Verordening persoonsgebonden budget (PGB) begeleid werken Wet sociale werkvoorziening (WSW)

Geldend van 01-07-2008 t/m heden

Intitulé

Verordening persoonsgebonden budget (PGB) begeleid werken Wet sociale werkvoorziening (WSW)

De raad van de gemeente Houten; 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 mei 2008, nr. BWV08.0212; 

overwegende

  • -

    dat de Wet sociale werkvoorziening met ingang van 1 januari 2008 is gewijzigd;

  • -

    dat hierbij onder andere voor Wsw-geïndiceerden in de Wsw het recht is opgenomen om bij het realiseren van een passende arbeidsplek in het kader van Begeleid Werken gebruik te maken van een Persoonsgebonden budget (PGB)

  • -

    gelet op artikel 7, tiende lid van de Wet sociale werkvoorziening;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening

Inhoudsopgave:

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

Artikel 2 - De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

Artikel 3 – Het recht op een persoonsgebonden budget

Artikel 4 – Voorwaarden werkgever en begeleidingsorganisatie

Artikel 5 - Vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever

Artikel 6 - Herziening van de loonkostensubsidie

Artikel 7 - De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

Artikel 8 – De vergoeding van kosten van aanpassing van de werkplek

Artikel 9 - Indienen van de aanvraag

Artikel 10 - Beslistermijn

Artikel 11 - Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Artikel 12 - Het vaststellen van de periodieke subsidie

Artikel 13 – Betaling van het persoonsgebonden budget

Artikel 14 - Verplichtingen van de werkgever

Artikel 15 – Bijzondere gevallen

Artikel 16 - Citeertitel en inwerkingtreding

Artikelgewijze toelichting

-------------------------------------------------------------------------

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. Het college

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten

b. De wet

de Wet sociale werkvoorziening

c. Wsw-geïndiceerden

personen op de wachtlijst, Wsw-werknemers werkzaam binnen het sw-bedrijf of gedetacheerd, alsmede personen die reeds in begeleid werken ingevolge de Wsw werkzaam zijn

d. Begeleid werken

de arbeid als bedoeld in hoofdstuk 3 van de wet

e. Persoonsgebo n den budget (PGB)

periodieke subsidie die het college verstrekt aan een werkgever (loonkostensubsidie) die een Wsw-geindiceerde in reguliere dienst neemt, alsmede een vergoeding voor de begeleidingsorganisatie die zorgt draagt voor de noodzakelijke begeleiding op de werkplek en daarbuiten.

f. Begeleidingsorgan i satie

de organisatie die verantwoordelijk is voor de begeleiding van de Wsw-geïndiceerde op de werkplek bij de werkgever.

Artikel 2 - De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

De jaarlijkse uitvoeringskosten bedragen maximaal 25% van het jaarbedrag dat per Wsw-geïndiceerde beschikbaar is. Voor het persoonsgebonden budget is op grond daarvan minimaal 75% van het jaarbedrag beschikbaar. Het college stelt een andere verhouding tussen de uitvoeringskosten en het PGB uiterlijk op 31 december voor het daarop volgende kalenderjaar en de jaren daarna vast.

Artikel 3 – Het recht op een persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het recht op een persoonsgebonden budget bestaat in de volgende gevallen:

    • a.

      Het betreft een persoon van de wachtlijst, die op grond van zijn plaats op de wachtlijst (1e) recht heeft op een Wsw-dienstbetrekking;

    • b.

      Het betreft een Wsw-werknemer die een arbeidsovereenkomst in het kader van Begeleid Werken wil aangaan;

    • c.

      Het betreft een persoon waarvoor Wsw-budget beschikbaar is;

    • d.

      Het betreft een persoon, als bedoeld in lid 1 onder punt a en b, die tegelijk met het aanvragen van een PGB een werkgever aandraagt die hem/haar voor tenminste 18 uur per week en tenminste 6 maanden in dienst neemt, alsmede een begeleidingsorganisatie;

  • 2.

    De kosten voor begeleiding en loonkostensubsidie mogen samen niet hoger zijn dan het door het college vastgestelde PGB.

Artikel 4 – Voorwaarden werkgever en begeleidingsorganisatie

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag aan iedere Wsw-geïndiceerde die daar recht op heeft een persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw, indien werkgever en begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de Wsw-geïndiceerde adequaat wordt ingevuld.

  • 2.

    De werkgever voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      Zijn onderneming staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Dit geldt niet voor overheidsorganisaties of daaraan gelieerde instellingen, omdat die niet bij de KvK zijn of kunnen worden ingeschreven.

    • b.

      Binnen de onderneming verrichten tenminste twee andere personen arbeid in loondienst werkzaam, anders dan gesubsidieerde arbeid;

    • c.

      De arbeidsovereenkomst wordt niet aangegaan met een onderneming of (zorg)instelling waar de Wsw-geïndiceerde op grond van andere financieringsbronnen zorg geniet;

    • d.

      De aangeboden arbeidsplaats en de omvang daarvan zijn, gelet op de indicatiestelling en mogelijkheden van de Wsw-geïndiceerde, als passend aan te merken;

    • e.

      De duur van het dienstverband bedraagt tenminste zes maanden, met een minimale omvang van 18 uur per week;

    • f.

      De salariëring van de betreffende functie is gebaseerd op de voor het bedrijf of de betreffende branche geldende CAO of arbeidsvoorwaarden;

    • g.

      De werkplek en de werkomstandigheden voldoen aan de arbo-normen en veiligheidseisen;

    • h.

      De werkgever verricht geen werkzaamheden die niet of moeilijk te rijmen zijn met de publieke taak van de gemeente Houten.

  • 3.

    De begeleidingsorganisatie voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      De begeleidingsorganisatie is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Dit geldt niet voor overheidsorganisaties of daaraan gelieerde instellingen, omdat die niet bij de KvK zijn of kunnen worden ingeschreven.

    • b.

      De begeleidingsorganisatie en/of haar medewerkers zijn gekwalificeerd voor het begeleiden van de doelgroep, c.q. de Wsw-geïndiceerde voor wie het Persoonsgebonden budget is bestemd;

    • c.

      De begeleidingsorganisatie heeft aantoonbare kennis en ervaring in het werkveld van arbeidstoeleiding en –bemiddeling;

    • d.

      De begeleidingsorganisatie/begeleider beschikt aantoonbaar over ruime ervaring in het begeleiden van personen met specifieke kenmerken, zoals bij de Wsw-geïndiceerde het geval is (bijvoorbeeld autisme, visuele of auditieve beperkingen enz.). Indien de Wsw-geïndiceerde gebruik wenst te maken van één van de begeleidingsorganisaties waarmee de gemeente Houten in het kader van Begeleid Werken een overeenkomst heeft, dan gelden de tussen de gemeente Houten en de begeleidingsorganisatie afgesproken regels;.

Artikel 5 - Vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever

  • 1.

    Het college stelt op voorstel van de Wsw-geïndiceerde de hoogte van de subsidie aan de werkgever vast.

  • 2.

    De te verstrekken loonkostensubsidie wordt bepaald op basis van de loonwaarde van de Wsw-geïndiceerde. Het college kan desgewenst de loonwaarde laten vaststellen aan de hand van een loonwaardeonderzoek. Daarbij kan een externe deskundige worden ingeschakeld.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 6 en 11 van deze verordening vindt jaarlijks eenloonwaardebepaling plaats als er sprake is van een dienstverband voor onbepaalde tijd.

Artikel 6 - Herziening van de loonkostensubsidie

  • 1.

    Op verzoek van de werkgever kan het college een loonkostensubsidie herzien als hier, gelet op de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit van de werknemer, aanleiding voor is.

  • 2.

    De loonkostensubsidie kan ambtshalve worden gewijzigd als hier gerede aanleiding toe is.

  • 3.

    De herziening van de loonkostensubsidie als bedoeld in lid 1 en lid 2 kan plaatsvinden op basis van een loonwaardeonderzoek. Daarbij kan het college een externe deskundige inschakelen.

Artikel 7 - De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

  • 1.

    De hoogte van de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie en de omvang van het aantal uren begeleiding wordt door partijen in onderling overleg vastgesteld. Tussentijdse aanpassingen hierin zijn mogelijk indien partijen dit vooraf overeenkomen.

  • 2.

    Incidenteel kunnen door de begeleidingsorganisatie extra uren worden aangevraagd. Deze aanvraag moet altijd schriftelijk worden ingediend, met redenen zijn onderbouwd en een tijdelijk karakter hebben.

  • 3.

    Het aantal uren begeleiding dat het college vergoedt, bedraagt in het eerste begeleidingsjaar maximaal 15% van het aantal uren dat door de Wsw-geïndiceerde bij de werkgever wordt gewerkt. In de daarop volgende jaren vindt een stapsgewijze afbouw plaats.

Artikel 8 – De vergoeding van kosten van aanpassing van de werkplek

  • 1.

    Aanpassingen op de werkplek die blijkens een deskundigenrapport noodzakelijk zijn en waarvan het niet redelijk is dat deze door de werkgever of de Wsw-geïndiceerde zelf worden gedragen, kunnen voor subsidiering in aanmerking komen, onder de voorwaarden dat:.

    • a.

      het deskundigenrapport is opgesteld door een daartoe bevoegde en gekwalificeerde instantie;

    • b.

      de bekostiging van de voorziene aanpassingen niet bij andere instanties op grond van wettelijke regelingen kan worden gedeclareerd;

    • c.

      de voorziene aanpassingen door de gemeente Houten voorafzijn goedgekeurd;

    • d.

      de werkgever de opdrachtgever voor de aanpassingen is en deze voorshands bekostigt;

    • e.

      kosten voor aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek, scholing en kosten voortvloeiend uit arbowetgeving die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken, komen niet in aanmerking voor vergoeding door het college.

  • 2.

    Bij eenmalige aanpassingen op de werkplek is een bedrag van maximaal € 2.000 beschikbaar. Voorwaarde is dat er sprake moet zijn van een dienstverband voor de duur van tenminste nog 12 maanden of onbepaalde tijd. Bij beëindiging van het dienstverband vallen aanpassingen in de zin van roerende goederen terug aan de gemeente Houten, of worden door de cliënt meegenomen naar een volgende arbeidsplaats.

  • 3.

    Bij periodieke betalingen aan de werkgever, verband houdend met de aanpassing, stopt de betaling na beëindiging van het dienstverband.

  • 4.

    Aanpassingen waarvan de kosten hoger zijn dan het in artikel 8, lid 2 genoemde bedrag komen niet voor een vergoeding in aanmerking. In dat geval wordt de arbeidsplaats niet als passend beschouwd.

  • 5.

    Het college regelt de wijze van uitbetaling van de vergoeding.

Artikel 9 - Indienen van de aanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor een persoonsgebonden budget wordt ingediend door middel van een volledig ingevulde aanvraag. De aanvraag wordt naast de cliënt mede-ondertekend door de werkgever en de begeleidingsorganisatie.

  • 2.

    De aanvraag moet vergezeld gaan van

  • -

    een kopie uit de gemeentelijke basisadministratie

  • -

    een kopie van een geldig identiteitsbewijs

  • -

    een geldige Wsw-indicatie

  • -

    gegevens over de werkgever en de begeleidingsorganisatie, zoals genoemd in artikel 4 lid 2 en lid 3.

  • -

    een onderbouwing van de eventuele aanpassingen den de daarmee gemoeide kosten

  • -

    alle andere gegevens die door het college noodzakelijk worden geacht.

  • 3.

    Het college kan ten behoeve van de aanvraag een aanvraagformulier vaststellen.

Artikel 10 - Beslistermijn

  • 1.

    Het college besluit over de aanvraag binnen vier weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2.

    Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 11 - Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

  • 1.

    Het besluit tot verlening van een periodieke subsidie bevat in ieder geval:

  • a.

    de hoogte van de periodieke subsidie en de wijze waarop deze kan worden aangepast;

  • b.

    de wijze van bevoorschotting van de subsidie;

  • c.

    de verplichtingen van de werkgever;

  • d.

    de verplichtingen van de werknemer.

Artikel 12 - Het vaststellen van de periodieke subsidie

  • 1.

    De werkgever verstrekt binnen een maand na afloop van het kalenderjaar aan het college een schriftelijke opgave van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten en de ontvangen loonkostensubsidie.

  • 2.

    Het college stelt de periodieke subsidie binnen vier weken na ontvangst van deze opgave definitief vast.

  • 3.

    Deze gegevens worden verwerkt in de Wsw-verantwoording, die jaarlijks door de gemeenteraad bij de jaarrekening wordt vastgesteld.

Artikel 13 – Betaling van het persoonsgebonden budget

  • 1.

    De loonkostensubsidie wordt overeenkomstig de vaststelling volgens artikel 5, lid 1 na ieder kwartaal betaald, onder verrekening van de eventueel betaalde voorschotten.

  • 2.

    De begeleidingskosten worden op factuurbasis vergoed. Hierover worden met de begeleidingsorganisatie nadere afspraken gemaakt.

Artikel 14 - Verplichtingen van de werkgever

  • 1.

    De werkgever doet onmiddellijk schriftelijk mededeling aan het college van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie.

  • 2.

    De werkgever bewaart alle bewijsstukken die aan de subsidieverstrekking ten grondslag liggen tenminste gedurende zeven jaren na vaststelling van de subsidie en stelt deze op verzoek aan het college beschikbaar voor controledoeleinden.

  • 3.

    Het college kan aan de werkgever aanvullende eisen stellen ten aanzien van de Wsw-verantwoording.

Artikel 15 – Bijzondere gevallen

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het College van Burgemeester en wethouder van de gemeente Houten

Artikel 16 - Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening.

  • 2.

    Zij treedt in werking op 1 juli 2008.

    Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 juni 2008.

    de griffier,

    de voorzitter,

    ­      

    P.M.H. van Ruitenbeek

    C.H.J. Lamers

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1

In artikel 1 is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over gehanteerde termen en begrippen. Een uitgebreide(re) begrippenlijst is daarom overbodig.

Artikel 2

Artikel 7, tiende lid, onderdeel b, Wsw bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de hoogte van de voor het college rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis. Artikel 2 van deze verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.

De gemeente bepaalt zelf welke uitvoeringskosten het toekennen van een PGB aan een Wsw-geïndiceerde voor de gemeente met zich meebrengt. De wet geeft niet aan wat precies onder uitvoeringskosten moet worden verstaan. Het moet in ieder geval gaan om kosten die rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden zijn (artikel 7, tweede lid, onderdeel b, Wsw). Daarbij kan worden gedacht aan kosten in verband met de volgende activiteiten:

  • -

    het beoordelen van aanvragen voor een PGB;

  • -

    de administratieve handelingen in verband met het verstrekken van subsidies en vergoedingen in het kader van het PGB;

  • -

    het monitoren van het begeleid werken met een PGB;

  • -

    het tussentijds bepalen van loonwaarde;

  • -

    het voeren van (tussentijdse) gesprekken met begeleidingsorganisatie en werkgever.

De uitvoeringskosten worden afgetrokken van het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt, waarbij ook rekening wordt gehouden de mate van arbeidshandicap. Het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt minus de (gemiddelde) uitvoeringskosten per Wsw-geïndiceerde levert vervolgens het bedrag op dat de gemeente in beginsel beschikbaar heeft voor een PGB begeleid werken. In de verordening is een procentuele verhouding vastgelegd (25%-75%), in plaats van een absoluut bedrag.

Als er aanleiding is die verhouding wijzigen, dan besluit het college daartoe uiterlijk op 31 december, voorafgaand aan het kalenderjaar met ingang waarvan de nieuwe verhouding geldt.

Artikel 3

Aan het recht op een persoonsgebonden budget is een aantal voorwaarden verbonden. Wanneer het om een persoon op de wachtlijst gaat, kan deze alleen maar een PGB aanvragen als hij op de eerste positie van de wachtlijst staat en aan de beurt is om geplaatst te worden. In aanvulling daarop is in het derde lid vastgelegd dat er ook daadwerkelijk Wsw-budget beschikbaar moet zijn. Anders gezegd, de persoon kan van de wachtlijst af doorstromen naar een beschikbare vrije plaats. In het vierde lid is een ondergrens opgenomen voor de contractomvang waarbij het aanvragen van een PGB open staat. Het stelsel van de PGB gaat uit van de veronderstelling dat een Wsw-geïndiceerde zelf met een werkgever aankomt

Artikel 4

Het college zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek adequaat door de werkgever wordt verzorgd (artikel 7, eerste lid, Wsw). In verband hiermee stelt de gemeente Houten eisen aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. Op grond van artikel 7, tiende lid, Wsw dient de gemeenteraad in zijn verordening de voorwaarden te regelen waaronder het college een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de Wsw-geïndiceerde is aangewezen. Beiden zijn uitgewerkt in artikel 4. Omdat het rijk de bonus voor begeleid werken pas uitkeert als er sprake is van een dienstverband van zes maanden, is dat als minimale duur van het dienstverband in de verordening opgenomen.

Artikel 5

In dit artikel liggen de regels vast die zijn gesteld met betrekking tot de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld (artikel 7, tiende lid, onderdeel a, Wsw). De periodieke subsidie bestaat uit een loonkostensubsidie en eventueel ook uit een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde (bijvoorbeeld reiskosten of terugkerende kosten voor intermediaire activiteiten).

Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de Wsw-geïndiceerde. Om te kunnen bepalen wat de hoogte van de loonkostensubsidie moet zijn, is inzicht nodig in de verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken Wsw-geïndiceerde. In de praktijk kan de hoogte van de loonkostensubsidie worden bepaald in onderhandeling. Daarbij wordt in veel gevallen gebruik gemaakt van bestaande methodieken voor inschatting van de loonwaarde. Ook het functieprofiel van de te vervullen functie en het daarbij behorende (CAO-)loon maken vaak deel uit van dit proces.

Ingeval er sprake is van een dienstverband voor onbepaalde tijd is het wenselijk om periodiek onderzoek te doen naar de loonwaarde, om op die manier een actueel beeld te krijgen en zo mogelijk het subsidiebedrag bij te stellen. In lid 3 is daartoe een bepaling opgenomen.

Het verstrekken van subsidies aan werkgevers kan onder bepaalde omstandigheden vallen onder staatssteun (die op grond van Europese regelgeving verboden is). Voor het verstrekken van loonkostensubsidies aan werkgevers die Wsw-geïndiceerden in dienst hebben is de Europese Vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun van belang. Deze Europese verordening staat toe dat maximaal 60% van de loonkosten wordt gesubsidieerd zonder dat daaraan een individuele loonwaardebepaling ten grondslag ligt.

Artikel 6

De productiviteit van een Wsw-geïndiceerde kan wijzigen, als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden aangepast. De werkgever kan dan, als de productiviteit, c.q. verdiencapaciteit van de werknemer minder wordt, na overleg en met instemming van de werknemer, een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien. De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen omkleden.

Ook ambtshalve kan het college, als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijds) aanpassing van het subsidie, een hernieuwde beoordeling voor de hoogte van het subsidie doen. Dit zal zich overigens alleen in uitzonderlijke gevallen voordoen, bijvoorbeeld als er sprake is van kennelijke onredelijkheid bij handhaving van een bestaande situatie.

In lid 3 is opgenomen dat er jaarlijks een loonwaardebepaling plaatsvindt als er sprake is van een dienstverband voor onbepaalde tijd. Een dergelijk onderzoek kan in intensiteit verschillen, afhankelijk van de situatie.

De herbeoordeling van de loonwaarde vindt altijd plaats op basis van een loonwaardeonderzoek, waarbij een externe deskundige kan worden ingeschakeld.

Artikel 7

De vergoedingen aan begeleidingsorganisaties vinden plaats op basis van een overeenkomst die de uitkomst is van overleg hierover.

Op basis van ervaringsgegevens blijkt dat de omvang van het aantal uren aan begeleiding in de tijd kan variëren, afhankelijk van de behoefte hieraan en de aard van de handicap. Daarom is in dit artikel de mogelijkheid opgenomen om het aantal uren aan begeleiding, en dus de vergoeding, tijdelijk aan te passen. Partijen (gemeente, Wsw-geïndiceerde en begeleidingsorganisatie) moeten het hier uiteraard wel over eens zijn en van te voren met elkaar afspreken dat periodieke evaluaties over aanpassingen in de omvang van het aantal begeleidingsuren plaats vinden. Op die manier kan maatwerk in de begeleiding worden geleverd.

Het aantal uren begeleiding dat wordt vergoed is een in het eerste jaar gemaximeerd op 15% van het aantal uren dat de Wsw-geïndiceerde bij de werkgever werkt. In de jaren daarna wordt dat maximum omlaag gebracht. In de met de begeleidingsorganisaties af te sluiten overeenkomsten worden de percentages voor het eerste en de daarop volgende jaren vastgelegd.

Artikel 8

De verordening dient regels te bevatten die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder het college aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht (artikel 7, tiende lid, Wsw). In artikel 8 is deze verplichting uitgewerkt.

Het eerste lid bepaalt dat een eenmalige vergoeding kan worden verstrekt. Daar is een deskundigenrapport voor nodig. Het derde lid stelt een minimale duur aan het dienstverband dat de werkgever met de betrokken Wsw-geïndiceerde moet aangaan, alvorens tot investeringen wordt overgegaan.

In het vierde lid wordt een maximum gesteld aan de hoogte van de vergoeding. De gedachte hierachter is dat als de kosten boven dit bedrag uitgaan de aangeboden arbeidsplaats als niet passend moet worden beschouwd. In de praktijk zullen hierbij van geval tot geval kosten en baten tegen elkaar moeten worden afgewogen. De aard van de voorziening kan van geval tot geval verschillen en overigens ook gerelateerd zijn aan de aard van de handicap. Bovendien hoeft er niet persé sprake te zijn van aanpassingen van bouwkundige aard. Het kan ook gaan om (aangepaste) apparatuur die een Wsw-geïndiceerde kan gebruiken bij een andere werkgever.

Het vijfde lid bepaalt dat het college de wijze van uitbetaling van de vergoeding regelt. Daarbij kan worden gedacht aan de termijnen van betaling.

Artikel 9

De Wsw-geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en de begeleidingsorganisatie van de Wsw-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen.

Op basis van de aanvraag beslist het college vervolgens of een periodieke subsidie aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie worden verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de periodieke subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking en de verstrekking van een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.

Artikel 10

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12

Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende kalenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief vastgesteld. Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een schriftelijke opgave te doen van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.

Artikel 13

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 15

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 16 Citeertitel en inwerkingtreding.

De verordening moet binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wet zijn vastgesteld.