Regeling vervallen per 01-01-2012

Participatieverordening gemeente Houten

Geldend van 01-10-2009 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2009

Intitulé

Participatieverordening gemeente Houten

De raad van de gemeente Houten heeft het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 december 2009, nr. 2009-061 gelezen en besluit;

gelet op:

  • -

    artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet;

  • -

    artikel 7 eerste lid onder a, artikel 8 eerste lid onder a, e en f en tweede lid onder a en c, en artikel 10a vijfde en zesde lid, van de Wet werk en bijstand (WWB);

  • -

    de artikelen 34 en 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);

  • -

    de Wet stimulering arbeidsparticipatie;

  • -

    artikel 3 van de Wet Participatiebudget;

  • -

    artikel 12, eerste lid, onder a, van de Wet investeren in jongeren (WIJ);

  • -

    de artikelen 8, 19 vijfde lid, 23 derde lid en 35 van de Wet Inburgering (WI);

overwegende dat:

  • -

    het streven van de gemeente gericht is op een hoge mate van participatie van de inwoners van de gemeente en hiertoe een gezamenlijke aanpak van arbeidsintegratie, maatschappelijke integratie en inburgering voorstaat;

  • -

    het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen met betrekking tot:

    • -

      ondersteuning bij arbeidsinschakeling en maatschappelijke participatie aan WWB-ers, Ioaw-ers en Ioaz-ers;

    • -

      ondersteuning bij arbeidsinschakeling en maatschappelijke participatie aan Anw-ers, nuggers en inwoners die vanwege een voorziening gericht op arbeidsinschakeling niet tot een van de doelgroepen van artikel 10 lid 1 van de wet behoren;

    • -

      de inhoud van het leerwerkaanbod in het kader van de Wet investering jongeren (WIJ);

vast te stellen de:

Inhoudsopgave:

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Definities algemeen

HOOFDSTUK 2 BIJSTAND

Artikel 2 definities bijstand

Artikel 3 opdracht college

Artikel 4 bevoegdheid college

Artikel 5 soorten voorzieningen

HOOFDSTUK 3 JONGEREN

Paragraaf 1 algemeen

Artikel 6 definities jongeren

Artikel 7 opdracht college

Artikel 8 bevoegdheid college

Paragraaf 2 werkleeraanbod jongeren

Artikel 9 arbeidsinschakeling

Artikel 10 voorzieningen

HOOFDSTUK 4 INBURGERING

Artikel 11 definities inburgering

Artikel 12 informatieverstrekking

Artikel 13 aanwijzen van de doelgroepen

Artikel 14 het aanbod

Artikel 15 persoonlijk inburgeringsbudget

Artikel 16 inburgeringsvoorziening en examenkosten

Artikel 17 inning van de eigen bijdrage

Artikel 18 hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 19 verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 20 onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

Artikel 21 inwerkingtreding

Artikel 22 citeertitel

Toelichting Participatieverordening gemeente Houten

---------------------------------------------------------------------------------

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Definities algemeen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    algemeen geaccepteerde arbeid alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;

  • c.

    duurzame uitstroom algemeen geaccepteerde arbeid die over een periode van ten minste een jaar wordt verricht, zonder dat daarbij sprake is van uitkeringsafhankelijkheid.

HOOFDSTUK 2 BIJSTAND

Artikel 2 definities bijstand

  • 1.

    Voor de toepassing van hoofdstuk 2 van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet de Wet werk en bijstand;

  • b.

    voorziening voorziening, waaronder begrepen sociale activering als bedoeld in artikel 6

lid 1 onderdeel c van de wet, gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 6 eerste lid onderdeel b samen met artikel 2 van de wet;

  • c.

    doelgroep de personen aan wie op grond van artikel 7 lid 1 onder a en lid 3 van de wet,

    op grond van artikel 34 lid 1 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

    arbeidsongeschikte werknemers of op grond van artikel 34 lid 1 Wet

    inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen

    door de gemeente ondersteuning kan worden geboden;

  • 2.

    Tenzij anders gedefinieerd worden begrippen in dit hoofdstuk gehanteerd als in de wet.

Artikel 3 opdracht college

  • 1.

    Het college biedt een lid van de doelgroep als genoemd in artikel 2 ondersteuning op de kortste weg naar duurzame uitstroom bij het zoeken naar en/of verwerven ervan of, als dit doel niet bereikbaar is, naar zelfstandige participatie.

  • 2.

    De ondersteuning als genoemd in lid 1 wordt geboden door het aanbieden van een voorziening of combinatie van voorzieningen of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties.

  • 3.

    Ondersteuning als genoemd in lid 1 wordt alleen ingezet als zonder die inzet het behalen van één van de in lid 1 genoemde doelen niet mogelijk is.

  • 4.

    Het college laat de aangeboden ondersteuning als genoemd in lid 1 zo veel mogelijk aansluiten op het startniveau, de krachten en bekwaamheden, eerder verworven competenties, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke participatie van de belanghebbende.

  • 5.

    Het college stelt nadere regels vast over de voorwaarden voor en de hoogte van de premie als genoemd in artikel 10a lid 6 van de wet.

Artikel 4 bevoegdheid college

  • 1.

    Het college bepaalt – voor zover niet geregeld in deze verordening – de voorwaarden die gelden bij het aanbieden van ondersteuning als genoemd in artikel 3.

  • 2.

    Het college kan een voorziening als genoemd in artikel 3 lid 2 beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan de kortste weg naar duurzame arbeid.

  • 3.

    Het college kan ten aanzien van voorzieningen nadere regels stellen die betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder en voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • d.

      de betaling van subsidies en premies en het verlenen van voorschotten;

    • e.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies;

    • f.

      de vorm van de voorziening.

Artikel 5 soorten voorzieningen

De volgende elementen maken – in de vorm van diverse voorzieningen – in ieder geval deel uit van het aanbod aan ondersteuning door het college om het benodigde maatwerk te kunnen leveren:

  • ·

    ondersteuning bij maatschappelijke participatie;

  • ·

    onderzoek door deskundigen;

  • ·

    scholing en onderwijs;

  • ·

    activiteiten met behoud van uitkering zoals vrijwilligerswerk, proefplaatsing en leerwerkstage;

  • ·

    stage waaraan een stagevergoeding kan worden verbonden;

  • ·

    participatieplaatsen als genoemd in artikel 10a van de wet;

  • ·

    gesubsidieerd werk;

  • ·

    nazorg bij arbeidsinschakeling.

HOOFDSTUK 3 JONGEREN

Paragraaf 1 algemeen

Artikel 6 definities jongeren

  • 1.

    Voor de toepassing van hoofdstuk 3 van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet de Wet investeren in jongeren

  • b.

    voorziening voorziening als genoemd in artikel 5 lid 1 van de wet;

  • c.

    doelgroep de jongere als genoemd in artikel 2 van de wet.

  • 2.

    Tenzij anders gedefinieerd worden begrippen in dit hoofdstuk gehanteerd als in de wet.

Artikel 7 opdracht college

  • 1.

    Het college biedt, al dan niet in regionaal verband, een lid van de doelgroep als genoemd in artikel 11 een werkleeraanbod dat gericht is op de kortste weg naar duurzame uitstroom.

  • 2.

    Over de inhoud van het werkleeraanbod stelt het college ingaande de periode 2010-2011 tweejaarlijks een participatieprogramma vast.

Artikel 8 bevoegdheid college

  • 1.

    Het college bepaalt – voor zover niet geregeld in deze verordening – de voorwaarden die gelden bij het doen van een werkleeraanbod als genoemd in artikel 12.

  • 2.

    Het college kan ten aanzien van het werkleeraanbod nadere regels stellen die betrekking hebben op:

  • a.

    de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

  • b.

    de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

  • c.

    de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies en premies;

  • d.

    de betaling van subsidies en premies en het verlenen van voorschotten;

  • e.

    overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Paragraaf 2 werkleeraanbod jongeren

Artikel 9 arbeidsinschakeling

Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod en naar het oordeel van het college direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerde arbeid of ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan.

Artikel 10 voorzieningen

Het college kan, in plaats van of naast het bepaalde in artikel 9 van deze verordening, één of meer van de voorzieningen, bedoeld in artikel 5, met uitzondering van onderdeel 6 dit artikel, van deze verordening aanbieden.

HOOFDSTUK 4 INBURGERING

Artikel 11 definities inburgering

  • 1.

    Voor de toepassing van hoofdstuk 4 van deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet de Wet Inburgering

    • b.

      voorziening een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening als genoemd in artikel 19 van de wet;

    • c.

      doelgroep inburgeringsplichtigen als genoemd in artikelen 3 en 5 van de wet en niet inburgeringsplichtige personen tussen de 16 en 65 jaar van een andere dan Nederlandse afkomst en van wie het participeren in de Nederlandse samenleving beperkt wordt door onvoldoende kennis van de Nederlandse taal en samenleving;

    • d.

      WWB Wet werk en bijstand;

    • e.

      WIJ Wet investeren in jongeren;

    • f.

      toepasselijke uitkering de hoogte van de bijstandsnorm als genoemd in artikel 5 van de WWB als belanghebbende een WWB-uitkering ontvangt of daarvan afhankelijk zou zijn, of de hoogte van de inkomensvoorziening als genoemd in artikel 24 van de WIJ als belanghebbende een WIJ-uitkering ontvangt of daarvan afhankelijk zou zijn.

  • 2.

    Tenzij anders gedefinieerd worden begrippen in dit hoofdstuk gehanteerd als in de wet.

Artikel 12 informatieverstrekking

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2.

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      schriftelijke voorlichting aan inburgeringsplichtigen en potentiële inburgeringsplichtigen, in ieder geval aan degenen met een gemeentelijke uitkering;

    • b.

      voorlichting via internet, bijvoorbeeld via de website van de gemeente Houten;

    • c.

      individuele gesprekken met de (potentieel) inburgeringsplichtigen door Stichting Participatie en Integratie Nieuwkomers en de consulenten van Sociale Zaken;

    • d.

      informatie via lokale instellingen die betrokken zijn bij de inburgering;

  • 3.

    Het college beoordeelt eens in de twee jaren de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de raad.

  • 4.

    Het college kan nadere invulling geven aan de informatie- en adviesfunctie zoals bedoeld in lid 1.

Artikel 13 aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden. Er geldt de volgende prioritering van doelgroepen:

  • 1.

    inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 19 van de wet;

  • 2.

    overige inburgeraars die op het moment van de inwerkingtreding van de wet al een inburgeringsvoorziening volgden onder de Wet Inburgering Nieuwkomers en de Oudkomersregeling 2006;

  • 3.

    overige inburgeraars zonder inkomsten uit werk of uitkering met een achtergrond als vluchteling of een opvoedingstaak die zich op eigen initiatief hebben aangemeld

  • 4.

    andere inburgeraars dan bedoeld onder 1,2 en 3;

Artikel 14 het aanbod

Het college stemt de voorziening af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

Artikel 15 persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1.

    Het college kan, onder voorwaarden, een persoonlijk inburgeringbudget ter beschikking stellen.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels vast over de voorwaarden en de hoogte van dit budget.

Artikel 16 inburgeringsvoorziening en examenkosten

  • 1.

    Indien de inburgeraar een voorziening wordt aangeboden draagt het college er voor zover mogelijk zorg voor dat deze wordt afgestemd op de door de inburgeraar te verrichten betaalde arbeid.

  • 2.

    Een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer onderdelen bevatten zoals genoemd in artikel 5 van deze verordening.

  • 3.

    Het kosteloos afleggen van een herexamen wordt één keer aangeboden in het geval van niet-verwijtbaar niet behalen van het examen.

Artikel 17 inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt aan het einde van het inburgeringstraject geïnd, tenzij het tweede lid van toepassing is.

  • 2.

    De eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt niet geïnd als het inburgeringsexamen is behaald binnen de daarvoor gestelde termijn.

  • 3.

    De eigen bijdrage wordt zo mogelijk in maximaal 18 gelijke termijnen verrekend met een door de gemeente te verstrekken uitkering op grond van de Wet werk en bijstand, Wet investeren in jongeren, Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werknemers of Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen.

Artikel 18 hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt 20% van de toepasselijke uitkering voor een overtreding van artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 20% van de toepasselijke uitkering voor een overtreding van artikel 23, eerste lid, van de wet.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 50% van de toepasselijke uitkering voor de overschrijding van de termijn als genoemd in artikel 7, eerste lid, van de wet en voor de overschrijding van de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn.

Artikel 19 verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

De bestuurlijke boetes voor overtredingen als bedoeld in artikel 18 van deze verordening worden verdubbeld indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding, opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding, maar niet hoger dan het in artikel 34 van de wet genoemde maximumbedrag.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 20 onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 21 inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking ervan in het Houtens Nieuws en werkt terug tot en met 1 oktober 2009

  • 2.

    Deze verordening treedt in de plaats van de Re-integratieverordening WWB, zoals vastgesteld door de raad in de vergadering van 10 juli 2007.

  • 3.

    Deze verordening treedt in de plaats van de Inburgeringsverordening, zoals vastgesteld door de raad in de vergadering van 3 april 2007.

Artikel 22 citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Participatieverordening.

Toelichting Participatieveroderning gemeente Houten

ALGEMEEN

Deze verordening regelt de ondersteuning die de gemeente biedt bij de arbeidsinschakeling van werkloze inwoners van de gemeente Houten die voor deze ondersteuning op de gemeente aangewezen zijn.

De kern van deze verordening wordt gevormd door de invulling door de gemeenteraad van een aantal opdrachten met betrekking tot ondersteuning. Deze opdrachten zijn door de wetgever in een aantal wetten verstrekt. Deze wetten zijn: de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (Ioaz) de Wet investeren in jongeren (WIJ) en de Wet inburgering (WI).

Artikel 8 van de WWB en de artikelen 35 van Ioaw en Ioaz geven de gemeenteraad de opdracht in een verordening regels te stellen met betrekking:

-tot de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorziening zoals dat in artikel 7 van de WWB en de artikelen 34 van de Ioaw en Ioaz aan het college opgedragen is; in artikel 8 van de WWB wordt gesteld dat de regels in ieder geval betrekking hebben op de evenwichtige aandacht voor alle klanten en de wijze waarop rekening gehouden wordt met zorgtaken.

Artikel 8 van de WWB geeft de gemeenteraad ook de opdracht in een verordening regels te stellen met betrekking tot:

  • -

    de scholing en opleiding van klanten met een participatieplaats;

  • -

    de premie voor mensen met een participatieplaats, in ieder geval de relatie van deze premie met de armoedeval.

Artikel 12 van de WIJ geeft de gemeenteraad de opdracht bij verordening regels te stellen met betrekking tot:

-de inhoud van het werkleeraanbod.

Diverse artikelen in de WI geven de gemeenteraad de opdracht bij verordening regels te stellen over:

  • -

    informatieverstrekking over rechten en plichten en het aanbod van en toegang tot voorzieningen aan inburgeringsplichtigen (artikel 8);

  • -

    het aanbieden van inburgerings- en taalkennisvoorzieningen, in ieder geval met betrekking tot de gevolgde procedure voor het doen van een aanbod en de vaststelling van een passende voorziening (artikel 19);

  • -

    de toeleiding van de inburgeringsvoorziening naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal, en de gerichtheid van een taalkennisvoorziening op verwerving van kennis van de Nederlandse taal die nodig is voor het afronden van een beroepsopleiding (artikel 19);

  • -

    rechten en plichten van inburgeringsplichtigen, in ieder geval de inning van de eigen bijdrage door het college (artikel 23);

  • -

    de bestuurlijke boete (artikel 35).

In deze verordening zijn de opdrachten geformuleerd in de vijf zogenaamde materiewetten gecombineerd uitgewerkt. Op deze wijze wordt mede gestalte gegeven aan de integrale visie op participatie, die mogelijk wordt gemaakt door de invoering van de Wet Participatiebudget. Deze wet beoogt door de ontschotting van de beschikbare middelen voor WWB, WI en Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) en de toevoeging van de WIJ een totaalvisie en aanpak van participatie van burgers in de samenleving te bevorderen.

Artikelsgewijs

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 definities algemeen

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in de verordening voorkomen en voor alle hoofdstukken hetzelfde zijn, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan.

HOOFDSTUK 2 BIJSTAND

Artikel 2 definities bijstand

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in dit hoofdstuk voorkomen, en waarvan het van belang is dat er in dit hoofdstuk telkens hetzelfde onder wordt verstaan.

Artikel 3 opdracht college

De WWB geeft aan dat het college verantwoordelijk is voor het bieden van ondersteuning. Belangrijkste aspect van deze bepaling is dat het richting geeft aan de arbeidsinschakeling. Zowel ten aanzien van het doel (duurzame arbeid, samen met de definiëring in artikel 1), als de (kortste) weg daar naar toe.

Hoewel leden van de doelgroep aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning zoals belanghebbende die soms het liefst zou zien. Het is aan het college om te zorgen voor voldoende aanbod van re-integratie-instrumenten en zoveel mogelijk maatwerk. Het college heeft daarbij echter te maken met beperkte middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaaleconomische factoren.

Het vijfde lid geeft het college de opdracht regels te stellen met betrekking tot het verstrekken van een premie aan klanten op een participatieplaats. Het verstrekken van de premie volgt wettelijk uit artikel 10a lid 6 van de WWB en de opdracht van de raad van participatieplaatsen gebruik te maken. Het maximum van de premie is € 2.219.

Artikel 4 bevoegdheid college

In de lijn van het systeem van deze verordening, strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met naam in dit hoofdstuk zijn opgenomen.

Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorwaarden bevat.

Het tweede lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen.

Het derde lid geeft aan dat het college de algemene bevoegdheid heeft om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft vooral tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.

Onderdeel f van dit lid stelt dat het college ook de vorm van de voorziening kan regelen. Dit lid heeft tot doel de voorziening in de vorm van een lening te kunnen verstrekken. In het geval van medewerking door de klant kan deze lening worden kwijtgescholden. In het geval van het ontbreken van deze medewerking kan het college besluiten dat de lening moet worden afgelost. Deze bepaling ligt in de lijn van artikel 7 lid 6 van de Re-integratieverordening WWB. Hierin was geregeld dat het college de kosten van de voorziening kan terugvorderen. Hiervoor moet de gemeente de civiele weg bewandelen.

Artikel 5 soorten voorzieningen

In dit artikel geeft de gemeenteraad aan welke voorzieningen in ieder geval in het aanbod moeten zitten om invulling te kunnen geven aan de door de raad gekozen individuele benadering. Het formuleren van een breed aanbod sluit aan bij niet formuleren van doelgroepen maar het leveren van maatwerk, zoals door de raad onderschreven in de kadernota re-integratie.

Participatieplaatsen worden hier expliciet genoemd, om aan te geven dat het college gebruik maakt van de bevoegdheid hiertoe als genoemd in artikel 10a van de wet. Hiermee biedt dit artikel de juridische grondslag van hetgeen in beslispunt 2 van de kadernota re-integratie is bepaald.

De activiteiten die met behoud van bijstandsuitkering kunnen worden uitgevoerd staan, in tegenstelling tot voorheen onder de re-integratieverordening, niet langer als bepaling in deze Participatieverordening. Activiteiten die verricht kunnen worden met behoud van uitkering betreffen:

  • a.

    vrijwilligerswerk

  • b.

    leerwerkstage

  • c.

    proefplaatsing

ad. a vrijwilligerswerk

Vrijwilligerswerk met behoud van uitkering kan een nuttig instrument zijn om werkritme op te doen of te laten behouden. Het kan worden ingezet als uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is, of als dat pas op middellange of lange termijn mogelijk is. Er is bewust voor gekozen om geen exacte termijnen te noemen voor dit arbeidsperspectief. Niet alleen zou dat ten onrechte de suggestie wekken dat dat altijd vooraf exact vast te stellen is, het arbeidsperspectief is ook niet alleen afhankelijk van in de persoon gelegen omstandigheden. Ook een veranderende arbeidsmarkt kan maken dat het arbeidsperspectief wijzigt

Er is van afgezien om een maximale duur vast te stellen. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat het instrument ingezet kan worden voor degenen voor wie uitstroom naar betaald werk niet mogelijk is, en voor wie het vrijwilligerswerk zelfstandige maatschappelijke participatie als doel heeft. Als vrijwilligerswerk een onderdeel van een traject naar betaald werk is, wordt de duur beperkt doordat het traject van beperkte duur is.

ad. b. leerwerkstage

De leerwerkstage heeft als belangrijkste doel het opdoen van vaardigheden in een vakgebied, waardoor uitstroom naar betaald werk mogelijk wordt gemaakt. De leerwerkstage is bedoeld voor leden van de doelgroep die op korte, middellange, of lange termijn perspectief op betaald werk hebben.

Voor een leerwerkstage geldt net als voor vrijwilligerswerk dat niet alleen het arbeidsperspectief bepalend is voor de inzet van het instrument. Anders dan bij vrijwilligerswerk geldt hier wel een duurbeperking. De reden daarvan is dat de leerwerkstage niet kan worden ingezet, met als (voorlopig) einddoel zelfstandige maatschappelijke participatie, zodat een duurbeperking hier geen ongewenste beperkingen aan de inzet ervan geeft.

ad. c. proefplaatsing

Bij de proefplaatsing is het doel niet zozeer het leren van vaardigheden, maar vooral het wennen aan aspecten die samenhangen met betaald werk. Het instrument kan worden ingezet voor leden van de doelgroep met een perspectief op betaald werk op korte of middellange termijn.

Voor de proefplaatsingen geldt net als voor vrijwilligerswerk dat niet alleen het arbeidsperspectief bepalend is voor de inzet van het instrument. De proefplaatsing duurt maximaal 6 maanden.

HOOFDSTUK 3 JONGEREN

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 6 definities jongeren

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in dit hoofdstuk voorkomen, en waarvan het van belang is dat er in dit hoofdstuk telkens hetzelfde onder wordt verstaan.

Artikel 7 opdracht college

De WIJ geeft aan dat het college verantwoordelijk is voor het bieden van een werkleeraanbod. Belangrijkste aspect van deze bepaling is dat het richting geeft aan de arbeidsinschakeling. Zowel ten aanzien van het doel (duurzame arbeid, samen met de definiëring in artikel 1), als de (kortste) weg daar naar toe.

Hoewel leden van de doelgroep aanspraak kunnen maken op dit aanbod, is er geen afdwingbaar recht op een aanbod zoals belanghebbende die soms het liefst zou zien. Het is aan het college om te zorgen voor zoveel mogelijk maatwerk. Het college heeft daarbij echter te maken met beperkte middelen, terwijl de vraag naar het werkleeraanbod afhankelijk is van een veelheid aan sociaaleconomische factoren. Het college kan het aanbod zelf of in regionaal verband doen.

De inhoud van het leerwerkaanbod wordt tweejaarlijks door het college beschreven en vastgesteld in het Participatieprogramma dat ook ter kennisname zal worden gebracht aan de gemeenteraad. Het eerste participatieprogramma heeft betrekking op de periode 2010-2011.

Artikel 8 bevoegdheid college

In de lijn van het systeem van deze verordening, strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met naam in dit hoofdstuk zijn opgenomen.

Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorwaarden bevat.

Het tweede lid geeft aan dat het college de algemene bevoegdheid heeft om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft vooral tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.

Paragraaf 2 Werkleeraanbod jongeren

Artikel 9 arbeidsinschakeling

Het staat het college vrij om bij het werkleeraanbod aan de jongere een keuze te maken tussen het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Deze zijn nevengeschikt. De kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatie is echter het doel van het in te zetten werkleeraanbod. In dat verband kan de gemeenteraad als beleidslijn opnemen dat jongeren die direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerde arbeid wordt aangeboden, of ondersteuning bij de arbeidsinschakeling, als bijvoorbeeld arbeid niet direct beschikbaar is. Het blijft uiteraard een kwestie van maatwerk of daar in het concrete geval ook toe besloten wordt. De woorden ‘in beginsel’ moeten in die context worden gelezen.

Artikel 10 voorzieningen

Omdat het instrumentarium dat gemeenten bij het uitvoeren van de re-integratietaak in het kader van de WWB ter beschikking staat, ook ingezet kan worden voor de uitvoering van de WIJ is verwezen naar de betreffende artikelen. Het onderdeel dat betrekking heeft op participatieplaatsen is uitgezonderd, omdat dit specifiek een WWB-aangelegenheid is.

HOOFDSTUK 4 INBURGERING

Artikel 11 definities inburgering

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in dit hoofdstuk voorkomen, en waarvan het van belang is dat er in dit hoofdstuk telkens hetzelfde onder wordt verstaan.

Artikel 12 informatievoorziening

Het eerste lid gaat over de taak van de gemeente om de inburgeringsplichtige goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. Hiervoor zijn diverse mogelijkheden. In lid twee worden enkele voorbeelden genoemd hoe de gemeente hier aan gevolg geeft. Het is geen uitputtende lijst, maar slechts een minimale uitwerking van de wettelijke informatieplicht. Het college kan ook andere communicatiemiddelen inzetten. Men kan denken aan het aansluiten bij het Wmo-beleid of persoonlijke en specifieke informatie te verstrekken bij de uitvoering van de Wwb, de bijzondere bijstand of de schuldhulpverlening. Er zal ook gebruik gemaakt worden van organisaties die betrokken zijn bij de uitvoering van het gemeentelijk inburgeringsbeleid. Het derde lid verplicht het College de raad periodiek te rapporteren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen.

Artikel 13 aanwijzen van doelgroepen

De gemeente Houten kan naast deze verplichte doelgroepen ook andere groepen een traject aanbieden. Deze groepen worden genoemd in artikel drie van de verordening. De gemeente Houten heeft daarom de keuze gemaakt om in de eerste plaats inburgeringsplichtige uitkeringsgerechtigden een inburgeringstraject aan te bieden. De mensen met een Wwb-uitkering zullen gescreend worden op hun inburgeringsplicht. Er wordt rekening gehouden dat het inburgeringstraject aansluit op de re-integratiemogelijkheden.

Verder kunnen de inburgeringsplichtige mensen die al gestart zijn met hun inburgering ondersteund worden bij de afronding van hun inburgering. Het betreft mensen die al hebben deelgenomen aan een Win-traject of een oudkomerstraject. Mochten zij nog niet het vereiste taalniveau bezitten om vrijgesteld te worden van de inburgeringsplicht, dan ontvangen zij een (aanvullend) inburgeringsaanbod van de gemeente.

De voorlaatste groep betreft inburgeraars zonder inkomsten uit werk of uitkering met een achtergrond als vluchteling of met een opvoedingstaak. De eerste groep heeft de prioriteit omdat het vaak mensen betreft die de zorg van kinderen hebben en mogelijk een geïsoleerd bestaan kunnen hebben.

De laatste groep betreft alle overige inburgeringsplichtigen. Tot de overige inburgeringsplichtigen horen specifiek de gezinsherenigers/gezinsvormers. De groep overige inburgeringsplichtige zijn bijvoorbeeld mensen met een baan.

Artikel 14 het aanbod

Op grond van dit artikel wordt de aangeboden voorziening afgestemd op het startniveau, de

vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de

inburgeringsplichtige. Ook hiermee wordt uiting gegeven aan de maatwerkgedachte zoals geformuleerd in het eerste beslispunt in de kadernota re-integratie.

Artikel 15 persoonlijk inburgeringsbudget

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid een persoonlijk inburgeringsbudget te verstrekken. Het college stelt vervolgens beleid met betrekking tot criteria, voorwaarden en hoogte vast.

Artikel 16 inburgeringsvoorziening en examenkosten

Het rekening houden met te verrichten arbeid van de inburgeringsplichtige is niet me zoveel worden geregeld in de WI (lid 1). De gemeente raad geeft hiermee uiting aan het gaan verrichten of continueren van arbeid boven, of liever gezegd naast activiteiten in het kader van de inburgering. Hiermee loopt de gemeenteraad vooruit op een van de wijzigingen van de WI.

In het tweede lid geeft de gemeenteraad aan dat ook gebruikmaking van een voorziening kan bijdragen aan de inburgering, en daarom hiervan deel uit kan maken.

Artikel17 inning van de eigen bijdrage

Dit artikel gaat over de eigen bijdrage die alle inburgeringsplichtigen met een inburgeringsaanbod van de gemeente conform artikel 23, tweede lid van de Wet inburgering moeten betalen. De raad kiest ervoor de eigen bijdrage pas aan het einde van het inburgeringstraject te innen. Als extra stimulans is besloten de eigen bijdrage te laten vervallen als de inburgeringsplichtige slaagt voor het inburgeringsexamen. De systematiek kan er toe leiden dat de inburgeringsplichtige aan het eind van het traject twee betalingen moet verrichten. Het betreft dan de betaling van de eigen bijdrage en de eventuele sanctie voor het niet behalen van het examen binnen de gestelde termijnen. In de praktijk zal deze situatie weinig voorkomen.

Artikel 18 hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Bij het opleggen van een sanctie wordt rekening gehouden met artikel 38 van de Wet inburgering. Indien er geen enkele verwijtbaarheid is vast te stellen bij de betrokkene dan kan geen sanctie worden opgelegd. Elke sanctie dient verder afgestemd te zijn op de ernst van de overtreding en de mate waarop dit de overtreder kan worden verweten. Ook kan rekening gehouden worden met omstandigheden van de persoon. In de praktijk is gebleken dat deelnemers aan de Wet inburgering nieuwkomertrajecten en de oudkomerstrajecten zeer gemotiveerd waren en slechts een enkeling door buiten de persoon gelegen omstandigheden afgehaakt is. Er zijn dan bij deze trajecten ook geen sancties uitgedeeld. Mochten er sprake zijn van sanctiewaardige gedragingen in het kader van de inburgering, die ook op grond van de Wet werk en bijstand sanctiewaardig zijn (verlagen van de uitkering), dan wordt geen sanctie opgelegd in het kader van de Wet inburgering. Dit staat in artikel 37 van de Wetinburgering. Er kan namelijk niet tweemaal gesanctioneerd worden voor dezelfde gedraging. De hoogte van de sanctie in deze verordening is daarom afgeleid van de Wet Werk en Bijstand. De hoogte van de sanctie (een boete of een maatregel) is dan in grote lijnen hetzelfde voor alle inburgeraars. De Wet inburgering geeft in artikel 34 een maximum bedrag aan voor elke overtreding. De maximum bedragen worden in de meeste gevallen niet gehaald.

Artikel 19 verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel regelt de verhoging van het boetetarief indien er sprake is van herhaling. De bestuurlijke boete mag op grond van artikel 34 van de wet niet hoger zijn dan:

  • -

    € 250 voor het handelen in strijd met artikel 25;

  • -

    € 500 voor het handelen in strijd met artikel 23, eerste lid, of de krachtens artikel 23, derde lid, gestelde regels;

  • -

    € 500 voor het niet naleven van artikel 7, eerste lid;

  • -

    € 1000 voor het niet behalen van het inburgeringsexamen binnen de bij of krachtens de artikelen 32 en 33 gestelde termijnen.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 20 onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

In de bevoegdheidsverdeling tussen gemeenteraad en college past het dat de gemeenteraad beleidskaders vaststelt. Dat is in deze verordening uitgewerkt. Het college is belast met de uitvoering van dat beleid, en op sommige onderdelen met de nadere uitwerking daarvan. Doen zich situaties voor waarin niet is voorzien of waarin onverkorte toepassing van de gestelde bepalingen onverhoopt tot onbillijkheden van overwegende aard leidt, dan is het aan het college om besluiten te nemen waarin recht wordt gedaan aan enerzijds het belang van handhaving van het gemeentelijk beleid en anderzijds het individuele belang van de klant. Dat kan onder omstandigheden betekenen dat besluiten worden genomen die afwijken van deze verordening.

Artikel 21 inwerkingtreding

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

Artikel 22 citeertitel

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad d.d. 15 december 2009.

De raad van de gemeente Houten,

de griffier,

de voorzitter,

P.M.H. van Ruitenbeek

C.H.J. Lamers