Regeling vervallen per 01-01-2013

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten 2012  

Geldend van 23-02-2012 t/m 31-12-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten 2012  

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten;

 

gelet op de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Houten 2007, zoals vastgesteld door de raad bij besluit van 26 september 2006;

 

stellen vast het:

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE HOUTEN 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen en persoonsgebonden budget

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten;

  • b.

    budgethouder: degene aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend;

  • c.

    incidenteel gebruik: voorzieningen die minder dan drie maanden per jaar worden gebruikt;

  • d.

    verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten 2007;

  • e.

    voorziening: een voorziening op grond van de Verordening.

  • f.

    verzamelinkomen: het inkomen gebaseerd op alle inkomsten van een persoon en van de eventueel aanwezige partner zoals deze wordt vastgesteld door de Belastingdienst

Artikel 1.2 Verstrekking individuele voorziening

  • 1. Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier of gemeente Houten en de aanvrager van toepassing.

  • 2. Op verzoek van de aanvrager kan een verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden:

    Een persoonsgebonden budget is mogelijk voor de volgende individuele voorzieningen:

    • a.

      hulp bij het huishouden (artikel 3.1 van de Verordening);

    • b.

      woonvoorziening (artikel 4.1 van de Verordening);

    • c.

      individuele vervoersvoorziening (artikel 5.1 van de Verordening), met name een bruikleenauto, een gesloten buitenwagen, een scootmobiel of een ander verplaatsingsmiddel (artikel 5.3 van de Verordening);

    • d.

      rolstoelvoorziening voor dagelijks gebruik (artikel 6.1, lid 2 onder a van de Verordening);

    • e.

      rolstoelvoorziening voor sportbeoefening (artikel 6.1, lid 2, onder c en artikel 6.4, lid 2 van de Verordening).

Artikel 1.3 Uitgesloten van verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget

Een aantal voorzieningen wordt uitsluitend in natura en in bruikleen verstrekt. Dit zijn rolstoelvoorzieningen, zoals genoemd in artikel 1.2 onder d en e van het Besluit. Deze voorzieningen zijn bestemd voor incidenteel gebruik.

Artikel 1.4 Combinatie zorg in natura en persoonsgebonden budget

Een combinatie van zorg in natura en persoonsgebonden budget is mogelijk. Deze combinatie is niet mogelijk voor dezelfde voorziening. Wijzigen van zorg in natura naar een persoonsgebonden budget (en omgekeerd) voor Hulp bij het huishouden is eenmaal per kalenderjaar mogelijk. Vanaf 1 januari kan men veranderen van financieringsvorm. Op basis van de hardheidsclausule kan hiervan afgeweken worden.

Artikel 1.5 Voorwaarden persoonsgebonden budget

De aanvrager moet aan de volgende voorwaarden voldoen om een persoonsgebonden budget aan te vragen:

  • a.

    in Houten woonachtig zijn;

  • b.

    achttien jaar of ouder zijn;

  • c.

    niet in een instelling als bedoeld in de AWBZ verblijven.

Artikel 1.6 Overwegende bezwaren bij een persoonsgebonden budget

De budgethouder komt niet voor een persoonsgebonden budget in aanmerking indien:

  • a.

    de budgethouder in gebreke is gebleven bij de verantwoording van een vorig persoonsgebonden budget;

  • b.

    de budgethouder niet meer in staat is tot zelfstandig handelen;

  • Gedacht wordt aan cliënten met manische buien, verslavingsproblematiek, dementie en verstandelijke beperkingen. Deze weigeringsgrond is niet van toepassing, indien de aanvrager kan aantonen over een bewindvoerder of goed eigen netwerk van mensen te beschikken, die het beheer en het regelwerk namens de aanvrager doen.

  • c.

    de budgethouder het budget niet inzet voor het inkopen van een voorziening op het niveau waarvoor de budgethouder geïndiceerd is. Het budget kan dan teruggevorderd worden;

  • d.

    de verstrekking van een persoonsgebonden budget niet bijdraagt aan het leveren van een adequate voorziening;

  • e.

    het budget is bedoeld voor een tijdelijke situatie;

  • Er kan geen persoonsgebonden budget worden aangevraagd voor Hulp bij het huishouden voor een periode korter dan zeven weken.

  • f.

    verwacht wordt dat de budgethouder niet met het beschikbare geld om kan gaan.

  • Dit is het geval als de budgethouder:

    • a.

      is toegelaten tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP);

      deelneemt aan een (gemeentelijk) schuldhulpverleningstraject;

    • b.

      een budgetbeheersrekening heeft bij Plangroep;

    • c.

      onder andere vormen van budgettering valt.

    • d.

      De gemeente zal in deze gevallen gebruik maken van artikel 6 van de Wmo dat stelt dat de gemeente een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget kan weigeren als daartegen overwegende bezwaren zijn.

Artikel 1.7 Beschikking voor persoonsgebonden budget

De beschikking van de gemeente aan de budgethouder bevat ten minste de volgende gegevens:

  • a.

    de budgetperiode;

  • b.

    de motivering waarom het budget is toegekend;

  • c.

    het persoonsgebonden budget;

  • d.

    de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt verstrekt;

  • e.

    of, wanneer en op welke wijze de besteding van het budget verantwoord moet worden;

  • f.

    informatie over organisaties die geraadpleegd kunnen worden voor ondersteuning;

  • g.

    de rechten en de plichten van de gemeente Houten en de budgethouder worden vermeld in de uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 1.9 Beschikking intrekken of wijzigen persoonsgebonden budget

De beschikking wordt ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    met ingang van de dag gelegen na de dag waarop de budgethouder niet langer gebruik kan maken van de voorziening;

  • b.

    met ingang van de dag waarop de budgethouder langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de AWBZ;

  • c.

    met ingang van de dag vanaf welke de budgethouder schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op het budget;

  • d.

    met ingang van de dag waarop de gemeente constateert dat meer dan 1,5% van een verleend voorschot is gebruikt voor andere doeleinden dan vermeld is in de beschikking;

  • e.

    met ingang van de dag waarop de budgethouder de bij of krachtens artikel 1.10 van het Besluit opgelegde verplichtingen niet nakomt;

  • f.

    met ingang van de dag dat de budgethouder vertrekt uit de gemeente Houten;

  • g.

    als er overwegende bezwaren zijn, wanneer een budgethouder tijdens de budgetperiode in de schuldsanering terecht komt.

Artikel 1.10 Verantwoording persoonsgebonden budget

De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt als volgt plaats:

  • a.

    de budgethouder gebruikt het budget uitsluitend voor de geïndiceerde voorziening;

  • b.

    de budgethouder overlegt de factuur en het betalingsbewijs van de aanschafwaarde van de voorziening aan de gemeente indien het om een voorziening gaat zoals genoemd in artikel 1.2 onder b, c, d en e van het Besluit;

  • c.

    de budgethouder ontvangt een beschikking voor een persoonsgebonden budget voor Hulp bij het huishouden;

  • Binnen een week moet de budgethouder de uitvoeringsovereenkomst en het zorgcontract (zie d) ingevuld en getekend retour zenden. Nadat de gemeente deze twee formulieren heeft ontvangen, gaat zij over tot uitbetaling van het voorschot.

  • d.

    de budgethouder sluit een overeenkomst met de zorgverlener indien het om Hulp bij het huishouden gaat en vermeld daarin ten minste de gemaakte afspraken over de levering van zorg, de kwaliteit van de zorg, een overzicht van de dagen of dagdelen waarop wordt gewerkt, het uurtarief, de naam, het adres, woonplaats en BSN-nummer van de zorgverlener

  • en de wijze van betaling. De budgethouder verstrekt deze gegevens via het zorgcontract, dat wordt meegestuurd met de beschikking;

  • e.

    de budgethouder is, ook op grond van belastingswetgeving, verplicht een administratie bij te houden van de bestedingen uit het persoonsgebonden budget. Deze administratie dient de budgethouder zeven jaar te bewaren’;

  • f.

    de budgethouder mag maximaal 1,5% van het budget met een maximum van € 1.250 vrij besteden.

  • Hiervoor behoeft geen verantwoording te worden afgelegd en dat deel wordt niet gecontroleerd door de gemeente. Wijkt de budgetperiode af van een kalenderjaar (korter of langer) dan worden de percentages en bedragen in evenredigheid aangepast.

  • g.

    de budgethouder brengt gedurende de budgetperiode voor de vormen van voorziening, waarvoor het budget is verleend niet tevens een aanspraak op AWBZ tot gelding;

  • h.

    de budgethouder deelt de gemeente op haar verzoek of onverwijld uit eigener beweging alle feiten en omstandigheden mee, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de verstrekking van het persoonsgebonden budget.

  • i.

    het college kan de budgethouder vragen de besteding van het budget voor Hulp bij het Huishouden te verantwoorden middels het verantwoordingsformulier PGB HH. Daarop dienen zowel budgethouder als zorgverlener te verklaren hoeveel uur zorg verleend werd tegen welk tarief;

  • j.

    Het college kan de budgethouder als bedoeld onder i, indien daartoe aanleiding bestaat, bijvoorbeeld op basis van het ingevulde verantwoordingsformulier - vragen inzage te geven in de onder b bedoelde administratie,

Artikel 1.11 Budgetperiode

De periode waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verleend, is de budgetperiode. Deze periode start op de dag met ingang waarvan de budgethouder volgens zijn indicatiebesluit op de voorziening is aangewezen en waarvoor het budget wordt verleend, en loopt tot de dag, waarop de geldigheidsduur van het indicatiebesluit eindigt.

Artikel 1.12 Ondersteuning budgethouder

De budgethouder heeft de mogelijkheid om ondersteuning voor de administratie te ontvangen vanuit de Sociale Verzekeringsbank, servicecentrum persoonsgebonden budget. Hiervoor wordt een overeenkomst gesloten tussen de Sociale Verzekeringsbank en de gemeente. Er zal eerst een evaluatie plaatsvinden alvorens er een nieuwe overeenkomst wordt gesloten.

Artikel 1.13 Tweedehandse voorziening

De gemeente biedt de mogelijkheid om een voorziening zoals genoemd in artikel 1.2 onder b, c, d en e van het Besluit tweedehands in te kopen uit het gemeentelijke depot. Daarvoor hoeft de budgethouder slechts beperkte verantwoording af te leggen aan de gemeente.

Hoofdstuk 2 Eigen bijdragen

Artikel 2.1 Eigen bijdragen

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet:

  • a.

    die de Hulp bij het huishouden betreffen zoals genoemd in artikel 3.1 onder b en c van de

  • Verordening, is de budgethouder een eigen bijdrage verschuldigd

  • b.

    die de woonvoorzieningen betreffen, zoals genoemd in artikel 4.3 onder b, c en d van de Verordening, met uitzondering van de elektrische deuropener, is de budgethouder een eigen bijdrage verschuldigd.

  • c.

    die de vervoermiddelen betreffen zoals genoemd in artikel 5.3 lid 1 van de Verordening, is de budgethouder een eigen bijdrage verschuldigd.

  • d.

    die verplaatsingen in en om de woning (zoals rolstoelen) betreffen zoals genoemd in artikel 6.1 lid 2 van de Verordening, is de budgethouder geen eigen bijdrage verschuldigd.

Artikel 2.2 Maximale eigen bijdrage

  • 1. De maximale eigen bijdrage wordt berekend aan de hand van het bepaalde in het landelijke Besluit Maatschappelijke ondersteuning (Stb 450.2006)

  • 2. De eigen bijdrage wordt berekend, per beschikking opgelegd en per periode van 4 weken geïnd door het Centrale Administratie Kantoor (CAK).

Artikel 2.3 Periode

  • 1. Voor Hulp bij het huishouden wordt de eigen bijdrage per 4 weken geïnd over de periode dat de hulp

    bij het huishouden aangeboden wordt;

  • 2. Voor hulpmiddelen die in bruikleen worden verstrekt wordt de eigen bijdrage per 4 weken geïnd over de periode dat de voorziening gebruikt wordt;

  • 3. Voor hulpmiddelen die in eigendom worden verstrekt wordt de eigen bijdrage per 4 weken geïnd gedurende een periode van 3 jaar;

  • 4. Bij een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden geldt dat de eigen bijdrage per 4 weken geïnd wordt gedurende de indicatieperiode;

  • 5. Bij een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen wordt de eigen bijdrage per 4 weken geïnd gedurende de afschrijvingstermijn van de voorziening. De afschrijvingstermijn voor hulpmiddelen is 7 jaar.

Artikel 2.4 Prijs

  • 1. De eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden wordt berekend op basis van het uurtarief van de door de klant gekozen leverancier

  • 2. De eigen bijdrage voor hulpmiddelen die in bruikleen worden verstrekt wordt berekend op de prijs inclusief de kosten voor onderhoud en verzekering conform bijlage I van dit besluit.

  • 3. De eigen bijdrage voor hulpmiddelen die in eigendom worden verstrekt wordt berekend op basis van de prijs die de gemeente aan de leverancier betaald.

  • 4. Bij een persoonsgebonden wordt de eigen bijdrage berekend over het bedrag dat de klant van de gemeente ontvangt.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het Huishouden

Artikel 3.1 Keuzevrijheid

Hulp bij het huishouden kan verstrekt worden in natura en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de in het artikel 1.6 van het Besluit neergelegde criteria.

In natura

Artikel 3.2 Hulp bij het huishouden in natura

Vanuit het oogpunt van keuzevrijheid, zoals geformuleerd in artikel 2.1 van de Verordening, hebben aanvragers een keuze uit verschillende zorgaanbieders.

Persoonsgebonden budget

Artikel 3.3 Hulp bij het huishouden als persoonsgebonden budget

  • 1. De vaststelling van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden vindt plaats op basis van het geïndiceerde aantal uren vermenigvuldigd met de laagste uurprijs voor hulp bij het huishouden van de zorgaanbieders .

  • 2. Het persoonsgebonden wordt vooraf voor de duur van de indicatie vastgesteld, maar wordt in gelijke bedragen in 4-wekelijkse termijnen betaalbaar gesteld.

Artikel 3.4 Vorm en wijze betaling persoonsgebonden budget Hulp bij het huishouden

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt bij toekenning van de aanvraag vastgesteld indien en voor zover:

    • -

      de budgethouder ouder is dan 75 jaar, of

    • -

      de budgethouder de zorg inkoopt bij een professionele zorgaanbieder, of

    • -

      de indicatieperiode minder dan 12 maanden bedraagt, of

    • -

      de budgethouder de salarisadministratie laat verzorgen door de Sociale Verzekeringsbank;

  • 2. in alle overige gevallen wordt het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden jaarlijks achteraf vastgesteld en vindt betaalbaarstelling op basis van bevoorschotting plaats.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 4.1 Het recht op een woonvoorziening

Indien de als subsidiabel aangemerkte kosten van een woonvoorziening zoals genoemd in artikel 4.2 lid 3 van de Verordening € 45.378 of meer bedragen, wordt deze woonvoorziening niet verstrekt onder toepassing van artikel 4.3 onder b van de Verordening.

Financiële tegemoetkoming

Artikel 4.2 Financiële tegemoetkoming woningsanering en rolstoelvast tapijt

Bij het vaststellen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt rekening gehouden met de ouderdom van de artikelen die voor sanering in aanmerking komen.

  • -

    nieuwer dan twee jaar: 100% vergoeding;

  • -

    tussen twee en vier jaar: 75% vergoeding;

  • -

    tussen vier en zes jaar: 50% vergoeding;

  • -

    tussen zes en acht jaar: 25% vergoeding;

  • -

    ouder dan acht jaar: geen vergoeding.

De afschrijvingstermijnen gelden eveneens voor de vergoeding van de meerkosten voor vervanging van rolstoelvast tapijt.

Artikel 4.3 Financiële tegemoetkoming uitraasruimte

In artikel 4.3, lid d in de Verordening is de uitraasruimte opgenomen als woonvoorziening. Het aanleggen van een uitraasruimte is mogelijk.

Artikel 4.4 Financiële tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten

De financiële tegemoetkoming die verstrekt wordt voor verhuis- en inrichtingskosten binnen de gemeente Houten zoals genoemd in artikel 4.1 onder a van de Verordening bedraagt € 2.268.

Artikel 4.5 Financiële tegemoetkoming tijdelijke huisvesting

Het college kan een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen zoals genoemd in artikel 4.12 van de Verordening. Deze tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 4.12 onder a, wordt alleen verstrekt als de persoon met beperkingen redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat er dubbele woonlasten zouden ontstaan. De hoogte van het bedrag bedraagt de werkelijke huurprijzen tot een maximum van de huursubsidiegrens en wordt maximaal zes maanden verstrekt.

Artikel 4.6 Financiële tegemoetkoming extra te verwerven grond

De financiële tegemoetkoming, die slechts eenmaal wordt verstrekt, bij de extra te verwerven grond voor woningaanpassing zoals genoemd in artikel 4.8 van de Verordening wordt vastgesteld op basis van een taxatierapport van een beëdigd makelaar.

Artikel 4.7 Financiële tegemoetkoming eigenaar van de woning

Het college kan een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten als genoemd in artikel 4.11 van de Verordening voor de duur van maximaal vijf maanden. Deze vergoeding geldt bij huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 2.250 is aangepast. De financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal de werkelijke huurprijs voor de betreffende woning.

Artikel 4.8 Financiële tegemoetkoming aanpassingskosten

De hoogte van de te verstrekken financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen of woonschip als genoemd in artikel 4.7 lid 3 van de Verordening, bedraagt maximaal

€ 910,00

Persoonsgebonden budget

Artikel 4.9 Persoonsgebonden budget voor woonvoorziening

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen, zoals genoemd in artikel 4.1 onder b, c en d van de Verordening, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de geselecteerde leverancier. Het vastgestelde bedrag is, indien van toepassing, inclusief onderhoud en reparatie.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor een tillift, een douchestoel standaard/verrijdbaar en een vast douchezitje wordt vastgesteld conform de bedragen zoals genoemd in bijlage II.

Artikel 4.10 Bevoorschotting persoonsgebonden budget voor woonvoorziening

De gemeente bevoorschot de budgethouder het persoonsgebonden budget op de volgende wijze:

  • a.

    conform de opgenomen betaaltermijnen voor de realisatie van de woonvoorziening zoals genoemd in de offerte;

  • b.

    indien van toepassing een tweejaarlijkse periodiek voor onderhoud, reparatie en/of verzekering.

Artikel 4.11 Afschrijvingsschema

  • 1. De eigenaar-bewoner, die krachtens de Verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een voorziening heeft ontvangen waarbij sprake is van het verwerven van extra grond of van het vergroten van de woning en die binnen een periode van tien (10) jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om:

    • -

      voorafgaand aan de verkoop een taxatie te laten uitvoeren waarbij expliciet de meerwaarde van de woning, indien van toepassing inclusief de extra grond, als gevolg van het treffen van de voorziening dient te worden vermeld;

    • -

      binnen een week na het passeren van de akte het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen;

    • -

      de meerwaarde die eventueel door het treffen van de voorziening is ontstaan terug te storten.

  • 2. De restitutie als bedoeld onder a bedraagt:

    • -

      voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;

    • -

      voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde;

    • -

      voor het derde jaar 60% van de meerwaarde;

    • -

      voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde;

    • -

      voor het vijfde jaar 20% van de meerwaarde. In alle gevallen minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Financiële tegemoetkoming

Artikel 5.1 Financiële tegemoetkoming verplaatsingkosten

De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een eigen auto, een bruikleenauto, een taxi, een rolstoeltaxi en voor de medische noodzakelijke begeleiding in het vervoer, wordt op declaratiebasis vergoed tot de bedragen zoals genoemd in bijlage III van dit besluit.

Artikel 5.2 Financiële tegemoetkoming auto

  • 1. Bij een inkomen boven het bepaalde in artikel 5.5 moet de aanvrager een eigen bijdrage betalen ter grootte van de adviesprijs van het instapmodel van de meest verkochte auto van het afgelopen jaar.

  • 2. Een financiële tegemoetkoming voor autoaanpassingen die medisch noodzakelijk zijn, is mogelijk. Aanpassingen worden eens in de zeven jaar verstrekt, tenzij medische oorzaken of de kortere levensduur van de voorziening aanleiding geven tot het verrichten van een nieuwe aanpassing.

Artikel 5.3 Financiële tegemoetkoming gesloten buitenwagen

Een gesloten buitenwagen wordt in bruikleen verstrekt. De aanvrager kan een financiële tegemoetkoming ontvangen voor de gebruikskosten. Dit bedrag is gelijk aan 50% van het forfaitaire bedrag van de bruikleenauto.

Als de buitenwagen eigendom is van de aanvrager, dan wordt 50% van het forfaitaire bedrag voor gebruik van een eigen auto vergoed.

Artikel 5.4 Financiële tegemoetkoming aangepaste fiets

Er zijn verschillende aangepaste fietsen. De driewiel of vierwielfiets wordt in bruikleen verstrekt en zodra de VNG de driewielfiets als algemeen gebruikelijk verklaart, conformeert de gemeente zich hieraan. De driewielligfiets, rolstoelligfiets, tandem en verlengde fiets worden in eigendom verstrekt, via een persoonsgebonden budget. De aanvrager betaalt eventuele meerkosten en onderhouds- en reparatiekosten. Een fietszitje voor een kind vanaf vijf jaar kan volledig vergoed worden.

Artikel 5.5 Financiële tegemoetkoming reiskostenvergoeding

De taxikostenvergoeding voor jeugdigen wordt in vier categorieën ingedeeld:

  • -

    nul tot vijfjarigen: geen vergoeding;

  • -

    vijf tot twaalfjarigen: 50% van de norm;

  • -

    twaalf tot vijftienjarigen: 75% van de norm;

  • -

    vijftien jaar en ouder: 100 % van de norm.

Er kan incidenteel een vergoeding worden toegekend, als een kind dermate gehandicapt is dat er onder begeleiding geen gebruik kan worden gemaakt van de algemeen gebruikelijke vervoersmiddelen, en aannemelijk wordt dat er extra kosten gemaakt worden. Het maximum aan vergoeding is € 52,50 per maand, op basis van declaraties.

De financiële tegemoetkoming in de begeleidingskosten in het openbaar vervoer bedraagt € 35, – per maand.

Algemene voorziening

Artikel 5.6 Algemene vervoersvoorzieningen

Het vervoer met het collectief vraagafhankelijk vervoersysteem Regiotaxi Utrecht wordt aangemerkt als algemene voorziening. Houders van een Wmo-vervoerpas kunnen tegen een gereduceerd tarief dat gelijk staat aan het tarief van het reguliere openbare vervoer gebruik maken van Regiotaxi Utrecht.

5.7 Regiotaxi

Voor het gebruik van de regiotaxi brengt de gemeente een ritbijdrage in rekening ter hoogte van het openbaar vervoer tarief. In bijlage IV wordt de feitelijke hoogte van de ritbijdrage vermeld.

Persoonsgebonden budget

Artikel 5.7 Persoonsgebonden budget vervoermiddelen

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersmiddelen wordt vastgesteld op basis van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald.

  • 2. Het persoonsgeboden budget voor een scootmobiel standaard/geveerd, een driewielfiets, een driewielligfiets, een tandem en een powerpack wordt vastgesteld conform de bedragen zoals genoemd in bijlage II.

Artikel 5.8 Bevoorschotting persoonsgebonden budget vervoermiddel

De gemeente bevoorschot de budgethouder het persoonsgebonden budget op de volgende wijze:

  • a.

    conform de aanschafwaarde zoals genoemd in de offerte vervoermiddel;

  • b.

    indien van toepassing een tweejaarlijkse periodiek voor onderhoud, reparatie en/of verzekering.

Artikel 5.9 Inkomensgrens vervoersvoorziening

  • 1. De inkomensgrens waarboven een auto, of met een auto vergelijkbare voorziening, en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 5.5 van de Verordening, bedraagt anderhalfmaal de krachtens de Wet Werk en Bijstand van toepassing zijnde norm.

  • 2. De financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto, taxi, rolstoeltaxi of eigen auto wordt verminderd met het bedrag waarmee het inkomen de inkomensgrens van anderhalf maal het norminkomen te boven gaat (glijdende schaal). Is de bedoelde financiële tegemoetkoming lager dan € 0,90 per maand of € 10,80 per jaar, dan wordt deze niet uitbetaald en op nihil gesteld.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Persoonsgebonden budget

Artikel 6.1 Persoonsgebonden budget voor rolstoel

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld aan de hand van de goedkoopst adequate voorziening, inclusief onderhoud en reparatie, zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 6.2 Bevoorschotting persoonsgebonden budget voor rolstoel

De gemeente bevoorschot de budgethouder het persoonsgebonden budget op de volgende wijze:

  • a.

    conform de aanschafwaarde zoals genoemd in de offerte rolstoel;

  • b.

    indien van toepassing een tweejaarlijkse periodiek voor onderhoud, reparatie en/of verzekering.

Artikel 6.3 Persoonsgebonden budget voor sportrolstoel

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit budget bedraagt € 2.174 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van minimaal drie jaar.

Hoofdstuk 7 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 7.1 Indicatie-advies

  • 1. De aanvraag voor Hulp bij het huishouden wordt door de aanvrager ingediend bij de Gemeente Houten. De gemeente geeft een indicatie en kan eventueel een indicatie-advies vragen aan het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).

  • 2. De aanvraag voor de overige voorzieningen zoals genoemd in artikel 1.2 onder b, c en d worden ingediend bij de gemeente.

  • 3. De gemeente vraagt een indicatie-advies bij het CIZ, als de voorziening, zoals bedoeld onder b, meer dan € 1.500 gaat kosten.

Artikel 7.2 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van een individuele voorziening samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek, inzake het advies artikel 7.4 van de Verordening, indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • -

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • -

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • -

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • -

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • -

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Het college betrekt deze bevindingen in de besluitvorming en de motivering van het besluit.

Hoofdstuk 8 Slotbepaling

Artikel 8.1 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten.

  • 2. Het besluit treedt in werking op 1 januari 2012.

  • 3. Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten 2009 wordt per 1 januari 2012 ingetrokken.

    Aldus besloten in de vergadering van het college d.d. 14 februari 2012.

    Burgemeester en wethouders voornoemd,

    de secretaris,

    de burgemeester,

    J. Wiegel

    C.H.J. Lamers

BIJLAGE I Prijzen hulpmiddelen​

Voorzieningen                   

Prijzen

Scootmobiel standaard 8-10

€ 2.484,-* (€ 27,30 per periode)

Scootmobiel geveerd 10-12

€ 3.482,-* (38,26 per periode)

Scootmobiel geveerd 12 - 15

€ 3.756,-* (41,27 per periode)

Scootmobiel geveerd 15/meer

Prijs conform offerte incl. onderhoud en verzekering

Driewielfiets mechanisch

€ 1.371,-*

Driewielfiets elektrisch

€ 3.651,-*

Driewielligfiets/rolstoelfiets

Prijs conform offerte incl. onderhoud en verzekering

Tandem

Prijs conform offerte incl. onderhoud en verzekering

Auto/aangepaste bus/autoaanpassingen

Prijs conform offerte incl. onderhoud en verzekering

Gesloten buitenwagen

Prijs conform offerte incl. onderhoud en verzekering

Douchestoel standaard

€ 97,50

Douchestoel verrijdbaar

€ 550,-

Douchetoiletstoel

Prijs conform offerte

Verrijdbare patiëntenlift

Tillift/traplift/plafondlift

Prijs conform offerte incl. onderhoud en verzekering

* prijzen inclusief onderhoud, reparatie en verzekering

Tarieven Hulp bij het Huishouden met ingang van 1 januari 2012

Zorgaanbieder

Tarief HH1

Tarief HH2

Axxicom

€              20,50

€              23,20

Careyn/Zuwe

€              21,00

€              23,00

Privazorg

€              21,00

€              23,00

RAZ

€              21,00

€              23,50

Zorgspectrum

€              21,00

€              23,50

Groot Gelre

€              18,00

€              23,00

Versatility

€              19,35

€              23,34

Buurtdienst

€              20,50

€              23,08

Betuwezorg

€              20,11

€              22,07

Thuiszorg InHolland

€              19,25

€              20,50

Do Care

€              19,50

€              23,50

Zuiver Zorg

€              19,00

€              21,97

 

T-Zorg

€             20,70

€              22,21

 

BIJLAGE II bedragen voor maximale persoonsgebonden budget betreft voorzieningen zoals genoemd in artikel 1.2 onder b, c en d van het Besluit.

 

Voorziening

 

 

Persoonsgebonden budget       

 

Scootermobiel standaard

 

 

€ 2484  

 

Scootermobiel geveerd

 

 

€ 3756

 

Rolstoel permanent gebruik

 

 

€ 1797

 

Elektrische rolstoel binnen

 

 

€ 4300 *

 

Elektrische rolstoel binnen en buiten

 

 

€ 6627 *

 

Power pack

 

 

€ 1711

 

Handbike tracker

 

 

€ 2050

 

Driewielfiets mechanisch

 

 

€ 1371

 

Driewiel lig fiets

 

 

€ 1375

 

Tandem

 

 

€ 1200

 

Douche toiletstoel standaard

 

 

€ 97,50

 

Vast douchezitje

 

 

€ 221

 

Douche toiletstoel verrijdbaar

 

 

€ 550

 

Tillift

 

 

€ 2127*

*  reparatie, onderhoud en verzekering worden vergoed door middel van een aparte bevoorschotting   

op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten.

BIjlage III Financiele tegemoetkoming vervoerskosten

De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik:

  • a.

    van een (eigen) auto bedraagt op declaratiebasis maximaal het bedrag van € 680;

  • b.

    van een bruikleen auto bedraagt op declaratiebasis maximaal het bedrag van € 828;

  • c.

    van een taxi bedraagt op declaratiebasis maximaal het bedrag van € 630;

  • d.

    van een rolstoeltaxi bedraagt op declaratiebasis maximaal het bedrag van € 1.896;

  • e.

    voor de medisch noodzakelijke begeleiding in het vervoer bedraagt op declaratiebasis maximaal het bedrag van € 420.

BIJLAGE IV  ​Ritbijdrage regiotaxi

De ritbijdrage voor gebruik van de regiotaxi voor houders van een Wmo-vervoerspas bedraagt € 0,60 per zone.