Verordening afvoer hemelwater en grondwater

Geldend van 03-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening afvoer hemelwater en grondwater

De raad van de gemeente Houten;

gelet op het bepaalde in artikel 154 van de Gemeentewet en de relevante bepalingen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 10,32a van de Wet milieubeheer en de Algemene wet bestuursrecht en daaraan veverwante regelgeving;

Overwegende:

• dat afvalwater op een doelmatige en milieu hygiënisch verantwoorde wijze dient te worden beheerd en afgevoerd;

• dat de gemeenteraad van Houten een Gemeentelijk Water en Rioleringsplan heeft vastgesteld waarin is gesteld dat vermenging van schone afvalwaterstromen (zoals hemelwater en grondwater) met vuil afvalwater, overeenkomstig de in artikel 10.29a van de Wet milieubeheer vastgelegde voorkeursvolgorde voor de behandeling van afvalwater, zoveel mogelijk moet worden teruggedrongen;

• dat artikel 10.32a van de Wet milieubeheer de gemeenteraad de bevoegdheid biedt bij verordening regels te stellen over het brengen van afvloeiend hemelwater of grondwater op of in de bodem of in een openbaar vuilwaterriool en over het beëindigen van het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater in een openbaar vuilwaterriool;

• dat de gemeente via de bedoelde verordening de afkoppeling van hemelwater en grondwater van een openbaar vuilwaterriool af kan dwingen, mits afkoppeling in redelijkheid van de lozer kan worden gevergd;

• dat het gewenst is, als sluitstuk van het voor een gemeente ter beschikking staande instrumentarium, gebruik te maken van de verordende bevoegdheid.

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29-10-2019;

Besluit vast te stellen de:

Verordening afvoer hemelwater en grondwater gemeente Houten

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. aankoppelen: het aansluiten van de afvoer van op verhard oppervlak vallend hemelwater

en de afvoer van grondwater naar een openbaar vuilwaterriool;

b. afkoppelen: het beëindigen van de afvoer van op verhard oppervlak vallend hemelwater

en de afvoer van grondwater naar een openbaar vuilwaterriool, door dit afvalwater te

benutten, te infiltreren in de bodem dan wel te brengen in oppervlaktewater;

c. afvalwater: al het water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of

zich moet ontdoen, inclusief (relatief) schoon hemelwater en grondwater.

d. beheerder: beheerder van het openbaar vuilwaterriool zijnde het college;

e. bestaande bouw: reeds gebouwd bouwwerk;

f. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,

die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te

functioneren.

g. nieuw bouwwerk: bouwwerk dat wordt opgericht na inwerkingtreding van deze

verordening, inclusief herbouw na sloop van een bestaand bouwwerk;

h. verhard oppervlak: alle oppervlakken die gemaakt zijn van steenachtig of ander materiaal,

waaronder daken, tegels, bestratingen, asfaltoppervlakken, etc.;

i. nieuw verhard oppervlak: verhard oppervlak dat wordt aangelegd na inwerkingtreding van

deze verordening, inclusief aanleg na verwijdering van bestaand verhard oppervlak;

j. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten;

k. hemelwater: regenwater, ijzel, sneeuw en hagel.

l. nieuwbouw: geheel of gedeeltelijk nieuw te bouwen bouwwerk;

m. openbaar vuilwaterriool: voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk

afvalwater, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met

het beheer is belast.

n. regenwaterberging: een voorziening voor de tijdelijke opslag van water tussen de hemelwaterafvoer en de riolering van waaruit water in de grond kan infiltreren.

o. gesloten verharding: verharding van asfalt, beton of klinkers.

Artikel 2. Werkingsgebied

Deze verordening is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Houten.

Artikel 3. Verbod op aankoppelen in geval van nieuw-, aan- en verbouw

1) Het is verboden vanaf een nieuw bouwwerk en nieuw verhard oppervlak in een gebied, aangewezen door middel van een besluit van de beheerder, hemelwater of grondwater te lozen op een openbaar vuilwaterriool of de openbare weg.

2) De gebiedsaanwijzing treedt in werking een dag na de bekendmaking ervan.

3) De beheerder kan ontheffing verlenen van het verbod bedoeld in het eerste lid, indien van de eigenaar van het bouwwerk, open erf of terrein redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van het hemelwater en grondwater kan worden gevergd, omdat het tot onredelijke hoge kosten voor de perceeleigenaar leidt. Een ontheffing wordt aangevraagd middels een door het college vastgesteld formulier.

4) Op de voorbereiding van de gebiedsaanwijzing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 4. Plicht tot afkoppelen in geval van bestaande bouw

1. Het is verboden om bij bestaande bouw in een gebied, aangewezen door middel van een besluit van de beheerder, hemelwater of grondwater te lozen in een openbaar vuilwaterriool.

2. Bestaande niet overdekte wasplaatsen mogen vanaf de inwerking treding van deze verordening nog maximaal 10 jaar regenwater van de wasplaats naar het vuilwaterriool afvoeren.

3. De beheerder kan de wijze bepalen waarop het afkoppelen moet plaatsvinden. Dit kan:

a. op initiatief van de gemeente, waarbij het hemelwater van het openbaar vuilwaterriool wordt afgekoppeld op het terrein van de eigenaar op kosten van de gemeente.

b. op initiatief van de gemeente, waarbij de eigenaar van het terrein zelf op eigen kosten het hemelwater van het openbaar vuilwaterriool afkoppelt.

4. De gebiedsaanwijzing treedt in werking een dag na de bekendmaking ervan. Binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van het besluit dient de afkoppeling te zijn gerealiseerd. De beheerder kan deze termijn met ten hoogste twaalf maanden verlengen.

5. De beheerder kan ontheffing verlenen van de verplichting tot afkoppelen als bedoeld in het eerste lid, indien van de eigenaar van het bouwwerk, open erf of terrein redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van het hemelwater en grondwater kan worden gevergd, omdat het tot onredelijke hoge kosten voor de perceeleigenaar leidt. Een ontheffing wordt aangevraagd middels een door het college vastgesteld formulier.

6. Op de voorbereiding van de gebiedsaanwijzing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 5 Vrijstelling bij extreme buien

1. Het verbod, bedoeld in artikel 3 en 4, geldt niet indien de te verwerken hoeveelheid hemelwater groter is dan de hoeveelheid die bij een regenperiode met een overschrijdingsfrequentie van 1 maal per 5 jaar ontstaat.

2. De eigenaar is verplicht de overstortvoorziening, waarmee hemelwater bij extreme buien op het gemengde riool wordt geloosd, zodanig in te richten dat controle van de werking en het onderhoud door de beheerder van het openbaar riool kan plaatsvinden. Hiertoe dient hij een ontwerptekening en revisietekening ter goedkeuring aan de beheerder te overleggen.

3. De op eigen terrein te verwerken hoeveelheden water mogen niet tot overlast op naburige percelen leiden.

Artikel 6. Waterberging bij nieuwbouw

1. Ter voorkoming van wateroverlast en schade in de toekomst dient bij nieuwbouw in een gebied, aangewezen door middel van een besluit van de beheerder, een waterberging te worden aangelegd die minimaal 40 mm water kan bergen per m2 verhard oppervlak (daken, paden en terrassen). Een dergelijke berging moet geplaatst worden tussen de regenwaterafvoer en de regenwater riolering of een lozingspunt op oppervlaktewater. Vanuit de (ondergrondse) berging moet het water in de grond kunnen infiltreren. Om wateroverlast te voorkomen moet de ondergrondse infiltratievoorziening worden voorzien van een overloop naar oppervlaktewater of regenwaterriool. Indien een waterberging niet haalbaar is dient een gelijkwaardige alternatieve oplossing voor het bergen van het hemelwater worden gerealiseerd.

2. De eigenaar is verplicht de waterberging, zodanig in te richten en in stand te houden dat controle van de werking en het onderhoud door de beheerder van het openbaar riool kan plaatsvinden. Hiertoe dient de eigenaar een ontwerptekening en revisietekening ter goedkeuring aan de beheerder te overleggen.

3. De gebiedsaanwijzing treedt in werking een dag na de bekendmaking ervan.

5. Op de voorbereiding van de gebiedsaanwijzing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 7 . Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3, 4, 5 en 6 en de daarop gebaseerde voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 8. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen of groep van personen.

Artikel 9. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening afvoer hemelwater en grondwater

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10-12-2019.

de griffier,

W. van Zanen

de voorzitter,

G.P. Isabella

Toelichting

Artikel 3. Verbod op aankoppelen in geval van nieuw-, aan- en verbouw.

Lid 1

Het verbod op het aankoppelen van hemelwater geldt voor alle eigenaren van bouwwerken, open erven en terreinen, voor zover deze zijn gelegen binnen de gebiedsaanwijzing en het desbetreffende besluit geen uitzondering bevat. Eenzelfde situatie geldt voor het grondwater. De plicht tot niet aankoppelen is dus niet slechts beperkt tot het bouwwerk, maar betreft ook het open erf of andere terreinen. Bedoeld is zowel het afvloeiend hemelwater dat afkomstig is van een bouwwerk en via een dakgoot, regenpijp, afvoerbuis enzovoort het openbaar vuilwaterriool bereikt als het afvloeiend hemelwater dat afkomstig is van een open erf of terrein en via goten, putten, afvoerbuis enzovoort het openbaar vuilwaterriool bereikt. Een open erf of terrein waarin goten en putten zijn aangebracht is onder meer een terras, een oprit, een parkeerterrein, een laad- en losperron. Ook de openbare weg binnen een aangewezen gebied valt binnen de reikwijdte van de afkoppelplicht. In het besluit tot gebiedsaanwijzing wordt beleidsmatig onderbouwd dat het gevraagde in beginsel redelijk is, waarbij concreet wordt aangegeven wat gevraagd wordt (gescheiden aanbieden, bergen- of infiltreren) en wat daarvan de (financiële) consequenties zijn.

Lid 4

Op de voorbereiding van de gebiedsaanwijzing is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Awb), van toepassing. Belanghebbenden hebben hiermee de gelegenheid op het ontwerpbesluit zienswijzen in te brengen. Op deze manier wordt een zorgvuldige voorbereiding en vaststelling gewaarborgd.

Artikel 4. Plicht tot afkoppelen in geval van bestaande bouw

Lid 1

Het eerste lid geeft de plicht tot afkoppelen van de hemelwaterafvoerleiding van het openbaar vuilwaterriool. Het gaat hier zowel om de afvoerleidingen die direct zijn aangesloten op het openbaar vuilwaterriool alsmede leidingen die op het perceel of binnen de woning/het gebouw zijn aangesloten op een gemengde leiding die op het openbaar vuilwaterriool is aangesloten. De plicht tot afkoppelen geldt voor alle eigenaren van bouwwerken, open erven en terreinen, voor zover deze zijn gelegen binnen de gebiedsaanwijzing en het desbetreffende besluit geen uitzondering bevat.

Eenzelfde situatie geldt voor het grondwater. De plicht tot afkoppelen is dus niet slechts beperkt tot het bouwwerk, maar betreft ook het open erf of andere terreinen. Bedoeld is zowel het afvloeiend hemelwater dat afkomstig is van een bouwwerk en via een dakgoot, regenpijp, afvoerbuis enzovoort het openbaar vuilwaterriool bereikt als het afvloeiend hemelwater dat afkomstig is van een open erf of terrein en via goten, putten, afvoerbuis enzovoort het openbaar vuilwaterriool bereikt. Een open erf of terrein waarin goten en putten zijn aangebracht is onder meer een terras, een oprit, een parkeerterrein, een laad- en losperron. Ook de openbare weg binnen een aangewezen gebied valt binnen de reikwijdte van de afkoppelplicht.

In de gebiedsaanwijzing wordt rekening gehouden met de locatie van de hemel- en/of grondwaterafvoer. In eerste instantie wordt onderscheid gemaakt tussen aansluitingen die zich aan de voorkant (wegzijde) van het bouwwerk bevinden en de achterkant van het bouwwerk.

Dit is een gevolg van het redelijkheidscriterium uit het tweede lid van art. 10.32a Wet milieubeheer. De voorkant van het bouwwerk kan in de meeste gevallen relatief gemakkelijk worden afgekoppeld. De achterzijde van het bouwwerk is soms moeilijker af te koppelen en zal, indien afkoppeling in redelijkheid niet verlangd kan worden, buiten beschouwing worden gelaten. In het besluit tot gebiedsaanwijzing wordt beleidsmatig onderbouwd dat het gevraagde in beginsel redelijk is, waarbij concreet wordt aangegeven wat concreet gevraagd wordt (gescheiden aanbieden of infiltreren) en wat daarvan de (financiële) consequenties zijn.

Lid 2

Voor wasplaatsen in het buitengebied waar gescheiden riolering (vrij-verval of mechanische riolering) ligt geldt dat de wasplaats overkapt moet worden. Het terrein rond de wasplaats mag niet aflopen naar de afvoer van de wasplaats. Het terrein buiten de wasplaats moet afwateren naar de berm of watergang om te voorkomen dat regenwater in het openbare vuilwatersysteem komt. In de wasplaats moet een slibvang aanwezig zijn en achter de slibvang een olie/benzine afscheider (conform wet Wm).

Bestaande wasplaatsen hebben maximaal 10 jaar de tijd om de benodigde voorzieningen te treffen.

Lid 3

Door de beheerder kan worden aangegeven op welke wijze afkoppelen (technisch) moet gebeuren. Indien na het afkoppelen de hemelwater- en/of grondwaterafvoerleiding moet worden aangesloten aan het openbaar schoonwaterriool, biedt de bouwregelgeving de mogelijkheid aan te geven op welke wijze deze aansluiting (technisch) moet plaatsvinden.

Lid 4

Artikel 10.32a Wet milieubeheer geeft aan dat de termijn waarbinnen de lozing van het hemelwater moet zijn beëindigd in de verordening wordt genoemd. De afkoppelplicht kan niet van de ene op de andere dag worden afgekondigd. In de gebiedsaanwijzing wordt gekozen voor een termijn van 12 maanden.

Lid 5

Ontheffing van de afkoppelverplichting is mogelijk in uitzonderingssituaties waarin toepassing van gebiedsaanwijzing een bijzondere onbillijkheid met zich brengt die niet behoort tot de normaal beoogde gevolgen van het de gebiedsaanwijzing. Enig individueel nadeel is echter aanvaardbaar om een collectief doel te dienen (zoals het voorkomen van wateroverlast).

In de aan te wijzen gebieden is het soms mogelijk om het hemelwater en/of grondwater aan te sluiten op het openbare schoonwaterriool. Waar er geen openbaar schoonwaterriool aanwezig is, zijn er in de regel voldoende mogelijkheden hemelwater te infiltreren in de bodem of te lozen in oppervlaktewater. Het verlenen van een ontheffing van de afkoppelverplichting is daarom alleen aan de orde indien het afkoppelen tot onredelijk hoge kosten voor de perceeleigenaar leidt. Dit kan bijvoorbeeld spelen bij het moeten uitvoeren van werkzaamheden aan leidingdoorvoeren door de fundering. Of de kosten onredelijk zijn wordt, bij de beoordeling van een verzoek om ontheffing, bepaald aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval. Als voor een individuele perceel eigenaar de te maken kosten onevenredig hoog zijn, in vergelijking met anderen in het aangewezen gebied, ligt ontheffing in de rede.

Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Een voorschrift kan betrekking hebben op onder meer een uitstel van de plicht tot afkoppelen en op het treffen van een alternatieve (tijdelijke) voorziening. Een voorschrift dient vergezeld te gaan van een goede motivering.

Lid 6

Op de voorbereiding van de gebiedsaanwijzing is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Awb), van toepassing. Belanghebbenden hebben hiermee de gelegenheid op het ontwerpbesluit zienswijzen in te brengen. Op deze manier wordt een zorgvuldige voorbereiding en vaststelling gewaarborgd.

Ondertekening