Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting en rechten

Geldend van 23-11-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting en rechten

VERORDENING PRECARIOBELASTING 2020

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Huizen;

in vergadering bijeen op 31 oktober 2019,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van d.d. 22 oktober 2019;

gelet op de artikelen 228 en 229, eerste lid letter b van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de:

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN PRECARIOBELASTING EN RECHTEN 2020

Artikel 1. Aard van de heffing en belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt belasting geheven voor:

  • a.

    het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn;

  • b.

    het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, tenzij deze bedrijfsmatig worden verstrekt of bestaan in het tijdelijk ter beschikking van particulieren stellen van gemeentepersoneel;

  • c.

    het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond welke voor de openbare dienst zijn bestemd.

  • d.

    voor de toepassing van deze verordening wordt onder de belasting zowel belasting als rechten verstaan.

Artikel 2. Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene:

  • a.

    die gebruik maakt van de in artikel 1, onder a, bedoelde bezittingen, werken of inrichtingen;

  • b.

    die het genot heeft van de in artikel 1, onder b, bedoelde diensten;

  • c.

    van wie dan wel ten behoeve van wie, de in artikel 1, onder c, bedoelde voorwerpen worden aangetroffen.

Artikel 3. Heffingstijdvak

Het heffingstijdvak is de in één kalenderjaar gelegen periode gedurende welke zich een belastbaar feit in de zin van deze verordening voordoet of zal voordoen.

Artikel 4. Begripsbepalingen

1.Voor de toepassing van deze verordening wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:

a.

Jaar

: een kalenderjaar;

b.

Maand

: een kalendermaand;

c.

Week

: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

d.

Dag

: een periode van 24 uren, aanvangende te 0.00 uur.

e.

Seizoen

: periode van 1 april tot en met 31 oktober

  • 2.

    Onderdelen van een maand, een week en een dag worden voor een geheel berekend.

  • 3.

    Onder verkoopstandplaats wordt mede begrepen het innemen van een standplaats met een demonstratiewagen en dergelijke.

  • 4.

    Onderdelen van eenheden van tijd en afmeting worden voor een geheel berekend.

  • 5.

    Bij het plaatsen op gemeentegrond van voorwerpen, van welke aard ook, wordt de ruimte tussen deze voorwerpen geacht mede te zijn ingenomen.

Ingeval van samenloop van tarieven wordt het voor de belastingplichtige gunstigste tarief gehanteerd.

Artikel 5. Algemeen tarief

Het tarief bedraagt voor het plaatsen en/of uitstallen van goederen en reclame uitingen direct of indirect in relatie tot de verkoop cq het uitoefenen van enig beroep of bedrijf op de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond per vierkante meter (m2):

a.

per dag

€ 0,65

b.

per week

€ 1,99

c.

per maand

€ 3,96

d.

per seizoen

€ 27,72

Artikel 6. Terrassen

De belasting bedraagt ten behoeve van het exploiteren van een terras per m2:

a.

per dag

€ 0,38

b.

per week

€ 0,71

c.

per maand

€ 1,54

d.

per seizoen

€ 9,24

Artikel 7. Verkoopstandplaatsen

1.voor het innemen van een standplaats anders dan op de markt met een auto, wagen, kar, kiosk, tent, kraam en dergelijke voor elke 5 m² of gedeelte daarvan:

a.

per dag

€ 12,74

b.

per week

€ 40,68

c.

per maand

€ 85,31

d.

per jaar, gedurende één dag per week

€ 248,98

gedurende twee dagen per week

€ 334,35

gedurende drie dagen per week

€ 444,12

gedurende vier dagen per week

€ 551,01

gedurende vijf of meer dagen per week

€ 656,17

2.

voor het innemen van een standplaats met een auto, wagen, kar enz.

binnen een afstand van 100 meter van een feestterrein, voor elke m²

of gedeelte daarvan per dag

€ 22,24

Artikel 8. Benzine-service-installaties

De belasting bedraagt per jaar:

1.

voor aftappunten voor levering van benzine, olie of dergelijke, met inbegrip van de bijbehorende leidingen per stuk

€ 98,27

2.

voor vaste lucht- of wateraftappunten, per stuk

€ 49,08

3.

voor perrons of voetstukken, per m²

€ 12,26

4.

voor benzine-, olietanks of dergelijke inrichtingen

a.welke 10.000 liter of minder kunnen bevatten: voor iedere 1.000 liter of gedeelte daarvan

€ 14,86

b.welke meer dan 10.000 liter kunnen bevatten per tank

€ 113,12

+ voor elke 1.000 liter of gedeelte daarvan dat de tank meer 10.000 liter kan bevatten

€ 2,89

Artikel 9. Leidingen, buizen (kabels) en kokers

Voor het hebben van leidingen, buizen, kabels en kokers, per meter, per jaar (niet zijnde Nutsbedrijven):

1.

met een buitenwerkse diameter van 20 cm of minder

€ 0,60

2.

met een buitenwerkse diameter van meer dan 20 cm

€ 1,21

Artikel 10. Rails, transportbanen, weegbruggen en dergelijke

Voor het hebben van rails, transportbanen, weegbruggen of soortgelijke inrichtingen, per m2 per jaar

€ 5,96

Artikel 11. Aansluitingen aan het gemeenteriool

1.

Voor de aanvraag tot het maken van een aansluiting van een gebouwd onroerende zaak aan het gemeenteriool in bestaand gebied wordt, voor zover die aansluiting van gemeentewege is geschiedt, onder de naam van rioolaansluitrecht een eenmalige belasting geheven van

€ 852,77

2.

Voor de aanvraag tot het maken van een aansluiting van een gebouwd onroerende zaak aan het gemeenteriool gelijktijdig met het bouwrijp-maken (nieuwbouw) wordt, voor zover die aansluiting van gemeentewege is geschiedt, onder de naam rioolaansluitrecht een eenmalige belasting geheven van

€ 511,57

3.

Een aansluiting op een nieuw hoofdriool ter vervanging van een aansluiting op het oude komt geheel voor rekening van de gemeente.

Artikel 12. Aanvang belastingplicht

Indien het gebruik of genot in de loop van een kalenderjaar aanvangt, worden in het geval een jaar/seizoen-belasting van toepassing is, zoveel twaalfde gedeelten van de belasting berekend als het gebruik of genot in dat jaar duurt.

Artikel 13. Vrijstellingen

  • 1.

    De belasting wordt niet geheven ter zake van:

    • a.

      van voorwerpen of werken, welke door of vanwege het rijk en de provincie, noodzakelijk voor de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak, zijn aangebracht of geplaatst;

    • b.

      voor het gebruik of genot door de gemeente van de openbare gemeentegrond of het openbaar gemeentewater en voor het hebben onder of op die grond of dat water van voorwerpen, werken of inrichtingen, welke aan de gemeente in eigendom toebehoren en bij haar in gebruik zijn;

    • c.

      voor het gebruik of genot van de openbare gemeentegrond of het openbaar gemeentewater ten behoeve van bouwwerken, welke voor rekening van de gemeente worden gebouwd, verbouwd of hersteld en door haar worden of zullen worden gebruikt;

    • d.

      voor het hebben op gemeentegrond van wegwijzers of soortgelijke voorwerpen van de Koninklijke Nederlandse toeristenbond A.N.W.B. en van daarmede op één lijn te stellen lichamen;

    • e.

      van rails, wachthuisjes, haltebordjes, standplaatsen enz. ten behoeve van openbare middelen van vervoer;

    • f.

      van voorwerpen of werken welke in een uitsluitend algemeen belang voorzien;

    • g.

      van voorwerpen of werken waarvoor krachtens een andere gemeentelijke heffingsverordening reeds belasting is verschuldigd;

    • h.

      voor het hebben onder, op of boven gemeentegrond van voorwerpen welke daar ingevolge wettelijk voorschrift kosteloos of tegen een bij krachtens dat voorschrift bepaalde vergoeding moeten worden gedoogd;

    • i.

      voor het innemen van een standplaats op openbare gemeentegrond ten behoeve van politieke partijen;

    • j.

      voor het gebruikmaken van openbare gemeentegrond ten behoeve van activiteiten waarvan de opbrengst ten goede komt aan charitatieve doelen.

  • 2.

    Indien het door een belastingplichtige krachtens deze verordening verschuldigde belastingbedrag minder dan € 20,00 bedraagt, blijft de heffing achterwege.

Artikel 14. Ontheffing

  • 1.

    Indien het belastbare feit zich slechts een gedeelte van het voor de berekening van de belasting per jaar voordoet of zal voordoen, wordt ontheffing verleend over de resterende volle maanden van dit tijdvak.

  • 2.

    Van de belasting welke wordt berekend naar een tarief per maand, per week of per dag wordt over gedeelten van een maand, week of dag geen ontheffing verleend.

Artikel 15. Wijze van heffing en betaling van de belasting

  • 1.

    De belasting waarvoor een vergunning voor onbepaalde tijd is verleend en waarop een tarief van toepassing is, wordt geheven bij wege van aanslag. De belasting is invorderbaar in één termijn vervallende op de laatste dag van de tweede maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    De belasting waarvoor een vergunning naar tijdsgelang is verleend wordt geheven door middel van een gedagtekende nota, waarin het verschuldigde bedrag wordt vermeld en moet worden voldaan op het tijdstip waarop de nota voor het in artikel 1 bedoelde gebruik of een daarmede verbandhoudende dienst wordt uitgereikt.

  • 3.

    De rioolaansluitrechten worden geheven door middel van een gedagtekende nota waarin het verschuldigde bedrag wordt vermeld en moeten binnen één maand worden voldaan.

Artikel 16. Kwijtschelding van belasting

De in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 bedoelde kwijtschelding wordt voor deze belasting niet verleend.

Artikel 17. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de belasting en rechten.

Artikel 18. Overgangsrecht

De verordening Precariorechten 2019, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 1 november 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 19, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 19. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de derde dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

Artikel 20. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening precariobelasting 2020’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 31 oktober 2019.

De griffier, De voorzitter,

J.Veenstra Drs. K.S. Heldoorn