Regeling vervallen per 25-08-2015

Beleidsnotitie urgentie woningzoekenden gemeente Houten

Geldend van 25-04-2013 t/m 24-08-2015

Intitulé

Beleidsnotitie urgentie woningzoekenden gemeente Houten

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten besluit

vast te stellen de

BELEIDSNOTITIEURGENTIE WONINGZOEKENDEN GEMEENTE HOUTEN

INHOUDSOPGAVE

  • 1.

    Inleiding

  • 2.

    De aanvraag (artikel 2.5.2 Regionale huisvestingsverordening)

  • 3.

    Voorwaarden voor urgentie (artikel 2.5.1 Regionale huisvestingsverordening)

  • 4.

    Indicatiegrond relatiebeëindiging (artikel 2.5.1 lid 3 Regionale huisvestingsverordening)

  • 5.

    Zoekprofiel, woningtype en verhouding inkomen – huur (artikel 2.5.3 en artikel 2.3.1 Regionale huisvestingsverordening)

  • 6.

    Toepassing hardheidsclausule (artikel 4.1 Regionale huisvestingsverordening)

  • 7.

    Intrekking van de urgentieverklaring (artikel 2.5.4 Regionale huisvestingsverordening)

  • 1.

    Inleiding

De regelgeving over de woonruimteverdeling in de regio is vastgelegd in de Regionale

huisvestingsverordening Bestuur Regio Utrecht (verder ook: de verordening). In de verordening is

geregeld dat het college een ingeschreven woningzoekende urgent kan verklaren onder bepaalde

voorwaarden en op bepaalde gronden.

In deze beleidsnotitie wordt op een aantal punten aangegeven wat in de verordening is bepaald en

hoe de verordening moet worden geïnterpreteerd. Daarnaast bevat de notitie beleidsregels die een

Houtense invulling behelzen van bepalingen van de verordening. Aanvragen om urgentie worden ter

advisering voorgelegd aan de Urgentiecommissie woonruimteverdeling Houten (verder:

urgentiecommissie).

Aan de hand van de verordening en deze beleidsnotitie adviseert de urgentiecommissie het college

van burgemeester en wethouders over urgentieaanvragen en neemt het college vervolgens een

besluit.

2.De aanvraag (artikel 2.5.2 Regionale huisvestingsverordening)

Artikel 2.5.2 van de verordening bevat regels omtrent de aanvraag van urgentie. Onder meer is geregeld dat de aanvraag moet worden ingediend in de gemeente waarvan men ingezetene is.

Onder ingezetene wordt verstaan (artikel 1.1, onder 18, van de verordening):

Degene die in de Gemeentelijke Basisadministratie (verder: GBA) van de gemeente is opgenomen en daar tenminste zes maanden feitelijk hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte.

Het college kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door de gemeente gestelde termijn aan te vullen (artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht). Als de aanvraag niet compleet is, wordt de behandeling opgeschort.

Wanneer een urgentieaanvraag is afgewezen, kan in beginsel niet een nieuwe aanvraag op dezelfde indicatiegrond worden ingediend, tenzij er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Bij een aanvraag op basis van gewijzigde omstandigheden op dezelfde indicatiegrond dient een kopie van de eerdere afwijzende beslissing te worden gevoegd. Voor een dergelijke aanvraag binnen een jaar na de aanvankelijke ingangsdatum hoeven niet opnieuw leges te worden betaald.

De voorwaarde dat de aanvrager gedurende minimaal een periode van zes maanden direct voorafgaand aan de aanvraag actief naar een oplossing van het woonprobleem moet hebben gezocht (zie hierna), wordt ook gesteld bij indiening van aanvraag op basis van gewijzigde omstandigheden.

3.Voorwaarden voor urgentie (artikel 2.5.1 Regionale huisvestingsverordening)

In artikel 2.5.1 van de verordening worden aan urgentieverklaring de volgende voorwaarden gesteld:

  • a.

    de woningzoekende is ingezetene van de regio;

  • b.

    de woningzoekende beschikt(e) over zelfstandige woonruimte in de regio;

  • c.

    er is sprake van een bijzondere persoonlijke noodsituatie;

  • d.

    de noodsituatie is ontstaan buiten eigen schuld en was door de woningzoekende niet te voorzien;

  • e.

    de woningzoekende kan aantonen eerst zelf naar een oplossing te hebben gezocht;

  • f.

    een verhuizing binnen zes maanden is noodzakelijk en

  • g.

    de woningzoekende is niet in staat om zelf binnen zes maanden voor passende huisvesting te

zorgen via het aanbodsysteem als bedoeld in artikel 2.6.1 van de verordening of op andere wijze.

Voorop staat dat de aanvrager staat ingeschreven als woningzoekende in het regionale

aanbodsysteem en voldoet aan de inschrijvingscriteria van de verordening. Het registratienummer bij WoningNet is strikt persoonsgebonden en kan niet worden overgedragen van persoon op persoon.

Met betrekking tot voorwaarde d:

Een situatie waarin eigen schuld wordt aangenomen, is die waarin de huur vrijwillig of onvrijwillig is opgezegd, dan wel de huurovereenkomst door de kantonrechter is ontbonden vanwege het in gebreke blijven van de huurder. Het kan dan onder meer gaan om hennepteelt, overlast, huurschuld, opslag van brandgevaarlijke materialen of strafbare feiten die vanuit het gehuurde worden gepleegd.

In een dergelijke situatie wordt geen urgentie verleend.

Een andere situatie waarin sprake is van eigen schuld, is die waarbij een woningzoekende op basis van het laatste-kans-beleid op basis van artikel 2.4.1 lid 3 van de verordening een woning toegewezen heeft gekregen en wederom de woning moeten verlaten vanwege overlast of een huurschuld. Deze woningzoekende komt niet voor urgentie in aanmerking.

Met betrekking tot voorwaarde e :

Voorop staat dat de aanvrager zelf verantwoordelijk is en blijft voor het oplossen van zijn huisvestingsproblemen. Van de aanvrager wordt een actieve houding verwacht. Steeds wordt getoetst of in de individuele gevallen sprake is van een (schrijnende) noodsituatie. Duidelijk moet zijn dat het huisvestingsprobleem niet zelf binnen 6 maanden kan worden opgelost tenzij sprake is van onvoorzienbare of acute omstandigheden (door bijvoorbeeld inkomen, vermogen of een registratieduur langer dan 10 jaar). Als de aanvraag niet voldoet aan voorwaarde e dan volgt een afwijzende beschikking. In specifieke situaties met meervoudige problematiek kan van deze voorwaarden worden afgeweken.

De aanvrager moet aantonen zelf actief naar een oplossing voor het woonprobleem te hebben

gezocht. Daarom moet actief gereageerd zijn op het regionale woningaanbod en ten tweede moet de

aanvrager aantoonbaar andere oplossingen hebben onderzocht. Op het moment van de indiening van

een urgentieaanvraag dient aanvrager minimaal 6 maanden aaneengesloten actief gezocht te hebben

naar woonruimte, waaronder het aanbod via Woningnet en in die periode mag geen sociale

huurwoning zijn geweigerd.

Het secretariaat van de urgentiecommissie kan daarbij adviseren over het gewenste meest kansrijke

zoekgedrag, d.w.z. een advies op welke geadverteerde woningen via WoningNet gereageerd moet

worden (lokaal en regionaal). Onder voldoende zoekgedrag wordt verstaan het voldoende reageren

op de geadverteerde lokale en regionale woonruimte. Dit betekent concreet dat gemiddeld elke maand minimaal 6 keer gereageerd zal moeten worden op het woningaanbod bij WoningNet.

Waar het gaat om lokaal zoeken wordt bijvoorbeeld van een driepersoonshuishouden

verwacht dat ook wordt gereageerd op geadverteerde driekamer woningen. Onvoldoende zoekgedrag

kan leiden tot een afwijzing van de urgentieaanvraag. Als het actieve zoekgedrag korter dan zes

maanden heeft geduurd kan de beslissing op de aanvraag worden opgeschort totdat aan dit vereiste

is voldaan. De aanvrager moet met deze opschorting instemmen. Stemt hij niet in, dan wordt de

aanvraag afgewezen en kan eventueel na het verstrijken van de periode van zes maanden een

nieuwe aanvraag worden ingediend.

De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor het actief reageren. Maandelijks verschijnt er voldoende aanbod op www.woningnet.nl De aanvrager is daarmee ook zelf verantwoordelijk voor het instellen van de selectiecriteria op www.woningnet.nl. Als er onvoldoende gereageerd wordt, omdat er onvoldoende woningen verschijnen op www.woningnet, valt dit dus te verwijten aan de woningzoekende omdat dan (te) veel selectiecriteria worden gehanteerd.

Indien er sprake is van een aanvraag op basis van medische omstandigheden en er op het moment van de aanvraag nog geen sprake is van actief zoekgedrag, dan wordt de aanvraag toch voor advies doorgestuurd aan de keuringsarts (A-REA). De keuringsarts zal in dat geval ook gevraagd worden of er sprake is van dergelijke medische omstandigheden die verschoning van de eis van actief zoekgedrag kunnen verantwoorden.

Ditzelfde geldt in geval van relatiebeëindiging. De verordening schrijft voor dat in geval van relatiebeëindiging de urgentieaanvraag moet zijn gedaan binnen drie maanden na de verbreking van de relatie. In geval van onvoldoende zoekgedrag wordt in dergelijke situaties de termijn van indiening van de urgentieaanvraag opgetrokken tot maximaal negen maanden (drie + zes maanden).

Een aanvrager kan op basis van artikel 2.5.2. lid 4 opnieuw een aanvraag indienen op dezelfde gronden indien er sprake is van gewijzigde omstandigheden (wel blijft de voorwaarde dat 6 maanden aaneengesloten actief moet worden gereageerd op woningen voorafgaand aan de urgentieaanvraag). Bij de aanvraag dient dan een kopie van de negatieve beschikking te worden toegevoegd. Hiervoor hoeven niet opnieuw leges te worden betaald.

Een aanvrager kan alleen dan verschoond worden van de eis van actief reageren indien er sprake is van uitermate verzachtende omstandigheden, zoals acute problematiek die door aanvrager moet worden aangetoond.

Met betrekking tot voorwaarde g:

De woningzoekende zou het huisvestingsprobleem binnen zes maanden zelf kunnen oplossen, wanneer hij bijvoorbeeld voldoende inkomen of vermogen heeft voor een alternatief.

Als blijkt dat de aanvrager op het moment van de aanvraag via het registratiesysteem als woningzoekende een inschrijfduur heeft bereikt die langer is dan tien jaar, dan kan in redelijkheid worden aangenomen dat hij voldoende in staat is om zelf binnen zes maanden voor passende huisvesting te zorgen via het reguliere woningtoewijzingssysteem. De aanvraag om urgentie wordt dan afgewezen.

Voorwaarde van begeleiding verbonden aan urgentieverlening

Indien op psychische of financiële gronden, ook bij een opeenstapeling van problemen, urgentie wordt verleend, kan op advies van de urgentiecommissie aan de urgentietoekenning de verplichting tot begeleiding door een hulpverlenende instelling worden gekoppeld. Zo kan worden voorkomen dat in de toekomst wederom problematische situaties ontstaan, zoals overlast of financiële problematiek. De begeleiding kan liggen op verschillend gebied, zoals psychiatrische begeleiding of budgetbeheer. In dergelijke situaties wordt via de urgentiebeschikking aan de woningstichting geadviseerd om in de huurovereenkomst voor een vastgestelde periode begeleiding als voorwaarde te stellen. Als de begeleiding gedurende deze periode eenzijdig door de urgente wordt beëindigd tegen de wens van de begeleidende instelling, kan dit tot gevolg hebben dat de huurovereenkomst wordt ontbonden. In dergelijke situaties is een eenmalig woningaanbod reëel. In de beschikking moet worden vermeld dat om deze reden privacygevoelige informatie in het systeem van Woningnet moet worden opgenomen.

4.Indicatiegrond relatiebeëindiging (artikel 2.5.1 lid 3 Regionale huisvestingsverordening)

In artikel 2.5.1, derde lid, van de verordening zijn de volgende indicatiegronden voor urgentie beschreven:

  • A.

    sociale indicatie, onder de volgende omstandigheden:

  • a.

    dreigende dakloosheid buiten eigen schuld of toedoen;

  • b.

    relatiebeëindiging;

  • c.

    relatiebeëindiging met gedeelde zorg voor minderjarige kinderen (co-ouderschap);

  • d.

    financiële omstandigheden;

  • B.

    medische indicatie;

  • C.

    volkshuisvestelijke indicatie;

  • D.

    maatschappelijke indicatie.

Met betrekking tot relatiebeëindiging

In geval van relatiebeëindiging worden in de verordening de voorwaarden voor urgentie beschreven.

Voorop staat dat urgentie wordt verleend in het belang van de minderjarige kinderen. De aanvrager

moet de zorg voor de minderjarige kinderen hebben en deze kinderen moeten bij de aanvrager staan

geregistreerd in de GBA. Wie de zorg voor de kinderen heeft, moet verder blijken uit de gevoerde of

lopende procedure. Geen zorg voor de minderjarige kinderen betekent géén urgentie.

In het geval van relatiebeëindiging kan uitsluitend door één persoon de urgentie worden aangevraagd: degene die hoofdzakelijk belast is met de dagelijkse zorg voor het minderjarige kind/de minderjarige kinderen.

In de verordening wordt vervolgens onderscheid gemaakt tussen:

  • I.

    beëindiging van een huwelijk door echtscheiding en

  • II.

    verbreking van:

    • -

      geregistreerd partnerschap of

    • -

      notarieel vastgelegd samenlevingscontract of

    • -

      niet geregistreerd samenwonen gedurende minimaal twee jaar, blijkend uit de GBA.

  • I.

    Echtscheiding

Er moet een (voorlopige) voorziening door de rechter zijn getroffen. In geval van een voorlopige voorziening moet aantoonbaar het echtscheidingsverzoek zijn ingediend.

Verdere voorwaarden:

  • -

    de urgentieaanvrager moet hebben verzocht om toewijzing van de in de regio gelegen woning, maar de rechter heeft dit verzoek afgewezen;

  • -

    aantoonbaar is dat de aanvrager in de echtscheidingsprocedure het recht om in de gezamenlijke woning te blijven wonen én voldoende alimentatie of ander inkomen om de woonlasten te kunnen opbrengen heeft geclaimd;

  • -

    de urgentieaanvraag moet binnen drie maanden na de gerechtelijke uitspraak zijn ingediend (zie ook paragraaf 3, voorwaarde e: minimaal 6 maanden aaneengesloten actief reageren).

Naast deze in de verordening gestelde voorwaarden dient de aanvrager, voor zover een echtscheidingsconvenant is opgemaakt, een kopie van het door de rechter bekrachtigde convenant te overleggen.

Gemeenschappelijk echtscheidingsverzoek

Bij een aanvraag voor urgentie is het van belang dat er duidelijkheid is over de woning. Indien degene die de zorg heeft voor de minderjarige kinderen in de woning kan blijven wonen, is er geen mogelijkheid voor urgentie. De woning zal dus altijd geclaimd moeten worden, of er moet aangetoond worden dat het leggen van een dergelijke claim niet zinvol is (bijvoorbeeld onvoldoende inkomen). Urgentie is alleen mogelijk indien de dagelijkse zorg voor de minderjarige kinderen bij de aanvrager voor urgentie ligt. Er zijn twee trajecten:

  • 1.

    In geval van een huurwoning: het huurrecht van de woning moet geclaimd worden bij de rechtbank door degene die de aanvraag voor urgentie doet.

  • 2.

    In het geval van een koopwoning: uit een bewijs van een financieel adviseur of bank zal moeten blijken of het claimen van de woning zinvol is. Indien blijkt dat er voldoende inkomen is, dan moet de woning geclaimd worden. Indien uit het bewijsstuk blijkt dat het inkomen niet voldoende is, dan hoeft de woning niet geclaimd te worden.

Indien uit een van deze twee trajecten duidelijkheid volgt over de woning, kan een gemeenschappelijk echtscheidingsverzoek worden ingediend bij de rechtbank. Indien de woning (door het claimen er van bij de rechtbank) aan de aanvrager voor urgentie wordt toegekend, is er geen mogelijkheid voor urgentie. Het huisvestingsprobleem voor de minderjarige kinderen is in dat geval namelijk opgelost.

II.Verbreking van samenwoning

Voorwaarden voor urgentie zijn volgens de verordening:

-aantoonbaar is door middel van een schriftelijk en aangetekend verzoek dat de urgentieaanvrager

het recht om in de gezamenlijke woning te blijven wonen én voldoende alimentatie of ander

inkomen om de woonlasten te kunnen opbrengen heeft geclaimd;

-de urgentieaanvraag moet binnen drie maanden na verbreking van de relatie zijn ingediend (zie

ook paragraaf 3, voorwaarde e: minimaal 6 maanden aaneengesloten actief reageren).

In Houten wordt de eerste voorwaarde als volgt ingevuld:

Er zijn twee mogelijkheden:

a.Als de gezamenlijke woning een huurwoning met een huur beneden de huurprijsgrens is of als –in

geval van een koopwoning- het inkomen voldoende is om na de relatiebeëindiging de woonlasten

te kunnen betalen: dan naar de rechtbank. De uitspraak van de rechtbank moet duidelijkheid

geven over de zorgplicht voor het(de) minderjarige kind(eren). Dan hoeft de urgentieaanvrager

dus niet naar de notaris.

b.Als de gezamenlijke woning een huurwoning met een huur boven de huurprijsgrens is of als –in

geval van een koopwoning- het inkomen onvoldoende is om na de relatiebeëindiging de

woonlasten te kunnen betalen: dan naar de notaris. De huidige woning behoeft niet te worden

opgeëist. In deze situatie moet bij de notaris een akte van opheffing van de samenwoning worden

opgesteld, binnen drie maanden na het verbreken van de relatie. Hier worden de volgende

voorwaarden aan verbonden:

in deze notariële akte moet de zorgplicht voor de minderjarige kind(eren) zijn vastgelegd;

 aangetoond moet worden dat de samenwoning minimaal 24 maanden aaneengesloten geduurd heeft (aan te tonen via een uittreksel uit de GBA);

deze akte van opheffing van de samenwoning moet worden ondertekend door beide partijen.

Een akte van opheffing van de samenwoning bij de notaris is niet noodzakelijk indien er een samenlevingscontract is én duidelijk is bij welke partij de dagelijkse zorg voor minderjarige kinderen komt te liggen. Indien de kinderen bijvoorbeeld uit een eerdere relatie afkomstig zijn, dan is een schriftelijke beëindiging van de relatie voldoende.

Indien de kinderen afkomstig zijn uit de relatie die beëindigd wordt, dan dienen beide partijen in ieder geval een overeenkomst te maken waarin de dagelijkse zorg voor de minderjarige kinderen toebedeeld wordt aan één partij. Deze overeenkomst dient gelegaliseerd te worden door een notaris.

Uitzondering:

Aan de hiervoor beschreven verplichting om woning en inkomen te claimen, hoeft volgens de verordening niet te worden voldaan als schriftelijk kan worden aangetoond dat het niet zinvol is een dergelijke claim te leggen.

Dit is in ieder geval zo indien:

  • -

    de gezamenlijke woning op naam van de (voormalige) partner staat, voor zover er geen sprake is van een gemeenschap van goederen of

  • -

    de (voormalige) partner slechts een uitkering op bijstandsniveau heeft.

Met betrekking tot relatiebeëindiging met co-ouderschap

In geval van co-ouderschap zijn de voorwaarden betreffende relatiebeëindiging zoals hiervoor beschreven volgens de verordening van overeenkomstige toepassing.

Slechts aan één van beide ouders kan urgentie worden verleend; het is daarbij de verantwoordelijkheid van de (voormalige) partners wie van beiden urgentie aanvraagt.

In het geval dat een van beide ouders in de gemeenschappelijke woning kan blijven wonen, wordt in geval van co-ouderschap géén urgentie toegekend aan de andere ouder.

Zoekprofiel en woningtype

In een urgentieverklaring kunnen twee zoekprofielen worden afgegeven. Grondslag hiervoor is artikel 2.5.3, derde lid, van de verordening.

Het standaard regionale zoekprofiel voor iedere urgent woningzoekende is een flatwoning vanaf de eerste verdieping. Hiervan kan lokaal worden afgeweken als huisvesting in de woongemeente noodzakelijk wordt geacht en dat met het standaard zoekprofiel niet mogelijk is. In Houten wordt dit zo uitgelegd dat een urgente een min of meer gelijke kans moet hebben op het vinden van een oplossing in de eigen gemeente als in de regiogemeenten. In de toelichting van de verordening staat dat lokaal van het standaard (regionale) zoekprofiel kan worden afgeweken als bepaalde woningtypen ontbreken.

In de huurwoningenvoorraad van Houten ontbreken grote flatwoningen (vanaf vier kamers). Vandaar dat twee zoekprofielen worden afgegeven. Als alleen het regionale profiel zou worden afgegeven zou dat betekenen dat urgenten met twee of meer minderjarige kinderen niet in Houten gehuisvest zouden kunnen worden. Daarom wordt bij deze urgenten het lokale zoekprofiel voor eengezinswoningen afgegeven.

Wat betreft het in het zoekprofiel op te nemen woningtype wordt de volgende tabel gehanteerd:

Omvang van het huishouden

Woningtype in Houten

1-persoons huishouden

Bovenwoning of benedenwoning of flat of beneden- of bovenmaisonnette (géén eengezinswoning)

2-persoons huishouden

(zonder minderjarig kind)

Bovenwoning of benedenwoning of flat of beneden- of bovenmaisonnette (géén eengezinswoning)

2-persoons huishouden

(waarvan 1 minderjarig kind)

Bovenwoning of benedenwoning of flat of beneden- of bovenmaisonnette (géén eengezinswoning).

3- of meerpersoons huishouden

(met minderjarige kinderen)

Eengezinswoning.

Als een woningzoekende vanuit een inwonende situatie urgent wordt verklaard, komt deze niet in aanmerking voor een eengezinswoning, maar uitsluitend voor (een Houtens zoekprofiel voor) een tweekamerbovenwoning, tweekamerflat of tweekamermaisonnette. De achterliggende overweging hierbij is dat urgentie niet bedoeld is om wooncarrière te maken.

Bij urgenties op basis van een maatschappelijke indicatie en bij de hardheidsclausule kunnen afwijkende zoekprofielen worden gehanteerd.

Verhouding inkomen - huur

Wat betreft de verhouding inkomen - rekenhuur wordt de verordening gevolgd (zie de tabel inkomen - huur bij artikel 2.3.1, eerste lid). Uit de registratie als woningzoekende moet het inkomen van de aanvrager blijken. Bij de woningtoewijzing controleert de woningstichting deze gegevens.

5.Toepassing hardheidsclausule (artikel 4.1 Regionale huisvestingsverordening)

In de praktijk blijkt dat er zich altijd uitzonderingssituaties kunnen voordoen waarin de verordening niet voorziet. Om daarover te kunnen beslissen is in artikel 4.1 van de verordening de hardheidsclausule opgenomen.

Urgentiestatus op basis van de hardheidsclausule is uitsluitend geldig in de eigen gemeente. Van geval tot geval wordt getoetst of sprake is van een schrijnende situatie die als noodsituatie is aan te merken. Van belang blijft paragraaf 3, voorwaarde e: minimaal 6 maanden aaneengesloten actief reageren.

a.Inwoning

Gezinsuitbreiding zonder zelfstandige woonruimte

Blijkens de verordening en de toelichting daarop wordt geen urgentie verleend bij problemen in

verband met kamerbewoning of inwoning.

In Houten kan met toepassing van de hardheidsclausule hierop een uitzondering worden gemaakt

voor gevallen waarin sprake is van gezinsuitbreiding zonder zelfstandige woonruimte. De

achterliggende overweging is dat er nauwelijks mogelijkheden tot opvang in de regio zijn voor

dergelijke situaties.

De volgende voorwaarden worden gesteld:

(…)

  • -

    beide partners moeten minimaal twee jaar inwonend zijn op het moment van de aanvraag.

  • -

    in elk geval de moeder moet op het moment van gezinsuitbreiding (lees: geboorte) ingeschreven staan in de GBA van Houten en op dat moment ook minimaal twee jaar inwonend zijn; ook het kind moet vanaf de geboorte in Houten ingeschreven staan.

Vanaf het moment van samenwonen (dat wil zeggen op het moment van acceptatie van de woning) vervalt de registratie als woningzoekende. Deze kan wel weer opnieuw plaatsvinden, maar de registratieduur start dan weer vanaf dat moment.

Het zoekprofiel voor dergelijke situaties is een driekamerbovenwoning of een driekamerflat vanaf de eerste verdieping of een driekamerbovenmaisonnette. Dit betekent feitelijk dat men niet in aanmerking komt voor een eengezinswoning. Uitsluitend op medische gronden komen andere woningtypen in aanmerking.

Het bovenstaande geldt voor een situatie met twee ouders. Voor een situatie met één ouder wordt de eis gesteld dat deze sinds minimaal twee jaar voorafgaand aan de geboorte van het kind inwonend moet zijn in Houten, blijkend uit de GBA. Een urgentie wordt dan afgegeven als het kind tenminste de leeftijd van één jaar heeft bereikt. Het zoekprofiel blijft ongewijzigd een driekamerbovenwoning of een driekamerflat vanaf de eerste verdieping of een driekamerbovenmaisonnette.

Inwoning en medische indicatie

Een andere situatie van inwoning waarin toch, op basis van de hardheidsclausule, urgentie kan worden verleend, is de situatie van een inwonende woningzoekende die om medische redenen in een onhoudbare woonsituatie verkeert en daarom in aanmerking komt voor urgentie.

b.Langdurig gebrek aan passende woonruimte

In de toelichting op de verordening wordt vermeld dat geen urgentie wordt verleend bij problemen bij In gebrek aan woonruimte, bijvoorbeeld kamertekort na gezinsuitbreiding. In Houten wordt in geval van kamertekort na gezinsuitbreiding hier onder de volgende voorwaarden met toepassing van de hardheidsclausule een uitzondering op gemaakt:

  • -

    er moet sprake zijn van niet passend wonen als gevolg van gezinsuitbreiding door kinderen en

  • -

    de woning moet minimaal vijf jaar door de hoofdbewoner worden bewoond en

  • -

    het voltallige gezin moet minimaal één jaar in de woning wonen, hetgeen betekent dat het

minderjarige kind, of de kinderen, tenminste de leeftijd van één jaar moeten hebben bereikt.

Een en ander moet blijken uit registratie in de GBA. In deze situatie past een zoekprofiel voor een

eengezinswoning. Bij gezinshereniging wordt de situatie individueel beoordeeld.

In onderstaande tabel is aangegeven wat onder passend wonen wordt verstaan:

Kamers

Personen

1

1

2

1 of 2

3

1, 2, 3 of 4

4

2, 3, 4, 5, 6, etc.

5

3, 4, 5, 6, 7, etc.

6 of meer

4, 5, 6, 7, 8, etc.

Van deze normen kan, op advies van de woningstichting, zowel naar beneden (minder personen) als naar boven (meer personen) worden afgeweken, afhankelijk van de grootte van de kamers van de betreffende woning. Dit kan bijvoorbeeld zijn vanwege een te kleine oppervlakte van de kleinste kamer, waarbij er vanuit wordt gegaan dat de kamers een minimale afmeting hebben van zes vierkante meter. Een afwijking naar boven is denkbaar om grote gezinnen huisvestingsmogelijkheden te geven. Ook beheerproblemen (bij bijvoorbeeld gehorige woningen) kunnen tot een van de tabel afwijkend advies leiden.

Volgens de tabel geldt dat twee personen in een tweekamerwoning passend wonen. In de situatie dat een ouder (veelal de moeder) met een minderjarige kind samenwoont, geldt dat een tweekamerwoning als passend wordt beschouwd zolang het kind nog geen twaalf jaar oud is. Als het kind twaalf jaar of ouder is, wordt een tweekamerwoning niet meer passend geacht. Het zoekprofiel is dan een 3-kamerflatwoning of 3-kamer boven- of benedenwoning.

Voor een situatie waarbij twee ouders met één of twee kinderen wonen in een 2-kamerappartement, wordt er een zoekprofiel voor een 3-kamerflatwoning of 3-kamer boven- of benedenwoning toegekend. In situaties waarbij zorg is voor 3 of meer minderjarige kinderen, wordt een zoekprofiel voor een eengezinswoning toegekend.

Als een urgentieaanvraag wordt gedaan op grond van de bezettingsnorm, geeft de woningstichting hierover advies aan de urgentiecommissie, mits de aanvrager in een huurwoning woont. Het kan voorkomen dat bepaalde verblijfsruimtes in de woning niet als kamer mogen worden aangemerkt volgens de labelingsystematiek, terwijl deze ruimtes wel als zodanig (bijvoorbeeld zolder als slaapkamer) gebruikt kunnen worden. Op basis hiervan kan een aanvraag op basis van de bezettingsnorm worden afgewezen.

c.Aanvraag met ondersteuning van Werkgroep Sociale Problemen (WESP)

Het gaat om levensbedreigende situaties voor de aanvrager (en eventuele kinderen). De aanvraag moet ondersteund worden door de WESP.

d. Overige door de woningzoekende niet te voorziene situaties

Behalve de voornoemde situaties kunnen zich ook andere situaties voordoen waarin toepassing van

de hardheidsclausule op haar plaats is. Het moet gaan om een acute onhoudbare en/of levensbedreigende noodsituatie, die door de woningzoekende zelf niet voorzien had kunnen worden voorzien; de problemen mogen dus niet verwijtbaar zijn aan de woningzoekende zelf.

Een voorbeeld van een dergelijke onvoorzienbare situatie is een opeenstapeling van problemen die ieder op zich niet tot urgentie leiden maar gezamenlijk wel. Een dergelijke optelsom kan dan bestaan uit een combinatie van bijvoorbeeld onderdelen van de volgende elementen: relatiebeëindiging, financiële problemen, inkomen net te hoog voor toekenning van een woontoeslag, het gegeven dat een koopwoning of een particuliere huurwoning in de nabije toekomst onbereikbaar is vanwege schulden, hulpbehoevende kind(eren), ziekte van partner, kind met beperking, inkomensonzekerheid, faillissement werkgever etc.

6.Intrekking van de urgentieverklaring (artikel 2.5.4 Regionale huisvestingsverordening)

In artikel 2.5.4 van de verordening staat beschreven wanneer het college een urgentieverklaring kan intrekken, te weten indien:

  • a.

    niet langer aan de vereisten voor het krijgen van een urgentieverklaring wordt voldaan;

  • b.

    de urgentieverklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

  • c.

    de urgente in de eerste zes maanden na het verkrijgen van de urgentie niet zelf actief heeft gereageerd op aantoonbaar passend aanbod in de regionale woningkrant;

  • d.

    de urgente eenmaal een naar het oordeel van burgemeester en wethouders passende woonruimte in de regio heeft aangeboden gekregen.

Algemeen

Wanneer het voornemen bestaat een urgentieverklaring in te trekken, wordt de kwestie alvorens te beslissen ter advisering voorgelegd aan de urgentiecommissie.

De intrekking van de urgentieverklaring wordt door het college schriftelijk aan de woningzoekende kenbaar gemaakt. Het betreft een besluit waar bezwaar en beroep tegen openstaat.

Met betrekking tot intrekkingsgrond c:

Na urgentieverklaring is het de bedoeling dat de woningzoekende binnen zes maanden een woning heeft gevonden. Als de woningzoekende na ongeveer vier maanden nog geen nieuwe woonruimte heeft, ontvangt betrokkene een brief waarin hij wordt gewezen op het verstrijken van de termijn. Hierbij is van belang dat de urgent woningzoekende wordt geacht ook in de regiogemeenten te reageren op passende woningen.

Na zes maanden wordt de urgentieverklaring ingetrokken, tenzij er geen passend aanbod in Houten of de regio is geweest.

Met betrekking tot intrekkingsgrond d:

Indien een urgent woningzoekende, naar aanleiding van een reactie op een advertentie, een woning aangeboden heeft gekregen en deze weigert, wordt de urgentie ingetrokken. Incidenteel kan in uitzonderlijke gevallen na verloop van zes maanden een passende woning worden aangeboden door de woningstichting, in opdracht van het College van B&W. Als deze woningaanbieding wordt geweigerd, wordt de urgentie ingetrokken.

Houten, 16 april 2013

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten

De secretaris

De burgemeester,

J. Wiegel

R.G. Boekhoven