Alvorens een derivatentransactie wordt afgesloten wint de gemeente het advies in van een externe adviseur .

Artikel 4 Renterisicobeheer

  • 1. Indien de kasgeldlimiet structureel wordt overschreden worden maatregelen getroffen om de overschrijding teniet te doen. Deze maatregelen kunnen bestaan uit het consolideren van de korte schuld en/of in het beperken van het aangaan van korte schuld. Daarnaast kan in overleg met de toezichthouder door het college een afwijkend percentage voor de kasgeldlimiet worden vastgesteld indien de overschrijding voortvloeit vanuit de grondexploitatie;

  • 2. De opbouw van de leningenportefeuille is zodanig, dat het renterisico uit hoofde van rente-aanpassing en herfinanciering van leningen in voldoende mate wordt beperkt. De renterisiconorm wordt hierbij niet overschreden;

  • 3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 5. De rentevisie van de gemeente wordt jaarlijks bij de programmabegroting opgesteld op basis van de rentevisie van minimaal 2 vooraanstaande financiële instellingen, waaronder de huisbankier;

  • 6. Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen/uitzettingen, opdat ook in de toekomst geen overmatige blootstelling aan rentebewegingen optreedt.

Artikel 5 Koersrisicobeheer

  • 1. De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: hoofdsomgarantie aan het einde van de looptijd en/of uitzettingen in vastrentende waarden;

  • 2. Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de meerjarenliquiditeitenplanning.

Artikel 6 Kredietrisicobeheer

  • 1. Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      Overheidsbanken binnen het EMU-gebied met een AAA-rating voor de lange termijn, afgegeven door één van de volgende erkende rating-bureau’s: Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA;

    • b.

      Overheidsbanken binnen het EMU-gebied met een AAA-rating voor de korte termijn, afgegeven door één van de volgende erkende rating-bureau’s: Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA;

    • c.

      Overheden en publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0%;

    • d.

      Bij beleggingen langer dan 1 jaar wordt een spreiding nagestreefd zodanig, dat maximaal 50% van de volledige beleggingsportefeuille is belegd bij een partij;

    • e.

      Bij het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak dient aan de beleidsregels die zijn opgenomen in bijlage 1 te worden voldaan.

Artikel 7 Intern liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning voor de komende 12 maanden.

Tevens wordt een meerjarige liquiditeitenplanning opgesteld voor minimaal vier jaren.

Artikel 8 Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de euro.

Hoofdstuk 3. Gemeentefinanciering

Artikel 9 Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden uitsluitend aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen, MTN’s en Commercial Paper;

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal twee instellingen, waaronder in ieder geval de huisbankier, alvorens een financiering wordt aangetrokken. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd. Daarnaast wordt in een beslissingsdocument aangegeven op welke gegevens tot de transactie is besloten.

Artikel 10 Langlopende uitzettingen

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden;

  • 2.

    De gemeente vraagt bij minimaal twee instellingen offertes op, waaronder in ieder geval de huisbankier, alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd. Daarnaast wordt in een beslissingsdocument aangegeven op welke gegevens tot de transactie is besloten.

Artikel 11 Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden tenminste ééns in de 4 jaar beoordeeld;

  • 2.

    Bankrelaties dienen, wat betreft hun kredietwaardigheid, minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6;

  • 3.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer;

  • 4.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Hoofdstuk 4. Kasbeheer

Artikel 12 Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • 2.

    Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank;

  • 3.

    Contante geldstromen worden zoveel mogelijk beperkt.

Artikel 13 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft zo veel mogelijk naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt in principe de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het extern uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s;

  • 5.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan;

Hoofdstuk 5. Administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn in procedures vastgelegd en worden aan de betrokken partijen kenbaar gemaakt en periodiek geactualiseerd;

  • 2.

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • a.

      de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • b.

      de treasuryactiviteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • c.

      de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn;

  • 3.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 4.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd;

    • b.

      de uitvoering en de controle geschiedt door een afzonderlijke functionaris;

    • c.

      de uitvoering en de registratie in de financiële en leningadministratie geschiedt door een afzonderlijke functionaris.

  • 5.

    Een transactie wordt onmiddellijk schriftelijk vastgelegd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten;

  • 6.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de Financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

  • 7.

    Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie direct gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne controle.

Artikel 15 Verantwoordelijkheden

De taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

Gemeenteraad

·Vaststellen van de publieke taak;

·Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten, middels de financiële verordening 212;

·Het vaststellen van de paragraaf Financiering in de begroting en de jaarrekening;

·Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan.

College van B&W

·Formele verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het financieel/ treasurybeleid;

·Het rapporteren aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid;

·Het opstellen van de regeling treasury;

·Evalueren en eventueel bijstellen van het treasurybeleid;

·Vaststellen rentevisie;

·Aanvraag ontheffing.

Portefeuillehouder Financiën

·Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).

Directeur Bedrijfsvoering

·Autoriseren van financieringstransacties binnen de kaders van deze regeling treasury en de treasuryparagraaf in de begroting;

·Afleggen van verantwoording aan het college van B&W over de uitvoering van het treasurybeheer.

Hoofd Bedrijfsvoering, Communicatie en Juridische Zaken (BCJ)

·Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

·Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W;

·Controle op de rechtmatigheid van de in het kader van de treasuryfunctie gevoerde transacties;

·Vastleggen van het geheel van organisatorische maatregelen en formele procedures ten behoeve van een kwalitatief hoogwaardige uitvoering van het gemeentelijke treasurybeleid;

·Verantwoordelijk voor het treasurybeleid als omschreven in artikel 11 van de financiële verordening en de regeling treasury. Hij wijst een medewerker aan, de Financieel Adviseur belast met treasury, die belast is met de uitvoering van deze werkzaamheden.

De budgethouders

·Het zorgdragen voor een tijdige aanlevering van betrouwbare, volledige en bruikbare informatie over toekomstige geldstromen aan de afdeling BCJ.

Financieel Adviseur belast met treasury

·Het onder verantwoordelijkheid van het afdelingshoofd BCJ uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer en gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer);

·Het opstellen van een meerjarige liquiditeitenplanning;

·Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

·Het adviseren van de afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten;

·Opstellen van de rentevisie;

·Het opstellen van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

·Het afleggen van verantwoording aan de mandataris (afdelingshoofd BCJ) over de uitvoering van de gemandateerde activiteiten.

Financieel Specialist belast met treasury

·Het bijhouden en vertalen van een meerjarige liquiditeitenplanning;

·Het voorbereiden van financiële contracten voortvloeiend uit deelfuncties (zie functie FA belast met treasury);

·Het schriftelijk (doen) vastleggen van de treasurytransacties;

·Het aantrekken en uitzetten van gelden, met een looptijd langer dan 1 jaar, in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

·Het aanleveren van tijdige en volledige gegevens aan de financiële administratie.

Medewerker financieel beheer belast met treasury

·Het onder verantwoordelijkheid van het of afdelingshoofd FAB uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de deelfunctie: kasbeheer;

·Het opstellen, bijhouden en vertalen van de eenjarige liquiditeitenprognose;

·Het beheren van de geldstromen;

·Het aantrekken en uitzetten van gelden, met een looptijd korter dan 1 jaar, in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

·Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties;

·Het aanleveren van tijdige en volledige gegevens aan de financiële administratie;

·Het voorbereiden van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties.

Afdelingshoofd FAB

·Vastleggen van procedures tot zekerheid van tijdige en juiste betaling c.q. ontvangst, voor bevestigingsprocedures en voor het vastleggen van een controleprotocol;

·Verantwoordelijk en bevoegd tot het nemen van maatregelen voor het optimaal verlopen van het betalingsverkeer.

Financiële administratie

·Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie;

·Het afhandelen van het betalingsverkeer;

·Het registreren van de uitgevoerde treasurytransacties.

Extern accountant

·Het in het kader van de reguliere controletaak adviseren over en controleren van de feitelijke naleving van de regeling treasury.

Artikel 16 Bevoegdheden

In onderstaande tabel staan de bevoegdheden na besluitvorming door het college met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde autorisatie.

Bevoegd functionaris

(voorbereiding)

Bevoegde functionaris

(autorisatie)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1.Het uitzetten van middelen via callgeld, deposito en spaarrekening, met een looptijd tot 1 jaar

Medewerker financieel beheer belast met treasury

Afdelingshoofd FAB

2.Het aantrekken van middelen via callgeld of kasgeld in de situatie dat de kasgeldlimiet niet is overschreden

Medewerker financieel beheer belast met treasury

Afdelingshoofd FAB

Bankrelatiebeheer

3.Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Financieel Adviseur belast met treasury

Afdelingshoofd FAB

4.Bankcondities en tarieven afspreken

Financieel Adviseur belast met treasury

Directeur Bedrijfsvoering

Risicobeheer

5.Het afsluiten van derivatentransacties

Financieel Adviseur belast met treasury

Directeur Bedrijfsvoering

Financiering en uitzetting

6.Het vaststellen van kredietfaciliteiten

Directeur Bedrijfsvoering

College van B&W

7.Het aantrekken van middelen via onderhandse leningen en MTN’s zoals vastgelegd in deze regeling treasury

Financieel Adviseur belast met treasury

Directeur Bedrijfsvoering

8.Het uitzetten van middelen via (staats)obligaties, MTN’s, CP’s, CD’s, onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in deze regeling treasury

Financieel Adviseur belast met treasury

Directeur Bedrijfsvoering

9.Het beleggen van middelen in garantieproducten

Financieel Adviseur belast met treasury

Directeur Bedrijfsvoering

10.Het garanderen van middelen uit hoofde van de publieke taak > € 50.000

Directeur Bedrijfsvoering

College van B&W

11.Het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak > € 50.000

Directeur Bedrijfsvoering

College van B&W

Artikel 17 Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

1.Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de eenjarige liquiditeitenplanning

Zo snel mogelijk

Budgethouders

Medewerker financieel beheer belast met treasury

2.Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de meerjarige liquiditeitenplanning

2 x per jaar

Budgethouders

Financieel Adviseur belast met treasury

3.Beleidsplannen voor de paragraaf Financiering bij de begroting

Jaarlijks

Afdelingshoofd

BCJ

Gemeenteraad

4.Voortgang onderdelen paragraaf Financiering via de bestuursrapportage

2 x per jaar

Afdelingshoofd

BCJ

Gemeenteraad

5.Evaluatie treasuryactiviteiten in paragraaf Financiering van het jaarverslag

Jaarlijks

Afdelingshoofd

BCJ

Gemeenteraad

6.Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet fido

4 x per jaar

Afdelingshoofd BCJ

Derden

7.Lenings- / uitzettings-/ garantiebesluiten

binnen 14 dagen na besluit

College van B&W

Provincie

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze regeling treasury treedt in werking met ingang van de dag volgend op de vaststelling van deze regeling door het college van B&W van Houten.

Vastgesteld op 24 februari 2009

De secretaris

De burgemeester,

J. Wiegel

C.J. Lamers

Beleidsregels ten aanzien van het verstrekken van geldleningen en garanties aan verenigingen en stichtingen

  • 1.

    Het verstrekken van geldleningen is beperkt tot hypothecaire geldleningen. Dit betekent, dat geldleningen uitsluitend worden verstrekt voor nieuwbouw, uitbreiding, verbouw of vernieuwing van accommodaties en dat de aanvrager verplicht is op de accommodatie, waarvoor een geldlening wordt gevraagd, een hypotheekrecht te vestigen.

    Er kan een garantie worden verleend als er geen andere overheden, waarborgfondsen zijn die onder gelijkluidende voorwaarden een garantie kunnen verstrekken.

  • 2.

    De accommodatie, waarvoor de geldlening wordt gevraagd, dient van belang te zijn voor de inwoners van de gemeente Houten. Deze dient dus te passen binnen het gemeentelijke beleid.

  • 3.

    Alleen verenigingen en organisaties met rechtspersoonlijkheid, die zich blijkens doelstelling, structuur en werkwijze tot taak stelt zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten ten behoeve van ingezetenen van de gemeente Houten, komen in aanmerking voor een geldlening.

  • 4.

    De noodzaak c.q. het belang van verstrekking van een gemeentelijke geldlening moet door de aanvrager worden aangetoond. Indien een geldlening onder vergelijkbare of betere voorwaarden bij een andere instelling kan worden verkregen, wordt de aanvraag afgewezen.

  • 5.

    De aanvraag om een geldlening moet worden gedaan door het orgaan, dat daarvoor volgens de statuten van betreffende vereniging bevoegd is.

  • 6.

    Er mag geen twijfel bestaan omtrent het bestaansrecht van de vereniging gedurende de looptijd van de geldlening.

  • 7.

    De accommodatie waarop de hypotheek wordt gevestigd moet tenminste een waarde van 110% vertegenwoordigen van het bedrag dat als geldlening wordt gevraagd.

  • 8.

    De looptijd van de geldlening mag niet langer zijn dan de verwachte technische levensduur van de accommodatie, waarvoor de geldlening wordt gevraagd. Gestreefd wordt naar een looptijd van de geldlening, welke minimaal 20% korter is dan de te verwachten technische levensduur.

  • 9.

    Gedurende de looptijd van de geldlening moeten in de exploitatiebegroting van de vereniging voldoende financiële middelen worden opgenomen voor het uitvoeren van regulier en groot onderhoud aan de betreffende accommodatie. De gemeente zal tenminste eenmaal per twee jaar controle uitoefenen of de accommodatie, waarop de hypotheek is gevestigd, voldoende wordt onderhouden.

  • 10.

    De accommodatie, waarop de hypotheek is gevestigd, dient door de vereniging voldoende tegen in elk geval brand- en stormschade te zijn verzekerd.

  • 11.

    Bij het ophouden van de activiteiten of opheffing van de vereniging gedurende de looptijd van de geldlening en bij wijziging van de doelstelling van de vereniging, waardoor het niet meer in aanmerking zou komen voor een geldlening, wordt het niet terugbetaalde deel van de aflossing + rente ineens opeisbaar door de hypotheeknemer. Mocht het resterende bedrag niet worden terugbetaald, dan kan de gemeente gebruik maken van het recht van parate executie. Bij toepassing van dit artikel neemt de gemeente de nodige zorgvuldigheid in acht.

  • 12.

    De geldlening wordt verstrekt op basis van jaarannuïteiten, hetgeen betekent dat gedurende de looptijd jaarlijks een vast bedrag aan rente en aflossing in rekening wordt gebracht. Voor de reeds verstrekte geldleningen blijft het aflossingsplan ongewijzigd.

  • 13.

    Het bij de vereniging in rekening te brengen rentetarief bedraagt het door de huisbankier van de gemeente Houten geoffreerde rentepercentage, vermeerderd 0,2% ter dekking van administratie- en risicokosten.

  • 14.

    Betaling van rente en aflossing geschiedt per maand op basis van twaalf gelijke termijnen. Betaling dient automatisch te geschieden middels een machtiging. Voor zover nog niet is geschied, geldt deze bepaling ook voor reeds verstrekte geldleningen.

  • 15.

    Het rentepercentage staat voor 10 jaar vast. Alsdan vindt herziening van de rente plaats op basis van de op dat moment door de huisbankier van de gemeente Houten uitgebrachte offerte. Ook dan vindt opnieuw een opslag van 0,2% plaats.

  • 16.

    Vervroegde aflossing van de geldlening is te allen tijde boetevrij toegestaan. Vervroegde aflossing is verplicht indien de financiële situatie van de vereniging structureel zodanig is, dat vervroegde aflossing mogelijk is. Bij het toepassen van dit artikel neemt de gemeente de nodige zorgvuldigheid in acht.

  • 17.

    Alle kosten die voortvloeien uit het vastleggen van de geldlening komen voor rekening van de vereniging. Onderdeel van deze kosten vormt een door de gemeente eenmalig in rekening te brengen afsluitprovisie van 0,5% van het te lenen bedrag.

  • 18.

    Alvorens door de gemeente een definitieve beslissing op de aanvraag om geldlening kan worden genomen, dienen door de vereniging de volgende bescheiden te worden overgelegd:

* een deugdelijk bouwplan,

* de benodigde vergunningen,

* een investeringsopzet,

* een financieringsplan,

* een exploitatiebegroting inclusief vermogenspositie alsmede een meerjarenbegroting van de vereniging.

Voorts dient inzicht te worden verschaft in de bestaande dan wel toekomstige eigendomssituatie van de accommodatie, waarvoor een geldlening wordt gevraagd. De notariële akte inzake de hypothecaire geldlening zal pas kunnen worden gepasseerd, nadat de vereniging juridisch eigenaresse is van de betreffende accommodatie.

19.Het bestuur van de vereniging c.q. instelling dient binnen drie maanden na vaststelling door het bevoegd orgaan van de jaarrekening een exemplaar daarvan bij de gemeente in te dienen.

Bijlagen

Bijlage 1 De Gemeentewet

De gemeentewet heeft als gevolg van de dualisering een aantal belangrijke wijzigingen ondergaan. Hierbij staan de bevoegdheden van de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders centraal. Voor wat betreft het treasurymanagement is met name artikel 212, 213 en 213a van belang. Deze door de dualisering gewijzigde artikelen is de aanleiding geweest van het opnieuw vaststellen van verordeningen.

Artikel 108

De bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake de huishouding van de gemeente wordt aan het gemeentebestuur overgelaten.

Regeling en bestuur kunnen van het gemeentebestuur worden gevorderd bij of krachtens een andere dan deze wet ter verzekering van de uitvoering daarvan, met dien verstande dat het geven van aanwijzingen aan het gemeentebestuur en het aan het gemeentebestuur opleggen of in zijn plaats vaststellen van beslissingen, slechts kan geschieden indien de bevoegdheid daartoe bij de wet of krachtens de wet bij provinciale verordening is toegekend.

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 110, vijfde lid, 119, vierde lid en 120, tweede lid, worden de kosten, verbonden aan de uitvoering van het tweede lid, voor zover zij ten laste van de betrokken gemeenten blijven, door het Rijk aan hen vergoed.

Artikel 147

Gemeentelijke verordeningen worden door de raad vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester is toegekend.

De overige bevoegdheden, bedoeld in artikel 108, berusten bij de raad, voor zover deze niet bij of krachtens de wet aan het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester zijn toegekend.

Artikel 212

De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening dient te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

De verordening bevat in ieder geval:

regels voor waardering en afschrijving van activa;

grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b, alsmede, voor zover deze wordt geheven, voor de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie.

Artikel 213

De raad stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

De raad wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 197 bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen.

De accountantsverklaring geeft op grond van de uitgevoerde controle aan of:

  • ·

    de jaarrekening een getrouw beeld geeft van zowel de baten en lasten als de grootte en samenstelling van het vermogen;

  • ·

    de baten en lasten, alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen en de jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, bedoeld in artikel 186.

Het verslag van bevindingen bevat in ieder geval bevindingen over de vraag of de inrichting van het financiële beheer en van de financiële organisatie een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken en onrechtmatigheden in de jaarrekening.

De accountant zendt de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen aan de raad en een afschrift daarvan aan het college.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de reikwijdte van en de verslaglegging omtrent de accountantscontrole, bedoeld in het tweede lid.

Accountants als bedoeld in het tweede lid kunnen in gemeentelijke dienst worden aangesteld en worden in dat geval door de raad benoemd, geschorst en ontslagen.

Artikel 213a

Het college verricht periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hem gevoerde bestuur. De raad stelt bij verordening regels hierover.

Het college brengt schriftelijk verslag uit aan de raad van de resultaten van de onderzoeken.

Het college stelt de rekenkamer of, indien geen rekenkamer is ingesteld, personen die de rekenkamerfunctie uitoefenen, tijdig op de hoogte van de onderzoeken die hij doet instellen en zendt haar, onderscheidenlijk hen, een afschrift van een verslag als bedoeld in het tweede lid.

Bijlage 2 Wet financiering decentrale overheden

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    openbare lichamen:

    • 1.

      provincies;

    • 2.

      gemeenten;

    • 3.

      waterschappen;

    • 4.

      lichamen, ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen, die bevoegd zijn tot het aangaan, garanderen en verstrekken van geldleningen;

    • 5.

      door Onze Ministers aan te wijzen andere bij wet ingestelde lichamen en organen;

  • b.

    rentetypische looptijd: het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de leningvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding;

  • c.

    financiële derivaten: financiële instrumenten belichaamd in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices;

  • d.

    netto-vlottende schuld: het gezamenlijk bedrag van:

    • 1.

      de opgenomen gelden met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van korter dan één jaar;

    • 2.

      de schuld in rekening-courant;

    • 3.

      de voor een termijn van korter dan één jaar ter bewaring in de kas gestorte gelden van derden, en

    • 4.

      overige geldleningen die geen onderdeel uitmaken van de vaste schuld; verminderd met het gezamenlijk bedrag van:

    • 5.

      de contante gelden in kas;

    • 6.

      de tegoeden in rekening-courant, en

    • 7.

      de overige uitstaande gelden met een rentetypische looptijd van korter dan één jaar;

  • e.

    gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal: het gemiddelde van de netto-vlottende schuld op de eerste dag van iedere maand in het desbetreffende kwartaal;

  • f.

    kasgeldlimiet: een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar;

  • g.

    renterisico op de vaste schuld: mate waarin het saldo van rentelasten en rentebaten van een openbaar lichaam verandert door wijzigingen in het rentepercentage op leningen en uitzettingen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer;

de renterisiconorm: een bedrag ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar;

3%-norm voor het EMU-saldo van de overheid: de referentiewaarde voor het vorderingensaldo van de overheid zoals vastgelegd in artikel 104C en Protocol nr. 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie;

toezichthouder: het bestuursorgaan dat op grond van enige wettelijke bepaling is belast met het toezicht op de begroting van een openbaar lichaam;

Onze Ministers:

Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties indien het de in onderdeel a, onder sub 1, 2, en 5 bedoelde lichamen en organen betreft;

Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Verkeer en Waterstaat indien het de in onderdeel a, onder sub 3, bedoelde lichamen betreft;

Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties indien het de in onderdeel a, onder sub 4, bedoelde lichamen en organen betreft alsmede Onze Minister van Verkeer en Waterstaat voor zover aan de in onderdeel a, onder sub 4, bedoelde lichamen en organen waterschappen deelnemen.

Begrotingstotaal: de totale lasten op de begroting.

Artikel 2

  • 1.

    Openbare lichamen gaan leningen aan, zetten middelen uit of verlenen garanties uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.

  • 2.

    Openbare lichamen kunnen derivaten hanteren of, in afwijking van het eerste lid, middelen uitzetten anders dan ten behoeve van de publieke taak, indien deze uitzettingen of derivaten een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Terzake van de uitvoering van dit lid worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld.

  • 3.

    Openbare lichamen kunnen geldleningen slechts aangaan en verstrekken, dan wel de nakoming van uit geldleningen voortvloeiende verplichtingen ten aanzien van de betaling van rente en aflossing slechts garanderen, indien de geldleningen voldoen aan de daarvoor bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

  • 4.

    Openbare lichamen sluiten ten gunste van personeel of politieke ambtsdragers van openbare lichamen geen contracten met betrekking tot hypothecaire leningen of garanties op de verstrekking van hypothecaire leningen door andere financiële instellingen.

Artikel 3

  • 1.

    Onze Ministers stellen bij ministeriële regeling een percentage voor de berekening van de kasgeldlimiet vast. Onze Ministers zenden eens per drie jaar aan de Staten-Generaal een verslag houdende overwegingen met betrekking tot de hoogte van het percentage, bedoeld in de eerste volzin.

  • 2.

    Voor de kasgeldlimiet geldt een minimumbedrag van € 300 000.

  • 3.

    Onze Ministers kunnen bij ministeriële regeling een hoger minimumbedrag vaststellen dan het in het tweede lid genoemde bedrag.

  • 4.

    Het op basis van het eerste lid vast te stellen percentage voor de kasgeldlimiet en het op basis van het derde lid vast te stellen minimumbedrag kunnen verschillend zijn voor de verschillende categorieën openbare lichamen.

  • 5.

    De toezichthouder van de openbare lichamen, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, onder 5°, kan na overleg met het bestuur van de gemeenschappelijke regeling een afwijkend percentage voor de kasgeldlimiet voor een gemeenschappelijke regeling vaststellen.

    Artikel 4

    • 1.

      De gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal van een openbaar lichaam overschrijdt de kasgeldlimiet niet.

    • 2.

      Indien een openbaar lichaam voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt, stelt het daarvan de toezichthouder op de hoogte, en legt het de kwartaalrapportage en een plan om binnen de kasgeldlimiet te blijven ter goedkeuring voor aan de toezichthouder.

    • 3.

      Zolang het plan, bedoeld in het tweede lid, niet is goedgekeurd dan wel indien blijkt dat het plan niet ten uitvoer wordt gelegd kan de toezichthouder een aanwijzing geven om alsnog een aangepast plan in te zenden en om maatregelen te treffen om te voldoen aan de kasgeldlimiet. De toezichthouder kan voorts bepalen dat voor het aangaan van nieuwe geldleningen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van minder dan één jaar voorafgaande toestemming van de toezichthouder is vereist. De toezichthouder kan daarbij een maximum vaststellen voor de schuld in rekening-courant van het openbare lichaam met inachtneming van de op dat moment bestaande betalingsverplichtingen van het openbare lichaam.

    • 4.

      Het toezicht, bedoeld in het derde lid, vervalt zodra het in het derde lid bedoelde plan naar het oordeel van de toezichthouder voldoende ten uitvoer wordt gelegd.

    • 5.

      De toezichthouder kan bij incidentele wijzigingen in het inkomsten- en uitgavenpatroon ontheffing verlenen van de in het eerste lid genoemde verplichting voor een periode van maximaal twee kwartalen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen gesteld.

    Artikel 5

    • 1.

      Onze Ministers stellen bij ministeriële regeling een percentage voor de berekening van de renterisiconorm en een minimumbedrag voor de renterisiconorm vast, alsmede regels ten aanzien van de bepaling van het renterisico op het begrotingstotaal.

    • 2.

      Het op basis van het eerste lid vast te stellen percentage voor de renterisiconorm en minimumbedrag kunnen verschillend zijn voor de verschillende categorieën openbare lichamen.

      Artikel 6

      • 1.

        Het renterisico op het begrotingstotaal van een openbaar lichaam overschrijdt de renterisiconorm niet.

      • 2.

        De toezichthouder geeft, indien door een openbaar lichaam niet wordt voldaan aan het eerste lid, het openbare lichaam een aanwijzing om maatregelen te nemen ten einde het renterisico op het begrotingstotaal te verminderen.

      • 3.

        Indien het openbare lichaam geen gehoor geeft aan de aanwijzing van de toezichthouder, bedoeld in het tweede lid, legt het openbare lichaam een plan om aan het eerste lid te voldoen ter goedkeuring voor aan de toezichthouder. Zolang dit plan niet is goedgekeurd dan wel indien blijkt dat het plan niet ten uitvoer wordt gelegd, kan de toezichthouder bepalen dat voor het aangaan van het begrotingstotaal voorafgaande toestemming van de toezichthouder is vereist.

      • 4.

        Het voorafgaand toezicht, bedoeld in het derde lid, vervalt zodra het in het derde lid bedoelde plan naar het oordeel van de toezichthouder voldoende ten uitvoer wordt gelegd.

      • 5.

        De toezichthouder kan ontheffing verlenen van de in het eerste lid genoemde verplichting. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen gesteld.

      Artikel 7

      • 1.

        Indien een dreigende overschrijding van de 3%-norm voor het EMU-saldo van de overheid door een ongewenste ontwikkeling van het EMU-saldo van de openbare lichamen wordt veroorzaakt, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld ter beheersing van het EMU-saldo van de openbare lichamen.

      • 2.

        Een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

      • 3.

        Indien aan Nederland een boete wegens overschrijding van de EMU-norm wordt opgelegd en de decentrale overheden daarin een aandeel hebben, kan de minister van Financiën vaststellen voor welk deel decentrale overheden bijdragen in de boete, na regulier bestuurlijk overleg tussen de fondsbeheerders en de instanties die representatief geacht kunnen worden voor de desbetreffende decentrale overheden.

        Artikel 8

        • 1.

          Onze Ministers stellen bij ministeriële regeling regels ten aanzien van de berekening en de verstrekking door de openbare lichamen van gegevens, welke nodig zijn voor het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

        • 2.

          De gegevens hebben slechts betrekking op:

          • a.

            liquiditeits- en schuldpositie;

          • b.

            ontvangen waarborgsommen;

          • c.

            de kasgeldlimiet;

          • d.

            het renterisico op het begrotingstotaal;

          • e.

            de renterisiconorm;

          • f.

            aangegane geldleningen;

          • g.

            uitzettingen;

          • h.

            verleende garanties met betrekking tot de nakoming van uit geldleningen voortvloeiende verplichtingen; of

          • i.

            het EMU-saldo van de openbare lichamen.

        Artikel 9

        Onze Ministers zenden binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

        Artikel 10

        [Wijzigt de Provinciewet.]

        Artikel 11

        [Wijzigt de Gemeentewet.]

        Artikel 12

        [Wijzigt de Waterschapswet.]

        Artikel 13

        De Wet financiering lagere overheid wordt ingetrokken.

        Artikel 14

        Onze Ministers kunnen gedurende een door hen te bepalen termijn en onder door hen te stellen voorwaarden aan openbare lichamen ontheffing verlenen van artikel 2, eerste en tweede lid, in verband met een zorgvuldige beëindiging van op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bestaande aanspraken en verplichtingen.

        Artikel 15

        Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

        Artikel 16

        Deze wet wordt aangehaald als: Wet financiering decentrale overheden.

Bijlage 3 Credit Ratings

De kredietwaardigheid van een onderneming, dus ook van een bank, speelt een belangrijke rol in de prijs die de bank moet betalen voor het aantrekken van vreemd vermogen (bijvoorbeeld obligaties) en bij het afsluiten van derivatencontracten. Een mindere kredietwaardigheid betekent een hogere prijs (rentevergoeding).

In principe is een credit rating een inschatting van de kans op een eventuele wanbetaling bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier (obligaties, Medium Term Notes, Commercial Paper enz.).

Een hogere rating houdt een betere kredietwaardigheid in. De gebruikte ratingsystemen zijn dermate consistent, dat rating zowel gelijkertijd als in de tijd met elkaar vergelijkbaar zijn.

Ratings worden toegekend op aanvraag door de onderneming. De rating agency stelt daarop een comité samen (bestaande uit specialisten), dat de rating zal gaan bepalen. Dit onderzoek duurt drie tot zes maanden, in welke periode de aanvrager tevens gedurende enkele dagen door het comité wordt bezocht. Door interviews en presentaties met het topmanagement wordt een beeld van de organisatie verkregen. De uiteindelijke rating is dan ook gebaseerd op meer informatie dan hetgeen publiekelijk bekend is. Na bekendmaking van de rating zal de rating agency blijvend contacten onderhouden met de onderneming en deze één of twee keer per jaar bezoeken teneinde zich op de hoogte te houden van alle relevante ontwikkelingen.

Enkele bekende rating-agency's zijn Standard & Poor's, Moody's, IBCA en Fitch.

Credit ratings zijn er in verschillende vormen, zoals 'long term' ratings, waarbij het risico van wanbetaling op langere termijn wordt voorspeld, en 'short term' ratings, welke de kredietwaardigheid voor de termijn van één jaar weergeven.

Overzicht lange termijn ratings:

Moody’s

Standard & Poor’s

kwalificatie kredietwaardigheid

Aaa

AAA

Extreem kredietwaardig.

Aa

AA

Zeer kredietwaardig. De veiligheidsmarges zijn echter niet zo hoog als bij de AAA-categorie.

A

A

Zeer kredietwaardig. Er zijn echter factoren aanwezig waardoor afbetaling in de toekomst enig gevaar loopt.

Baa

BBB

Kredietwaardig, maar gevoelig voor slechte economische tijding.

Ba

BB

Speculatief, matige bescherming van afbetaling aanwezig.

B

B

Heeft momenteel capaciteit voor rente en aflossing, maar is gevoelig voor faillissement.

Caa

CCC

Enige bescherming voor investeerders is aanwezig, maar grote risico's onzekerheid aanwezig.

Ca

CC

Zeer speculatief, meestal achtergestelde schuld aanwezig.

C

C

Rentebetalingen zijn reeds gestopt.

D

Failliet

Overzicht korte termijn ratings:

Moody’s

Standard & Poor’s

kwalificatie

P-1

A-1 + /A-1

Capaciteit voor rente en aflossing is extreem respectievelijk zeer groot.

P-2

A-2

Voldoende capaciteit voor tijdige betaling aanwezig. Echter niet zo groot als in de bovenste categorie.

P-3

A-3

Adequate capaciteit voor tijdige betalingen aanwezig. Echter kwetsbaar indien de omstandigheden tegenzitten.

NP

B

Speculatief.

C

Capaciteit voor tijdige betalingen is zeer twijfelachtig.

D

Reeds failliet of binnenkort failliet.

N.b. de - en + ratings (bijv. AA-) geven aan dat de rating naar beneden (-) of naar boven ( + ) neigt.

Ratings van enkele Nederlandse ondernemingen en instellingen zijn:

Bank

Lange termijn rating

Korte termijn rating

BNG

Aaa

P-1

Rabobank

Aaa

P-1

NIBC Bank

Baa1

P-2

ING Bank NV

Aa2

P-1

Ned. Waterschapsbank NV

Aaa

P-1

SNS bank Nederland NV

A2

P-1

ABN-Amro

Aa2

P-1

Bijlage 4 Financiële Instrumenten

In de Wet fido wordt het onderscheid tussen korte en lange financiering bij één jaar gelegd. Deze grens is gekozen om aan te sluiten bij het cashmanagement van de begroting van openbare lichamen. Dit onderscheid wordt geconcretiseerd in de vorm van de kasgeldlimiet voor leningen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar en de mogelijkheid om regels te stellen aan het renterisico op leningen met een langere looptijd. Hierbij is niet langer de feitelijke looptijd van de financiering van belang, maar de oorspronkelijke rentetypische looptijd.

Deze geeft aan gedurende welke periode de rente op een lening vast ligt, en dus niet eenzijdig door de geldgever kan worden herzien.

Onderstaand overzicht geeft een aantal instrumenten weer welke zijn toegestaan bij de uitvoering van de treasuryfunctie. Voor alle duidelijkheid wordt vermeld dat tot de liquiditeiten worden gerekend al die financiële middelen die een tijdelijk karakter dragen. Dat tijdelijke karakter impliceert dat het bedoelde instrumentarium moet worden gezocht op de geldmarkt. De geldmarkt is de markt waar vraag en aanbod samenkomen van vraag naar en aanbod van kapitaal met een looptijd korter dan twee jaar. Dit in tegenstelling tot de kapitaalmarkt waar het gaat om looptijden vanaf twee jaar.

Geldmarktproducten (looptijd maximaal 2 jaar minus één dag):

CALLGELD (Daggeld) o/g en u/g

Een callgeldlening is een lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. In tegenstelling tot callgeld is de looptijd van call-fixe wel beperkt terwijl het bedrag vaststaat. Looptijden van één dag tot en met veertien dagen zijn mogelijk.

KASGELDLENINGEN

Een opgenomen lening voor een bepaald bedrag en een vaste periode die dient ter dekking van liquiditeitstekorten. De looptijd kan variëren van 15 dagen tot 2 jaar minus 1 dag.

DEPOSITO'S

Een niet-verhandelbare belegging van tijdelijke liquiditeitsoverschotten bij een bank, waarbij een bedrag voor een vaste periode tegen een vast rente-percentage wordt weggezet. Voordeel ten opzichte van de rekening-courant is de vaste rentestelling. De rekening-courant volgt de geldmarkt en geeft dus meer risico.

FORWARD DEPOSITO'S

Zie deposito's. Het rentepercentage wordt nu afgesproken, de storting vindt in de toekomst plaats.

COMMERCIAL PAPER

Een (giraal) verhandelbare schuldbekentenis met een looptijd korter dan twee jaar, uitgegeven door een niet-kredietinstelling zoals relatief grote ondernemingen of openbare lichamen. Commercial paper wordt door de beleggers aangeschaft om na afloop van de looptijd weer te worden ingewisseld voor de hoofdsom. Tussentijds is er nauwelijks sprake van handel in deze waardepapieren. Voordeel ten opzichte van de rekening-courant is, net als bij het deposito, de vaste rentestelling.

Kapitaalmarktproducten (looptijd 2 jaar of langer):

GARANTIEPRODUCT

Een garantieproduct is een vorm van overgedragen vermogensbeheer, waarbij vooraf de zekerheid wordt geboden omtrent het minimaal te behalen rendement. Naast zekerheid van het gegarandeerde rendement heeft de geldgever kans op een additioneel rendement. Als dit additioneel rendement door ontwikkelingen in de financiële markten niet gerealiseerd kan worden, blijft in het uiterste geval het uiteindelijke rendement over het gehele bedrag gelijk aan het garantierendement.

OBLIGATIES

Verhandelbare schuldbekentenis als onderdeel van een obligatielening, uitgegeven door een overheid of bedrijf. Deze vorderingen aan toonder kunnen verschillen qua looptijd en aflossingsmethodiek. De Staat dekt een groot deel van haar financieringsbehoefte met obligaties die in één keer afgelost kunnen worden. Obligaties zijn goed verhandelbaar. Bij dalende rente stijgt de koerswaarde en bij een stijgende rente daalt de koerswaarde. Aan het einde van de looptijd wordt de hoofdsom terug ontvangen.

ONDERHANDSE LENING

Schuldbekentenis op naam. Aangezien over looptijd en aflossingsmethodiek onderhandeld kan worden, kan deze lening optimaal afgestemd worden op de wensen van de geldgever en de geldnemer. Onderhandse leningen die op maat gesneden zijn kunnen echter moeilijker verhandelbaar zijn dan de 'kant en klare' onderhandse leningen zonder aflossing.

MEDIUM TERM NOTES (MTN)

Een MTN heeft kenmerken van zowel de obligatielening (beide zijn aan toonder) als van de onderhandse lening (onderhandse plaatsing). De minimumlooptijd bij uitgifte bedraagt 2 jaar en maximaal 10 jaar. De MTN' s worden aangeboden in girale vorm in coupures van 1 miljoen.

MTN' s zijn zeer goed verhandelbaar en kunnen snel weer liquide worden gemaakt. Het risico van het beleggen in MTN's is gelegen in een stijging van de rentestand, indien het geld tussentijds weer moet worden opgevraagd. Daartegenover bestaat een mogelijkheid tot het realiseren van een koerswinst in het geval van rentedalingen.

FORWARD RATE

AGREEMENT (FRA)

Een fixerend instrument in de vorm van een termijncontract tussen twee partijen, dat geschikt is voor het afdekken van renterisico's van leningen of beleggingen op basis van een geldmarktrente.

FUTURE

Een fixerend instrument in de vorm van een termijncontract tussen twee partijen, dat geschikt is voor het afdekken van renterisico' s van leningen of beleggingen op basis van een kapitaalmarktrente.

SWAP

Gelijktijdige contante aan-/verkoop en termijnverkoop/-aankoop van een gelijke hoeveelheid trade currency met dezelfde tegenpartij.

Toelichting op Regeling Treasury 2009

Algemene toelichting

In deze regeling treasury is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het gemeentebestuur in de regeling treasury aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft.

Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De treasuryparagraaf bij de begroting geeft debeleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van de regeling treasury. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de beleidsplannen binnen de kaders van de Wet fido en de regeling treasury blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de beleidsplannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie hiervan.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt en effectief mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat en streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en deze regeling treasury dient te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft enerzijds de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen en anderzijds het prudente karakter van (overige) uitzettingen. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht is het dus niet de afdeling Bedrijfsvoering, Communicatie en Juridische Zaken die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur het advies van de afdeling Bedrijfsvoering, Communicatie en Juridische Zaken inwint voordat zij een beslissing neemt t.a.v. het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak. De afdeling Bedrijfsvoering, Communicatie en Juridische Zaken adviseert dan over bijv. financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente. Daarnaast is het van belang dat de afdeling Bedrijfsvoering, Communicatie en Juridische Zaken de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeitenplanning.

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Uitgangspunt is hierbij dat het nemen van overmatige risico's teneinde extra inkomsten te kunnen genereren nadrukkelijk niet is toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van deze regeling treasury vallen binnen de kaders van de Wet fido.

De limieten en richtlijnen van deze regeling treasury zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben daarom géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.

Artikel 3 lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Gezien de (mogelijke) complexiteit van derivaten en de beperkte kennis binnen de organisatie over dergelijke instrumenten, zal vooraf advies worden ingewonnen van een onafhankelijke adviseur.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente. Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido (evenals in de Wet filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal per 1 januari van enig jaar (zie artikel 6 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 4

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht.

Artikel 4 lid 5

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 5 lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting aan het einde van looptijd in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Certificates of deposit, commercial papers, obligaties en medium term notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde en de vooraf overeengekomen (minimale) rente worden uitgekeerd.

Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelenindex (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido.

Bij garantieproducten is veelal alleen de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in deze regeling treasury geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.

Artikel 5 lid 2

Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar - wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom ontvangen, maar de actuele waarde van de uitzetting op basis van de actuele rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af op de liquiditeitenplanning.

Artikel 6

lid 1a,b,c

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente uit hoofde van Treasury middelen kan uitzetten/beleggen.

Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt toegekend door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”.

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EER-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden.

Artikel 6 lid 2

De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat het gemeentebestuur de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door het gemeentebestuur goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de cluster Bedrijfsvoering alsmede de cluster Financiële Administratie juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële vertaling van hun voorgenomen activiteiten.

Artikel 8

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente.

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningenzijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

Medium Term Notes (MTN) is een verhandelbaar schuldpapier, met gestandaardiseerde voorwaarden.

Commercial Paper is een verhandelbaar geldmarktpapier. Verder gelijk aan een kasgeldlening zij het dat een kasgeldlening niet verhandelbaar is.

Artikel 9 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 10 lid 2

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het effectieve rendement, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de actuele gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 11 lid 1

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 4 jaar plaats moet hebben.

Artikel 11 lid 3

Tussenpersonen hebben een intermediairfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 12 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 12 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

Artikel 13 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, wordt getracht de verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt, op te nemen in een rentecompensatiecircuit. Ditis een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13 lid 3

In dit lid worden limitatief de toegestane korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term “daggeld” (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. “Kasgeldleningen” zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. “Kredietlimiet op de rekening courant” betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. De regeling treasury legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 15

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 16

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het college. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het college een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral plaats op ambtelijk niveau, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 17

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie, beleidsmatige informatie en verantwoordingsinformatie. Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.

Artikel 17 pt. 1

Afdelingen dienen “incidenteel” informatie te verschaffen in een zo vroeg mogelijk stadium waarin zich significante wijzigingen aandienen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).