Regeling vervallen per 01-04-2012

Algemene subsidieverordening gemeente Houten

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-03-2012

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Houten

Inhoudsopgave:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Artikel 1.2 Reikwijdte van de verordening

Artikel 1.3 Vormen van subsidie

Artikel 1.4 Beleidsregels

Artikel 1.5 Gemeentebegroting

Artikel 1.6 Begrotingsvoorbehoud

Artikel 1.7 Subsidieplafond

Artikel 1.8 Indexering

Artikel 1.9 Weigeringsgronden

Artikel 1.10 Vermogensvorming

Artikel 1.11 Verplichtingen

Artikel 1.12 Sancties

Artikel 1.13 Verlaging subsidie

Artikel 1.14 Beëindiging subsidierelatie

Artikel 1.15 Jubileumtabel

Hoofdstuk 2 Structurele subsidie

Artikel 2.1 Toepassing Awb

Artikel 2.2 Indiening aanvraag subsidieverlening (vervallen)

Artikel 2.4 Beschikking subsidieverlening (vervallen)

Artikel 2.5 Uitvoeringsovereenkomst

Artikel 2.6 Aan toestemming onderworpen handelingen

Artikel 2.7 Egalisatiereserve

Artikel 2.8 Tussentijdse rapportage

Artikel 2.9 Indiening aanvraag subsidievaststelling

Artikel 2.10 Vereisten aanvraag subsidievaststelling

Artikel 2.11 Accountantscontrole (vervallen)

Artikel 2.12 Bestemmingsreserve

Artikel 2.13 Beschikking subsidievaststelling (vervallen)

Hoofdstuk 3 Budgetsubsidie

Artikel 3.1 Toepassing Awb

Artikel 3.2 Indiening aanvraag subsidieverlening (vervallen)

Artikel 3.4 Overleg

Artikel 3.5 Beschikking subsidieverlening (vervallen)

Artikel 3.6 Uitvoeringsovereenkomst

Artikel 3.7 Aan toestemming onderworpen handelingen

Artikel 3.8 Egalisatiereserve

Artikel 3.9 Tussentijdse rapportage

Artikel 3.10 Indiening aanvraag subsidievaststelling

Artikel 3.11 Vereisten aanvraag subsidievaststelling

Artikel 3.12 Accountantscontrole (vervallen)

Artikel 3.13 Bestemmingsreserve

Artikel 3.14 Beschikking subsidievaststelling (vervallen)

Hoofdstuk 4 Incidentele subsidie

Artikel 4.1 Indiening aanvraag (vervallen)

Artikel 4.2 Vereisten aanvraag

Artikel 4.3 Beschikking subsidieverlening (vervallen)

Artikel 4.4 Indiening aanvraag subsidievaststelling

Artikel 4.5 Vereisten aanvraag subsidievaststelling

Artikel 4.6 Beschikking subsidievaststelling (vervallen)

Hoofdstuk 5 Startsubsidie

Artikel 5.1 Indiening aanvraag subsidieverlening (vervallen)

Artikel 5.2 Vereisten aanvraag subsidieverlening

Artikel 5.3 Beschikking subsidieverlening (vervallen)

Artikel 5.4 Tussentijdse rapportage

Artikel 5.5 Verlening structurele subsidie

Artikel 5.6 Indiening aanvraag subsidievaststelling

Artikel 5.7 Vereisten aanvraag subsidievaststelling (onder vernummering)

Artikel 5.8 Beschikking subsidievaststelling (vervallen)

Hoofdstuk 6 Betaling

Artikel 6.1 Voorschot

Artikel 6.2 Betaling na vaststelling

Hoofdstuk 7 Overgangs- en Slotbepalingen

Artikel 7.1 Overgangsbepalingen (vervallen)

Artikel 7.2 Inwerkingtreding

Artikel 7.3 Intrekking

Artikel 7.4 Citeertitel

Toelichting

Toelichting 1e wijziging Asv

Toelichting 2e wijziging Asv

---------------------------------------------------------

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Activiteit: een bezigheid ten behoeve van inwoners van de gemeente Houten, die bijdraagt aan de gemeentelijke beleidsdoelen en die door het college als maatschappelijk nuttig wordt gevonden.

  • b.

    Activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen, waarbij per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen worden vermeld;

  • c.

    Activiteitenverslag: een verslag dat overzicht geeft van de aard en de omvang van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend en dat een vergelijking bevat tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen alsmede een verantwoording van de besteding van de ontvangen subsidie;

  • d.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    Begrotingsvoorbehoud: voorwaarde, verbonden aan de subsidieverlening, dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld ten laste van de nog niet vastgestelde of goedgekeurde begroting;

  • f.

    Bestemmingsreserve: reserve ter dekking van een vooraf vastgesteld bestemming, passend binnen de doelstelling van de instelling;

  • g.

    Budgetsubsidie: een subsidie die wordt verstrekt voor minimaal twee en maximaal vier jaren, op basis van afspraken met de subsidieaanvrager over de te verrichten activiteiten en/of prestaties tegen een van te voren vastgesteld bedrag;

  • h.

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten;

  • i.

    Egalisatiereserve: reserve waarvan ten gunste onderscheidenlijk ten laste het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend, komt;

  • j.

    Eigen vermogen: het vermogen van een instelling, vermeld op de balans van een instelling, niet zijnde vreemd vermogen en voorzieningen, onder aftrek van bestemmings- en egalisatiereserves;

  • k.

    Incidentele subsidie: een subsidie die wordt verstrekt:

    • -

      voor een eenmalige activiteit of

    • -

      voor een afgebakende, niet-structurele activiteit met een tijdsduur van maximaal twee jaar van een instelling die reeds een structurele of budgetsubsidie ontvangt;

  • l.

    Instelling: een organisatie die zich blijkens doelstelling, structuur en werkwijze tot taak

    stelt zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten ten behoeve van inwoners van de gemeente Houten;

  • m.

    Prestatie: het maatschappelijk effect dat bereikt wordt door middel van een activiteit;

  • n.

    Raad: de raad van de gemeente Houten;

  • o.

    Startsubsidie: een subsidie die ten behoeve van het opzetten van een eerste activiteit voor maximaal twee jaren wordt verstrekt aan een subsidieaanvrager die nog geen subsidie ontvangt;

  • p.

    Structurele subsidie: een subsidie, niet zijnde een budgetsubsidie, die jaarlijks wordt verstrekt ten behoeve van activiteiten die in beginsel van onbepaalde duur zijn;

  • q.

    Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteitenvan de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • r.

    Subsidiejaar: het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft;

  • s.

    Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies.

Artikel 1.2 Reikwijdte van de verordening

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op het verstrekken van subsidies aan instellingen, of in het geval van incidentele subsidies en startsubsidies aan natuurlijke personen, die in de gemeente Houten activiteiten ontplooien ten behoeve van inwoners van de gemeente Houten, voor zover in een afzonderlijke verordening niet anders is bepaald.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde activiteiten moeten passen binnen de door de raad in de begroting dan wel in beleidsnotities gestelde beleidsdoelen.

  • 3.

    Structurele subsidies en budgetsubsidies worden slechts verstrekt aan instellingen met rechtspersoonlijkheid en volledige rechtsbevoegdheid.

  • 4.

    Incidentele en startsubsidie kunnen verstrekt worden aan instellingen zonder volledige rechtsbevoegdheid of aan natuurlijke personen.

  • 5.

    Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten waarmee in overwegende mate politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming wordt beoogd.

  • 6.

    Deze verordening geldt in ieder geval niet voor subsidies en bijdragen voor of bekostiging van:

    • a.

      onderwijs;

    • b.

      sociale zaken en werkgelegenheid;

    • c.

      maatschappelijke ondersteuning in de zin van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • d.

      leerlingenvervoer;

    • e.

      speeltuin De Speelheuvel;

    • f.

      sportcomplex De Wetering;

    • g.

      verenigingsgebouw ’t Gebouw in Tull en ’t Waal.

Artikel 1.3 Vormen van subsidie

  • 1.

    De gemeente Houten kent de volgende vormen van subsidie:

    • a.

      structurele subsidie;

    • b.

      budgetsubsidie;

    • c.

      incidentele subsidie;

    • d.

      startsubsidie.

  • 2.

    De verschillende vormen van subsidie worden niet naast elkaar verstrekt.

  • 3.

    In afwijking van het vorige lid kan een incidentele subsidie verstrekt worden naast een structurele subsidie of budgetsubsidie.

Artikel 1.4 Beleidsregels

  • 1.

    Het college kan ter uitvoering van deze verordening beleidsregels vaststellen.

  • 2.

    Het college stelt beleidsregels vast ter uitvoering van de beleidsnota internationale samenwerking “Schakelen naar een hogere versnelling.”

  • 3.

    Het college informeert de raad over de vastgestelde beleidsregels.

Artikel 1.5 Gemeentebegroting

De raad stelt in de gemeentebegroting budgetten vast voor de activiteiten die voor

subsidie in aanmerking komen.

Artikel 1.6 Begrotingsvoorbehoud

In de beschikking tot subsidieverlening kan een begrotingsvoorbehoud in de zin van artikel 4:34 van de Awb worden gemaakt.

Artikel 1.7 Subsidieplafond

  • 1.

    De raad kan jaarlijks een subsidieplafond in de begroting vaststellen.

  • 2.

    Het college kan met inachtneming van het subsidieplafond, als bedoeld onder lid 1, subsidieplafonds vaststellen voor subsidiecategorieën of voor te onderscheiden beleidsterreinen.

Artikel 1.8 Indexering

De laatstelijk verleende subsidie wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de prijsontwikkeling van het Bruto Nationaal Product, conform de gemeentebegroting

Artikel 1.9 Weigeringsgronden

De subsidieverstrekking kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen geweigerd worden indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet aanwijsbaar ten goede komen aan inwoners van de gemeente;

  • b.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • c.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • d.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • e.

    de subsidieverstrekking in strijd is met deze verordening;

  • f.

    de subsidieverstrekking niet past binnen het vastgestelde en bekendgemaakte gemeentelijke beleid.

Artikel 1.10 Vermogensvorming

  • 1.

    In de gevallen genoemd in artikel 4:41 lid 2 van de Awb is de instelling het college een vergoeding verschuldigd.

  • 2.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de instelling wordt ontvangen.

  • 3.

    Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige, aan te wijzen door het college.

  • 4.

    Het college kan de vergoeding besteden aan een in overleg met de instelling gekozen bestemming.

Artikel 1.11 Verplichtingen

  • 1.

    Het college kan naast de in artikel 4:37 van de Awb en in deze verordening genoemde verplichtingen ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2.

    De verplichtingen worden opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening en, voor zover van toepassing, in de uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 1.12 Sancties

Het college kan met toepassing van artikel 4:46 lid 2, artikel 4:48, artikel 4:49, artikel 4:50 of artikel 4:51 van de Awb de subsidie verlagen, intrekken, wijzigen of weigeren.

Artikel 1.13 Verlaging subsidie

De subsidieverstrekking kan verlaagd of gewijzigd worden door bezuinigingen, vastgesteld door de raad.

Artikel 1.14 Beëindiging subsidierelatie

Beëindiging van een subsidierelatie wordt een half jaar voor aanvang van de beëindiging schriftelijk door het college aangekondigd aan de instelling.

Artikel 1.15 Jubileumtabel

Het college kan een jubileumtabel vaststellen op grond waarvan aan instellingen, die een structurele subsidie of een budgetsubsidie ontvangen, ter viering van hun bestaansjubileum een incidentele subsidie kan worden verleend.

HOOFDSTUK 2 STRUCTURELE SUBSIDIE

Artikel 2.1 Toepassing Awb

Afdeling 4.2.8 van de Awb kan door het college van toepassing op structurele subsidies worden verklaard.

Artikel 2.2 Indiening aanvraag subsidieverlening (vervallen)

Artikel 2.3 Vereisten aanvraag subsidieverlening

De aanvraag om subsidieverlening gaat in ieder geval vergezeld van:

  • a.

    het ingevulde, gedagtekende en ondertekende aanvraagformulier subsidieverlening;

  • b.

    een activiteitenplan;

  • c.

    een begroting;

  • d.

    een bestedingsplan van bestemmingsreserves; en

  • e.

    een vermelding van de omvang van een egalisatiereserve.

Artikel 2.4 Beschikking subsidieverlening (vervallen)

Artikel 2.5 Uitvoeringsovereenkomst

  • 1.

    Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan de gemeente met de instelling een overeenkomst sluiten.

  • 2.

    Tenzij de aard van de subsidie zich daartegen verzet kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 2.6 Aan toestemming onderworpen handelingen

De instelling behoeft de toestemming van het college voor de handelingen, genoemd in artikel 4:71 lid 1 van de Awb.

Artikel 2.7 Egalisatiereserve

  • 1.

    De instelling kan een egalisatiereserve vormen.

  • 2.

    Het college kan bij de subsidieverlening bepalen dat de instelling verplicht is een egalisatiereserve te vormen.

  • 3.

    De egalisatiereserve bedraagt maximaal 15% van de laatstelijk verleende subsidie. De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt ten hoogste 10% van de laatstelijk vastgestelde subsidie.

  • 4.

    De hoogte van de egalisatiereserve aan het einde van het subsidiejaar wordt vermeld in de beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 2.8 Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college kan bepalen dat de instelling vóór 1 september verslag uitbrengt omtrent de voortgang van haar activiteiten in het lopende subsidiejaar en een prognose geeft voor het komende subsidiejaar.

  • 2.

    Het college kan wat betreft de termijn een uitzondering maken op het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 2.9 Indiening aanvraag subsidievaststelling

In de beschikking tot subsidieverlening wordt de datum, waarop een aanvraag tot subsidievaststelling moet zijn ingediend, als verplichting opgenomen.

Artikel 2.10 Vereisten aanvraag subsidievaststelling

De aanvraag om subsidievaststelling gaat in ieder geval vergezeld van:

  • a.

    het ingevulde, gedagtekende en ondertekende aanvraagformulier subsidievaststelling;

  • b.

    een financieel verslag, dan wel een jaarrekening;

  • c.

    een activiteitenverslag;

  • d.

    een bestedingsplan van bestemmingsreserves;

  • e.

    een vermelding van de omvang van een egalisatiereserve; en

  • f.

    een goedkeurende accountantsverklaring bij een verleende subsidie van € 50.000,-- of meer.

Artikel 2.11 Accountantscontrole (vervallen)

Artikel 2.12 Bestemmingsreserve

  • 1.

    Een instelling behoeft toestemming van het college voor:

  • a.

    de vorming van een bestemmingsreserve;

  • b.

    de wijziging van de bestemming van een bestemmingsreserve.

  • 2.

    De hoogte van de bestemmingsreserve aan het einde van het subsidiejaar wordt vermeld in de beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 2.13 Beschikking subsidievaststelling (vervallen)

HOOFDSTUK 3 BUDGETSUBSIDIE

Artikel 3.1 Toepassing Awb

Afdeling 4.2.8 van de Awb kan door het college van toepassing op budgetsubsidies worden verklaard.

Artikel 3.2 Indiening aanvraag subsidieverlening (vervallen)

Artikel 3.3 Vereisten aanvraag subsidieverlening

De aanvraag om subsidieverlening gaat in ieder geval vergezeld van:

  • a.

    het ingevulde, gedagtekende en ondertekende aanvraagformulier subsidieverlening;

  • b.

    een activiteitenplan;

  • c.

    een begroting;

  • d.

    een bestedingsplan van bestemmingsreserves; en

  • e.

    een vermelding van de omvang van een egalisatiereserve.

Artikel 3.4 Overleg

  • 1.

    Het college treedt in overleg met de instelling teneinde tot overeenstemming te komen omtrent de van de instelling te verlangen activiteiten en prestaties, de subsidieverplichtingen en de door de gemeente ter beschikking te stellen middelen.

  • 2.

    Het college kan van het overleg afzien, mits de instelling daarmee instemt.

Artikel 3.5 Beschikking subsidieverlening (vervallen)

Artikel 3.6 Uitvoeringsovereenkomst

  • 1.

    Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan de gemeente met de instelling een overeenkomst sluiten.

  • 2.

    Tenzij de aard van de subsidie zich daartegen verzet kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 3.7 Aan toestemming onderworpen handelingen

De instelling behoeft de toestemming van het college voor de handelingen, genoemd in artikel 4:71 lid 1 van de Awb.

Artikel 3.8 Egalisatiereserve

  • 1.

    De instelling kan een egalisatiereserve vormen.

  • 2.

    Het college kan bij de subsidieverlening bepalen dat de instelling verplicht is een egalisatiereserve te vormen.

  • 3.

    De egalisatiereserve bedraagt maximaal 15% van de laatstelijk verleende subsidie. De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt ten hoogste 10% van de in dat jaar laatstelijk vastgestelde subsidie.

  • 4.

    De hoogte van de egalisatiereserve aan het einde van het subsidiejaar wordt vermeld in de beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 3.9 Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college kan bepalen dat de instelling vóór 1 september van ieder jaar verslag uitbrengt omtrent de voortgang van haar activiteiten in het lopende subsidiejaar en een prognose geeft voor het komende subsidiejaar.

  • 2.

    Het college kan wat betreft de termijn en de frequentie een uitzondering maken op het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 3.10 Indiening aanvraag subsidievaststelling

In de beschikking tot subsidieverlening wordt de datum, waarop een aanvraag tot subsidievaststelling moet zijn ingediend, als verplichting opgenomen.

Artikel 3.11 Vereisten aanvraag subsidievaststelling

De aanvraag om subsidievaststelling gaat in ieder geval vergezeld van:

  • a.

    het ingevulde, gedagtekende en ondertekende aanvraagformulier subsidievaststelling;

  • b.

    een financieel verslag, dan wel een jaarrekening;

  • c.

    een activiteitenverslag;

  • d.

    een bestedingsplan van bestemmingsreserves;

  • e.

    een vermelding van de omvang van een egalisatiereserve; en

  • f.

    een goedkeurende accountantsverklaring bij een verleende subsidie van € 50.000,-- of meer.

Artikel 3.12 Accountantscontrole (vervallen)

Artikel 3.13 Bestemmingsreserve

  • 1.

    Een instelling behoeft toestemming van het college voor:

  • a.

    de vorming van een bestemmingsreserve;

  • b.

    de wijziging van de bestemming van een bestemmingsreserve.

  • 2.

    De hoogte van de bestemmingsreserve aan het einde van het subsidiejaar wordt vermeld in de beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 3.14 Beschikking subsidievaststelling (vervallen)

HOOFDSTUK 4 INCIDENTELE SUBSIDIE

Artikel 4.1 Indiening aanvraag (vervallen)

Artikel 4.2 Vereisten aanvraag

    • 1.

      Op de aanvraag is het bepaalde in de artikelen 4:61, 4:62, 4:63 en 4:65 van de Awb van overeenkomstige toepassing.

    • 2.

      De aanvraag om subsidieverlening gaat in ieder geval vergezeld van:

  • a.

    het ingevulde, gedagtekende en ondertekende aanvraagformulier subsidieverlening;

  • b.

    een activiteitenplan: en

  • c.

    een begroting.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van één of meer van de vereisten gesteld in de in het eerste lid genoemde artikelen.

Artikel 4.3 Beschikking subsidieverlening (vervallen)

Artikel 4.4 Indiening aanvraag subsidievaststelling

In de beschikking tot subsidieverlening wordt de datum, waarop een aanvraag tot subsidievaststelling moet zijn ingediend, als verplichting opgenomen.

Artikel 4.5 Vereisten aanvraag subsidievaststelling

De aanvraag om subsidievaststelling gaat in ieder geval vergezeld van:

  • a.

    het ingevulde, gedagtekende en ondertekende aanvraagformulier subsidievaststelling

  • b.

    een financieel verslag;

  • c.

    een activiteitenverslag; en

  • d.

    een goedkeurende accountantsverklaring bij een verleende subsidie van € 50.000,-- of meer.

Artikel 4.6 Beschikking subsidievaststelling (vervallen)

HOOFDSTUK 5 STARTSUBSIDIE

Artikel 5.1 Indiening aanvraag subsidieverlening (vervallen)

Artikel 5.2 Vereisten aanvraag subsidieverlening

    • 1.

      Op de aanvraag om subsidieverlening is het bepaalde in artikel 4:61 tot en met 4:65 van de Awb van (overeenkomstige) toepassing.

    • 2.

      De aanvraag om subsidieverlening gaat in ieder geval vergezeld van:

  • a.

    het ingevulde, gedagtekende en ondertekende aanvraagformulier subsidieverlening;

  • b.

    een activiteitenplan;

  • c.

    een begroting;

  • d.

    een bestedingsplan van bestemmingsreserves; en

  • e.

    een vermelding van de omvang van een egalisatiereserve.

    3.Het college kan, indien de aanvraag niet een per boekjaar te verstrekken subsidie betreft dan wel een subsidie aan een rechtspersoon zonder volledige rechtsbevoegdheid of aan één of meer natuurlijke personen, ontheffing verlenen van één of meer van de vereisten gesteld in de in het eerste lid genoemde artikelen.

Artikel 5.3 Beschikking subsidieverlening (vervallen)

Artikel 5.4 Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Uiterlijk zes maanden na het verlenen van de subsidie of na de start van de activiteit brengt de instelling op een door het college te bepalen wijze verslag uit omtrent de voortgang van haar activiteiten en geeft zij, indien de subsidie voor twee jaren is verleend, een prognose voor het volgende subsidiejaar.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van de verplichting om verslag uit te brengen.

Artikel 5.5 Verlening structurele subsidie

  • 1.

    Indien naar het oordeel van het college voortzetting van de activiteit maatschappelijk belangrijk en nuttig is voor de inwoners, kan het college ambtshalve of op aanvraag, eventueel op basis van een tussentijdse rapportage, besluiten dat na het verstrijken van de subsidieperiode structurele subsidie wordt verleend.

  • 2.

    De beschikking tot verlening van structurele subsidie wordt gegeven vóór het einde van het laatste jaar waarin startsubsidie wordt verleend.

Artikel 5.6 Indiening aanvraag subsidievaststelling

In de beschikking tot subsidieverlening wordt de datum, waarop een aanvraag tot subsidievaststelling moet zijn ingediend, als verplichting opgenomen.

Artikel 5.7 Vereisten aanvraag subsidievaststelling (onder vernummering)

  • 1.

    De aanvraag om subsidievaststelling gaat vergezeld van:

    • a.

      het ingevulde, gedagtekende en ondertekende aanvraagformulier subsidievaststelling;

    • b.

      een financieel verslag, dan wel een jaarrekening;

    • c.

      een activiteitenverslag;

    • d.

      een bestedingsplan van bestemmingsreserves; en

    • e.

      een vermelding van de omvang van een egalisatiereserve.

  • 2.

    Het college kan, indien de aanvraag niet een per boekjaar verstrekte subsidie betreft dan wel een subsidie aan een rechtspersoon zonder volledige rechtsbevoegdheid of aan één of meer natuurlijke personen, ontheffing verlenen van één of meer van de vereisten gesteld in de artikelen 4:75, 4:76 en 4:77 van de Awb.

Artikel 5.8 Beschikking subsidievaststelling (vervallen)

HOOFDSTUK 6 BETALING

Artikel 6.1 Voorschot

  • 1.

    In geval van structurele subsidie, budgetsubsidie en startsubsidie wordt bij de subsidieverlening tevens een voorschot verleend.

  • 2.

    Het voorschot, dan wel het eerste gedeelte daarvan, wordt binnen twee weken na de voorschotverlening betaald, tenzij er een begrotingsvoorbehoud is gemaakt.

  • 3.

    Het voorschot kan in vier gelijke gedeelten worden betaald.

  • 4.

    Het college kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid besluiten geen voorschot te verlenen.

Artikel 6.2 Betaling na vaststelling

  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt binnen zes weken na de subsidievaststelling overeenkomstig die vaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2.

    Een bij de subsidievaststelling gebleken onverschuldigd betaald voorschot wordt teruggevorderd.

HOOFDSTUK 7 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 7.1 Overgangsbepalingen (vervallen)

Artikel 7.2 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking ervan in het Houtens Nieuws en werkt terug tot en met 1 januari 2007.

Artikel 7.3 Intrekking

Per de datum van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Subsidieregeling Gehandicaptensport, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 15 april 2003, ingetrokken.

Artikel 7.4 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Algemene subsidieverordening.

Dit is besloten in de openbare vergadering van de raad op 3 april 2007.

De raad van de gemeente Houten,

de griffier,

de voorzitter,

 

 

 

 

P.M.H. van Ruitenbeek

C.H.J. Lamers

Toelichting

Algemene toelichting

De nieuwe Algemene subsidieverordening is een resultaat van de algehele herziening van het subsidiebeleid van de gemeente Houten. Deze verordening is voornamelijk gebaseerd op de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de bestaande Algemene subsidieverordening Houten, de Nota van uitgangspunten voor het subsidiebeleid en de Nota van zienswijzen met de daaruit voortvloeiende aanpassingen van de uitgangspunten, zoals besproken tijdens de opiniërende discussie in de Commissie Samenleving op 30 januari 2007.

De Algemene subsidieverordening dient bezien te worden als aanvulling op de Awb; de Awb en in het bijzonder de subsidiebepalingen van de Awb (titel 4.2) zijn steeds van toepassing, tenzij van de bepalingen in deze verordening wordt afgeweken. In deze verordening zijn hier en daar bepalingen uit de Awb genoemd of letterlijk overgenomen. Dit is gebeurd ten behoeve van de duidelijkheid en overzichtelijkheid, maar dit neemt niet weg dat ook de andere, niet (letterlijk) genoemde artikelen uit de Awb van toepassing zijn.

Om enig inzicht in de structuur van het subsidierecht en deze verordening te krijgen, is het van belang te weten dat de subsidieverstrekking uit vijf elementen bestaat, te weten:

  • a.

    (meestal) subsidieverlening (artikel 4:29 en volgende Awb);

  • b.

    (eventueel) voorschotverlening en –betaling (artikel 4:54 en 4: 55 Awb);

  • c.

    subsidievaststelling (artikel 4:42 Awb);

  • d.

    betaling van het subsidiebedrag (artikel 4:52 Awb);

  • e.

    (eventueel) terugvordering (artikel 4:57 Awb).

Of al deze elementen voorkomen bij de subsidieverstrekking is onder meer afhankelijk van de subsidievorm. De gemeente Houten kent vier soorten subsidie:

  • 1.

    structurele subsidie;

  • 2.

    budgetsubsidie;

  • 3.

    incidentele subsidie;

  • 4.

    startsubsidie.

Voor de definitie van deze subsidiesoorten wordt verwezen naar artikel 1.1 van deze verordening. De Awb kent het onderscheid tussen bovengenoemde subsidievormen niet. De wet kent enerzijds bepalingen die gelden voor alle vormen van subsidie en anderzijds bepalingen die gelden voor subsidies die per boekjaar verstrekt worden aan rechtspersonen. Hieronder vallen in elk geval de structurele en de budgetsubsidie.

Artikelsgewijze toelichting

(Niet genoemde artikelen behoeven geen toelichting.)

Artikel 1.1

Een aantal van de definities is ontleend aan dan wel overgenomen uit de Awb. Dit geldt voor de definities van activiteitenplan (artikel 4:62 Awb), activiteitenverslag (artikel 4:80 Awb), begrotingsvoorbehoud (artikel 4:34 Awb) en subsidieplafond (artikel 4:22 Awb).

De definitie van het begrip subsidie is overgenomen uit artikel 4:21 Awb. Daarin is ook bepaald dat onder subsidies niet vallen: 

  • -

    aanspraken of verplichtingen die voortvloeien uit een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen en

  • -

    de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld. 

Bij subsidies zijn de activiteiten terug te voeren op het algemeen belang. Soms kan de naam subsidies misleidend zijn en wordt er in plaats van subsidies gesproken over bijdragen, uitkering, premie, financiering enz. Het gaat er echter om dat aan de elementen van de definitie wordt voldaan. Is dat niet het geval dan is er geen sprake van subsidie. 

Zo wordt er bijvoorbeeld ook geen subsidie verleend als compensatie wegens ontslag van een medewerker van een instelling. In zo’n geval is er immers geen sprake van een activiteit. Elke instelling is zelf verantwoordelijk voor haar eigen personeel.

Artikel 1.2

Er is één algemene subsidieverordening. Deze heeft betrekking op alle subsidies die vanuit de afdeling Welzijn van de gemeente worden verstrekt. Op ander gebied kunnen er ook subsidieverordeningen of –regelingen zijn. Daarop is de algemene verordening in beginsel niet van toepassing, tenzij in de desbetreffende verordening is bepaald dat deze wel (gedeeltelijk) van toepassing is. Zo is in de Subsidieverordening monumenten 2006 bepaald dat de hoofdstukken 1 en 6 van de algemene verordening van toepassing zijn.

In lid 2 is vastgelegd dat subsidie wordt verleend ten behoeve van door de raad gestelde beleidsdoelen, die een maatschappelijk belang dienen. Deze beleidsdoelen komen tot uiting in de begroting en in door de raad vastgestelde beleidsnota’s.

Wil een instelling voor structurele of budgetsubsidie in aanmerking komen, dan dient zij een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid te zijn (zie ook artikel 4:66 Awb). Een vereniging heeft volledige rechtbevoegdheid als zij statuten heeft die zijn opgenomen in een notariële akte.

Lid 5 ziet met name op activiteiten van kerken en politieke partijen. Ook aan vakbonden wordt in beginsel geen subsidie verleend.

In lid 6 is een aantal uitzonderingen opgenomen die om uiteenlopende redenen niet onder de werking van de Algemene subsidieverordening vallen. Een van die redenen (die geldt voor de speeltuin, het sportcomplex en het verenigingsgebouw) is dat een financiële bijdrage in de kosten van beheer- en exploitatie wordt geleverd ter gehele of gedeeltelijke dekking van die kosten. Dit wordt vastgelegd in een overeenkomst, die beheerst wordt door het privaatrecht. De uitzondering die is gemaakt met betrekking tot de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ziet op financiële tegemoetkomingen en persoonsgebonden budgetten zoals bedoeld in die wet. Deze uitzondering sluit aan bij artikel 7 lid 1 van de Wmo, waarin is bepaald dat titel 4.2 van de Awb niet van toepassing is op financiële tegemoetkomingen en persoonsgebonden budgetten.

Artikel 1.4

Ter uitwerking van de bepalingen van de Algemene subsidieverordening kan het college beleidregels vaststellen. Op grond van artikel 4:81 worden beleidsregels openbaar bekend gemaakt via de website en in het Houtens Nieuws. Het college is voornemens in elk geval met betrekking tot de volgende onderwerpen beleidsregels te maken:

  • -

    het subsidieplafond;

  • -

    inhoudelijke doelstellingen per beleidsveld;

  • -

    de omvang van het eigen vermogen;

  • -

    de bestemmingsreserves;

  • -

    de regels rond jubilea;

  • -

    de notitie Mondiaal beleid “Think global, act local”.

Artikel 1.6

Dit artikel maakt het mogelijk bij de subsidieverlening een begrotingsvoorbehoud te maken. Van deze mogelijkheid is in Houten tot op heden echter nog nooit gebruik gemaakt. Het begrotingsvoorbehoud is geregeld in artikel 4:34 Awb.

Artikel 1.7

In artikel 4:25 tot en met 4:28 Awb zijn bepalingen omtrent het subsidieplafond en omtrent de criteria voor de verdeling van het beschikbare bedrag opgenomen.

De raad is bevoegd een subsidieplafond vast te stellen Binnen het algemene subsidieplafond is het college bevoegd subsidieplafonds vast te stellen voor subsidiecategorieën of voor te onderscheiden beleidsterreinen. De verdeling wordt bepaald middels beleidsregels. Het gaat dan om prioriteitstelling binnen de te verwezenlijken doelstellingen, een verdeling van het budget per categorie van instellingen of per beleidsterrein, een verdeling van het deelbudget naar subsidievorm en de verdeelcriteria voor het (deel)budget.

Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld (artikel 4:27 lid 1 Awb). Bij de bekendmaking van het plafond wordt de wijze van verdeling vermeld (artikel 4:26 lid 2 Awb). Het subsidieplafond wordt in elk geval in de gemeenterubriek van het Houtens Nieuws gepubliceerd.

Artikel 1.8

Alle subsidies worden, anders dan voorheen, geïndexeerd met een uniforme index, de prijsontwikkeling Bruto Binnenlands Product (pBBP), zoals dat is opgenomen in de septembercirculaire van het ministerie van Financiën en zoals vermeld in de gemeentebegroting van het betreffende jaar. Dit betekent dat de bedragen, die in de begroting staan reeds zijn geïndexeerd met het percentage van pBBP. Dit geeft duidelijkheid voor de instellingen, want vooraf is het beschikbare, geïndexeerde subsidiebedrag bekend.

Lid 2: Het kan voorkomen dat een instelling geconfronteerd wordt met een percentuele stijging van de salariskosten van haar personeel die hoger is dan de gemeentelijke index, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Het verschil tussen beide indexeringen kan voor extra subsidiëring in aanmerking. Het is niet de bedoeling een volledige compensatie van de stijging van salariskosten te geven, maar een tegemoetkoming daarin. Verschil tussen de indexering in lid 1 en in lid 2 is dat de eerste index wordt toegepast op alle subsidiebedragen (dus ook op de bedragen, die aan de instellingen, bedoeld in het 2e lid ontvangen) en de tweede index op de salariskosten van de instellingen.

De voorwaarden, waaraan een instelling moet voldoen om in aanmerking te komen voor deze extra subsidie, zijn:

  • 1.

    de instelling moet een structurele subsidie of een budgetsubsidie van de gemeente ontvangen;

  • 2.

    de instelling moet beroepskrachten in dienst hebben, die belast zijn met de uitvoering van door de gemeente gesubsidieerde activiteiten; en

  • 3.

    de salariskosten en de CAO-verhoging van enig jaar mogen niet al in de integrale kostprijs van de activiteit(en) verdisconteerd zijn; is dat wel het geval dan wordt de subsidie niet verstrekt.

Voor de extra subsidie moeten alle voorwaarden zijn vervuld.

De bewijslast om aan te tonen dat een instelling behoefte heeft aan de extra subsidie, ligt bij de instelling. Een aanvraag voor extra subsidie moet goed en duidelijk worden onderbouwd door de instelling. Een berekening van de extra gevraagde subsidie is noodzakelijk om de rechtmatigheid van de besteding te kunnen bepalen.

Kosten van vrijwilligers worden niet aangemerkt als salariskosten.

Artikel 1.9

De in dit artikel genoemde weigeringsgronden zijn voor de hand liggend en behoeven geen nadere toelichting. Ze zijn bedoeld als aanvulling op de wettelijke weigeringsgronden genoemd in artikel 4:25 en 4:35 Awb. Artikel 4:25 regelt de weigering van een subsidie ingeval van overschrijding van het subsidieplafond. Artikel 4:35 Awb luidt:

  • 1.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2.

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

  • a.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

  • b.

    failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 1.10

Dit artikel ziet op de situatie waarin het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming. In artikel 4:41 lid 2 Awb is bepaald in welke gevallen een vergoeding verschuldigd is. De bepaling luidt:

De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

  • a.

    de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

  • b.

    de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

  • c.

    de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • d.

    de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

  • e.

    de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Artikel 1.11

In artikel 4:37 lid 1 Awb worden acht standaardverplichtingen genoemd die aan subsidieontvangers opgelegd kunnen worden. De bepaling luidt:

Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

a. aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

b. de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

c. het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

d. de te verzekeren risico's;

e. het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

f. het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

g. het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

h. het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

Het gaat hier om een niet-limitatieve opsomming. Artikel 1.11 biedt de mogelijkheid om naast de standaardverplichtingen andere verplichtingen aan de instelling op te leggen.

Als in de beschikking verplichtingen vastgelegd worden, dan worden die verplichtingen ook expliciet in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen. Weliswaar kan niet-nakoming van verplichtingen in beschikkingen tot sancties leiden, maar publiekrechtelijke verplichtingen zijn rechtens niet afdwingbaar. De eenzijdigheid van de beschikking verzet zich hiertegen. Verplichtingen als voorwaarden opgenomen in een uitvoeringsovereenkomst zijn rechtens wel afdwingbaar bij de burgerlijke rechter. Het gaat in dat geval om een tweezijdige wilsovereenstemming tussen partijen, namelijk de instelling en de gemeente, waarvan één de afspraken niet nakomt. Bij opname van verplichtingen in de uitvoeringsovereenkomst is de instelling verantwoordelijk voor de uitvoering.

Artikel 1.12

De Awb biedt vijf sanctiemogelijkheden die bij de subsidieverstrekking toegepast kunnen worden, te weten:

  • 1.

    subsidieverlaging (artikel 4:46 lid 2 Awb);

  • 2.

    intrekking of wijziging van de subsidieverlening met terugwerkende kracht wegens omstandigheden gelegen bij de subsidieontvanger (artikel 4.48 Awb);

  • 3.

    intrekking of wijziging van de subsidievaststelling met terugwerkende kracht wegens omstandigheden gelegen bij de subsidieontvanger (artikel 4.49 Awb);

  • 4.

    intrekking of wijziging van de subsidieverlening voor de toekomst wegens omstandigheden gelegen bij de gemeente (artikel 4.50 Awb);

  • 5.

    weigering subsidie voor een nieuw tijdvak (4.51 Awb).

In de praktijk is in Houten nog nooit een sanctie toegepast. Ten gevolge van de inwerkingtreding van deze verordening en het nieuwe subsidiebeleid zijn sancties echter niet uit te sluiten. Er wordt immers nauwgezetter en kritischer gekeken naar het eigen vermogen, de reserves en de besteding van de subsidiegelden.

Artikel 2.1

Afdeling 4.2.8 van de Awb heeft betrekking op per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen.

Artikel 2.2

Gekozen is voor een ruime termijn voor indiening van een aanvraag. Deze termijn moet voor alle instellingen haalbaar zijn. Het betreft een termijn van orde. Dit impliceert dat te laat ingediende aanvragen niet zonder meer buiten behandeling worden gelaten. Als een instelling goede redenen heeft voor de te late indiening kan daar rekening mee worden gehouden.

Artikel 2.3

In dit artikel is lid 1 van artikel 4:61 Awb overgenomen. De volledige tekst van artikel 4:61 en de daarop volgende artikelen luidt als volgt.

Artikel 4:61 Awb:

1. De aanvraag van de subsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

a. een activiteitenplan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte is, en

b. een begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is.

2. Indien de aanvrager beschikt over een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, vermeldt de aanvraag de omvang daarvan.

Artikel 4:62 Awb:

Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.(Zie ook de begripsbepalingen in artikel 1.1 van de verordening.)

Artikel 4:63 Awb:

1. De begroting behelst een overzicht van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

2. De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

3. Tenzij voor de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft nog niet eerder subsidie werd verstrekt, behelst de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar.

Artikel 4:64 Awb:

1. Tenzij de aanvraag wordt ingediend door een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon, gaat deze, indien voor het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie werd aangevraagd, voorts vergezeld van:

a. een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd, en

b. de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag.

2. De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde bescheiden dan wel het verslag over de financiële positie zijn voorzien van een van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken.

3. Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het in het tweede lid bepaalde.

Artikel 4:65 Awb:

Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Artikel 2.5

De mogelijkheid om een uitvoeringsovereenkomst te sluiten is geregeld in artikel 4:36 Awb. Ingevolge artikel 160 lid 1, onder e, van de Gemeentewet besluit het college tot het sluiten van de overeenkomst. Partijen bij de overeenkomst zijn de gemeente en de instelling.

Artikel 2.6

Artikel 4:71 lid 1 Awb luidt:

Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidieontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:

a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

b. het wijzigen van de statuten;

c. het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

d. het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

e. het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

f. het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

g. het vormen van fondsen en reserveringen;

h. het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

i. het ontbinden van de rechtspersoon;

j. het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

Artikel 2.7

De egalisatiereserve is geregeld in artikel 4:72 Awb.

Een egalisatiereserve is een reserve waaraan per subsidiejaar bedragen worden onttrokken toegevoegd, ter vereffening van wisselende exploitatie-uitgaven en -inkomsten. De reserve werkt als een buffer waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar. De instelling mag een egalisatiereserve vormen van maximaal 50% van de laatstelijk verstrekte subsidie. De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve mag ten hoogste 10% van de in dat jaar verstrekte subsidie bedragen.

Artikel 2.8

Dit artikel moet bezien in samenhang met het bepaalde in artikel 4:67 lid 2 Awb:

Indien de subsidie voor twee of meer boekjaren wordt verleend, wordt aan de subsidie de verplichting verbonden tot het periodiek aan het bestuursorgaan verstrekken van de gegevens die voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Gelet op het bepaalde in lid 2 kan flexibel worden omgegaan met de verplichting tot het uitbrengen van een tussentijdse rapportage.

Artikel 2.9

Net zoals bij de aanvraag om subsidieverlening betreft het hier een termijn van orde. Dit impliceert dat te laat ingediende aanvragen niet zonder meer buiten behandeling worden gelaten. Als een instelling goede redenen heeft voor de te late indiening kan daar rekening mee worden gehouden.

Artikel 2.10

De subsidievaststelling is voor alle soorten subsidie geregeld in afdeling 4.2.5 van de Awb. Voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen is de vaststelling geregeld in de artikelen 4:73 tot en met 4:80 Awb.

Artikel 4:75 Awb luidt:

1. De aanvraag tot vaststelling gaat in ieder geval vergezeld van een financieel verslag en een activiteitenverslag.

2. Indien de subsidieontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of indien dit bij de subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over, onverminderd artikel 4:45, tweede lid.

Artikel 4:80 Awb luidt:

Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.

(Zie ook de begripsbepalingen in artikel 1.1 van de verordening.)

In de artikelen 4:76 en 4:77 Awb is bepaald aan welke vereisten het financieel verslag moet voldoen in geval van volledige subsidiëring respectievelijk niet-volledige subsidiëring.

Bij een structureel subsidiebedrag van maximaal € 25.000,- (het bedrag waarboven ingevolge artikel 2.11 van de verordening een accountantsverklaring noodzakelijk is) kan volstaan worden met een eenvoudige balans.

Artikel 2.11

De artikelen 4:78 en 4:79 Awb hebben betrekking op accountantscontrole.

Voor structurele subsidies en budgetsubsidies, die een bedrag van € 25.000,- niet te boven gaan wordt vrijstelling verleend van de verplichting van een accountantsonderzoek. Deze vrijstelling is gebaseerd op artikel 4:78 lid 5 van de Awb.

Artikel 4:78 Awb luidt:

1. De subsidieontvanger geeft opdracht tot onderzoek van het financiële verslag aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

2. De accountant onderzoekt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.

3. De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het financiële verslag.

4. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het derde lid bedoelde verklaring.

5. Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het eerste tot en met het vierde lid.

Instellingen die een subsidie van € 10.000,- tot € 25.000,- ontvangen wordt aanbevolen een accountantscontrole te laten uitvoeren. Dit kan gebeuren door een accountant waarmee de gemeente een collectief contract ter zake heeft gesloten. De kosten van de accountantscontrole kunnen onderdeel uitmaken van de activiteitenkosten.

Artikel 2.12

Een bestemmingsreserve dient ter dekking van een vooraf vastgesteld doel. Bij de subsidievaststelling worden de bestemmingsreserves expliciet opgenomen onder vermelding van al dan niet goedkeuring. De bestemming moet passen binnen de doelstellingen van de instelling. Veranderingen in de bestemmingen zijn alleen mogelijk na verkregen toestemming van het college. De instelling zal de veranderingen moeten onderbouwen met argumenten.

Artikel 3.1

Zie de toelichting bij artikel 2.1.

Artikel 3.2

Zie de toelichting bij artikel 2.2.

Artikel 3.3

Zie de toelichting bij artikel 2.3.

Artikel 3.4

Onderwerp van het overleg tussen college en de instelling zijn de activiteiten en prestaties, de subsidieverplichtingen en de ter beschikking te stellen middelen.

De term prestaties ziet op de (meetbare) maatschappelijk effecten die met de activiteiten worden bereikt; in hoeverre wordt een bijdrage geleverd aan één of meer beleidsdoelen.

Artikel 3.5

Dat er jaarlijks een nieuwe beschikking tot subsidieverlening wordt gegeven houdt verband met de indexering en met eventuele aangepaste of nieuwe activiteiten en/of prestaties.

Artikel 3.6

Zie de toelichting bij artikel 2.5.

Artikel 3.7

Zie de toelichting bij artikel 2.6.

Artikel 3.8

Zie de toelichting bij artikel 2.7.

Artikel 3.9

Zie de toelichting bij artikel 2.8.

Artikel 3.10

Zie de toelichting bij artikel 2.9.

Artikel 3.11

Zie de toelichting bij artikel 2.10.

Artikel 3.12

Zie de toelichting bij artikel 2.11.

Artikel 3.13

Zie de toelichting bij artikel 2.12.

Artikel 4.2

De in dit artikel genoemde bepalingen uit de Awb zijn van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen, maar het is wenselijk deze in beginsel ook te laten gelden voor incidentele subsidies die niet per subsidiejaar en niet per se aan een rechtspersoon worden verstrekt. Omdat deze vereisten relatief zwaar kunnen zijn in geval van incidentele subsidies, kan hiervan door het college ontheffing worden verleend.

Zie verder de toelichting bij artikel 2.3.

Artikel 5.2

Als de startsubsidie per subsidiejaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, zijn de in lid 1 genoemde artikelen zonder meer van toepassing. Wordt de subsidie niet per boekjaar of niet aan een rechtspersoon (met volledige rechtsbevoegdheid) verstrekt, dan zijn de Awb-artikelen van overeenkomstige toepassing; alleen dan kan ontheffing van de in die artikelen genoemde vereisten worden verleend. Zie verder de toelichting bij de artikelen 2.3 en 4.2.

Artikel 5.7

Zie de toelichting bij artikel 2.10.

Ook hier wordt weer onderscheid gemaakt tussen subsidies per subsidiejaar aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid en subsidies aan andere rechtspersonen en natuurlijke personen. Vergelijk de toelichting bij artikel 5.2.

Artikel 6.1

Afdeling 4.2.7 Awb (betaling en terugvordering) is van toepassing. Uitgangspunt in de wet is dat het subsidiebedrag na de subsidievaststelling wordt betaald. In Houten is het gebruikelijk dat de subsidie na de subsidieverlening in haar geheel in de vorm van een voorschot, al dan niet in gedeelten (termijnen), wordt betaald. Deze praktijk is in de verordening vastgelegd. De mogelijkheid om een voorschot te weigeren wordt echter wel opengelaten (lid 4).

Artikel 6.2

Dit artikel is met name bedoeld voor de betaling van incidentele subsidies. Daarnaast is deze bepaling in de praktijk van belang als het bedrag van de subsidievaststelling afwijkt van het bedrag van de subsidieverlening.

Artikel 7.1

Met de nieuwe Algemene subsidieverordening wordt het oude systeem van een bedrag per (jeugd)lid zonder tegenprestatie verlaten; dit past niet binnen de Awb. Met de intrekking van een aantal deelverordeningen en de inwerkingtreding van de nieuwe verordening wordt de overstap gemaakt naar een systeem waarbij alleen subsidie wordt verleend voor activiteiten (en prestaties). Dit systeem geldt voor alle instellingen. Voor de overgang van het ene naar het andere systeem gelden overgangsregels. Deze zijn in dit artikel verwoord. De belangrijkste regels komen op het volgende neer.

  • -

    Tot en met de subsidievaststelling 2007 wordt het oude systeem toegepast.

  • -

    Bij de aanvraag tot subsidieverlening voor 2008 moet een activiteitenplan worden ingediend, en wel vóór 1 oktober 2007.

  • -

    Ingeval er sprake is van een teruglopend ledenaantal in 2007 wordt bij de subsidieverlening 2008 minimaal het vastgestelde subsidiebedrag voor 2006 gegarandeerd.

  • -

    Ingeval er sprake is van een groeiend ledenaantal in 2007 kan dit meegenomen worden in het activiteitenplan voor 2008. De rekennorm van een bedrag per lid wordt na 2008 niet meer gebruikt. Het activiteitenplan maakt onderdeel uit van het overleg met de accounthouder, dat medio 2007 plaatsvindt.

  • -

    Ingeval van een gelijkblijvend ledenaantal in 2007 wordt, net zoals bij een stijgend ledenaantal, bij de subsidieverlening over 2008 uitgegaan van de rekennorm voor 2007.

Lid 7 en 8 van artikel 8.2 voorziet in een hardheidsclausule voor respectievelijk de situatie waarvoor ten onrechte geen overgangsregeling is getroffen en de situatie waarin de overgangsbepalingen tot onbillijke gevolgen leiden.

Artikel 7.2

De Algemene subsidieverordening treedt met terugwerkende kracht per 1 januari 2007 in werking. Dit is vooral van belang voor nieuwe subsidieaanvragers, aan wie op 1 januari 2007 nog geen subsidie was verleend; voor hen geldt immers geen overgangsregeling.

Artikel 7.3

Gekozen is voor één algemene subsidieverordening op het gebied van welzijn. Daarom worden de deelverordeningen en overige subsidieregelingen op welzijnsgebied ingetrokken.

Toelichting 1e wijziging Asv

Algemene toelichting

De noodzaak tot wijziging van de Algemene subsidieverordening ligt vooral op het terrein van de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid. Na twee jaar ervaring lopen wij tegen een aantal knelpunten op, die door wijziging van de huidige verordening opgelost kunnen worden. De wijzigingen hebben betrekking op de aanvragen, de termijnen, de indexering, de subsidieverlaging, de beëindiging van de subsidierelatie, de jubileumtabel, de accountantscontrole, de reservevorming en de overgangsbepalingen.

Duidelijk wordt aangegeven welke stukken een aanvrager moet overleggen. In het aanvraagformulier, waarvan het gebruik verplicht is, staat welke stukken dat zijn.

De aanvraag- en beslistermijnen verdwijnen uit de verordening. De reden daarvoor is dat de Algemene wet bestuursrecht zelf termijnen noemt en de termijnen in de verordening niet noodzakelijk zijn. De wettelijke termijnen geven rechtszekerheid en rechtsgelijkheid voor de aanvrager en houden een redelijke termijn in, waarbinnen de gemeente op de aanvraag moet beslissen. Benoemde termijnen in een verordening geven een verplichting tot nakoming door de gemeente binnen het genoemde tijdsbestek en eigenlijk zijn afwijkingen niet mogelijk. Wij hebben een zorgvuldige besluitvorming voor ogen.

De indexering wordt toegepast op het verleende subsidiebedrag van het voorgaande jaar. Dit sluit aan bij de werkwijze in de gemeentebegroting.

In de verordening wordt een rechtsgrond geven aan een lagere subsidieverlening wegens bezuinigingen, de beëindiging van een subsidierelatie en aan de jubileumtabel.

De accountantscontrole wordt in overeenstemming gebracht met de wet- en regelgeving en met de gemeentelijke rechtmatigheidscontrole. De grens wordt verhoogd van € 25.000,-- naar € 50.000,-- en het toepassingsgebied wordt verruimd. De controle geldt voor alle subsidievormen en voor de opgelegde verplichtingen in de beschikking.

De reservevorming wordt verduidelijkt door aan te geven wat toelaatbaar is met subsidiegelden.

Artikelsgewijze toelichting

(Niet genoemde artikelen behoeven geen toelichting.)

Artikel 1.1 onder i

De wettelijke definitie van een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4.72 van de Algemene wet bestuursrecht, is hier opgenomen. In de huidige Algemene subsidieverordening stond het doel van de egalisatiereserve vermeld als definitie, namelijk het onttrekken of het toevoegen van bedragen ter vereffening van wisselende exploitatie-uitgaven. De egalisatiereserve is het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de verleende subsidie. De egalisatiereserve werkt als een buffer, waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar. De bedoeling is een doelmatige besteding en een doelmatig beheer van subsidiegelden.

Artikel 1.4, lid 2

In februari 2009 heeft de raad de beleidsnota internationale samenwerking “Schakelen naar een hogere versnelling” vastgesteld. Voor de verdeling van de beschikbare middelen over de activiteiten worden beleidsregels opgesteld.

Artikel 1.8, lid 1

In de huidige Asv is onduidelijk waarop de index moet worden toegepast. De index van de gemeentebegroting wordt toegepast op het verleende subsidiebedrag van het voorafgaande subsidiejaar. De instellingen weten in principe voor de aanvang van het nieuwe jaar waarop aanspraak kunnen maken bij ongewijzigd beleid.

Artikel 1.9 onder f

Deze toevoeging geeft meer duidelijkheid over het beleid van de gemeente en komt de rechtszekerheid ten goede.

Artikel 1.10, lid 3

Hier wordt aangegeven dat het college de deskundige aanwijst. Bij de huidige Asv was dit onduidelijk.

Artikel 1.13

Op deze wijze krijgen bezuinigingen een formele rechtsgrond. De instellingen weten nu dat zij minder subsidie kunnen ontvangen, indien de gemeente geconfronteerd wordt met bezuinigingen en/of lagere rijksinkomsten. De gemeente kan zich op deze bepaling beroepen. Onder subsidieverstrekking wordt verstaan de subsidieverlening en de subsidievaststelling.

Artikel 1.14

Door deze bepaling wordt een rechtsgrond voor de beëindiging van de subsidieverstrekking in het leven geroepen. Deze bepaling vergroot de rechtszekerheid van de instelling. Door een periode te nemen wordt de instelling in staat gesteld aanvullende maatregelen te nemen ter compensatie van lagere subsidiegelden of om voor personeel ander werk te vinden.

Artikel 1.15

Door deze bepaling krijgt de aanwezige, informele jubileumtabel een rechtsgrond. Als een gesubsidieerde instelling een aantal jaren bestaat en activiteiten voor Houtenaren uitvoert dan willen wij op bepaalde tijdstippen een incidentele subsidie kunnen verstrekken ter viering van dit bestaansjubileum. Bepalend voor de tijdstippen is de oprichtingsdatum van een instelling. De bestaande tabel zal geactualiseerd worden middels een apart collegevoorstel.

Artikel 2.1 en 3.1

Afdeling 4.2.8 van de Awb is een facultatieve regeling. Zij is alleen van toepassing wanneer een wettelijk voorschrift dit bepaalt of het bestuursorgaan daartoe uitdrukkelijk heeft besloten. Deze afdeling gaat met name over subsidies, die verstrekt worden aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid. Deze afdeling is een uitwerking van en een aanvulling op andere afdelingen van de Awb. Nadat het toepassingsbesluit is genomen heeft het college meer bevoegdheden en mogelijkheden om zich financieel en beleidsmatig met een instelling bezig te houden (toezicht, meldingsplicht en toestemming voor bepaalde handelingen). De afdeling zou op grote instellingen, die bijna volledig afhankelijk zijn van de gemeentelijke subsidie, van toepassing kunnen worden verklaard, maar vooralsnog zien wij daartoe geen reden.

Artikel 2.2, 2.4, 2.13, 3.2, 3.5, 3.14, 4.1, 4.3, 4.6, 5.1, 5.3 en 5.8

Aangezien de Algemene wet bestuursrecht een afdoende regeling kent met betrekking tot de aanvraag- en beslistermijnen (artikel 4:13 Awb) kunnen de termijnen, genoemd in de Asv (artikel 2.2, 2.4, 2.13, 3.2, 3.5, 3.14, 4.1, 4.3, 4.6, 5.1, 5.3 en 5.8 ) vervallen. Bovendien geldt dat als termijnen en data in de Asv staan vermeld de gemeente daaraan gebonden is. Op grond van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (inwerking getreden op 1 oktober 2009) is het niet wenselijk om eigen bindende termijnen te hebben of om termijnen op te nemen in een verordening. Het doel van deze wet is dat de overheid een betrouwbare partner van de burger en instellingen wordt. Bij deze betrouwbaarheid past het dat de overheid tijdig (binnen de geldende termijnen) op een aanvraag, een bezwaar of een beroep beslist. De wet kent een regeling voor wettelijke termijnen en redelijke termijnen, waarbinnen het bestuursorgaan moet beslissen eventueel onder opschorting (het doorlopen van de beslistermijn of het verlengen) van de beslistermijn. In artikel 10 van de “Beleidsregel subsidieverstrekkingen algemeen” staan de bepalingen over termijnen opgenomen. Indien aanvragen volledig en tijdig worden ingediend dan kan de beslissing daarop voor aanvang van het nieuwe jaar plaatsvinden.

Artikel 2.3 en 3.3

De aanvrager weet welke informatie hij aan de gemeente moet verstrekken om voor een subsidie in aanmerking te kunnen komen. Deze informatie is nodig om de aanvraag te kunnen beoordelen. Het aanvraagformulier subsidieverlening is aangepast aan deze vereisten. Wij hebben geconstateerd dat de instellingen bestemmingsreserves vormen, die behoorlijk van omvang zijn. Aangezien de vorming en/of de wijziging van een bestemmingsreserve onze toestemming vereist willen wij meer zicht hebben op de toevoegingen of onttrekkingen aan die reserves. De instelling kan dit doen door een bestedingsplan te overleggen. In de beleidsregel “eigen vermogen en reserves subsidiebeleid” staan bepalingen over reserves vermeld.

Artikel 2.7 en 3.8

Bepalend voor deze wijziging is de definitie van een egalisatiereserve, zoals vermeld in artikel 1.1 onder i Asv. Bij die reserve wordt uitgegaan van het verschil tussen vastgestelde en verleende subsidie. Dit betekent dat een egalisatiereserve pas gevormd mag worden na de subsidievaststelling. De jaarlijkse toevoeging bij de huidige Asv ging uit van de subsidieverlening. Thans wordt uitgegaan van 10% van het laatstelijk vastgestelde subsidiebedrag. Voorheen was de omvang van de egalisatiereserve bepaald op 50%. Zo’n percentage legt een te groot beslag op het subsidiegeld, terwijl de subsidie juist bestemd is voor het uitvoeren van activiteiten. Subsidieverstrekking heeft niet tot doel om het verleende geld te sparen. Het percentage wordt verlaagd tot 15%.

Artikel 2.9, 3.10, 4.4 en 5.6

Het indienen van aanvragen tot subsidievaststelling wordt op dit moment al als verplichting opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening, alsmede de datum waarop de indiening moet plaatsvinden.

Artikel 2.10, 3.11, 4.5 en 5.7

De aanvrager weet welke informatie hij aan de gemeente moet verstrekken om de subsidie te kunnen vaststellen. Deze informatie is nodig om de aanvraag te kunnen beoordelen. Het aanvraagformulier subsidievaststelling is aangepast aan deze vereisten.

Artikel 2.11 en 3.12

De veranderingen voor de accountantscontrole zijn samengevat:

  • 1.

    de grens voor een accountantsverklaring  is verhoogd van € 25.000,-- tot € 50.000,--;

  • 2.

    alleen een goedkeurende accountantsverklaring is toelaatbaar;

  • 3.

    de accountantscontrole is uit de Asv verdwenen en de verplichting tot accountantscontrole wordt opgenomen in de beschikking bij de verplichtingen (bestuursrechterlijke voorwaarden);

  • 4.

    de accountantscontrole geldt ook voor de opgelegde verplichtingen (art. 4:79 Awb);

  • 5.

    de accountantscontrole geldt voortaan voor alle subsidievormen, dus niet alleen voor structurele subsidies en budgetsubsidies, maar ook voor startsubsidies en incidentele subsidies, die een subsidiebedrag € 50.000,-- of meer te boven gaan; en

  • 6.

    voor de verantwoording en de controle van subsidies geven wij een “Aanwijzing”.

De accountantscontrole wordt als verplichting opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening, indien een instelling € 50.000,-- of meer subsidie ontvangt. Het effect van opname in de beschikking is gelijk aan die van een bepaling in de Asv. Het normbedrag is hoger dan voorheen (€ 25.000,--). Hierdoor vallen minder instellingen onder de accountantscontrole. Belangrijkste reden voor een verhoging van de norm is een gelijktrekking met de norm voor de rechtmatigheidscontrole van de gemeente, die ook bij € 50.000,-- ligt.

De accountantscontrole strekt zich thans ook uit tot de controle van de opgelegde verplichtingen. Dit betekent dat de accountant van de instelling moet controleren of de subsidiegelden daadwerkelijk aan de afgesproken activiteiten zijn besteed en/of de activiteiten ten behoeve van de Houtense inwoners worden uitgevoerd.

De gemeente kan voortaan alleen een accountantsverklaring verlangen. Een beoordelings- of samenstellingsverklaring is niet meer toereikend. Overigens overleggen bijna alle instellingen, die onder de accountantscontrole vallen, een goedkeurende accountantsverklaring.

Voorheen vielen alleen de instellingen, die een structurele subsidie of een budgetsubsidie ontvangen onder de accountantscontrole. Na wijziging van de Asv wordt een accountantsverklaring verlangd voor alle subsidievormen. In de praktijk is gebleken dat grote bedragen als incidentele subsidie worden verstrekt zonder dat hiervoor een accountantscontrole zou gelden. Bij incidentele subsidie is er sprake van de besteding van gemeenschapsgeld, zodat een accountantscontrole op haar plaats is.

Voor de accountant van de instelling hebben wij een Aanwijzing als bedoeld in artikel 4:79, lid 2 Awb opgesteld. Hierin staan de reikwijdte en de intensiteit van de accountantscontrole aangegeven. Deze Aanwijzing is een onderdeel van de subsidiebeschikking.

Artikel 5.2

Het gehele subsidieproces wordt beheerd door twee aanvraagformulieren (verlening en vaststelling), ongeacht de subsidievormen, genoemd in artikel 1.3 Asv. Dit vereist dat in principe dezelfde informatie benodigd is om een subsidie al dan niet te verlenen. Het tweede lid is identiek aan artikel 2.3 en 3.3 Asv.

Artikel 6.1, lid 2

Subsidiegelden mogen pas worden uitbetaald, indien daarvoor gelden in de gemeente begroting aanwezig zijn (art. 1.5 Asv). Voordat de begroting wordt vastgesteld vinden al subsidieverleningen plaats onder voorwaarde van begrotingsvoorbehoud (artikel 4:34 Awb). Op aanvragen tot subsidieverlening moet het college binnen een redelijke termijn beslissen. Bij een begrotingsvoorbehoud wordt de subsidie uitbetaald nadat de gemeentebegroting door de raad is vastgesteld. De aanspraak op subsidie leidt pas tot een uitbetaling na vaststelling van de gemeentebegroting.

Artikel 7.1

De overgangsbepalingen kunnen vervallen, omdat de uitvoering daarvan inmmidels heeft plaatsgevonden en geen instelling daarop meer een beroep kan doen. Alle instellingen voldoen thans aan de bepalingen van de Asv. De beleidsregels voor mondiaal beleid zijn toegevoegd aan artikel 1.4.

Artikel 7.3

Bij de vaststelling van de Asv in 2007 is verzuimd deze regeling formeel in te trekken. Bij de subsidieverlening is de uitvoering van de Subsidieregeling Gehandicaptensport meegenomen. Dit betekent dat de instellingen, die een beroep op deze regeling deden, een extra bedrag voor de gehandicaptensport hebben ontvangen bij de subsidieverlening in 2008. Dit bedrag maakt dus onderdeel uit van hun regulier, structurele subsidie. De Subsidieregeling wordt thans formeel ingetrokken.

Toelichting 2e wijziging Asv

Algemene toelichting

Bij de vaststelling van de 2e Bestuursrapportage 2010 heeft de raad op 14 december 2010 besloten het 2e en 3e lid van artikel 1.8 van de Algemene subsidieverordening in te trekken. In het kader van de kredietcrisis en de komende ombuigingen past het om de CAO- bepalingen uit de Asv te halen. De instellingen, die voldoen aan de criteria, kunnen thans geen aanspraak meer maken op de extra subsidie, omdat de rechtsgrond tot extra subsidieverstrekking wordt weggenomen. De indexering, genoemd in het 1e lid van artikel 1.8 Asv, blijft ongewijzigd. Dit betekent dat alle instellingen de indexering, conform de gemeentebegroting, blijven ontvangen.