Regeling vervallen per 05-11-2022

Erfgoedverordening gemeente Huizen 2011

Geldend van 04-03-2011 t/m 04-11-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2010

Intitulé

Erfgoedverordening gemeente Huizen 2011

Nr. 6.4

De raad der gemeente Huizen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 februari 2011;

gelet op artikelen 147 Gemeentewet en 15 en 18 van de Monumentenwet 1988;

b e s l u i t :

vast te stellen de Erfgoedverordening gemeente Huizen 2011

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

a.Gemeentelijk monument:

een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:

  • 1.

    zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

  • 2.

    terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

b. gemeentelijke monumentenlijst:

de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a;

c. beschermd monument:

beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

d. kerkelijke monumenten:

onroerende monumenten welke in eigendom zijn van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke grondslag en welke uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging;

e. beschermd dorpsgezicht:

groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde, dat door het bevoegd gezag ingevolge artikel 16 als zodanig is aangewezen.

f. monumentencommissie: de op basis van art.15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het monumentenbeleid;

g. gemeentelijke archeologische waardenkaart:topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven, behorend bij deze verordening, nr 09004;

h. landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden: landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;

i. provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn aangegeven;

j. archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

k. hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;

l. middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

m. lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

n. plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

o. programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek.

p. planomvang:de bedoelde planomvang op de gemeentelijke archeologische waardenkaart omvat alle bodemroerende werkzaamheden verband houdend met de uitvoering van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

q. bevoegd gezag:

bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

r. het college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen;

s. vergunning:

een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

t. Wabo:

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

HOOFDSTUK 2. AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Artikel 2. Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de monumentencommissie.

  • 3. Voordat het college een monument met een religieuze bestemming dat uitsluitend of in overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.

  • 4. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord Holland.

Artikel 4. Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1. De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 12 weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2. Het college beslist binnen 6 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 18 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 8. Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2. Artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 4 van de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland.

  • 3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

HOOFDSTUK 3. INSTANDHOUDING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTALE ZAKEN

Artikel 10. Instandhoudingbepaling

  • 1.

    Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3.

    Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

  • 4.

    Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 11. De schriftelijke aanvraag Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2 Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in drievoud ingediend.

Artikel 12. Termijnen advies en vergunningverlening

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies.

  • 2. Binnen vier weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

Artikel 13. Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 14. Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

HOOFDSTUK 4. BESCHERMDE MONUMENTEN

Artikel 15. Vergunning voor beschermd monument

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd monument aan de monumentencommissie.

  • 2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

HOOFDSTUK 5. BESCHERMD DORPSGEZICHT

Artikel 16 Aanwijzing dorpsgezicht

  • 1. Het college kan besluiten tot aanwijzing van een dorpsgezicht als beschermd dorpsgezicht, dan wel tot intrekking van een zodanige aanwijzing.

  • 2. Indien het college overweegt een besluit als bedoeld in het eerste lid te nemen, zendt zij een voorstel tot aanwijzing of intrekking aan de monumentencommissie. Tevens wordt het voorstel ter openbare kennis gebracht.

  • 3. De monumentencommissie brengt binnen 6 maanden na de datum van verzending van het voorstel advies uit aan het college

  • 4. Het college neemt een besluit binnen 12 maanden na de datum van verzending van het voorstel, doch niet voordat de monumentencommissie advies heeft uitgebracht.

  • 5. Met ingang van de datum waarop een voorstel als bedoeld in lid 2 van dit artikel wordt verzonden tot het moment waarop een openbare kennisgeving van een besluit tot aanwijzing als beschermd dorpsgezicht plaatsheeft, is het bepaalde in artikel 17 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Instandhoudingbepaling

  • 1. Het is verboden om in een beschermd dorpsgezicht zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college, bouwwerken geheel of gedeeltelijk af te breken.

  • 2. Het college kan verklaren dat geen vergunning is vereist, indien naar haar oordeel wordt voorzien in een adequate bescherming van het dorpsgezicht door een bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, dat rechtskracht heeft verkregen.

  • 3. Een vergunning kan worden geweigerd indien een vergunning is, of kan worden verleend voor een in de plaats van het af te breken bouwwerk op te richten bouwwerk, doch de totstandkoming van het op te richten bouwwerk onvoldoende is verzekerd.

  • 4. Artikel 11 en 12 zijn op de vergunningverlening van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 6. INSTANDHOUDING VAN ARCHEOLOGISCHE TERREINEN

Artikel 18. Instandhoudingbepaling

  • 1. Het is verboden om in een archeologisch monument, bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2 of een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder j, rekening houdend met de aangegeven oppervlakte en de diepte op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, de bodem te verstoren.

  • 2. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;

    • a.

      in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

    • b.

      sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hierin voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

    • c.

      het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart;

    • d.

      een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

      • ·

        het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of

      • ·

        de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of

      • ·

        in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

    • e.

      het activiteiten betreft waarbij de bodem aantoonbaar is verstoord in het verleden, zoals bij veel straten en/of wegen het geval is.

Artikel 19. Opgravingen en begeleiding

n.v.t.

Artikel 20. Procedure

De bepalingen uit artikel 11,12, 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de bepaling uit artikel 18, tweede lid onder d.

HOOFDSTUK 7. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 21. Tegemoetkoming in schade

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, indien de schade in relatie staat tot:

  • a.

    de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

  • b.

    de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;

  • c.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, derde lid;

  • d.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 18, tweede lid, onder c;

Artikel 22. Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 23. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de bij besluit van het college van Burgemeester en wethouders d.d. 14 september 2009 aangewezen personen.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 24. Intrekken oude regeling

De Erfgoedverordening gemeente Huizen 2009, vastgesteld op 17 december 2009, wordt ingetrokken.

Artikel 25. Overgangsrecht

  • 1. De op grond van de Erfgoedverordening 2009 aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 24 ingetrokken verordening.

Artikel 26. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na haar bekendmaking en werkt terug tot en met 1 oktober 2010.

Artikel 27. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening gemeente Huizen, 2011

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 februari 2011
De voorzitter,
De griffier,