Regeling vervallen per 01-05-2013

Handhavingsverordening Wet werk en bijstand, Wet investeren in jongeren, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

Geldend van 01-07-2010 t/m 30-04-2013

Intitulé

Handhavingsverordening Wet werk en bijstand, Wet investeren in jongeren, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

De raad van de gemeente Houten heeft het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 augustus 2010, BWV10.0364, gelezen en besluit;

gelet op:

  • -

    artikel 8a van de Wet werk en bijstand;

  • -

    artikel 12 van de Wet investeren in jongeren;

  • -

    artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • -

    artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

vast te stellen de

Handhavingsverordening Wet werk en bijstand, Wet investeren in jongeren, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begrippen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten;

    • b.

      Wwb: de Wet werk en bijstand;

    • c.

      WIJ: de Wet investeren in jongeren;

    • d.

      IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • e.

      IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • f.

      Algemene bijstand: de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan; hieronder wordt ook de inkomensvoorziening als bedoeld in artikel 24 van de WIJ verstaan;

    • g.

      Bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 35, lid 1 WWB;

    • h.

      Uitkering: de uitkering als bedoeld de artikelen 9 van de IOAW en de IOAZ;

    • i.

      Bijstand: bijstand als bedoeld in artikel 5 van de WWB;

    • j.

      Inkomensvoorziening: de inkomensvoorziening als bedoeld in artikel 24 van de WIJ;

    • k.

      Belanghebbende: persoon die een uitkering heeft aangevraagd of ontvangt of heeft ontvangen dan wel gebruik wil maken, maakt of gemaakt heeft van het werkleeraanbod als bedoeld in artikel 5 van de WIJ ; indien het een gehuwde betreft, wordt onder de belanghebbende elk van de echtgenoten verstaan

  • 2. Voor zover niet anders is bepaald worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wetten.

HOOFDSTUK 2 PREVENTIE

Artikel 2 Voorlichting en optimaliseren dienstverlening

Het college stelt eenmaal per vier jaar het handhavingsplan van de afdeling sociale zaken vast.

Hierin staat onder andere op welke wijze aandacht wordt besteed aan het voorkomen van fraude door het vroegtijdig informeren en door een optimale dienstverlening. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college de belanghebbende informatie geeft over de rechten en plichten die aan het ontvangen van bijstand, inkomensvoorziening of uitkering zijn verbonden evenals over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik.

HOOFDSTUK 3 TERUGVORDERING EN VERHAAL

Artikel 3 Terugvordering van de uitkering

  • 1. Het college vordert de kosten van bijstand, de kosten van de inkomensvoorziening of de uitkering boven een nader door het College te bepalen bedrag terug in de gevallen die in de artikelen 58 en 59 van de WWB, de artikelen 54 en 55 van de WIJ, de artikelen 25 en 26 van de IOAW en de artikelen 25 en 26 van de IOAZ zijn aangegeven, voor zover zich hier geen andere wettelijke regeling tegen verzet.

  • 2. De kosten van bijstand, de kosten van de inkomensvoorziening of de uitkering onder het in het eerste lid bedoelde bedrag worden wel teruggevorderd indien de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 lid 1 van de WWB, artikel 44 lid 1 van de WIJ, artikel 13 lid 1 van de IOAW of artikel 13 van de IOAZ binnen een periode van twaalf maanden door de belanghebbende meer dan één keer niet is nagekomen.

  • 3. Van terugvordering kan worden afgezien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast in welke situaties wordt afgezien van terugvordering, waaronder begrepen de regels ten aanzien van dringende redenen.

  • 5. Het college stelt nadere regels vast over de terugvordering van de brutokosten van bijstand, brutokosten van de inkomensvoorziening, kosten van invordering en wettelijke rente.

Artikel 4 Verhaal

  • 1. Het college verhaalt de kosten van bijstand, de kosten van de inkomensvoorziening of de uitkering boven een nader door het College te bepalen bedrag, in overeenstemming met de regels aangegeven in de artikelen 61 tot en met 62i van de WWB en artikel 57 van de WIJ, voor zover zich hier geen andere wettelijke regeling tegen verzet.

  • 2. Het college stelt nadere regels in de gevallen waarin wordt afgezien van verhaal, waaronder begrepen de regels ten aanzien van dringende redenen.

  • 3. Bij de nader door het college vast te stellen regels kan voor de vaststelling van de hoogte van de verhaalsbijdrage naast de bestaande maatstaven een nader vast te stellen systematiek worden gehanteerd.

Artikel 5 Invordering en kwijtschelding

  • 1. Het college stelt zich tot doel om de teruggevorderde en de op derden verhaalde bijstand, inkomensvoorziening en uitkering maximaal in te vorderen voor zover zich hier geen andere regeling tegen verzet.

  • 2. Het college kan besluiten van gehele of gedeeltelijke invordering af te zien en tot kwijtschelding van een vordering over te gaan.

  • 3. Het college stelt voorwaarden aan de in lid 2 bedoelde kwijtschelding.

  • 4. De in lid 3 bedoelde voorwaarden worden in beleidsregels nader uitgewerkt.

  • 5. Het college ziet af van de in lid 2 bedoelde kwijtschelding indien de terugvordering het gevolg is van het bij herhaling niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting bedoeld in artikel 17 lid 1 van de WWB, artikel 44 lid 1 van de WIJ, artikel 13 lid 1 van de IOAW of artikel 13 lid 1 van de IOAZ.

  • 6. Lid 2 is niet van toepassing indien een opgelegde periodieke onderhoudsverplichting nog niet is beëindigd.

  • 7. Het college stelt door middel van het jaarlijks beleidsplan van de afdeling Sociale Zaken criteria vast voor categorieën van vorderingen, personen en termijnen voor het verrichten van heronderzoek op vorderingen.

HOOFDSTUK 4 CONTROLE

Artikel 6 Informatieverzameling

  • 1. Het college maakt ter controle gebruik van bestandsvergelijkingen met actuele gegevens en van de samenloopsignalen die daaruit voortkomen.

  • 2. Het college onderzoekt overige signalen en tips die relevant zijn voor het recht op bijstand, inkomensvoorziening of uitkering.

Artikel 7 Systematiek en middelen

  • 1. In het handhavingsplan van de afdeling sociale zaken beschrijft het college de in te zetten controlesystematiek (signaal- en/of risicosturing) en de -middelen om de rechtmatigheid van de uitkering te controleren. Deze systematiek kan worden toegepast bij de aanvraag, tijdens en na beëindiging van de bijstand, inkomensvoorziening of uitkering.

  • 2. Op basis van deze systematiek neemt het college besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitkering en de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling ervan.

HOOFDSTUK 5 GEVOLGEN BIJ FRAUDE

Artikel 8 Verlaging van de uitkering

Indien de belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de bepaling van de hoogte, de duur en de voortzetting van de bijstand, inkomensvoorziening of uitkering, verlaagt het college de bijstand conform wat hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening WWB, IOAW en IOAZ of de Afstemmingsverordening WIJ. Dit laat onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de eventueel ten onrechte ontvangen bijstand, inkomensvoorziening of uitkering.

Artikel 9 Aangifte bij OM

Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 8 leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheid de bijstand, de inkomensvoorziening of de uitkering te verlagen en de ten onrechte ontvangen bijstand, inkomensvoorziening of uitkering terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 10 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

  • 2. De Afstemmingsverordening WWB en WIJ, zoals vastgesteld door de raad in de vergadering van 15 december 2009, wordt met ingang van 1 juli 2010 ingetrokken.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Handhavingsverordening WWB, WIJ, IOAW en IOAZ.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad d.d. 21 september 2010.

De raad van de gemeente Houten,

de griffier,

de voorzitter,

 

 

 

 

P.M.H. van Ruitenbeek

C.H.J. Lamers

TOELICHTING

In artikel 8a van de Wet werk en bijstand (WWB), artikel 12 van de Wet investeren in jongeren (WIJ), en de artikelen 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) staat dat de gemeenteraad regels dient te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand, inkomensvoorziening of uitkering, evenals van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wetten. Hiermee krijgt de gemeente de verplichting om eigen regels te bepalen over handhaving. De gemeenteraad stelt op hoofdlijnen het beleid rondom handhaving vast door middel van de Handhavingsverordening WWB, WIJ, IOAW en IOAZ en geeft daarmee de gelegenheid om nadere invulling te geven aan de verordening in de vorm van beleidsregels.

In deze toelichting wordt per hoofdstuk nader ingegaan op de Handhavingsverordening WWB, WIJ, IOAW en IOAZ.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

In dit hoofdstuk wordt de verschillende begrippen met betrekking tot inkomensondersteuning onderscheiden:

  • -

    bijstand (WWB);

  • -

    inkomensvoorziening (WIJ);

  • -

    uitkering (IOAW en IOAZ).

Dit onderscheid speelt in de hele verordening een rol. Op deze wijze wordt aangesloten bij de terminologie zoals die in de wetten, en in het bijzonder de terugvorderingsbepalingen wordt gehanteerd.

HOOFDSTUK 2 PREVENTIE

De gemeente Houten werkt met het concept Hoogwaardige Handhaving. Dit concept bestaat uit de volgende elementen:

  • 1.

    Vroegtijdige voorlichting;

  • 2.

    Optimalisering van de dienstverlening;

  • 3.

    Vroegtijdig constateren en afhandelen van overtredingen/fraudesituaties

  • 4.

    Daadwerkelijke sanctionering in geval van geconstateerde fraude

De vier elementen krijgen in hun samenhang extra kracht. Door in de uitvoeringspraktijk preventieve en repressieve activiteiten evenwichtig te verbinden, wordt handhaving naar een hoger vlak getild. Preventieve elementen versterken het draagvlak bij de belanghebbenden. Dit maakt het mogelijk om repressieve elementen in te zetten: controle op maat en feitelijke sanctionering (hoofdstuk 4), ofwel: met preventieve maatregelen worden credits verdiend, die via repressieve activiteiten kunnen worden benut.

HOOFDSTUK 3 TERUGVORDERING EN VERHAAL

Dit hoofdstuk bepaalt onder andere dat de gemeente de ten onrechte verstrekte bijstand, inkomensvoorziening en uitkering terugvordert boven een nader vast te stellen bedrag. Hier wijzigt niets ten opzichte van de bestaande situatie. De toevoeging bij artikel 3, lid 1 is opgenomen omdat het principe om, daar waar mogelijk, tot terugvordering over te gaan, niet absoluut is. Om te voorkomen dat teruggevorderd zou moeten worden in die gevallen waar een wettelijke regeling zich verzet tegen dat besluit, is de betreffende nuance opgenomen. Te denken valt aan de bepalingen over verjaringen in het Burgerlijk Wetboek of de bepalingen rond het wettelijke traject van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Deze opsomming is niet limitatief, en omdat toekomstige wetswijzigingen nog bepalingen kunnen toevoegen, is gekozen voor een algemene formulering.

Verhaal vindt plaats in drie situaties:

  • 1.

    op onderhoudsplichtigen

  • 2.

    op begiftigden (bijv. n.a.v. een schenking)

  • 3.

    op nalatenschappen

Dit hoofdstuk regelt verder de wijze van incasso en de mogelijkheid om de vordering te verhogen met de kosten die verbonden zijn aan incasso alsook de wettelijke rente waarmee de vordering wordt verhoogd bij wanbetaling. De verwijzingen naar ‘nader vast te stellen bedragen’, ‘nader te stellen regels’ en een ‘nadere uitwerking’ in de artikelen 3, 4 en 5 doelen op een beschrijving van de beleidsregels voor terugvordering en verhaal in een aparte regeling die in het eerste kwartaal van 2010 aan het college zijn voorgelegd.

HOOFDSTUK 4 CONTROLE

In dit hoofdstuk wordt aangegeven (met verwijzing naar het beleidsplan) dat

gewerkt wordt met een signaal- en/of risicogestuurde controlesystematiek. 

Naar aanleiding van een signaal en/of risicoprofiel kan worden overgegaan naar een intensieve controle. Bij een intensieve controle kunnen allerlei bronnen worden genoemd die geraadpleegd kunnen worden. In principe mogen veel bronnen worden geraadpleegd (ook met in achtneming van privacy), als de cliënt daarvan maar op de hoogte wordt gesteld (vroegtijdig informeren). Dat kan soms ook achteraf. Ook moet geregeld worden welke gegevens opgeslagen worden en of de cliënt altijd inzage heeft in zijn eigen dossier (dat wat de afdeling sociale zaken van belanghebbende weet).

De inhoud van artikel 6 heeft deze achtergrond.

HOOFDSTUK 5 GEVOLGEN BIJ FRAUDE

Dit hoofdstuk regelt de verlaging van de uitkering conform de Afstemmingsverordening WWB, IOAW en IOAZ en Afstemmingsverordening WIJ, als belanghebbende niet aan de verplichtingen voldoet of ten onrechte bijstand, inkomensvoorziening of uitkering heeft ontvangen.

Daarnaast wordt aangifte van fraude gedaan bij het Openbaar Ministerie. De voorwaarden voor aangifte zullen jaarlijks worden afgestemd met het Openbaar Ministerie (Regionale Sociale Recherche) en worden vermeld in het beleidsplan van de afdeling sociale zaken. Voor 2010 ligt de aangiftegrens op € 10.000 bruto