Beleidsregels aanpak woonoverast

Geldend van 16-04-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels aanpak woonoverast

De burgemeester van Houten;

gelet op:

  • -

    de Wet aanpak woonoverlast;

  • -

    het bepaalde in artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2:49a van de APV;

besluit vast te stellen de:

BELEIDSREGELS AANPAK WOONOVERLAST

1. Aanleiding

Woonoverlast is een veelvoorkomend en hardnekkig probleem. Eén op de drie Nederlanders heeft ermee te maken. Woonoverlast heeft grote invloed op het woongenot en gevoelens van veiligheid. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek ervaart een half miljoen Nederlanders zoveel hinder van hun rechtstreekse buren of omwonenden dat hun dagelijks leven daardoor ernstig wordt verstoord. De overlast kan effecten hebben op de psychische gesteldheid van omwonenden, die zich soms zelfs gedwongen zien om te verhuizen.

Woonoverlast bestaat vaak uit relatief kleine vergrijpen. Een hond die continu blaft, omwonenden die weigeren het portiek schoon te houden, buren die laat in de nacht luidruchtige gasten over de vloer hebben. Deze vormen van weliswaar ernstige hinder zijn niet voldoende om een uithuisplaatsing of woningsluiting te rechtvaardigen. Omwonenden van de overlastgever kunnen er weinig tegen beginnen.

Ook in de gemeente Houten ervaren sommige inwoners in meerdere of mindere mate overlast van hun buren. Om woonoverlast aan te pakken kunnen diverse instrumenten worden ingezet die telkens in zwaarte toenemen. Het begint met het onderling bespreekbaar maken van het probleem en het maken van afspraken. Veel overlast wordt – soms met wat hulp van derden - op die manier opgelost. Daar waar dat niet lukt kan buurtbemiddeling van Van Houten & Co worden ingeschakeld. Ook mediation biedt mogelijkheden. Viveste kan als verhuurder (onder meer) een huurrechtelijke gedragsaanwijzing opleggen aan een overlastgevende huurder. Tenslotte kan een huurovereenkomst worden ontbonden door de rechter vanwege ernstige woonoverlast. Vaak is er dan al een hele periode van overlast aan vooraf gegaan.

Tot 1 juli 2017 had de gemeente vanuit het bestuursrecht grofweg twee opties om woonoverlast aan te pakken. Er kon een bestuurlijke waarschuwing worden geven, of de overlastgever kon (uiteindelijk) uit huis worden geplaatst. Deze twee opties boden echter vaak geen oplossing. Een waarschuwing kent geen consequenties en heeft daarom vaak geen effect. Een uithuisplaatsing betreft een zeer zware maatregel die pas in een laat stadium kan worden toegepast (met alle ellende van dien voor omwonenden) en verplaatst bovendien het probleem.

De Wet aanpak woonoverlast biedt een nieuw instrument; de burgemeester kan een specifieke gedragsaanwijzing geven. Dit instrument biedt de mogelijkheid om in een eerder stadium maatregelen met een dwingend karakter in te zetten, zonder voorbij te gaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.

2. Juridisch kader

Artikel 151d Gemeentewet

1. De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

2. De in artikel 125, eerste lid, bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent de bevoegdheid uit met inachtneming van hetgeen daaromtrent door de raad in de verordening is bepaald en slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.

3. Onverminderd de laatste volzin van het tweede lid kan de last, bedoeld in de eerste volzin van dat lid, een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken.

Artikel 2:49a APV

1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

2. Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.

3. De last kan in ieder geval worden opgelegd bij ernstige en herhaaldelijke:

a. geluid- of geurhinder;

b. hinder van dieren;

c. hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

d. overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

e. intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

3. Afbakening en begrippen

Ter verduidelijking van de in artikel 151d Gemeentewet en in artikel 2:49a van de APV gehanteerde methodiek en begrippen geldt de volgende toelichting op begrippenkader artikel 151d Gemeentewet en 2:49a APV.

Ernstige woonoverlast:

Overlast waarvan door aard of frequentie, een zodanige belasting uitgaat dat het welzijn, de gezondheid, de veiligheid en/of de leefbaarheid van omwonenden ernstig wordt aangetast.

Andere geschikte wijze:

De burgemeester legt een specifieke gedragsaanwijzing pas op als de ernstige hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. Dit betekent dat de burgemeester pas overgaat tot het opleggen van een last met een gedragsaanwijzing als het niet mogelijk is gebleken om de overlast op een andere geschikte wijze tegen te gaan, waarmee wordt gedoeld op minder ingrijpende middelen (conform het subsidiariteitsbeginsel). De burgemeester komt beleidsvrijheid toe in de afweging of er geen andere geschikte wijze is om de hinder tegen te gaan. Dat kunnen ook andere middelen zijn dan de uitoefening van overheidsbevoegdheden.

Voorbeelden van andere manieren om overlast te bestrijden zijn het geven van een waarschuwing, het gebruik van buurtbemiddeling, mediation, of het door het slachtoffer zelf of door de verhuurder van de woning van de overlastgever aanspannen van een civiele procedure. Pas als de burgemeester meent dat er redelijkerwijs geen andere geschikte wijze is om de ernstige hinder tegen te gaan (blijkend uit de omstandigheid dat eerdere maatregelen of acties geen of onvoldoende soelaas bieden), legt hij een last op. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat de burgemeester van van onderhavig middel slechts gebruik maakt als ‘ultimum remedium’, indien er geen andere passende en minder ingrijpende instrumenten ter beschikking staan, tevergeefs zijn toegepast of niet toepasbaar zijn. Dit sluit aan bij de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.

Woning of een bij die woning behorend erf

Met woning of bij die woning behorend erf wordt bedoeld de woning, de rest van het betrokken perceel (zoals een tuin) en de gezamenlijke ruimte binnen een wooneenheid zoals het portiek, de parterretrap, de gezamenlijke buitenruimte, enzovoorts. Gelet op het bepaalde in artikel 151d, eerste lid, van de Gemeentewet vallen ook gedragingen in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf, zoals gedragingen in de tuin van de buren, op het trottoir en of op straat ter hoogte van of vlakbij de woning, onder de reikwijdte van dit begrip.

Gebruiker van de woning

Degene die de woning feitelijk bewoont. De gebruiker hoeft niet een huurrechtelijke of eigendomsrechtelijke relatie tot de woning te hebben en hoeft niet de rechtmatige gebruiker van de woning te zijn. Ook een illegale huurder of een kraker van de woning valt onder het bestanddeel ‘gebruiker’.

Gedragingen in of vanuit die woning of dat erf

Gedragingen die in of rondom de woning of het erf worden gepleegd. De gedragingen kunnen worden gepleegd door de gebruiker van de woning zelf of door bezoekers, gasten of vrienden van de gebruiker, maar ook door (bijvoorbeeld) diens hond. Het gaat om de woning die, of het erf dat, de overlastgever gebruikt. De gedragingen die worden gepleegd in de nabije omgeving van de woning, bijvoorbeeld in de tuin van de buren, vallen in beginsel onder de bepaling.

Zorgplicht

De gemeenteraad heeft in artikel 2:49a, eerste lid, van de APV bepaald dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, er zorg voor dient te dragen dat door gedragingen in of rondom die woning of dat erf geen ernstige hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

Onmiddellijke nabijheid

De nabije omgeving van de woning. Gedragingen in tuin van de buren of op de stoep voor de woning van de buren, vallen in beginsel onder de bepaling.

Ernstige en herhaaldelijke hinder

het herhaaldelijk vertonen of veroorzaken van ernstige vormen van hinder. Onder hinder vallen niet alleen gedragingen die de openbare orde verstoren, maar ook relatief kleine vergrijpen, zoals een hond die continu blaft, omwonenden die hun portiek niet schoonhouden en buren die laat in de nacht luidruchtige gasten over de vloer hebben. Artikel 2:49a APV somt enkele niet-limitatief bedoelde vormen van “ernstige hinder” op.

Met de term ‘herhaaldelijk’ wordt gedoeld op het vereiste dat de ernstige hinder een terugkerend karakter heeft (wat niet noodzakelijkerwijze hetzelfde is als “ernstige hinder zonder onderbreking”). De burgemeester geeft geen toepassing aan de bestuursdwangbevoegdheid op basis van één incident.

L ast onder dwangsom of onder bestuursdwang

De burgemeester is alleen dan bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang1 of een last onder dwangsom2 , indien de ernstige hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.

1 Last onder bestuursdwang is een zogenaamde herstelsanctie. Het doel van een bestuursdwang is om de overtreder van een wettelijk voorschrift te bewegen deze overtreding ongedaan te maken, of, als dat niet lukt, het ongedaan maken van de overtreding door de overheid.

2 Last onder dwangsom is de verplichting om iets te doen onder dreiging van dwangsommen. Een last onder dwangsom kan opgelegd worden om een overtreding (gedeeltelijk) te beëindigen of om herhaling van een overtreding te voorkomen. Een last onder dwangsom kan ook preventief opgelegd worden.

Aanwijzingen over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen (gedragsaanwijzing)

Ter bestrijding van ernstige woonoverlast is de burgemeester bevoegd tot het geven van een specifieke gedragsaanwijzing. De gedragsaanwijzing neemt in juridische zin de vorm aan van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom. In deze last staat dat de overlastgever bepaalde handelingen moet doen of juist moet nalaten zodat de overlast ophoudt.

De gedragsaanwijzing is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Titel 5.3 van de Awb (Herstelsancties) is van toepassing. Vanwege de bevoegdheidstoedeling om een last onder dwangsom of op te leggen, is de burgemeester op grond van artikel 5:32 van de Awb tevens bevoegd een last onder bestuursdwang op te leggen. De burgemeester kan een last onder dwangsom opleggen met de verplichting tot de betaling van een geldsom indien de last niet wordt uitgevoerd. Het geven van een gedragsaanwijzing is pas aan de orde indien de inzet van een minder ingrijpende (lichtere) maatregelen redelijkerwijze niet toereikend is. Bij de last onder dwangsom verbeurt de betrokken bewoner een dwangsom, indien deze binnen de begunstigingstermijn niet, niet tijdig of niet volledig aan de opgelegde last voldoet. Mocht dit onvoldoende effect hebben, dan kan de burgemeester middels een last onder bestuursdwang door feitelijk handelen de overlast tot een einde brengen, met inachtneming van een begunstigingstermijn.

Omwonenden

Mensen die in de directe nabijheid wonen van de woning waarvandaan de overlast plaatsvindt.

4. Procedure bestuurlijke gedragsaanwijzing

4.1 Stappenplan

Stap 1: melding ernstige woonoverlast

Signalen of meldingen van ernstige woonoverlast kunnen de gemeente via diverse wegen bereiken. Omwonenden of anderen kunnen woonoverlast zelf rechtstreeks bij de gemeente melden. Meldingen kunnen ook via buurtbemiddeling, de politie, Viveste, de gemeentelijke boa’s, het sociaal team of andere partners binnenkomen.

Als eerste stap in de aanpak wordt onderzocht welke stappen er al genomen zijn om de overlast te stoppen. Is er al getracht in gesprek te gaan met de overlastgevers? Is er bemiddeling voorgesteld? Wat was het resultaat?

In geval van een huurwoning is in eerste instantie de woningcorporatie leidend in de aanpak van ernstige woonoverlast. Pas als duidelijk is dat interventies op vrijwillige basis niet werken, én de bevoegdheden van de woningcorporatie niet toepasbaar of afdoende zijn, wordt de gemeente verzocht om inzet van (zwaardere) maatregelen, zoals de inzet van de bevoegdheden van de Wet aanpak woonoverlast.

Stap 2: vaststelling ernstige woonoverlast en dossiervorming

Meldingen van ernstige woonoverlast worden geverifieerd bij buurtbemiddeling en andere bij de aanpak van woonoverlast betrokken partijen. Op basis van de door de betrokken partijen te leveren gegevens wordt de precieze aard en omvang van de overlast vastgesteld conform de criteria onder punt 4.2.

Stap 3: inventarisatie en uitvoering (andere) interventies

Na dossieropbouw (door de gemeente) zal worden bekeken welke interventies of maatregelen kunnen worden ingezet om de geconstateerde woonoverlast te de-escaleren, normaliseren en te beëindigen. Hierbij rekening houdend met de vereisten van proportionaliteit/subsidiariteit en met de specifieke kenmerken van de casus (maatwerk). In dit stadium van de aanpak van ernstige woonoverlast is de inzet van interventies op vrijwillige basis (aantoonbaar en gedocumenteerd) een gepasseerd station en worden gedwongen interventies ingezet. De burgemeester zal in de regel in gesprek te gaan met de overlastgevers, alvorens over te gaan tot gedwongen interventies. Bij de interventies geldt het beginsel van licht naar zwaar. Een volgende interventie komt pas aan de orde indien de aanpak van de overlastsituatie met toepassing van andere wettelijke instrumenten niet mogelijk is of niet effectief is gebleken én een eerdere, minder ingrijpende interventiemaatregel niet tot het gewenste resultaat heeft geleid.

4.2 Inzet bevoegdheden artikel 2:49a APV

Als blijkt dat de stappen op vrijwillige basis, de bevoegdheden van de verhuurder en andere interventies niet afdoende of niet toepasbaar zijn voor de specifieke situatie, kan de burgemeester besluiten tot inzetten van bevoegdheden artikel 2:49a APV (artikel 151d Gemeentewet). De inzet van de gedragsaanwijzing is maatwerk, afhankelijk van de omstandigheden van de casus.

Criteria voor het inzetten van bevoegdheden artikel 2:49a APV

• De overlast is gerelateerd aan wonen, en levert ernstige verstoring van het woongenot op.

• Er is sprake van regelmatige en voortdurende overlast (minimaal 3 maanden overlast).

• Er zijn meerdere klachten.

• De ernstige woonoverlast kan niet met andere instrumenten tot een einde worden gebracht. (andere passende en minder ingrijpende instrumenten staan niet ter beschikking, zijn tevergeefs toegepast of niet toepasbaar)3.

3 Zie bijlage: opsomming van eventuele andere mogelijkheden (niet limitatief)

Criteria voor de maatregelen of gedragsaanwijzingen artikel 2:49a APV

• De opgelegde maatregelen of gedragsaanwijzingen zijn toegesneden op de kenmerken van het individuele geval, en sluiten qua aard en intensiteit zo goed mogelijk aan bij de aard en de ernst van de overtreding van de zorgplicht.

• Het moet in het vermogen van de betrokkene liggen om de hinderlijke gedragingen te beëindigen. Ook moet het in diens vermogen liggen om aan de eventueel opgelegde last te kunnen voldoen. Dit vloeit voort uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Soms wordt de overlast veroorzaakt door mensen met psychische problemen. Het is mogelijk dat zij, door hun psychische gesteldheid, niet bij machte zijn de overlastgevende gedragingen te staken. Een gedragsmaatregel op grond van deze wet is dan mogelijk niet voldoende of geen passende maatregel ter beëindiging van de overlast.

• Bij het opleggen van een dwangsom wordt rekening gehouden met de prikkel die moet uitgaan om de opgelegde maatregel uit te voeren.

• De nadelige gevolgen van de last mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de last te dienen doelen.

afbeelding binnen de regeling

4.3 Gemeente heeft de regie

De gemeente heeft een regisserende rol in de aanpak van ernstige woonoverlast. De gemeente organiseert daarom het noodzakelijke overleg met de personen en instanties betrokken bij de woonoverlastcasus:

• Gemeente: beleidsmedewerker OOV en wonen; Boa’s;

• Woningcorporatie: wijkbeheerder, woonconsulent;

• Politie: wijkagent;

• Buurtbemiddeling: coördinator, buurtbemiddelaar;

• Sociaal team;

• Maatschappelijk werk/Individuele begeleiding zorgaanbieders;

• GGZ;

• Bewindvoerder, curator;

• Omgevingsdienst;

• Huisarts;

• Overige partijen die al met betreffende partij(en) te maken hebben.

In het overleg is de gemeente leidend. De gemeente heeft ook de verantwoordelijkheid voor bundeling van relevante informatie in een dossier, met inachtneming van de toepasselijke regels rondom privacy. Voor bespreking van situaties van ernstige woonoverlast maakt de gemeente gebruik van bestaande overlegstructuren, waarbij gegevensuitwisseling geborgd is in vastgelegde afspraken. In dit overleg worden situaties van ernstige woonoverlast door een of meerdere van de betrokken partijen ingebracht, en wordt bepaald welke interventies, in welk verband en door welke instanties, zullen worden ingezet.

Indien naast ernstige overlast ook sprake is van criminaliteit, en/of de overlast onderdeel is van het Top-X overleg of de groepsaanpak, wordt het opleggen van maatregelen afgestemd met de betreffende casusregisseur.

5. Dossiervorming en verslaglegging

5.1 Inhoud dossier

De burgemeester baseert een gedragsaanwijzing op een dossier.

Het dossier beargumenteert de noodzaak van het opleggen van een gedragsaanwijzing boven andere interventiemogelijkheden. De informatie-uitwisseling tussen de gemeente en andere instanties moet in overeenstemming gebeuren met de Wet bescherming persoonsgegevens.

Het dossier dat ten grondslag ligt aan de gedragsaanwijzing kan, voor zover relevant in de specifieke casus, bevatten:

• Waarschuwingsbrieven die door één of meerdere ketenpartners naar de overlastgever(s) is verstuurd

• Correspondentie tussen de ketenpartner(s) en de overlastgever(s)

• Correspondentie tussen ketenpartner(s) en omwonenden

• Verklaringen van buurtbewoners, waaronder klachtenformulieren, brieven, e-mails en logboeken

• Verklaringen van medewerkers van de verhuurder (woningcorporatie of particulier) of vereniging van eigenaren

• Verklaringen van de wijkagent

• Sfeerrapportages, processen-verbaal of mutatierapporten van politieambtenaren

• Verklaringen of rapporten van gemeenteambtenaren

• Foto’s, videomateriaal, geluidsopnames of de uitkomsten van bepaalde metingen

• Brieven van hulpverlenende instanties

• Besluiten van bestuursorganen in verband met het sluiten van een woning of het toepassen van bestuursdwang.

• Informatie over de reeds genomen maatregelen en/of gevoerde procedures. Denk hierbij aan de uitkomsten van een buurtbemiddelingsgesprek of mediationtraject, (vrijwillige) gedragsaanwijzing vanuit het huurrecht, een vonnis van de rechtbank of een laatste-kans-overeenkomst.

5.2 Juridische procedure

De burgemeester is op grond van artikel 2:49a,tweede lid van de APV bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang, indien het in het eerste lid bepaalde wordt overtreden. Omdat de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang aan de burgemeester is verleend, kan de burgemeester er op grond van artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor kiezen om in plaats daarvan een last onder dwangsom op te leggen.

Daarnaast volgt uit artikel 5:32 van de Awb dat de burgemeester tevens bevoegd is een last onder dwangsom op leggen, indien artikel 2:49a, eerste lid van de APV wordt overtreden.

Indien de burgemeester besluit gebruik te maken van zijn bevoegdheid, dan legt hij een gedragsaanwijzing op in de vorm van een last onder dwangsom, dan wel een last onder bestuursdwang. De gedragsaanwijzing wordt pas ingezet wanneer de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. In een dergelijke gedragsaanwijzing staat welke acties de betrokkene moet ondernemen of juist moet nalaten om te voorkomen dat de dwangsom wordt verbeurd of bestuursdwang wordt uitgevoerd.

Voordat een last wordt opgelegd, wordt eerst een op schrift gestelde ‘officiële waarschuwing’ gegeven door de burgemeester. In deze waarschuwing wordt gewezen op de bevoegdheid van de burgemeester tot het geven van een gedragsaanwijzing, staat beschreven wat de overlastgever moet doen of moet nalaten, zodat de overlast ophoudt, en de dwangsom die opgelegd wordt dan wel bestuursdwang die toegepast wordt indien de overlast niet ophoudt.

Op het moment dat deze stap (waarschuwing door de burgemeester) niet tot het gewenste resultaat leidt, besluit de burgemeester tot al dan niet opleggen van een gedragsaanwijzing of het daadwerkelijk toepassen van bestuursdwang.

In beginsel zal worden gekozen voor een last onder dwangsom. Daarbij wordt exact omschreven wat van de betrokken overlastgever wordt verwacht, welke begunstigingstermijn daarvoor geldt en wat de gevolgen zijn bij het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de opgelegde last. De last zal zijn afgestemd op de aard van de overtreding en op de individuele omstandigheden van het geval. In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld als direct optreden van overheidswege nodig wordt geacht, of wanneer op voorhand duidelijk is dat een last onder dwangsom niet of niet voldoende effectief zal zijn, kan direct worden gekozen voor het daadwerkelijk toepassen van bestuursdwang.

Bij deze stap zal de betrokken bewoner als belanghebbende op grond van artikel 4:8 van de Awb in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze rondom het opleggen van de gedragsaanwijzing naar voren te brengen. Hierbij zal standaard een begunstigingstermijn van twee weken worden aangehouden, waarvan in bijzondere gevallen kan worden afgeweken. Rekening houdend met die zienswijze zal de burgemeester besluiten de gedragsaanwijzing al dan niet of in gewijzigde vorm op te leggen.

Bestuursdwang en Dwangsom

Het tweede lid van het artikel 151d van de Gemeentewet regelt dat de burgemeester een last onder bestuursdwang en in het verlengde daarvan dus ook de last onder dwangsom kan opleggen. Indien een dwangsom wordt opgelegd is de hoogte van de dwangsom

- maximaal € 1.000 per constatering, dat een (deel)overtreding van de last heeft plaatsgevonden dan wel – dit ter beoordeling van de burgemeester –

- maximaal € 1.000 per week dat niet aan de last is voldaan.

6. Rol ketenpartners na oplegging bestuurlijke gedragsaanwijzing

Politie

Nadat er een gedragsaanwijzing door de burgemeester is opgelegd, ligt de toezicht op naleving in eerste instantie bij de gemeente. Met buren worden afspraken gemaakt over met wie zij contact moeten opnemen indien er sprake is van overtreding van de gedragsaanwijzing. Het kan echter voorkomen dat buren contact met de politie opnemen (bijv. buiten kantoortijden of bij spoedeisende situaties). Een goede documentatie van de melding is voor de bestuurlijke handhaving van groot belang. Dit betekent dat de politie in haar systeem de gedragsaanwijzing beschikbaar moet hebben. Op basis van de inhoud van de gedragsaanwijzing en de voorwaarden die er aan verbonden, dient helder te worden gemuteerd wat er is geconstateerd in relatie tot de gedragsaanwijzing. Vervolgens dient de politie ervoor te zorgen dat de mutatie op korte termijn bij de casusregisseur terechtkomt.

Woningcorporatie / verhuurder

Ook in geval van een huurwoning kan de burgemeester een gedragsaanwijzing opleggen. Op het moment dat de overlast zich ondanks de gedragsaanwijzing voortzet, zal dit door omwonenden vaak gemeld worden bij de verhuurder. In dat geval heeft de verhuurder de verantwoordelijkheid om de meldingen zo goed als mogelijk te documenteren en te verifiëren gezien haar verantwoordelijkheid als verhuurder om woongenot te waarborgen. De verhuurder zal vervolgens ervoor zorgdragen dat de melding op korte termijn bij de casusregisseur terechtkomt.

Hulpverlening

Een gedragsaanwijzing wordt enkel opgelegd aan overlastgevers die redelijkerwijs aanspreekbaar zijn op hun gedrag. Hulpverlening die betrokken is bij de betreffende persoon neemt deel aan het triage en casusoverleg en adviseert bij de totstandkoming van de gedragsaanwijzing en de te stellen voorwaarden. Nadat de gedragsaanwijzing is opgelegd ligt de rol voor de hulpverlening met name op het vlak van ondersteuning van hun cliënt bij de gewenste gedragsverandering.

7. Kosten

De kosten van de bestuursdwang kunnen op grond van artikel 5:25 van de Awb worden verhaald op de overlastgever/overtreder van de zorgplicht.

8. Toezicht en handhaving

Het toezicht op de naleving van de opgelegde last is belegd bij de toezichthouders als bedoeld in artikel 6:2 APV.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking daags na bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Houten, d.d. 10 juli 2018

De burgemeester

W.M. de Jong

Bijlage bij Beleidsregels aanpak woonoverlast

Maatregelen bij de aanpak van ernstige woonoverlast (niet limitatieve opsomming):

Huurwoning

• Vrijwillige gedragsaanwijzing

• Huurrechtelijke gedragsaanwijzing

• ‘laatste kans’ traject (verplichte begeleiding)

Psychische/psychiatrische aandoening

• Inbewaringstelling (IBS/gedwongen opname/BOPZ) bij acute situaties

• Rechterlijke machtiging op te starten door direct betrokkene of hulpverlening

Verloedering, vervuiling en brandgevaar

• Bij huurwoning zie hierboven én

• Handhaving op basis van de Woningwet (artikel 1a, artikel 13b, artikel17); Gemeentewet (artikel 174a); Opiumwet (artikel 13b).

Overig

• APV (gevaarlijke honden, overlast dieren, opslag afvalstoffen)

• Wet Tijdelijk Huisverbod

• Fysieke leefomgeving (Wabo, Milieuwet)

• Strafrecht (normschendingen, bedreiging, discriminatie, (dreigend) geweld tegen personen en/of goederen enz.)